■■■■■■■.. ■.■.■.■: ■ ■■■■.,■■. ,v.'i..;;:.'-/v^-vï:'-^
■.'■: ; -■■-:■■■■
■'■'...-. - :
■ . ■■■ ■ ■■■
102E JAARGANG NUMMER 1 DE KERK VAN JEZUS CHRISTUS VAN DE HEILIGEN DER LAATSTE DAGEN ■ JANUARI 2002
LIAHONA
.
■
':.^:^.yr--::::\:-::i':J::t'::-.
^mmm^^'-:,
■
*.,. ■<?¥
: :. ■ A- y' -«'S-*
f 1/
*$£>
*5
#'^%:
•f» &■ • '
Iril
rk ."^t^h
mmTT 18 |
19 ft ••VtSl/I |
|
, -■ K |
m |
\$*J^m
EJ
| n«|n*«r»flj
SS*
tó_^j*
■ fSêi
■J*\\:
<w.
?&]\l -.' Sï
■'f'»-'
RsW;
. *!V.
Ssfë
«*ÜSS
'&&¥■>
&
Verslag van de 1 7 1 ste
algemene oktoberconferentie van
De Kerk van Jezus Christus van
de Heiligen der Laatste Dagen
Toespraken en verloop van de conferentie die op 6-7 oktober is gehouden in het Conferentiecentrum in Salt Lake City (Utah)
Bi
(
I
k hoef u er niet aan te herinne- ren dat we in een gevaarlijke tijd leven (...)', zei president Gordon B. Hinckley op zondagmor- gen, 7 oktober 2001. 'Maar ik wil geen paniekzaaier zijn. Ik wil geen onheilsprofeet zijn. Ik ben optimis- tisch. Ik geloof niet dat dit de tijd is dat we door een allesverterende ramp overmand zullen worden. Ik bid oprecht dat dit niet het geval zal zijn. Er moet nog zoveel werk voor de Heer verricht worden. Dat moeten wij en onze kinderen na ons verrichten.'
Hij voegde eraan toe: 'We hoe- ven niet bang te zijn. We kunnen thuis en in ons hart gemoedsrust hebben. We kunnen allemaal een goede invloed in de wereld zijn.'
In zijn toespraak op zondagmiddag zei president Hinckley: 'Momenteel staan we oog in oog met bepaalde problemen, ernstig en overweldigend, die ons zorgen baren. We hebben ze- ker de Heer nodig. (...) Onze deugd zal ons veiligheid verschaffen. Onze rechtschapenheid zal ons kracht ver- schaffen. God heeft duidelijk gesteld dat Hij ons niet zal verlaten als wij Hem niet verlaten.'
Voordat hij de bijeenkomst sloot, bad president Hinckley dat de Heer
'MS
m
1
Uit een inscriptie op de Salt Lake-tempel blijkt dat dit het huis van de Heer is.
'de zaak van vrede [zegent] en [..-,-] die weer snel aan ons [herstelt].'
De bijeenkomsten van de alge- mene conferentie werden geleid door president Hinckley en door president Thomas S. Monson, eerste raadgever in het Eerste Presidium, en president James E. Faust, tweede raadgever.
De bestuurlijke zaken die in de za- terdagmiddagbijeenkomst van de conferentie werden afgehandeld
betroffen de quorums der Zeventig en het algemeen zondagsschool- en jongemannenpresidium. Er waren twee mutaties in het Presidium der Zeventig; vijf leden van het Eerste Quorum der Zeventig kregen hun emeritaat; vier leden van het Tweede Quorum der Zeventig werden onthe- ven; 24 gebiedszeventigen werden ontheven en drie geroepen; en het algemeen zondagsschool- en jonge- mannenpresidium werden gereorga- niseerd. (Zie blz. 126 in deze uitgave.) De conferentiebijeenkomsten zijn via de satelliet uitgezonden naar ve- le ringcentra in de Verenigde Staten en Canada; het Caribisch gebied; Mexico en Midden-Amerika; tien landen in Zuid-Amerika; Groot- Brittannië en Ierland; 19 andere Eu- ropese landen; en Zuid-Afrika. De algemene bijeenkomsten zijn via de satelliet doorgegeven aan ruim 1500 radio- en televisiestations en kabel- bedrijven in de Verenigde Staten en Canada. De conferentie was ook te zien bij BYUTV op Dish Network. Alle algemene bijeenkomsten kon- den ook op www.lds.org/broadcast in 38 talen beluisterd worden. Waar de uitzendingen niet te ontvangen waren, zijn later videobanden ver- spreid. — De redactie □
J A N U A R
1
2 0 0 2
Januari 2002 102e jaargang Nummer 1 LIAHONA 22981 -120
Officiële Nederlandstalige uitgave van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen
Het Eerste Presidium:
Gordon B. Hincldey, Thomas S. Monson, James E. Faust
Raad der Twaalf:
Boyd K. Packer, L. Tom Perry, David B. Haight, Neal A. Maxwell, Russell M. Nelson, Dallin H. Oaks, M. Russell Ballard, Joseph B. Wirthlin, Richard G. Scott, Robert D. Hales, Jeffrey R. Holland, Henry B. Eyring
Editeur: Dennis B. Neuenschwander
Adviseurs: J. Kent Jolley, W. Rolfe Kerr, Stephen A. West
Directie afdeling leerplannen:
Hoofddirecteur: Ronald L. Knighton Directeur redactie: Richard M. Romney Directeur grafische vormgeving: Allan R. Loyborg
Redactie:
Hoofdredacteur: Marvin K. Gardner Redacteur: Roger Terry Assistent-redacteur: Jenifer Greenwood Redactiemedewerkster: Susan Barrett Assistent publicaties: Collette NebekerAune
Afdeling vormgeving:
Leidinggevend art-director: M. M. Kawasaki
Art-director: Scott Van Kampen
Senior vormgever: Sharri Cook
Vormgever: Thomas S. Chiid, Randall J. Pixton
Productiemanager: Jane Ann Peters
Productie: Reginald J. Christensen, Denise Kirby,
Kelli Pratt, Rolland F. Sparks, Kari A. Todd,
Claudia E. Warner
Digitale voorbewerking: Jeff Martin
Abonnementen (in VS):
Directeur: Kay W. Briggs Distributiemanager: Kris T. Christensen
Vertaling:
CPB Vertaalbureau
Heschepad 1, NL-5341 GS Oss
Telefoon: 0412-690490; Fax: 0412-690266
Nieuwsredactie:
Nieuwsredacteur: Frans Heijdemann
Grovestins 64
NL-7608 HN Almelo
Telefoon: 0546 865984
Kopij liefst op diskette aanleveren.
Abonnementenadministratie:
Administratrice: J. CA. Kroon Hengmeng 3
NL-5235 JW 's-Hertogenbosch Telefoon/Fox: 073-6443685 E-mail: jcakroon@home.nl
Abonnementsprijs:
EUR 15,00. Het jaarabonnement kan elk gewenst moment ingaan en wordt automatisch verlengd. U ontvangteen acceptgirokaart (België: stortings-/ overschrijvingsformulier).
Stuur bijdragen en vragen, anders dan voor de rubriek Kerknieuws naar: Liahona, Floor 24, 50 East North Temple, Salt Lake City, UT 841 50-3223, USA; of e-mail naar CUR-Liahona-IMag@ldschurch.org
De Liahona (een woord uit het Boek van Mormon dat 'kompas' of 'aanwijzer' betekent) wordt gepubliceerd in het Albaans, Armeens, Bulgaars, Cambodjaans, Cebuano, Chinees, Deens, Duits, Engels, Ests, Fijisch, Fins, Frans, Haïtiaans, Hiligaynon, Hongaars, llokano, Indonesisch, Italiaans, Japans, Kiribati, Koreaans, Kroatisch, Lets, Litouws, Malagassisch, Marshalleilands, Mongools, Nederlands, Noors, Oekraïens, Pools, Portugees, Roemeens, Russisch, Samoaans, Sloveens, Spaans, Tagalog, Tahitiaans, Tamil, Telugu, Thais, Tongaans, Tsjechisch, Vietnamees, IJslands en Zweeds. (Frequentie verschilt per taal.)
Uitgever:
©2002 by Intellectual Reserve, Inc. Alle rechten voorbe- houden. Gedrukt in de Verenigde Staten van Amerika.
For Readers in the United States and Canada:
January2002 Vol. 102 No. 1. LIAHONA (USPS 31 1-480) Dutch (ISSN 1 522-91 73) is published monthly by The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, 50 East North Temple, Salt Lake City, UT 841 50. USA subscription price is $10.00 peryear; Canada, $15.50 plus applicable taxes. Periodicals Postage Paid at Salt Lake City, Utah and at additional mailing offices. Sixty days' notïce required for change of address. Include address label from a recent issue; old and new address must be included. Send USA and Canadian subscriptions to Salt Lake Distribution Center at address below. Subscription help line: 1-800-537-5971 . Creditcard orders (Visa, MasterCard, American Express) may be taken by phone. (Canada Poste Information: Publication Agreement #4001 7431)
POSTMASTER: Send address changes to Salt Lake Distribution Center, Church Magazines, PO Box 26368, Salt Lake City, UT 84 126-0368.
REGISTER OP ONDERWERP
Aaronische priesterschap 43, 47
Begeleiding 7
Bekering 19
Boek van Mormon 7 1
Dankbaarheid 37,49
Dienstbaarheid 16,51,53,57,68,
94, 115 Dood 68
Eenheid 10, 13, 40, 83 Fatsoen 75
Gebed 16, 87, 100, 104 Gehoorzaamheid 31, 83, 98 Geloof 10,16,24,31,94,104,106 Geluk 33,49 Getuigenis 100 Gezinsband 80, 96, 109 Heilige Geest 10, 100 Heilsplan 33 Heractivering 57 Hoop 4, 19 Insluiting 40, 75 Jezus Christus 19, 31, 68, 80, 109 Jongeren 43, 47, 77 Karakter 96 Kennis 35 Kuisheid 90 Leiderschap 77, 112 Liefde 7,40,68,77,94,96,112,
115 Morren 98 Naasten 40,75,94 Nederigheid 16, 53 Onderwijs 80 Opstanding 19, 68 Ouderschap 77, 80, 106, 109, 112,
115 Permanent studiefonds 60 Pioniers 49 Plicht 43,47,57 Priesterschap 13,51,57,60 Prioriteiten 35, 106 Profeten 24,98 Schriftstudie 16, 71, 87 Tegenspoed 4, 27, 106 Tiende 37,83 Toewijding 53 Vergeving 19 Verzoening 19, 33 Vloeken 75 Volharding 27 Volmaking 27 Voorbeeld 75,109 Vrede 83 Vrouwzijn 13 Waarheid 115
Zelfbeheersing 90, 96 Zelfredzaamheid 83 Zendingswerk 7, 87
Sprekers in alfabetische volgorde
Ballard, M. Russell 40
Burton, H. David 75
Clayton, L. Whitney 3 1
Dew, SheriL. 13,112
Didier, Charles 10
Eyring, Henry B. 16
Faust, James E. 19, 23, 53
Golden, Christoffel, jr. 33
Gonzalez, Waker F. 35
Haight, David B. 24
Hales, Robert D. 43
Hilbig, KeithK. 51
Hinckley, Gordon B. 4, 60, 83, 104
Holland, Jeffrey R. 37
Jensen, Virginia U. 109
Larsen, Sharon G. 77
Maxwell, Neal A. 90
Monson, Thomas S. 57, 68, 115
Nelson, Russell M. 80
Oaks, Dallin H. 7
Orton, Robert F. 94
Packer, Boyd K. 71
Perry, L. Tom 87
Peter son, Wayne S. 96
Samuelson, Cecil O-, jr. 47
Scott, Richard G. 100
Smoot, Mary Ellen W. 106
Snow, Steven E. 49
Wirthlin, Joseph B. 27
Workman, H. Ross 98
Huisonderwijs en huisbezoek: de conferentie- nummers van de Liahona bevatten geen huisonderwijs- of huisbezoekboodschap. Daarom kiezen de huisonderwijzers en huisbezoeksters gebedvol een conferentietoespraak uit die tegemoet komt aan de behoeften van de gezinnen die zij bezoeken.
Op de omslag: foto John tuke.
Foto's conferentie: de foto's van de conferentie zijn genomen door Craig Dimond, Welden Andersen, John Luke, Jed Clark, Matt Reier, Kelly Larsen, Tamra Ratieta, Ellie Carter, Mark Hedengren en Robert Casey.
Conferentietoespraken op het internet: de
conferentietoespraken vindt u op de officiële website van de kerk: www.lds.org.
LIAHONA
2
INHOUDSOPGAVE
1 VERSLAG VAN DE 1 71STE ALGEMENE OKTOBER- CONFERENTIE VAN DE KERK VAN JEZUS CHRISTUS VAN DE HEILIGEN DER LAATSTE DAGEN
ZATERDAGMORGENBIJEENKOMST
4 LEVEN IN DE VOLHEID DER TIJDEN
PRESIDENT GORDON B. HINCKLEY
7 ANDEREN OVER HET EVANGELIE VERTELLEN
OUDERLING DALLIN H. OAKS
1 0 EEN BRUG VAN GELOOF BOUWEN
OUDERLING CHARLES DIDIER
1 3 HET IS VOOR EEN MAN NOCH EEN VROUW GOED DAT ZIJ ALLEEN ZIJN SHERI L DEW
1 6 GEBED
OUDERLING HENRY B. EYRING
1 9 ONZE VURIGSTE HOOP IS IN DE VERZOENING
PRESIDENT JAMES E. FAUST
ZATERDAGMIDDAGBIJEENKOMST
23 DE STEUNVERLENING AAN KERKFUNCTIONARISSEN
PRESIDENT JAMES E. FAUST
24 HET GELOOF VAN ONZE PROFETEN
OUDERLING DAVID B. HAIGHT
27 STAP VOOR STAP
OUDERLING JOSEPH B. WIRTHLIN
3 1 'KOM MIJN ONGELOOF TE HULP'
OUDERLING L WHITNEY CLAYTON
33 HET PLAN VAN ONZE VADER
OUDERLING CHRISTOFFEL GOLDEN JR.
35 DE EVANGELIEBEGINSELEN IN ONS HART SCHRIJVEN
OUDERLING WALTER F. GONZALEZ
37 'ALS EEN BESPROEIDE HOF'
OUDERLING JEFFREY R. HOLLAND
40 DE LEER VAN INSLUITING
OUDERLING M. RUSSELL BALLARD
PRIESTERSCHAPSBIJEENKOMST
43 ONZE PLICHT JEGENS GOD VERVULLEN
OUDERLING ROBERT D. HALES
47 ONZE PLICHT JEGENS GOD
OUDERLING CECIL O. SAMUELSON JR.
49 DANKBAARHEID
OUDERLING STEVEN E. SNOW
51 PRIESTERSCHAPSSCHAKELS VORMEN OF VOORTZETTEN
OUDERLING KEITH K. HILBIG
53 'EEN GROTE ZAAK'
PRESIDENT JAMES E. FAUST
57 DE PLICHT ROEPT
PRESIDENT THOMAS S. MONSON
60 BUKKEN OM IEMAND ANDERS OP TE RICHTEN
PRESIDENT GORDON B. HINCKLEY
ZONDAGMORGENBIJEENKOMST
68 DIT IS DE TIJD
PRESIDENT THOMAS S. MONSON
71 HET BOEK VAN MORMON: EEN GETUIGE VAN JEZUS CHRISTUS PRESIDENT BOYD K. PACKER
75 PAL STAAN
BISSCHOP H. DAVID BURTON
77 'VREES NIET, WANT ZIJ, DIE BIJ ONS ZIJN, ZIJN TALRIJKER' SHARON G. LARSEN
80 'UW EIGEN HUIS IN ORDE BRENGEN'
OUDERLING RUSSELL M. NELSON
83 DE TIJD WAARIN WIJ LEVEN
PRESIDENT GORDON B. HINCKLEY
ZONDAGMIDDAGBIJEENKOMST
87 DE TERUGGEKEERDE ZENDELING
OUDERLING L. TOM PERRY
90 HET ZEVENDE GEBOD: EEN SCHILD
OUDERLING NEAL A. MAXWELL
94 'HET GROTE EN EERSTE GEBOD'
OUDERLING ROBERT F. ORTON .
96 ONZE DADEN BEPALEN ONS KARAKTER
OUDERLING WAYNE S. PETERSON
98 MOR NIET
OUDERLING H. ROSS WORKMAN
100 DE KRACHT VAN EEN STERK GETUIGENIS
OUDERLING RICHARD G. SCOTT
1 04 'TOT W'U WEDERZIEN'
PRESIDENT GORDON B. HINCKLEY
ALGEMENE BIJEENKOMST VAN DE ZUSTERSHULPVERENIGING
1 06 STANDVASTIG EN ONWRIKBAAR
MARY ELLEN W. SMOOT
1 09 STA PAL
VIRGINIA U. JENSEN
I 1 2 ZIJN WIJ NIET ALLEMAAL MOEDER?
SHERI L. DEW
I I 5 'WEES EEN VOORBEELD'
PRESIDENT THOMAS S. MONSON
64 ALGEMENE AUTORITEITEN VAN DE KERK VAN JEZUS CHRISTUS VAN DE HEILIGEN DER LAATSTE DAGEN
1 1 9 ZIJ HEBBEN OOK TOT ONS GESPROKEN
120 HULPBRONNEN BIJ HET ONDERWIJS
1 26 ALGEMENE PRESIDIUMS VAN DE HULPORGANISATIES
126 KERKNIEUWS
JANUARI 2002 3
Zaterdagmorgenbijeenkomst
6 oktober 2001
Leven in de volheid der tijden
President Gordon B. Hinckley
'Ondanks het onheil om ons heen, ondanks de vuiligheid die we bijna overal zien, ondanks het conflict dat zich over de wereld uitstrekt, kunnen wij beter worden.1
grote, wereldwijde kerk geworden, en het is het overgrote deel van onze leden nu mogelijk om als één grote familie aan deze bijeenkomsten deel te nemen, in vele talen, in vele lan- den, maar allemaal met één geloof, één leer en één doop.
Ik word vanmorgen bijna door mijn gevoelens overmand als ik denk aan wat de Heer voor ons heeft gedaan.
Ik weet niet wat we in het voor' bestaan hebben gedaan waardoor we al die wonderbaarlijke zegeningen die we bezitten, hebben verdiend. We zijn naar de aarde gekomen in deze geweldige periode in de lange geschiedenis van de mensheid. Dit is een fantastische tijd, de beste aller tijden. Als we terugdenken aan het lange geploeter van de mensheid, vanaf de tijd van onze eerste ouders, moeten we ons wel dankbaar voelen.
De periode waarin wij leven is de volheid der tijden waarover in de Schriften gesproken wordt; de perio- de waarin God alle elementen van voorgaande bedelingen bijeen heeft gebracht. Vanaf de dag dat zijn ge- liefde Zoon en Hij zich aan de jonge Joseph openbaarden, is er een enor- me waterval van licht over de we- reld uitgestort. Het hart van de mensen heeft zich tot. hun vaders gekeerd ter vervulling van de woor- den van Maleachi. Het visioen van Joel is vervuld waarin hij verklaarde:
Geliefde broeders en zusters, waar u zich ook bevindt, welkom op deze grote we- reldconferentie van De Kerk van Je- zus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. We zijn hier bij el- kaar in ons prachtige nieuwe Confe- rentiecentrum in Sak Lake City. Het gebouw is vol of zal dat snel zijn. Ik ben erg blij dat we dit gebouw heb- ben. Ik ben dankbaar voor de inspi- ratie die tot de bouw hiervan leidde. Het is een opmerkelijk bouwwerk. Ik zou willen dat we allemaal onder één dak bijeen konden komen, maar dat is onmogelijk. Ik ben innig dankbaar dat we het wonder van televisie heb- ben, van radio, de kabel, satellietuit- zending en het internet. We zijn een
'Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw doch- ters zullen profeteren; uw ouden zul- len dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien.
'Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die da- gen mijn Geest uitstorten.
'Ik zal wonderen geven in de he- mel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen.
'De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt.
'En het zal geschieden, dat ieder die de naam des Heren aanroept, be- houden zal worden, want op de berg Zion en te Jeruzalem zal ontkoming
A H O N A
4
Het Conferentiecentrum loopt voor een conferentiebijeenkomst vol met leden.
zijn, zoals de Here gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de Here zal roepen' (Joel 2:28-32).
Er zijn in deze periode meer we- tenschappelijk ontdekkingen gedaan dan gedurende de gehele hieraan voorafgaande geschiedenis van de mensheid. Het vervoer, de commu- nicatie, de medische wetenschap, de volkshygiëne, het gebruik van atoomkracht en het wonder van de computer met alles wat daarbij be- hoort, zijn in het bijzonder in onze tijd tot bloei gekomen. Gedurende mijn eigen leven heb ik wonder na verbazend wonder tot stand zien ko- men. En wij vinden dat gewoon.
Daarnaast heeft de Heer zijn priesterschap van weleer hersteld. Tijdens de afgelopen anderhalve
eeuw heeft Hij zijn kerk en koninkrijk georganiseerd. Hij heeft zijn volk ge- leid. Ze zijn getemperd in de smelt- kroes van vreselijke vervolging. Hij heeft de geweldige tijd waarin wij nu leven tot stand gebracht.
We hebben alleen nog maar de voorafschaduwing gezien van de sterke macht ten goede die deze kerk zal worden. En toch verbaas ik me over wat er al is bereikt.
Ons ledental is gegroeid. Ik denk dat we ook in getrouwheid zijn ge- groeid. We verliezen nog te veel broeders en zusters, maar de getrou- wen zijn sterk. Zij die ons observe- ren, zeggen dat wij ons onder de vooraanstaande godsdiensten bevin- den. We veranderen niet. De kijk van de wereld op ons verandert. We
onderwijzen in dezelfde leer. We hebben dezelfde organisatie. We ar- beiden om dezelfde goede werken te doen. Maar de oude haat verdwijnt, de oude vervolging sterft af. Mensen zijn beter op de hoogte. Ze beginnen in te zien waar wij voor staan en wat we doen.
Maar hoe geweldig deze tijd ook is, het is een tijd vol gevaren. Het kwaad is overal om ons heen. Het is aantrekkelijk en verleidelijk, en heeft in veel gevallen succes. Paulus heeft gezegd:
'Weet wel, dat er in de laatste da- gen zware tijden zullen komen:
'want de mensen zullen zelfzuch- tig zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaadsprekers, aan hun ouders on- gehoorzaam, ondankbaar, onheilig,
J A N U A R 5
2 0 0 2
'liefdeloos, trouweloos, lasteraars, onmatig, onhandelbaar, afkerig van het goede,
'verraderlijk, roekeloos, opgebla- zen, met meer liefde voor genot dan voor God,
'die met een schijn van gods- vrucht de kracht daarvan verloo- chend hebben; houd ook dezen op een afstand' (2 Timoteüs 3:1-5).
. Al deze vormen van kwaad zijn tegenwoordig gewoner en algemener dan ze ooit zijn geweest. Daar zijn we onlangs weer op gewezen door wat er in New York, Washington en Pennsylvania is gebeurd, waarover ik morgen zal spreken. We leven in een tijd waarin gewelddadige mensen vreselijke, verachtelijke dingen doen. We leven in een tijd van oor- log. We leven in een tijd van arrog- antie. We leven in een tijd van slechtheid, pornografie en onzede- lijkheid. Alle zonden van Sodom en Gomorra waren rond in onze maat- schappij. Onze jonge mensen heb- ben nog nooit voor zulke enorme moeilijkheden gestaan. Nog nooit hebben we het wellustige aangezicht van het kwaad duidelijker gezien.
Daarom, broeders en zusters, zijn we voor deze heerlijke conferentie bijeen gekomen om elkaar op te bou- wen en te versterken, elkaar te hel- pen en verheffen, bemoediging te geven en het geloof op te bouwen, na te denken over de wonderbaarlijke
zaken die de Heer ons beschikbaar heeft gesteld, en ons besluit te ver- sterken dat we het kwaad zullen weerstaan in welke vorm het ook tot ons moge komen.
We zijn gelijk een groot leger ge- worden. We zijn een aanzienlijk volk geworden. Men hoort ons als wij onze stem verheffen. We hebben onze kracht in tegenspoed bewezen. Onze kracht is ons geloof in de Almachtige. Geen enkele zaak onder de hemelen kan het werk van God tegenhouden. De tegenspoed zal zijn lelijke gezicht misschien laten zien. De wereld mag dan in beroering zijn met oorlogen en geruchten van oorlogen, maar dit werk gaat voorwaarts.
U bent vast wel bekend met deze krachtige woorden van de profeet Joseph: '(...) geen onheilige hand kan de vooruitgang van het werk stuiten; al woeden vervolgingen, spannen benden samen, verzamelen er zich legers en viert laster hoogtij, toch zal Gods waarheid moedig, no- bel en onafhankelijk voorwaarts gaan, totdat zij in elk werelddeel is doorgedrongen, elke streek heeft be- zocht, elk land heeft overspoeld en in elk oor heeft geklonken, totdat Gods oogmerken zijn bereikt en de grote Jehova zegt dat het werk is volbracht.' (History of the Church, deel 4, blz. 540.)
De Heer heeft ons het doel gege- ven waar wij naartoe werken. Dat
doel is zijn koninkrijk opbouwen. Dat is een geweldige onderneming van grote aantallen mannen en vrouwen, van geloof, van integriteit, van liefde en zorg voor de mensheid, waarbij we voorwaarts gaan om een betere maatschappij te creëren, en onszelf en anderen tot zegen zijn.
Als we inzien wat onze situatie en ons doel is, kunnen we niet arrogant worden. We kunnen niet zelfingeno- men worden. We kunnen niet zelf- voldaan of zelfzuchtig worden. We moeten de hele mensheid de hand toesteken. Zij zijn allemaal zoons en dochters van God, onze eeuwige Va- der, en Hij zal ons rekenschap vragen van wat wij voor hen doen. Moge de Heer ons zegenen. Moge Hij ons sterk en machtig in goede werken maken. Moge ons geloof stralen als het zonlicht in de ochtend. Mogen wij in gehoorzaamheid aan zijn god- delijke geboden leven. Moge Hij met genegenheid op ons neerzien. En mogen wij, terwijl we voorwaarts gaan, de mensheid tot zegen zijn doordat we iedereen de hand reiken en hen die vertrapt en onderdrukt worden, verheffen, en hen die hon- ger lijden en tekortkomen, voeden en kleden, en allen om ons heen die geen deel uitmaken van deze kerk, liefde en behulpzaamheid schenken. De Heer heeft ons de weg gewezen. Hij heeft ons zijn woord, zijn raad, zijn leiding, ja, zijn geboden gegeven. We hebben veel goeds gedaan. Er is veel waarvoor we dankbaar mogen zijn en waarop we trots mogen zijn. Maar we kunnen het nog beter doen, veel beter.
Ik houd heel veel van u, mijn broeders en zusters in deze grote be- weging. Ik houd van u om wat u bent geworden en om wat u kunt worden. Ondanks het onheil om ons heen, ondanks de vuiligheid die we bijna overal zien, ondanks het con- flict dat zich over de wereld uit- strekt, kunnen wij beter worden.
Ik smeek de zegeningen des he- mels op u af en betuig u mijn liefde, en beveel de fijne boodschappen bij u aan die u in de komende twee dagen vanaf dit spreekgestoelte zult horen. Dat doe ik in de heilige naam van onze Heer, Jezus Christus. Amen. □
L I A H O N A 6
Anderen over het evangelie vertellen
Ouderling Dallin H. Oaks
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'De beste zendelingen, zowel lid als voltijdzendeling, doen hun zendingswerk uit liefde. (...) Als wij die liefde voor anderen niet hebben, moeten we erom bidden. '
'Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden' (Marcus 16:15-16).
Matteüs haalt dit gebod van de Heiland aan: 'Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipe- len en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes' (Matteüs 28:19).
Lucas verklaart: 'Aldus staat er geschreven (...) dat in zijn naam moest gepredikt worden bekering tot vergeving der zonden aan alle volken' (Lucas 24:46-47).
De hedendaagse profeten hebben de aanwijzingen van de Heiland toegepast op onze tijd en hebben ons aangespoord om anderen over het evangelie te vertellen.
President Gordon B. Hinckley heeft voor onze tijd de klaroen ge- stoken. In een wereldwijde satelliet- uitzending voor zendelingen en plaatselijke leiders heeft hij ge- vraagd om een 'toename van en- thousiasme' voor het zendingswerk 'op alle niveaus in de kerk'. ('Zoek de lammeren, hoed de schapen', De Ster, juli 1999, blz. 118.) Hoewel zendelingen hun uiterste best moe- ten blijven doen om mensen te vin- den die zij kunnen onderwijzen, verklaarde hij dat 'de betere manier door middel van de leden van de kerk is.' (Blz. 119.) Hij vroeg ieder van ons om ons uiterste best te doen de zendelingen te helpen bij het
Dank u, president Hinckley, voor uw fijne boodschap. Wij zijn allemaal uiterst dankbaar voor uw energieke, geïn- spireerde leiding in deze moeilijke tijd. Onder die leiding gaan wij voorwaarts met het werk van de Heer, dat zo dringend nodig is in de- ze wereld vol moeilijkheden.
Het goede nieuws van het evan- gelie van Jezus Christus verkondi- gen is een basisbeginsel van het christelijk geloof. Drie auteurs van evangeliën schrijven dat de Hei- land ons daar opdracht toe heeft gegeven.
In het boek Marcus staat: 'En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehe- le wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping.
zoeken van mensen die zij kunnen onderwijzen. Hij vroeg ook of elke ringpresident en bisschop 'de volle verantwoording op zich [wilde] ne- men voor het zoeken en begeleiden van onderzoekers' in hun unit. (Blz. 121.) Verder smeekte president Hinckley de zegeningen van de Heer af over ieder 'in het uitvoeren van de enorme opdracht die wij hebben gekregen.' (Blz. 121.)
Hoewel het al twee en een half jaar geleden is dat onze president die smeekbede heeft laten horen, hebben de meesten van ons nog niet erg doeltreffend op zijn aansporing gereageerd.
Ik heb de woorden van president Hinckley onder gebed bestudeerd en heb erover nagedacht hoe wij an- deren over het evangelie kunnen vertellen, en ik ben tot de conclusie gekomen dat we drie dingen moeten doen om gehoor te geven aan de aansporing van onze profeet. Ten eerste moeten we een oprecht ver- langen hebben om anderen over het evangelie te vertellen. Ten tweede hebben we goddelijke hulp nodig. Ten derde moeten we weten wat we moe- ten doen.
I. VERLANGEN
Zoals bij zoveel andere zaken, be- gint anderen over het evangelie ver- tellen met een verlangen. Als wij doeltreffender werktuigen in de handen van de Heer willen worden om anderen over zijn evangelie te vertellen, moeten we een oprecht verlangen hebben om dat te doen. Ik geloof dat we dat verlangen ontwik- kelen in twee stappen.
Ten eerste moeten we een sterk getuigenis hebben van de waarheid en het belang van het herstelde evangelie van Jezus Christus. Dat houdt in de allesovertreffende waar- de van Gods plan voor zijn kinderen, de essentiële rol van de verzoening van Jezus Christus in dat plan, en de rol van de Kerk van Jezus Christus in de uitvoering van dat plan in het sterfelijk leven.
Ten tweede moeten we liefde hebben voor God en voor al zijn kinderen. In hedendaagse openba- ring wordt ons gezegd dat 'liefde,
JANUARI
7
2 0 0 2
met het oog alleen op de ere Gods gericht, [ons] bevoegd [maakt] voor het werk' (LV 4:5). De eerste apos- telen uit deze bedeling werd gezegd dat hun liefde 'overvloedig [moest] zijn jegens alle mensen' (LV 112:11).
Door ons getuigenis van de waar- heid en het belang van het herstelde evangelie, zien wij de waarde in van wat ons is gegeven. Door onze liefde voor God en onze medemens krijgen wij een verlangen om die grote gave met iedereen te delen. De mate van onze bekering is uitstekend af te le- zen van de intensiteit van ons verlan- gen om anderen over het evangelie te vertellen.
In het Boek van Mormon staan enkele prachtige voorbeelden van de uitwerking die getuigenis en lief- de hebben. Toen de zoons van Mo- siah, die 'de allerergste zondaren' waren geweest, hun getuigenis kre- gen, 'wilden zij gaarne, dat de zalig- heid aan alle schepselen zou worden verkondigd, want zij konden niet gedogen, dat de ziel van enig mens verloren zou gaan' (Mosiah 28:3-4). Later roept hun metgezel, Alma, uit: 'O, dat ik een engel ware, dat ik mocht uitgaan en spreken als met de bazuin Gods, met een stem, die de aarde zou doen beven' en 'het plan der verlossing' verkondigen aan elke ziel, 'zodat er geen verdriet meer op de gehele aardbodem zou zijn' (Alma 29:1-2).
Ik noem het zendingswerk ook graag anderen laten delen in het evangelie. Die term 'laten delen in' geeft aan dat we iets buitengewoon waardevols hebben en dat we het aan anderen willen geven omdat het hun tot zegen en voor hun welzijn is.
De beste zendelingen, zowel lid als voltijdzendeling, doen hun zendings- werk uit liefde. Dat is een les die ik al als jongeman geleerd heb. Ik moest op huisonderwijs bij een minder actief lid, iemand die vele jaren ouder was dan ik en al veel succes had gehad in zijn beroep. Erop terugkijkend, besef ik dat ik maar heel weinig liefdevolle zorg voor de man voelde. Ik ging uit plichtsgevoel, met een verlangen om te rapporteren dat ik honderd pro- cent huisonderwijs had gedaan. Op een avond, vlak voor het einde van
de maand, belde ik hem om te vra- gen of mijn collega en ik meteen mochten langskomen voor een be- zoek. Zijn vermanende antwoord leerde mij een onvergetelijke les.
'Nee, ik geloof niet dat ik wil dat jullie vanavond komen', zei hij. 'Ik ben moe. Ik heb me al omgekleed om naar bed te gaan. Ik ben aan het lezen, en ik wil nu niet meer ge- stoord worden alleen maar zodat jul- lie deze maand honderd procent huisonderwijs kunnen opgeven.' Dat antwoord steekt mij nog steeds, want ik wist dat hij mijn zelfzuchtige motivatie had aangevoeld.
Ik hoop dat geen enkele persoon die wij ooit benaderen met een uit- nodiging om naar de boodschap van het herstelde evangelie te luisteren, aanvoelt dat wij daar een andere reden voor hebben dan oprechte liefde voor hem of haar, en een on- zelfzuchtig verlangen om iets te ver- tellen dat ons dierbaar is.
Als wij die liefde voor andere mensen niet hebben, dan zouden we erom moeten bidden. In de geschrif- ten van de profeet Mormon wordt ons geleerd: 'Bidt tot de Vader met alle kracht, dat gij met deze liefde moogt worden vervuld, die Hij op allen, die oprechte volgelingen zijn van zijn Zoon, Jezus Christus, heeft uitgestort' (Moroni 7:47-48).
II. GODDELIJKE HULP/JUISTE TIMING
We hebben ook goddelijke hulp nodig om ons te leiden als we ande- ren over het evangelie willen vertel- len. Net zoals ons verlangen zuiver moet zijn, en in een getuigenis en in liefde geworteld moet zijn, moeten onze daden door de Heer geleid worden. Het is zijn werk, niet ons werk, en het moet op zijn wijze ge- daan worden en met zijn timing, en niet met onze timing. Anders leiden onze inspanningen mogelijk alleen maar tot frustratie en falen.
We hebben allemaal familieleden of vrienden die het evangelie nodig hebben, maar er nu niet in geïnteres- seerd zijn. Om doeltreffend te zijn, moeten onze inspanningen voor hen geleid worden door de Heer, zodat we handelen op de wijze en de tijd dat zij er het meeste voor openstaan.
We moeten bidden om de hulp en aanwijzingen van de Heer zodat wij een werktuig in zijn handen kunnen zijn voor iemand die er nu klaar voor is — iemand die Hij nu door ons wil laten helpen. Vervolgens moeten we opletten, zodat we de ingevingen van zijn Geest horen, en dat we er gehoor aan geven als we ons zen- dingswerk doen.
Die ingevingen zullen we echt krijgen. Wij weten uit talloze getui- genissen dat de Heer op zijn eigen manier en zijn eigen tijd mensen voorbereidt om zijn evangelie te aan- vaarden. Die mensen zijn zoekende, en als wij ernaar streven om ze te vinden, zal de Heer hun gebeden verhoren door de onze te verhoren. Hij zal ingevingen en leiding geven aan hen die ernaar verlangen, en er oprecht naar streven, om leiding te ontvangen in de vragen waar, wan- neer en wie zij over het evangelie moeten vertellen. Op die manier geeft God ons overeenkomstig onze verlangens (zie Alma 29:4; LV 6:8).
In hedendaagse openbaring heeft de Heer ons gezegd: 'Er zijn nog ve- len op aarde onder alle sekten, ge- nootschappen en gezindten, die (...) worden verblind (...) en die alleen verre van de waarheid worden gehouden, omdat zij niet weten, waar zij deze kunnen vinden' (LV 123:12). Als wij 'als getuige van God staan, in alle dingen en in alle plaatsen' (Mosiahl8:9), zal de Heer ons mogelijkheden geven om zoe- kenden te vinden en hun te vertel- len wat zij zoeken. Dat zal gebeuren als wij ernaar streven leiding te ontvangen, en als wij dit doen uit oprechte, christelijke liefde voor an- dere mensen.
De Heer heeft al zijn kinderen lief. Hij wil dat zij allen de volheid ontvangen van zijn waarheid, en de overvloed aan zijn zegeningen. Hij weet het als zij er klaar voor zijn, en Hij wil dat wij luisteren naar zijn aanwijzingen om anderen te vertel- len over het evangelie. Als wij dat doen, zullen zij die er klaar voor zijn reageren op de boodschap over Hem die heeft gezegd: 'Mijn schapen ho- ren naar mijn stem en zij volgen Mij' (Johannes 10:27).
A H O N A 8
III. HOE WE HET MOETEN DOEN
Als we een oprecht verlangen heb- ben om anderen over het evangelie te vertellen, en als we om goddelijke hulp bij onze inspanningen hebben gevraagd, wat moeten we dan doen? Wat is de volgende stap? We begin- nen bij het begin. We moeten dan niet meer wachten op een nadere uit- nodiging uit de hemel. Openbaring komt meestal juist als we ons ijverig inzetten.
De Heer heeft ons de volgende instructie gegeven omtrent de vra- gen wie en hoe: 'En laat uw predi- king een ieder tot zijn naaste [zijn] , in zachtheid en nederigheid' (LV 38:41). 'Naaste' betekent uiteraard niet alleen maar de mensen die naast ons wonen, of vrienden en kennissen. Toen de Heiland ge- vraagd werd 'Wie is mijn naaste?', vertelde de Heiland over een Sama- ritaan die 'een naaste' herkende op de weg naar Jericho. (Zie Lucas 10:25-37.) Onze naasten houdt dus ook de mensen in die we tegenko- men op onze dagelijkse reizen.
We dienen, net als Alma van wel- eer, te bidden dat de Heer ons de 'kracht en wijsheid' geeft om onze kennissen tot de Heer te 'mogen brengen' (Alma 31:35). Wij bidden bovendien om het welzijn van hun ziel. (Zie Alma 6:6.)
We moeten ervoor zorgen dat we uit liefde te werk gaan en niet in een poging om er persoonlijk erkenning of voordeel uit te halen. De waar- schuwing aan hen die kerkfuncties gebruiken om hun hoogmoed of ij- dele ambitie te bevredigen (zie LV 121:37) slaat beslist ook op onze in- spanningen om anderen over het evangelie te vertellen.
De noodzaak om uit liefde te werk te gaan, waarschuwt ons ook voor manipulatie, of die nu echt of slechts ingebeeld is. Mensen die niet van ons geloof zijn, kunnen afge- schrikt worden als zij ons iets een 'zendingswerktuig' horen noemen. Een 'werktuig' is tenslotte iets dat we gebruiken om een levenloos voor- werp te manipuleren. Als we het dus hebben over een 'zendingswerktuig', kunnen we de indruk wekken dat we iemand willen manipuleren. En die
indruk staat haaks op de onzelfzuch- tige, mededeelzame geest van ons zendingswerk.
President Hinckley zegt in zijn fij- ne boodschap dat 'er overal kansen zijn om anderen over het evangelie te vertellen.' (De Ster, juli 1999, blz. 119.) Hij noemt veel voorbeelden van wat wij kunnen doen. We dienen zó te leven dat wat hij 'de enorme kracht van het voorbeeld van een lid van de kerk' (ibid.,119) noemde, de mensen om ons heen zal beïnvloe- den. 'De doeltreffendste zendingsbro- chure die we ooit bij ons kunnen dragen,' zei hij, 'is onze goede levens- wijze en voorbeeld.' (Ibid., 121.) Wij moeten oprecht vriendelijk zijn voor iedereen.
President Hinckley heeft ons er- aan herinnerd dat wij bij ieder met wie wij in contact komen 'wat kerk- lectuur.' (Ibid., 120-121.) kunnen achterlaten. Wij kunnen ons huis ter beschikking stellen 'om het zen- dingswerk te steunen.' (Ibid., 119.) 'Het is gepast voor de zendelingen om de leden om introducés te vra- gen' (Ibid., 119), en als zij dat doen, dienen wij te reageren.
Samenvattend zei president Hinckley dat elk lid van de kerk 'voortdurend bezig [dient te] zijn met het zoeken en aanmoedigen van onderzoekers.' (Ibid., 121.)
En we kunnen ook andere dingen doen, vooral als we ons gedragen naar deze grote uitspraak van de profeet Mormon: 'Ik vrees niet, wat de mens kan doen; want volmaakte liefde verdrijft alle vrees' (Moro. 8:16; zie ook 1 Johannes 4:18). We kunnen vrienden uitnodigen naar kerkbij eenkomsten of -activiteiten. We kunnen positieve opmerkingen maken over onze kerk en de uitwer- king van haar leringen, en we kun- nen mensen vragen of ze er meer over willen horen.
Makkelijker nog: we kunnen een pakje van deze aantrekkelijke ge- schenkbonnen bij ons dragen en die geven aan de mensen — zelfs ter- loopse kennissen — met wie wij in onze dagelijkse activiteiten in con- tact komen. Deze bonnen zijn een ideale manier om mensen uit te no- digen de aanvullende waarheden te onderzoeken die wij te bieden heb- ben. Zij bieden, zonder opdringerig te zijn, iets waardevols, maar of het genoemde geschenk wordt besteld, is afhankelijk van de keuze en het initiatief van de ontvanger. Uit onze ervaring blijkt dat een aanzienlijk percentage van hen die bellen om het aangeboden geschenk te bestel- len, besluiten om het te laten bezor- gen door mensen die hen er meer over kunnen vertellen.
JANUARI 9
2 0 0 2
De kerk heeft net een extra ma' nier aangekondigd om het evangelie wereldwijd te verbreiden via het in- ternet. Dit nieuwe initiatief heeft een potentieel dat net zo belangrijk is als het uitgeven van gedrukte brochures in de negentiende eeuw en ons ge- bruik van radio, tv en film in de twin- tigste eeuw. De kerk heeft een nieuwe internetsite geactiveerd waarnaar we mensen kunnen verwijzen die geïnte- resseerd zijn in informatie over de kerk en haar leringen, en hoe zij een kerk kunnen vinden waar zij samen met ons kunnen aanbidden. Het adres is www.mormon.org. Voor zen- delingen zal in de praktijk blijken hoe waardevol en nuttig deze nieuwe hulpbron is. Leden van de kerk zal het helpen met het beantwoorden van vragen van vrienden, zowel rechtstreeks als door verwijzing naar de site. Bovendien kunnen we er digi- tale wenskaarten versturen naar onze vrienden, inclusief evangeliebood- schappen en uitnodigingen.
IV. TOT SLOT
Ons is gevraagd om onze inspan- ningen en onze doeltreffendheid in het vertellen over het evangelie te verdubbelen om de doeleinden van de Heer met dit grote werk te bereiken. Totdat wij dat doen, worden deze fijne voltijdzendelingen — onze zoons en dochters en onze edele medewerkers in het werk van de Heer — niet opti- maal gebruikt in hun grote opdracht om te onderwijzen in het herstelde evangelie van Jezus Christus.
We hebben het gehad over een liefdevol verlangen, hemelse leiding en manieren waarop wij het godde- lijke gebod kunnen nakomen om on- ze naasten te vertellen over het evangelie. Het evangelie van Jezus Christus is het helderste licht en de enige hoop voor deze verduisterde wereld. 'Daarom', leert Nephi ons, 'moet gij standvastig in Christus voorwaarts streven, met onverzwak- te hoop, en met liefde voor God en alle mensen' (2 Nephi 31:20).
Ik getuig van Jezus Christus, onze Heiland, en van zijn verlangen dat wij vol overgave deelnemen aan dit werk. In de naam van Jezus Christus. Amen. D
Een brug van geloof bouwen
Ouderling Charles Didier
van het Presidium der Zeventig
'Ons sterfelijk leven is de tijd voor de mens om God te ontmoeten door een brug van geloof te bouwen en de deur van de onsterfelijkheid en het eeuwige leven te openen. '
'een muur van onverdraagzaamheid' of 'het lijkt wel of ik tegen een muur praat'!
Bruggen zijn het tegenovergestel- de van muren. Bruggen worden ge- bouwd om te verbinden, om twee of meer eenheden samen te voegen en om eenheid te scheppen. Ze worden gebouwd om belemmeringen te overbruggen. Ook sommige bruggen zijn beroemd geworden, zoals de 'Bridge of Sighs', de Allenby Bridge' en vele andere. De term wordt ook in onze taal gebruikt om vereniging of eenheid uit te drukken, zoals 'een kloof overbruggen' of 'onze verschil- len overbruggen'.
Als we nadenken over ons sterfe- lijk bestaan op deze aarde, het doel van het leven en de uitdrukking van Alma dat 'dit leven de tijd [is] voor de mens om zich voor te bereiden God te ontmoeten' (Alma 34:32), wat is dan de manier van de Heer om ons dit doel te helpen bereiken? Met behulp van deze gelijkenis is het eenvoudigweg het bouwen van een brug van geloof om de muren van ongeloof, onverschilligheid, angst en zonde te overbruggen en te overwin- nen. Ons sterfelijk leven is de tijd voor de mens om God te ontmoeten door een brug van geloof te bouwen en de deur van de onsterfelijkheid en het eeuwige leven te openen.
Hoe bouwen we zo'n brug van geloof?
Toen ik als jongeman in de stad
In de hal van een groot adverten- tiebureau hangt de volgende spreuk ingelijst aan de muur: 'De mens bouwt teveel muren en niet genoeg bruggen' (bij JCDecaux, een firma in Frankrijk).
Muren worden inderdaad meestal gebruikt om twee of meer eenheden fysiek, mentaal of zelfs geestelijk te scheiden en om belemmeringen te vormen. Ze worden gebouwd omdat zij verdediging, bescherming en af- scheiding vertegenwoordigen. Som- mige muren zijn daarom beroemd geworden: de muren van Jeruzalem, de Chinese Muur, de Berlijnse Muur. Muren worden in het hedendaagse taalgebruik ook symbolisch gebruikt om dit idee van afscheiding weer te geven, zoals 'een muur van onbegrip',
L I A H O N A 10
De leden van het Eerste Presidium overleggen voorafgaand aan een conferentiebijeenkomst: president Gordon B. Hinckley (midden); president Thomas S. Monson, eerste raadgever (links); president James E. Faust, tweede raadgever (rechts).
Namen in België woonde, werd die stad door een grote rivier van een andere stad aan de overkant geschei- den. In die tijd was er maar één brug waardoor de beide steden met elkaar werden verbonden. Die brug was ge- bouw en herbouwd op de overblijfse- len van een brug die eeuwen eerder door de Romeinen was gebouwd. Hij was te smal geworden voor het ver- keer en er waren teveel kleine poor- ten voor grote boten en aken. Er moest een nieuwe brug gebouwd worden, breder en met slechts één poort. Het werk aan de fundering be- gon al snel aan beide zijden van de rivier. En binnen korte tijd stak er van iedere kant een grote metalen arm boven de rivier uit om in het midden bij elkaar te komen. Ik vond het bouwwerk prachtig en reed er bijna iedere dag met mijn fiets langs. Uiteindelijk brak de dag aan dat het middelpunt, een stalen sluitstuk, tus- sen de armen geplaatst werd. Er stonden veel mensen te kijken naar die nauwkeurige onderneming, de laatste stap waardoor de twee armen met elkaar verbonden werden en de brug voor het eerst gebruikt kon worden. Tijdens de plaatsing applau- disseerden de toeschouwers en sloe- gen de arbeiders de armen om elkaar heen. De belemmering van de rivier was overwonnen.
Ik noem deze ervaring vanwege de symboliek. De brug is meer dan een brug van metaal. Hij is het symbool van de brug van geloof waardoor wij als kinderen van onze hemelse Vader in staat worden gesteld om Hem op- nieuw te ontmoeten. Het sluitstuk van de brug, de aansluiting, is symbo- lisch voor de verzoening van Jezus Christus, de Middelaar, de verbinding tussen de sterfelijkheid en de onster- felijkheid, de verbinding tussen de na- tuurlijke mens en de geestelijke mens, de verandering van het aardse leven naar het eeuwige leven. Door Hem kan de mens met onze hemelse Vader verzoend worden en de muren van zonde en sterfelijkheid overwinnen, die belemmeringen die de geestelijke en lichamelijke dood voorstellen. De verzoening van Jezus Christus is het middelpunt van het heilsplan, de be- loofde hereniging met onze hemelse Vader, zoals we in het boek Mozes kunnen lezen: 'Dit is het plan van za- ligheid, bestemd voor alle mensen, door het bloed van mijn Eniggebore- ne, die in het midden des tijds komen zal' (Mozes 6:62).
De liefde van God, de andere kant van de brug, is de beloning voor ons geloof in zijn Zoon, Jezus Christus. 'Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn enigge- boren Zoon gegeven heeft' (Johan-
nes 3:16). De grootste van alle ga- ven Gods is het ultieme offer van zijn Zoon, zijn verzoening, waardoor niet alleen de onsterfelijkheid tot stand wordt gebracht, maar ook het eeuwige leven als we zijn geboden onderhouden en tot het einde toe volharden (zie LV 14:7).
En als we een brug van geloof pro- beren te bouwen, moeten we een sterk getuigenis van de Vader en de Zoon en zijn verzoening ontwikke- len. Deze brug van geloof zal het ver- schil uitmaken tussen de realiteit van eeuwig leven bij onze hemelse Vader en eeuwige verwijdering van Hem als we muren van zonde bouwen, waar- door we van zijn liefde en barmhar- tigheid worden afgescheiden.
De gave van de Heilige Geest is de fundering van de brug van geloof. Het eeuwig heil kan alleen verkregen worden door middel van Jezus Chris- tus en als wij ons geloof in Hem oefe- nen, waardoor wij de kans krijgen om ons van onze zonden te bekeren en de verordeningen van het eeuwig heil, de leuningen van de brug, te ontvangen. De innerlijke gevoelens en influisteringen om de belemme- ringen van het leven te overwinnen en de juiste beslissingen te nemen, zullen wij ontvangen als we naar de stem van de Heilige Geest luisteren. Over de brug van geloof gaan is niet
JANUARI 11
2 0 0 2
zo eenvoudig als we misschien den- ken.. Een brug kan alleen door de kracht van de fundering de stormen weerstaan. De stormen van het le- ven, de crisissen van het geloof — zoals de dood, ernstige ziekte, werke- loosheid of financiële problemen — zijn een onderdeel van ons aardse bestaan. Soms zijn die crisissen zo ernstig dat je aan het bestaan van God en een Heiland gaat twijfelen. Een roep om meer geloof in zo'n pe- riode zal altijd beantwoord worden door de Trooster, die de Heilige Geest is. Hij 'zal voortdurend uw metgezel zijn, (...) een onverander- lijke scepter van gerechtigheid en waarheid' (LV 121:46).
Ja, de oplossingen voor onze dage- lijkse problemen kunnen we altijd vinden door ons dagelijks zoeken, door ons geloof en door de invloed van de Heilige Geest, die ons alles te binnen zal brengen (Johannes 14:26). Dit wil ik graag verduidelij- ken door iets uit een brief te citeren die een nieuw lid van de kerk jaren geleden aan president Harold B. Lee schreef, nadat die tijdens een ring- conferentie had gesproken: 'Terwijl u sprak, kwam een bepaalde gedachte verscheidene malen bij mij op — dat het leven van een lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen te vergelijken is met iemand die over een hangbrug loopt, vanaf de doop in de kerk tot aan de dood, over de woelige stroom
van wereldse invloeden en zonde. Wanneer we de brug oplopen, ver- schaft de nabijheid van de doop een gevoel van veiligheid en geloof, maar als we de stroom beneden zien en de grote kloof die overbrugd moet wor- den, wordt dat gevoel van veiligheid vervangen door vlagen van twijfel en angst, waardoor we het ritme van ge- bed, geloof, liefde en werken kwijtra- ken, zaken die onze vooruitgang vergemakkelijken. De mist van twij- fel en apathie komt opzetten en vreet aan ons hart en aan ons ver- stand, waardoor onze vooruitgang wordt vertraagd en onze reactie op de magnetische kracht van de liefde die over de brug stroomt, beperkt. Dan blijven we staan, knielen neer totdat de kracht van liefde het geloof herstelt en de tocht over de brug richting geeft.' (Conference Report, april 1965, blz. 15.)
Ten slotte, een brug van geloof is niet af als ouders en kinderen niet verenigd worden, zodat zij een eeuwig gezin kunnen vormen. Het doel van deze brug van geloof tussen generaties is om één te worden, net als de Vader en de Zoon één zijn — één in doel om het eeuwige leven tot stand te brengen. Om dat te kunnen bereiken, heeft Hij ons geboden gegeven. Ten eerste, dat kinderen hun ouders moe- ten eren, en ten tweede, dat ouders hun kinderen oprecht voor de Heer leren wandelen (LV 68:28). Laat me daar een voorbeeld van geven.
Als jongetje tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ons land bezet. Er was overal gevaar om ons heen. Mijn moeder heeft me toen een grootse les over vertrouwen en eenheid geleerd die ik nooit ben vergeten. Ze waar- schuwde mij voor de gevaren van de oorlog en zei eenvoudig: 'Vertrouw op mijn woord en volg mij; luister naar wat ik zeg. Als je dat doet, zal ik je zo goed mogelijk beschermen.' Ik luisterde naar mijn moeder omdat ik van haar hield en haar vertrouwde.
Enige tijd later ging ik naar school, en dat was voor mij een nieu- we brug waar ik overheen moest. Als voorbereiding op deze nieuwe erva- ring buitenshuis, zei mijn moeder dat ik naar de leerkracht moest luisteren en gehoorzaam moest zijn. Opnieuw vertrouwde ik op het advies van mijn moeder. Ik besloot gehoorzaam te zijn en nieuwe regels te accepte- ren. De school werd een brug van kennis in plaats van een muur van onwetendheid.
Die les van vertrouwen en een- heid was van essentieel belang om één met mijn ouders, familieleden en leerkrachten te worden. Hierdoor was ik later in staat één met mijn Heiland te worden door mij in zijn kerk te laten dopen. Daardoor dacht ik eraan als echtgenoot, vader en grootvader vertrouwen en eenheid onder mijn familieleden te ontwik- kelen door de verbonden van de tempel na te leven. In de woorden van president Hinckley: 'In de tem- pel gaat het om de onsterfelijkheid. Hij vormt een brug tussen dit leven en het leven hierna.' (Stand a Little Talier, blz. 6.)
Het is in onze tijd zo gemakkelijk om ons af te zonderen door wereldse, geestelijke en zelfs familiale of gods- dienstige muren te bouwen. Laten we meer bruggen van geloof en een- heid bouwen en leven in vrede, 'niet gelijk de wereld die geeft' (Johannes 14:27), maar door Jezus Christus, de Zoon van God. Hij is de brug van ge- loof tot in de eeuwigheid.
Ik getuig dat Jezus de Christus is; ik vertrouw op Hem en op zijn evan- gelie van eeuwig heil om eens weer herenigd te zijn. In de naam van Jezus Christus. Amen. D
A H O N A 12
Het is voor een man noch een vrouw goed dat zij alleen zijn
Sheri L. Dew
Tweede raadgeefster in het algemeen ZHV-presidium
'Daarom zal in een huwelijk of gezin, een wijk of ring het volle potentieel waarschijnlijk pas worden waargemaakt als echtgenoten, ouders, mannen en vrouwen, doelgericht samenwerken en elkaars kracht respecteren en erop vertrouwen. '
de ene arm voor het evenwicht af- hankelijk is van de andere. Of dat ik met één arm zoveel minder kon til- len dan met twee. Of dat er dingen waren die ik helemaal niet kon. Door die handicap heb ik niet alleen meer respect gekregen voor wie goed met lichamelijke beperkingen om- gaat, maar ik besefte ook hoeveel meer je met twee armen kunt doen.
Twee zijn meestal beter dan één,1 zoals onze Vader bevestigde toen Hij verklaarde dat 'het niet goed was, dat de mens alleen ware'2 en een hulpe voor Adam maakte — ie- mand met onmiskenbare gaven op wie hij kon vertrouwen, die hem be- hulpzaam zou zijn bij het dragen van de lasten van dit leven en die hem in staat zou stellen te doen wat hij niet alleen kon. Want 'in de Here is evenmin de vrouw zonder man iets, als de vrouw zonder man.'3
Satan begrijpt hoeveel macht man en vrouw hebben als ze één zijn in rechtschapenheid. Hij is nog steeds gekwetst door zijn verbanning naar eeuwige ballingschap toen Michaël aanvoerder was van het hemelse le- ger, samengesteld uit moedige man- nen en vrouwen, verenigd in de zaak van Christus, tegen hem. Om de be- angstigende woorden van Petrus te
Al bijna vijf jaar valt mij de zegen te beurt dat ik kan sa- menwerken met zusters van de ZHV en priesterschapsleiders van Afrika tot aan de Amazone. Die er- varingen hebben me doordrongen van het belang van een fundamen- teel evangeliebeginsel. Ik richt mij in verband met dat beginsel vooral tot de jong volwassen mannen en vrou- wen van de kerk.
Deze zomer raakte ik geblesseerd aan een schouder en heb ik weken- lang een arm niet kunnen gebruiken. Ik had me niet gerealiseerd hoezeer
gebruiken: 'De duivel gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden.'4 Lucifer wil graag hu- welijken en gezinnen verslinden, want hun dood bedreigt het heil van alle betrokkenen en de levensvat- baarheid van het koninkrijk van de Heer. Daarom probeert Satan ons in verwarring te brengen omtrent ons rentmeesterschap en de verschillen tussen man en vrouw. Hij overstelpt ons met bizarre boodschappen over geslacht, huwelijk, gezin en alle man- vrouwrelaties. Hij wil ons laten gelo- ven dat mannen en vrouwen zo hetzelfde zijn dat onze unieke gaven niet nodig zijn, of zo verschillend dat er geen hoop is dat we elkaar ooit zul- len begrijpen. Geen van beide is waar.
Onze Vader wist precies wat Hij deed toen Hij ons schiep. Hij maakte ons voldoende hetzelfde om van el- kaar te houden, maar zo verschillend dat we onze krachten en rentmeester- schappen moesten bundelen om een geheel te vormen. Geen man of vrouw is volmaakt of compleet zonder de ander. Daarom zal in een huwelijk of gezin, een wijk of ring het volle po- tentieel waarschijnlijk pas worden waargemaakt als echtgenoten, ouders, mannen en vrouwen, doelgericht sa- menwerken en elkaars kracht respec- teren en erop vertrouwen.
Die waarheden over het door God gegeven rentmeesterschap van mannen en vrouwen zijn grotendeels onbekend in de hedendaagse wereld. U vindt ze niet op de televisie — en, droevig genoeg, zelfs niet in sommige gezinnen en wijken. Maar ze zijn niet onbekend aan de Heer, die ons 'een voorbeeld in alle dingen [heeft gegeven], opdat [wij] niet (...) wor- den misleid.'5 Het voorbeeld van de Heer voor echtparen en grotendeels aan alle mannen en vrouwen die in zijn koninkrijk werkzaam zijn, is door onze eerste ouders gegeven. Adam en Eva, onze eerste ouders, hebben het voorbeeld van de Heer voor echtparen gegeven, en groten- deels voor alle mannen en vrouwen die in zijn koninkrijk werkzaam zijn. Samen werkten ze,6 rouwden ze,7 waren ze gehoorzaam, kregen ze kin- deren,8 onderwezen ze hun nage- slacht in het evangelie,9 riepen ze de
JANUARI 13
2 0 0 2
naam van de Heer aan, 'hoorden [ze] de stem des Heren',10 prezen de naam van God,11 en wijdden zich aan God toe. Herhaaldelijk wordt er in de Schriften met betrekking tot Adam en Eva gesproken over hen samen.
Alleen met zijn priesterschap kon Adam de val niet tot stand brengen, en Eva kon dat evenmin alleen met haar moederschap. Hun rollen waren cruciaal en onderling verbonden. Ze overlegden met elkaar, droegen sa- men de lasten die ze niet alleen had- den kunnen dragen, en daarna trokken ze samen de wildernis van het sterfelijk leven in met alle onze- kerheden daarvan. Dat is het voor- beeld van de Heer voor rechtschapen mannen en vrouwen.
Sommigen van ons krijgen te ma- ken met minder ideale omstandighe- den. Ik ben daar een voorbeeld van. En toch, jonge vrienden en vriendin- nen in wier handen de toekomst van de kerk en haar gezinnen ligt, moet ik jullie vertellen dat jullie inzicht in dit goddelijke patroon invloed zal hebben
op je huwelijk, je huisgenoten, je mo- gelijkheid om het koninkrijk op te bouwen, en op je eeuwige leven.
Jonge zusters, sommigen zullen proberen jullie ervan te overtuigen dat jullie, omdat jullie niet tot het priesterschap geordend zijn, bedr- ogen zijn. Zij hebben het gewoon- weg mis en begrijpen het evangelie van Jezus Christus niet. De zegenin- gen van het priesterschap staan elke rechtschapen man en vrouw ter be- schikking. We kunnen allemaal de Heilige Geest ontvangen, persoonlij- ke openbaring krijgen en onze begif- tiging ontvangen in de tempel waaruit we 'gewapend' met macht tevoorschijn komen.12 De macht van het priesterschap heelt, beschermt en maakt ons immuun voor de machten van de duisternis. Het be- langrijkste is dat de volheid van het priesterschap, vervat in de hoogste verordeningen van het huis des He- ren alleen door man en vrouw sa- men ontvangen kunnen worden.13 President Harold B. Lee heeft ge- zegd: 'Zuivere vrouwelijkheid plus
priesterschap betekenen verhoging. Maar de vrouw zonder de priester- schap, of de priesterschap zonder zuivere vrouwelijkheid brengt geen verhoging tot stand.'14
Zusters, als vrouwen worden we door de macht van het priesterschap niet minder, we worden er beter van. Ik weet dat dit waar is, want ik heb het steeds weer ervaren.
Jullie toekomstige man en de mannen waarmee jullie samenwer- ken, hebben de steun nodig die alleen jullie kunnen geven. Jullie hebben een innerlijke, geestelijke kracht waarover president James E. Faust heeft gezegd dat je daarin die van de man evenaart en 'hem zelfs voorbij (streeft) ,'15 Schuif je geestelij- ke verantwoordelijkheid niet van je af. Door je geloof zul je fascineren. Uren voor de spiegel zullen je niet zo aantrekkelijk maken als wanneer je de Heilige Geest bij je hebt. Wees jullie gezin en de kerk tot zegen zo- als alleen een vrouw van God dat kan — met deugd, geloof, integriteit en meegevoel dat geen grenzen kent.
Jongemannen, jullie ordening tot het priesterschap is een groot voor- recht en een belangrijke taak, geen vrijbrief om te overheersen. Wees steeds waardig om die goddelijke macht te gebruiken. Je hebt die ge- kregen om te dienen. Een man is het mooist wanneer hij door de Geest wordt geleid en het priesterschap dat hij draagt, eert.
Als je trouwt met een deugdzame vrouw die de stem van de Heer her- kent, zal ze je elke dag van je leven tot zegen zijn. Denk maar aan Eva. Zij was de eerste die zag dat de vrucht van de boom goed was; en toen ze ervan had genomen, 'gaf [zij] ook aan haar man (...), en hij at.'16 Zonder Eva zou onze vooruit- gang geblokkeerd zijn. Ouderling Dallin H. Oaks heeft verklaard dat haar daad 'een heerlijke noodzaak was waardoor de deur naar het eeu- wige leven geopend werd. Adam toonde wijsheid door hetzelfde te doen.'17
Jongemannen, jullie zullen thuis en in de kerk presideren, maar wees nederig genoeg om te leren van de
L I A H O N A 14
vrouwen in jullie leven. Zij zullen in- zicht, evenwicht en unieke wijsheid brengen. En als er zich moeilijkhe- den voordoen, zullen jullie de veer- kracht zien van een vrouw die zich aan Jezus Christus heeft toegewijd.
Dit goddelijke patroon voor man- nen en vrouwen dat huwelijken en gezinnen versterkt, versterkt ook de kerk. Want de kerk kan pas volledig aan de mate van haar schepping be- antwoorden als getrouwe mannen die het priesterschap dragen, én rechtschapen vrouwen die het fijn vinden om werkzaam te zijn onder leiding van de priesterschap, samen- werken. Steeds weer heb ik die vreugde ervaren.
Ik denk aan een bijeenkomst in Brazilië waar ik een vertaalster had die niet zeker wist of ze mijn Engels in Portugees om kon zetten. Maar al gauw bleek dat zij en ik met onge- woon gemak communiceerden. Na de bijeenkomst merkte ik hoe dat kwam. Ik kwam erachter dat de alge- meen autoriteit die daar presideerde niet alleen de hele bijeenkomst let- terlijk op het puntje van zijn stoel had gezeten om de vertaalster te souffleren als haar woorden niet hele- maal goed gekozen waren, maar ook had hij een andere priesterschapslei- der opdracht gegeven om de hele bij- eenkomst voor ons te bidden.
Die algemene autoriteit bouwde een zekerheid in waardoor ik de op- dracht kon vervullen die hij me had gegeven. Zo'n ondersteuningssys- teem kent geen einde, want er is geen einde aan de goede werken van rechtschapen mannen en vrouwen die elkaar respecteren en hun sikkels inslaan om te maaien, zij aan zij, in de wijngaard van de Heer. Als wij Gods koninkrijk willen opbouwen, moeten wij, als mannen en vrouwen van God, elkaar opbouwen. Er be- staat geen probleem — met active- ring, mensen in de kerk houden, gezinnen, jeugd, wat dan ook — dat we niet kunnen oplossen als we in raden overleggen en elkaar helpen.
Lieve jonge vrienden en vrien- dinnen, leer nu welk patroon de Heer voor mannen en vrouwen heeft vastgesteld. Denk na over de schriftuurlijke verslagen over Adam
Dit uitzicht vanaf het podium achter de quorums der Zeventig laat zien dat het Conferentiecentrum helemaal vol is.
en Eva, en kijk wat de Heer jou leert om jouw huwelijk, jouw gezin en jouw werk in de kerk sterker te ma- ken. De recente verwoestende ge- beurtenissen in de Verenigde Staten lijken erop te wijzen dat er moeilijke tijden in het verschiet liggen. Maar het zal een tijd zijn die gevuld is met moedig vertrouwen als de mannen en vrouwen van jouw generatie zich als nooit tevoren in rechtschapen- heid verenigen. Er zijn geen grenzen aan wat je kunt verwezenlijken als jullie samenwerken onder de leiding van de priesterschap.
De patronen van onze Vader hel- pen ons misleiding vermijden. Ver- trouw op de Heer en niet op de wereld voor je ideeën en idealen in verband met mannen en vrouwen. Want, jonge vrienden en vriendin- nen, jullie zijn de ouders en de leiders die voor deze ongekende tijd zijn be- waard omdat onze Vader jullie kent en weet dat jullie hebben wat nodig is om de wereld het hoofd te bieden en onbevreesd het koninkrijk op te bou- wen. Doe het samen, want het is niet goed dat een man of een vrouw alleen is. Bouw elkaar op, en samen zullen jullie de prachtige lasten van dit leven kunnen dragen, en op jullie hoofd zal
eeuwige heerlijkheid vermeerderd worden.18 De Heer heeft rechtscha- pen mannen en vrouwen nodig die zijn koninkrijk opbouwen. Ik weet dat dit waar is. God is onze Vader. Zijn eniggeboren Zoon is de Christus. Dit is hun werk en hun heerlijkheid. In de naam van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
1. Zie Prediker 4:9.
2. Mozes3:18; zie ook Abraham 5:14.
3. 1 Korintiërs 11:11.
4. 1 Petrus 5:8.
5. LV 52:14.
6. Zie Mozes 5:1.
7. Zie Mozes 5:27.
8. Zie 2 Nephi 2:20.
9. Zie Mozes 5:12.
10. Mozes 5:4.
11. Zie Mozes 5:12.
12. Zie LV 109:22.
13. Zie LV 131:1-4; LV 132:19-20.
14. The Teachings ofHarold B. Lee, (1996), blz. 292.
15. Zie 'Wat het inhoudt een dochter van God te zijn', Liahona, januari 2000, blz. 123.
16. Mozes 4:12.
17. 'Het grote plan van gelukzaligheid', De Ster, januari 1994, blz. 67.
18. Zie Abraham 3:26.
JANUARI 15
2 0 0 2
Gebed
Ouderling Henry B. Eyring
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Met (...) geloof kunnen we bidden voor wat we willen en op prijs stellen wat we ook krijgen. Alleen met dat geloof zullen we met de ijver bidden die God verlangt. '
De wereld is in beroering. Er zijn oorlogen en geruchten van oorlogen. De economie van hele werelddelen wankelt. Over- al ter wereld mislukken oogsten door gebrek aan regen. En de mensen die in gevaar zijn, hebben de hemel overstelpt met gebeden. In het open- baar en privé smeken ze op aarde God om hulp, troost en leiding.
U heeft waarschijnlijk, net als ik onlangs, gemerkt dat de gebeden niet alleen talrijker, maar ook inni- ger zijn geworden. Ik zit tijdens een bijeenkomst vaak op het podium naast iemand die gevraagd is het ge- bed uit te spreken. Ik heb in stille verbazing zitten luisteren. De woor- den die werden gesproken, zijn duidelijk door God geïnspireerd, welsprekend en wijs. En de toon is die van een liefhebbend kind dat om hulp vraagt, niet zoals aan een aard- se vader, maar aan een almachtige
hemelse Vader, die onze behoeften kent, voordat we vragen.
De tendens om in een ontwrichte wereld vurig te bidden, is zo oud als de mensheid. In periodes van ramp- spoed en gevaar wenden de mensen zich in gebed tot God. Zelfs koning David zag wat er gebeurde. U herin- nert zich zijn woorden in het boek Psalmen wel:
'Daarom is de Here een burcht voor de verdrukte, een burcht in tij- den van nood.
'Daarom vertrouwen op U wie uw naam kennen, want Gij hebt nooit verlaten wie U zoeken, o Here.'1
Het grote verlangen om vurig te bidden en de algemene acceptatie ervan is mij en anderen opgevallen. De afgelopen dagen heeft meer dan eens iemand tegen mij gezegd, heel intens en met een bezorgde klank in zijn stem: 'Ik hoop dat die verande- ring blijvend is.'
Die bezorgdheid is terecht. Dat le- ren we uit eigen ervaring en uit Gods kroniek over de omgang met zijn kin- deren. Afhankelijkheid van God kan snel verdwijnen als gebeden verhoord zijn. En als de narigheid vermindert, wordt er ook minder gebeden. In het Boek van Mormon wordt dat verhaal steeds weer verteld.
In het boek Helaman staat: 'O, hoe hebt gij uw God kunnen verge- ten, juist nu hij u heeft bevrijd?'2 En verderop staat in datzelfde boek, na- dat God met genadige goedheid ge- beden had beantwoord, wordt dat vreselijke patroon weer ter sprake gebracht:
'En aldus kunnen wij zien, hoe
vals en ook hoe onbestendig het menselijk hart is; ja, wij kunnen zien, dat de Here in zijn grote en on- eindige goedheid hen zegent en voorspoedig doet zijn, die hun ver- trouwen in Hem stellen.
'Ja, juist ten tijde, wanneer Hij zijn volk voorspoedig doet zijn, door de opbrengst van hun landerijen, en de vermeerdering van hun kleinvee en hun grootvee, en van hun goud en hun zilver en allerlei kostbare voorwerpen van iedere soort en be- werking, en door hun leven te spa- ren, en hen uit de handen hunner vijanden te bevrijden, en door het hart van hun vijanden te verzach- ten, opdat dezen geen oorlogen aan hen zouden verklaren, ja, kortom, wanneer Hij alles doet, wat voor het welzijn en geluk van zijn volk moge- lijk is, ja, te dien tijde kunnen wij zien, dat zij hun hart verstokken en de Heilige met de voeten treden; ja, en dit wegens hun zorgeloosheid en hun buitengewoon grote voorspoed. 'En aldus zien wij, dat, wanneer de Here zijn volk niet met vele beproe- vingen kastijdt, ja, wanneer Hij hen niet bezoekt met de dood, schrik, hongersnood en allerlei pestilentie, zij Hem niet indachtig willen zijn.'3
En uit de volgende woorden van datzelfde boek leren we ook waarom we de bron van onze zegeningen zo makkelijk vergeten en ophouden met in geloof bidden omdat we daar de noodzaak niet meer van inzien:
'O, hoe dwaas, en hoe ijdel, en hoe boosaardig en duivels zijn de mensenkinderen; en hoe vlug om het kwade te doen, en hoe traag om het goede te doen; ja, hoe gretig om naar de woorden van de boze te luis- teren, en hun hart op de ijdele din- gen der wereld te zetten!
'Ja, hoe vlug om zich in hoog- moed te verheffen; ja, hoe vlug om te roemen en allerlei ongerechtighe- den te bedrijven; en hoe traag zijn zij om de Here, hun God, indachtig te zijn en aan zijn raadgevingen ge- hoor te geven, ja, hoe traag om de paden der wijsheid te bewandelen!
'Ziet, zij verlangen niet, dat de Here, hun God, die hen heeft ge- schapen, over hen zal regeren en hen besturen; ondanks zijn grote
A H O N A 16
goedheid en zijn barmhartigheid je- gens hen slaan zij zijn raadgevingen in de wind, en zij willen niet dat Hij hun Leidsman zal zijn.'4
In die drie korte verzen zien we drie redenen voor de bedroevende ontwikkeling waarin we afstand ne- men van nederig gebed. Ten eerste: hoewel God ons dringend vraagt om te bidden, wordt dat door de vijand van onze ziel gebagatelliseerd en vervolgens bespottelijk gemaakt. In 2 Nephi wordt terecht gewaar- schuwd: 'En nu, mijn geliefde broe- deren, bemerk ik, dat gij nog in uw hart overlegt; en het doet mij leed, dat ik hierover moet spreken. Want indien gij naar de Geest zoudt willen luisteren, die de mens leert te bid- den, dan zoudt gij weten dat gij moet bidden; want de boze geest leert een mens niet te bidden, maar leert hem, dat hij niet moet bidden.'5
Ten tweede: We vergeten God door onze ijdelheid. Een beetje wel- vaart en vrede, of zelfs een kleine po- sitieve wending, kan ons een gevoel van onafhankelijkheid geven. We kunnen al snel het gevoel krijgen dat we ons leven onder controle hebben, dat we er zelf die positieve wending aan hebben gegeven, en niet God, die met ons communiceert door de stille, zachte stem van de Geest. Hoogmoed veroorzaakt zoveel lawaai in ons binnenste dat de zachte stem van de Geest moeilijk te horen is. En al gauw, in onze ijdelheid, willen we er zelfs niet meer naar luisteren. We kunnen al snel denken dat we hem niet nodig hebben.
De derde oorzaak is diep in ons ge- worteld. Dat zit in onze natuur. Wij zijn geestkinderen van een liefdevolle, hemelse Vader die ons in de sterfelijk- heid heeft geplaatst om te zien of we zouden kiezen — in vrijheid zouden kiezen — om zijn geboden te onder- houden en tot zijn geliefde Zoon zou- den komen. Zij dwingen ons niet. Dat kan niet, want dat zou niet in over- eenstemming zijn met het heilsplan. En daarom hebben we een door God ingegeven verlangen om verantwoor- delijk te zijn voor onze eigen keuzen.
Dat verlangen om onze eigen keu- zen te doen, is onderdeel van ons in- gebouwde verlangen om vooruitgang
Conferentiegangers passeren de Salt Lake-tempel op weg naar het Conferentiecentrum.
te maken in de richting van het eeu- wige leven. Maar het kan, als we het leven slechts door onze sterfelijke ogen bekijken, afhankelijkheid van God moeilijk of zelfs onmogelijk maken als we een dergelijk over- weldigend verlangen naar onaf- hankelijkheid voelen. Deze ware leerstelling kan dan hard klinken:
'Want de natuurlijke mens is een vijand van God, en is dat geweest se- dert de val van Adam en zal dat voor eeuwig en immer zijn, tenzij hij zich aan de ingevingen des Heiligen Gees- tes overgeeft, en de natuurlijke mens afsterft en een heilige wordt door de verzoening van Christus, de Here, en wordt gelijk een kindeke, onderwor- pen, zachtmoedig, nederig, geduldig, vol liefde, gewillig zich aan alles te onderwerpen wat de Here geschikt acht hem op te leggen, evenals een kind zich aan zijn vader onderwerpt.'6
Wie zich als een kind onderwer- pen, doen dat omdat ze weten dat de Vader alleen wil dat zijn kinderen gelukkig zijn en omdat Hij alleen
weet hoe. Dat is het getuigenis dat we nodig hebben om te blijven bid- den als een nederig kind, zowel in goede als in slechte tijden.
Met dat geloof kunnen we bidden voor wat we willen en op prijs stel- len wat we ook krijgen. Alleen met dat geloof zullen we met de ijver bidden die God verlangt. In die ge- vallen waarin God ons gebiedt te bidden, gebruikt Hij woorden als 'bidden zonder ophouden', 'bidt al- tijd', en 'krachtig gebed'.
Dat gebod houdt niet in dat we veel woorden hoeven te gebruiken. In feite heeft de Heiland ons geleerd dat we niet in herhaling hoeven te vallen. Voor het ijverige gebed dat God ver- langt hoeven we niet breedsprakig te zijn noch ons urenlang af te zonderen. Dat wordt heel duidelijk in Alma in het Boek van Mormon geleerd:
'En als gij de Here niet overluid aanroept, laat dan uw hart voortdu- rend tot Hem in gebed uitgaan voor het welzijn van hen, die rondom u zijn.'7
ANUARI 2002 17
Ons hart kan alleen naar God uit- gaan als het vervuld is met liefde voor Hem en vertrouwt op zijn goedheid. Joseph Smith heeft ons als jongen al een voorbeeld gegeven hoe we kun- nen beginnen met bidden vanuit een hart, vervuld met liefde voor God, en vervolgens de rest van ons leven on- ophoudelijk kunnen blijven bidden,
Joseph ging naar het bos om te bidden, omdat hij geloofde dat een liefhebbende God zijn gebed zou be- antwoorden en zijn verwarring zou wegnemen. Hij kreeg die zekerheid doordat hij het woord van God las, en een getuigenis ontving van de waarheid ervan. Hij vertelde dat hij in Jakobus las: '(...) [d]at hij ze van God begere, die een iegelijk milde- lijk geeft, en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden.'8 Zijn geloof om God in gebed te vragen, kreeg hij toen hij nagedacht had over een tekst waardoor hij de zekerheid kreeg dat God liefdevol is. Hij bad zoals wij moeten bidden met geloof in een liefdevolle God.
Hij bad niet alleen om te luisteren, maar ook om te gehoorzamen. Hij vroeg niet alleen om de waarheid te weten te komen. Hij was bereid om te doen wat God hem ook zou vertellen. Uit zijn verslag blijk dat hij bad met de oprechte bedoeling om zich te schikken naar het antwoord dat hij ontving, ongeacht wat het was.
'Nog nooit had een tekst uit de Schriften een menshart sterker getrof- fen dan deze, toen, het mijne. Hij leek wel met grote kracht in iedere vezel van mijn hart door te dringen. Ik dacht telkens en telkens weer over deze tekst na, in het besef dat, als ie- mand ooit wijsheid van God nodig had, ik het was; ik immers wist niet wat ik moest doen, en als ik niet meer wijsheid zou krijgen dan ik toen bezat, zou ik het nooit te weten komen; want de godsdienstleraars van de ver- schillende sekten vatten dezelfde bij- belteksten zo verschillend op, dat al iemands vertrouwen aan de hand van de Bijbel tot een oplossing te komen de bodem werd ingeslagen.'9
De Vader en zijn geliefde Zoon verschenen hem in antwoord op zijn gebed. En hem werd verteld wat hij moest doen, zoals hij verlangd had.
Hij gehoorzaamde als een kind. Hem werd verteld zich bij geen van de kerken aan te sluiten omdat ze alle- maal ongelijk hadden. Hij deed wat hem gezegd was. En door zijn ge- trouwheid werden zijn gebeden in de dagen, maanden en jaren daarna be- antwoord met een overvloed aan licht en waarheid. De volheid van het evangelie van Jezus Christus en de sleutels van Gods koninkrijk wer- den op aarde hersteld. Zijn nederige afhankelijkheid van God leidde tot zegeningen voor alle kinderen van onze hemelse Vader. Door de herstel- ling van het evangelie met bevoegd- heden en heilige verordeningen, hebben we de kans om de onafhan- kelijkheid te kiezen, die onbetaalbaar is — vrij te zijn van de slavernij van zonde door de reinigende macht van de verzoening van Jezus Christus.
De zending van Joseph Smith was uniek, en toch kan zijn nederig gebed ons tot voorbeeld zijn. Hij begon — en dat moeten wij ook doen — met geloof in een liefdevolle God die met ons kan en wil communiceren en ons wil helpen. Dat geloof was gebouwd op indrukken die hij kreeg toen hij nadacht over de woorden van Gods dienstknechten in de Schriften. Wij kunnen en moeten het woord van God veelvuldig en aandachtig
bestuderen. Als we nonchalant wor- den in onze studie van de woorden van Gods dienstknechten, worden onze gebeden nonchalant.
Als we de woorden des levens van onze profeten negeren, houden we misschien niet op met bidden, maar onze gebeden zullen steeds hetzelfde en ondoordachter worden, zonder blijk te geven van een oprechte be- doeling. Ons hart kan niet uitgaan naar een God die we niet kennen, en door de Schriften en de woorden van de levende profeten leren we Hem kennen. Als we Hem beter kennen, houden we meer van Hem.
We moeten Hem ook dienen om van Hem te gaan houden. Joseph Smith deed dat, gaf in zijn dienst uiteindelijk zelfs zijn leven. Joseph bad met de bedoeling om te gehoor- zamen. Die gehoorzaamheid houdt altijd hulp aan anderen in. Door ons aandeel in Gods werk voelen we een deel van wat Hij voelt en leren we Hem kennen.
'Want hoe kent iemand de mees- ter die hij niet heeft gediend, en die voor hem een vreemdeling is, en verre is van de gedachten en voor- nemens van zijn hart?'10 Naarmate onze liefde voor Hem toeneemt, wordt ook ons verlangen om de Va- der in gebed te naderen, groter.
L I
A H O N A
18
De woorden en de muziek van de- ze conferentie zullen u ertoe brengen te doen wat u sterkt tegen het gevaar om nederig gebed na te laten. Door wat u hoort, zult u zich gedrongen voelen de Schriften te bestuderen. Geef daar gehoor aan. U zult er tij- dens deze conferentie aan herinnerd worden dat u, toen u afdaalde in de wateren van de doop, beloofd heeft te dienen. Kies ervoor te gehoorzamen.
Als u de Schriften overpeinst en gaat doen wat u beloofd heeft, kan ik U beloven dat u meer liefde voor God gaat voelen en meer van zijn liefde voor u. En daarbij zullen uw gebeden uit uw hart komen, vol dank en sme- king. U zult zich afhankelijker voelen van God. U zult de moed vinden om in zijn dienst te zijn, zonder angst, en met vrede in uw hart. En u zult Hem niet vergeten, ongeacht wat de toe- komst brengt.
Ik geef u mijn getuigenis dat God, de Vader leeft. Hij houdt van ons. Hij hoort onze gebeden en verhoort ze met wat voor ons het beste is. Als we Hem leren kennen door zijn woorden en in zijn dienst, zullen we nog meer van Hem gaan houden. Ik weet dat dit waar is.
De volheid van het evangelie van Jezus Christus en de ware kerk van Jezus Christus zijn hersteld door de profeet Joseph Smith. De sleutels van het priesterschap zijn alleen in deze kerk. Ik weet zo zeker als ik leef dat president Gordon B. Hinckley de sleutels op aarde draagt en gebruikt. Jezus Christus leeft en Hij leidt zijn kerk in deze tijd. Hij zal u in deze conferentie onderwijzen door middel van zijn dienstknechten.
In de heilige naam van Jezus Christus. Amen. □
NOTEN
1. Psalmen 9:10-11.
2. Hekman 7:20.
3. Helaman 12:1-3.
4. Helaman 12:4-6. 5.2Nephi32:8. 6.Mosiah3:19.
7. Alma 34:27.
8. Jakobus 1:5; zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:11.
9. Geschiedenis van Joseph Smith 1:12. 10.Mosiah5:13.
Onze vurigste hoop is in de verzoening
President James E. Faust
Tweede raadgever in het Eerste Presidium
'Ons heil hangt af van ons geloof in de verzoening en de aanvaarding ervan. Die aanvaarding vereist een constante inspanning om haar beter te begrijpen. '
Beminde broeders, zusters en vrienden, op deze ochtend sta ik deemoedig voor u, omdat ik wil spreken over de belangrijkste ge- beurtenis in de hele geschiedenis. Die uitzonderlijke gebeurtenis was de on- vergelijkelijke verzoening van onze Heer en Heiland, Jezus de Christus. Het was het belangrijkste dat ooit heeft plaatsgehad, en toch is het heel moeilijk te begrijpen. De reden waar- om ik alles over de verzoening wil weten, is voor een deel zelfzuchtig: ons heil hangt af van ons geloof in de verzoening en de aanvaarding ervan.1 Die aanvaarding vereist een constan- te inspanning om haar beter te begrij- pen. Door de verzoening maken we vooruitgang in het sterfelijk leven doordat we de mogelijkheid krijgen
volmaakt te worden.2 We hebben al- lemaal gezondigd en we moeten ons bekeren om ons deel van de schuld te betalen. Als we ons oprecht bekeren, wordt de rest van die schuld betaald door de schitterende verzoening van de Heiland.3
Paulus heeft eenvoudig uitgelegd hoe noodzakelijk de verzoening is. 'Want evenals in Adam allen ster- ven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.'4 Eer de wereld was, is Jezus Christus aange- steld en geordend tot onze Verlosser. Doordat Hij de Zoon van God is, door zijn zondeloos leven, het ver- gieten van zijn bloed in de hof van Getsemane, zijn verschrikkelijke dood aan het kruis en daarna zijn herrijzenis uit het graf, is Hij de oor- zaak van ons heil geworden en heeft Hij de volmaakte verzoening voor de hele mensheid bewerkstelligd.5
Door zoveel mogelijk van de ver- zoening en de herrijzenis van Chris- tus te begrijpen, komen we meer te weten over Hem en zijn zending.6 Naarmate we meer inzicht krijgen in zijn zoenoffer, komen we nader tot Hem. De verzoening houdt in dat we één worden met Hem. De aard van de verzoening en de gevol- gen ervan zijn zo oneindig, zo on- peilbaar en zo diepgaand dat het de kennis en het bevattingsvermogen van de sterfelijke mens te boven gaat. Ik ben diep dankbaar voor het beginsel van verlossende genade.
JANUARI 19
2 0 0 2
Veel mensen denken dat ze alleen maar hoeven te belijden dat Jezus de Christus is en dat ze dan alleen door genade verlost worden. We kunnen niet door genade alleen verlost worden, want we 'weten, dat wij na alles, wat wij kunnen doen, slechts door genade zalig worden.'7
Een paar jaar geleden heeft presi- dent Gordon B. Hinckley een soort gelijkenis verteld over 'een schooltje in de bergen van Virginia waar de jongens zo baldadig waren dat geen leraar ze in het gareel kreeg.
'Op een goede dag solliciteerde er een jonge leerkracht. Ze vertelden hem dat elke leerkracht een vrese- lijk pak rammel had gekregen, maar de leerkracht nam het risico. De eerste schooldag vroeg de leerkracht of de jongens hun eigen regels wil- den maken, met de straf voor over- treding van de regels. De klas kwam met tien regels die op het bord wer- den geschreven. Toen vroeg de leer- kracht: "Wat doen we met iemand die de regels overtreedt?"
"Tien stokslagen op de rug, zon- der jas aan", was het antwoord.
'Een dag of wat later werd de lun- ch van "Bolle Tom" gestolen. "De dief werd opgespoord — een klein, hongerig joch van een jaar of tien."
'Toen kleine Jim zijn straf kwam halen, smeekte hij of hij zijn jas mocht aanhouden. "Uit die jas", zei de leerkracht. "Je was erbij toen de regels werden opgesteld!"
'De jongen deed zijn jas uit. Hij had geen overhemd aan en ze zagen een knokig, verzwakt lijfje. Toen de leerkracht, met de stok in de hand, aarzelde, sprong Bolle Tom op en stelde zich beschikbaar om de straf van de jongen te ondergaan.
' "Goed dan, er is een wet die toe- staat dat iemand de plaats van een ander inneemt. Zijn jullie het ermee eens?" vroeg de leerkracht.
'Na vijf slagen op Toms rug brak de stok. De klas snikte. Kleine Jim was op zijn tenen gaan staan en had beide armen om de nek van Tom heengeslagen. "Tom, het spijt me dat ik je boterhammen heb gestolen, maar ik had zo'n honger. Tom, ik zal tot aan mijn dood van je blijven houden omdat jij de klappen voor
me hebt opgevangen. Ja, ik zal altijd van je houden!"'8
Toen haalde president Hinckley Jesaja aan: 'Nochtans, onze ziekten heeft Hij op Zich genomen, en onze smarten gedragen; (...) Om onze overtredingen werd Hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrij- zeld; de straf die ons vrede aan- brengt, was op Hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.'9
Niemand weet hoe zwaar het was wat onze Heiland heeft doorstaan, maar door de macht van de Heilige Geest kunnen we iets begrijpen van de hemelse gave die Hij ons heeft geschonken.10 In de woorden van onze avondmaalslofzang:
Wij weten niet, beseffen niet de smart die Hij doorstond, maar wij geloven: 't was voor ons dat Hij daar werd gewond.11
Voor ons heeft Hij zoveel pijn , 'onbeschrijflijk lijden' en 'overstel- pende kwellingen' doorstaan.12 Zijn intense lijden in de hof van Getse- mane, waar Hij alle zonden van alle andere stervelingen op zich nam, deed Hem 'van pijn (...) sidderen en uit iedere porie bloeden, en zowel lichamelijk als geestelijk (...) lijden.'13 'En Hij werd dodelijk be- angst en bad des te vuriger'14 en zei: 'Mijn Vader, indien deze beker niet kan voorbijgaan, tenzij dan dat Ik die drinke, uw wil geschiede!'15 Hij werd verraden door Judas Iskariot en verloochend door Petrus. Hij werd bespot door de hogepriesters en hun functionarissen; in het ge- rechtsgebouw werd Hij ontkleed, ge- slagen, bespuwd en gegeseld.16
Hij werd naar Golgota geleid, waar nagels in zijn handen en voeten werden gedreven. Urenlang hing Hij in doodsstrijd aan een houten kruis waarop door Pilatus was geschreven: 'JEZUS DE NAZOREEËR, DE KO- NING DER JODEN.'17 De avond viel en 'omstreeks het negende uur riep Jezus met luider stem, zeggende: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?'18 Niemand kon Hem helpen; Hij trad de wijnpers al- leen.19 Toen riep Jezus 'wederom met
luider stem en gaf de geest.'20 En 'een van de soldaten stak met een speer in zijn zijde en terstond kwam er bloed en water uit.'21 'De aarde beef- de', en 'de hoofdman en zij, die met hem Jezus bewaakten, zagen de aard- beving en wat er plaats had en zij werden zeer bevreesd en zeiden: Waarlijk, dit was een Zoon Gods.'22 Met de woorden van de lofzang: 'Laat ons niet vergeten, Heiland, dat Gij voor ons leed en stierft.'23 Ik vraag me af hoeveel druppels bloed er voor mij zijn vergoten.
Wat Hij deed, kon alleen een God. Als de eniggeboren Zoon van de Vader in het vlees, erfde Jezus goddelijke eigenschappen. Hij was de enige die ooit geboren werd die deze uiterst belangrijke en boven- aardse daad kon stellen. Als de eni- ge zondeloze Mens die ooit op aarde heeft geleefd, was Hij niet onderhe- vig aan de geestelijke dood. Door zijn goddelijke aard bezat Hij ook macht over de lichamelijke dood. Zo heeft Hij voor ons gedaan wat we zelf niet kunnen. Hij verbrak de koude greep van de dood. Hij heeft voor ons ook de grootste en vredige vertroosting van de gave van de Heilige Geest mogelijk gemaakt.24
De verzoening en de opstanding maken veel mogelijk. De verzoening reinigt ons van de zonde, op voor- waarde van onze bekering. Bekering is de voorwaarde waarop genade wordt verleend.25 Na alles wat we kunnen doen om de laatste penning te beta- len en onze fouten goed te maken, wordt de genade van de Heiland in ons leven van kracht door de verzoe- ning die ons reinigt en ons kan ver- volmaken.26 Christus' herrijzenis heeft de dood overwonnen en schonk ons de zekerheid van leven na de dood. Hij heeft gezegd: 'Ik ben de opstan- ding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven.'27 De opstanding is onvoorwaardelijk en van toepassing op iedereen die ooit geleefd heeft of zal leven.28 Het is een gratis geschenk. President John Taylor heeft dat duidelijk beschreven toen hij zei: 'De graven zullen worden geo- pend en de doden zullen de stem van de Zoon van God horen, en zij zullen voortkomen, wie het goede hebben
L I A H O N 20
President Gordon B. Hinckley wuift naar de aanwezigen in het Conferentiecentrum. Achter hem (vlnr) de ouderlingen Jeffrey R. Holland, Robert D. Hales en Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen, en de presidenten Thomas S. Monson en James E. Faust, raadgevers in het Eerste Presidium.
gedaan in de opstanding van de rechtvaardigen, en wie het kwade hebben gedaan in de opstanding van de onrechtvaardigen.'29
In verband met onze daden in dit leven en de verzoening heeft presi- dent J. Reuben Clark jr. ons deelge- noot gemaakt van het volgende waardevolle inzicht:
'Ik denk dat [de Heiland] de laagste straf zal geven die de wet voor onze overtreding eist. Ik geloof dat Hij in zijn gerechtigheid alle on- eindige liefde, zegen, barmhartigheid en vriendelijkheid die Hij heeft, zal inzetten. (...)
En anderzijds, denk ik dat Hij, als onze beloning voor goed gedrag aan de orde is, ons het maximale zal ge- ven, de zonde die we hebben begaan in overweging genomen.'30
Als we naar de Heer terugkeren, zal Hij zoals Jesaja schreef, veelvul- dig vergeven.31
Ons is geboden om de belangrijke gebeurtenissen van de bemiddeling, de kruisiging en de verzoening te ge- denken door wekelijks het avond- maal te gebruiken. In de geest van de avondmaalsgebeden nemen we van het brood en het water ter gedachte- nis aan het lichaam en het bloed dat
voor ons geofferd is, en we behoren Hem te gedenken en zijn geboden te onderhouden opdat wij altijd zijn Geest bij ons zullen hebben.
Onze Verlosser heeft alle zonden, pijnen, gebreken en ziekten op zich genomen van iedereen die ooit ge- leefd heeft en zal leven.32 Niemand heeft ook maar enigermate geleden als Hij. Hij kent onze beproevingen uit eigen ervaring. Ik vergelijk het een beetje met ons, als we zouden probe- ren de Mount Everest te beklimmen en niet verder kwamen dan de eerste meters. Maar Hij heeft alle 8.640 me- ter naar de top van de berg geklom- men. Hij heeft meer geleden dan enige andere sterveling zou kunnen.
De verzoening komt niet alleen de zondaar ten goede, maar ook dege- nen tegen wie gezondigd is — de slachtoffers. Door te vergeven wie 'tegen u zondigt' (BJS, Matt. 6:13), brengt de verzoening een mate van vrede en troost teweeg bij wie on- schuldig slachtoffer zijn geworden van de zonden van anderen. De be- langrijkste bron voor genezing van de ziel is de verzoening van Jezus Chris- tus. Dat is waar, of het nu gaat om de pijn van een persoonlijke tragedie of van zo'n vreselijke, nationale ramp
als we kortgeleden in New York, Washington D.C., en bij Pittsburgh hebben meegemaakt.
Een zuster die een pijnlijke schei- ding heeft doorgemaakt, schreef hoe ze kracht ontleende aan de verzoe- ning. Ze schreef: 'Onze scheiding (...) ontsloeg me niet van de plicht om te vergeven. Ik wilde het echt, maar het was of me iets werd gebo- den waartoe ik eenvoudig niet in staat was.' Haar bisschop gaf haar een doeltreffend advies: 'Houd in uw hart een plaats vrij voor vergeving, en als ze komt, sta er dan voor open.' Vele maanden gingen voorbij, waarin ze worstelde om te kunnen vergeven. Ze vertelde: 'Tijdens die lange mo- menten van gebed (...) was ik aan- gesloten op een levengevende bron van troost van mijn hemelse Vader. Ik voelde dat Hij niet teleurgesteld naar me keek omdat ik nog niet kon vergeven; Hij treurde eerder met mij samen toen ik huilde. (...)'
'Wat er uiteindelijk in mijn hart gebeurde, is voor mij een verbazing- wekkend en wonderbaarlijk bewijs van de verzoening van Christus. Ik had de verzoening altijd gezien als een middel om bekering van de zon- daar effectief te maken. Ik had me
JANUARI 21
2 0 0 2
niet gerealiseerd dat het degene tegen wie gezondigd is, mogelijk maakt om in zijn of haar hart de zoete vrede van vergeving te ontvangen.'33
Wie gekwetst zijn, behoren al het mogelijke te doen om hun beproe- vingen te verwerken, en de Heiland zal 'zijn volk hulp (...) verlenen vol- gens hun krankheden.'34 Hij zal onze lasten helpen dragen. Sommige wonden zijn zo pijnlijk en diep dat ze niet kunnen genezen zonder de hulp van een hogere macht en de hoop op volmaakte gerechtigheid en herstelling in het volgende leven. Omdat de Heiland alles heeft gele- den wat wij ooit kunnen voelen of meemaken,35 kan Hij de zwakken helpen sterker te worden. Hij heeft het allemaal zelf meegemaakt. Hij begrijpt onze pijn en zal zelfs in onze donkerste uren bij ons zijn.
Wij verlangen naar de grootste ze- geningen van de verzoening — een- wording met Hem, in zijn goddelijke tegenwoordigheid zijn, persoonlijk
bij onze naam worden genoemd als Hij ons liefderijk welkom heet met een stralende glimlach, ons met open armen opwacht om ons te hul- len in zijn grenzeloze liefde.36 Wat zal dat een heerlijke, prachtige ervaring zijn als we ons waardig genoeg voe- len om in zijn tegenwoordigheid te zijn! De kosteloze gave van zijn grote zoenoffer voor ieder van ons is de enige manier waarop we voldoende verhoogd kunnen worden om vóór Hem te staan en Hem van aange- zicht tot aangezicht te aanschouwen. De overstelpende boodschap van de verzoening is de volmaakte liefde die de Heiland heeft voor ieder van ons. Het is een liefde vol erbarmen, ge- duld, genade, billijkheid, lankmoe- digheid, en vooral vergeving.
De slechte invloed van Satan kan alle hoop die we hebben om onze fou- ten te overwinnen, vernietigen. Hij wil dat we denken dat we verloren zijn, en dat er geen hoop is. Daar te- genover reikt Jezus ons de hand om
ons op te beuren. Door onze bekering en de gave van de verzoening kunnen we ons voorbereiden totdat we het waardig zijn vóór Hem te staan. Dat getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
l.Mosiah 4:6-7.
2. Moroni 10:32.
3. 2Nephi25:23.
4. 1 Korintiërs 15:22.
5. Zie Bible Dictionary, Atonement', blz. 617.
6.Jakob4:12.
7. 2 Nephi 25:23; cursivering toegevoegd.
8. 'Pres. Hinckley: Christmas a Result of Redeeming Christ', Church News, 10 december 1994, blz. 4.
9. Jesaja 53:4-5.
10. 1 Korintiërs 12:3.
11. 'Er is een heuvel ver van hier', lofzang 130.
12. John Taylor, The Mediation and Atonement [1892], blz. 150.
13. LV 19:18.
14. Lucas 22:44.
15. Matteüs 26:42.
16. Matteüs 26:47-75, 27:28-31.
17. Johannes 19:19.
18. Matteüs 27:46.
19. Zie LV 133:50.
20. Matteüs 27:50.
21. Johannes 19:34.
22. Matteüs 27:51, 54.
23. 'Bij 't gebed voor 't brood en 't water', lofzang 115.
24. Johannes 15:26.
25. Alma 42:22-25.
26. 2 Nephi 25:23; Alma 34:15-16, 42:22-24; Moroni 10:32-33.
27. Johannes 11:25.
28. Handelingen 24:15.
29. John Taylor, The Gospel Kingdom, blz. 118. Zie ook Johannes 5:28-29.
30. As Ye Sow (...)', Brigham Young University Speeches of the Year, 3 mei 1955, blz. 7.
31. Jesaja 55:7.
32. Alma 7:11-12.
33. Naam bij de redactie bekend, 'My Journey to Forgiving', Ensign, februari 1997, blz. 42-43.
34. Alma 7:12.
35. Alma 7:11.
36. Alma 26:15; Mormon 5:11; 6:17; Mozes 7:63.
A H O N A
22
Zaterdagmiddagbijeenkomsf
6 oktober 2001
De steunverlening aan kerkfunctionarissen
President James E. Faust
Tweede raadgever in het Eerste Presidium
Broeders en zusters, president Hinckley heeft mij verzocht de algemene autoriteiten, de gebiedszeventigen en de leden van de algemene presidiums van de hulporganisaties ter steunverlening voor te stellen.
Wij stellen u voor Gordon Bitner Hinckley steun te verlenen als pro- feet, ziener en openbaarder en presi- dent van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen; Thomas Spencer Monson als eerste raadgever in het Eerste Presidium; en James Esdras Faust als tweede raadgever.
Wie hiermee instemt, maakt dat kenbaar.
Wie er niet mee instemt, maakt dit kenbaar.
Wij stellen u voor Thomas Spen- cer Monson steun te verlenen als president van het Quorum der Twaalf Apostelen; Boyd Kenneth Packer als waarnemend president
van het Quorum der Twaalf Aposte- len; en de volgende broeders als lid van dat quorum: Boyd K. Packer, L. Tom Perry, David B. Haight, Neal A. Maxwell, Russell M. Nelson, Dallin H. Oaks, M. Russell Ballard, Joseph B. Wirthlin, Richard G. Scott, Robert D. Hales, Jeffrey R. Holland, en Henry B. Eyring.
Wie hiermee instemt, maakt dat kenbaar. Wie tegen is, eveneens.
Wij stellen u voor de raadgevers
in het Eerste Presidium en de twaalf apostelen steun te verlenen als pro- feet, ziener en openbaarder.
Wie hiermee instemt, maakt dat kenbaar. Wie tegen is, eveneens.
Wij stellen u voor de ouderlingen L. Aldin Porter en Marlin K. Jensen te ontheffen als lid van het Presidi- um der Zeventig. Ook stellen wij u voor de ouderlingen L. Aldin Porter, Vaughn J. Featherstone, Rex D. Pi- negar, John K. Carmack, en L. Lio- nel Kendrick te ontheffen als lid van het Eerste Quorum der Zeventig en hen de status van emeritus lid van het Eerste Quorum der Zeventig te verlenen. Wie hiermee kan instem- men, maakt dit kenbaar.
Met dank voor hun diensten als lid van het Tweede Quorum der Zeventig ontheffen wij de ouderlin- gen Richard B. Wirthlin, Richard E. Cook, Wayne M. Hancock, and Ray H. Wood en de volgende gebiedszeventigen: Norman C. Boehm, Jess L. Christensen, Dale L. Dransfield, David W Eka, James E.
Beeld op Temple Square om de offers te herdenken die de handkarpioniers gebracht hebben.
JANUARI 23
2 0 0 2
Griffin, Esteban Guevara, Ronald J. Hammond, Thomas A. Holt, Ernst Husz, Julio H. Jaramillo, Lloyd W. Jones, Seiji Katanuma, J. Grey Larkin, Haruyoshi Nakamura, Karl E. Nelson, Jesüs Nieves, Rodrigo Obeso, James S. Olson, Glen A. Overton, William W Parmley, Steven H. Pond, Michael T. Robinson, Jorge W. Ventura, en Craig T. Vincent. Wie met ons hun waardering willen ui- ten, maken dat kenbaar door de hand op te steken.
Wij stellen u voor met een woord van dank de ouderlingen Marlin K. Jensen, Neil L. Andersen, en John H. Groberg te ontheffen als het alge- meen zondagsschoolpresidium; en de ouderlingen Robert K. Dellenbach, E Meivin Hammond, en John M. Madsen als het algemeen jongeman- nenpresidium. Wie hiermee instemt, maakt dat kenbaar door de hand op te steken.
Wij stellen u voor steun te verle- nen aan de ouderlingen Charles Didier en Cecil O. Samuelson als lid van het Presidium der Zeventig. Wie hiermee instemt, maakt dat kenbaar. Wie tegen is, eveneens.
Wij stellen u voor steun te verle- nen aan Carlos J. Garcia, R. Randall Huff, en John W. Yardley als gebieds- zeventigen. Wie hiermee instemt, maakt dat kenbaar. Wie tegen is, eveneens.
Wij stellen u voor steun te verle- nen aan de ouderlingen Cecil O. Samuelson, John H. Groberg, en Richard J. Maynes als het algemeen zondagsschoolpresidium en de ouder- lingen E Meivin Hammond, Glenn L. Pace, en Spencer J. Condie als het al- gemeen jongemannenpresidium. Wie hiermee instemt, maakt dat kenbaar. Wie tegen is, eveneens.
Wij stellen u voor de andere alge- mene autoriteiten, gebiedszeventi- gen en algemene presidiums van de hulporganisaties zoals die nu in functie zijn, te steunen. Wie hiermee instemt, maakt dat kenbaar. Wie er niet mee instemt, maakt dit kenbaar.
Naar het zich laat aanzien, is de steunverlening unaniem bevestigend geweest.
Dank u, broeders en zusters, voor uw geloof en gebeden. □
Het geloof van onze profeten
Ouderling David B. Haight
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Wat wij nodig hebben, is het geloof van Brigham Young en het geloof van Gordon B. Hinckley en het geloof van de mensen
die onze profeten en leiders zijn. '
Ik hoop dat u, evenals ik, een warm gevoel in uw hart had toen ik mijn hand opstak om steun te verlenen aan president Hinckley als president van de kerk, en als pro- feet, ziener en openbaarder, en van de andere functionarissen die u zijn voorgesteld. Wat een geweldige ge- legenheid voor ons allen om onze huidige profeet op aarde te kunnen steunen — maar niet alleen door uw hand eventjes op te steken, maar door in uw hart en ziel te voe- len dat u hem niet alleen steunt maar dat u onderschrijft wat hij heeft gedaan en wat hij voor ons heeft gedaan als onze vertegenwoor- diger naar de wereld toe. We zijn dankbaar voor de fantastische, geïnspireerde manier waarop hij met
de wereld heeft gecommuniceerd en haar heeft toegesproken, met name de afgelopen dagen en weken.
Een paar jaar geleden was Arturo Toscanini dirigent van het New York Philharmonic Orchestra in New York en hij verzorgde als zodanig ie- dere zaterdag een radio -uitzending. Op zekere dag ontving hij per post een verfrommeld gelig briefje waarin stond:
'Geachte meneer Toscanini, ik ben een eenzame schaapherder in de ber- gen van Wyoming. Ik heb twee kost- bare bezittingen: een oude viool en een radio die op batterijen loopt. De batterijen beginnen leeg te raken en mijn viool is zo ontstemd dat ik er niet meer op kan spelen. Zou u aanstaande zaterdag in uw radioprogramma alstu- blieft een A willen laten horen?'
De volgende week maakte Arturo Toscanini tijdens de uitzending be- kend: 'Voor een splinternieuwe vriend in de bergen van Wyoming zal het gehele New York Philharmonic Orchestra nu unisono een zuivere A laten horen.' En ze speelden een zui- vere A. Vervolgens kon die eenvou- dige, eenzame man zijn A-snaar stemmen, en daarop ook zijn E-snaar en D-snaar en G-snaar afstemmen.
Is het geen interessante gedachte voor de vele mensen die mij op dit ogenblik horen - wier viool ofwel le- ven misschien een beetje ontstemd is — dat we naar een algemene con- ferentie van de kerk kunnen komen
L I A H O 24
N A
en de fijne boodschappen kunnen beluisteren die worden gebracht?
Wij die in de gelegenheid zijn om hier te spreken, bidden met kracht dat we de energie en sterkte en vita- liteit mogen hebben, zoals ik nu, ter- wijl ik in de nazomer van mijn leven ben, om te getuigen van de waar- heid van dit werk — want ik ben daar een getuige van.
Ik verkeer in de omstandigheid — evenals velen onder u, en zoals vele anderen zouden wensen — dat ik in een mormoons gezin ben opge- groeid en een product van de kerk ben. Ik had de kans om erop uit te gaan, in de wereld te verkeren en met mensen in allerlei posities om te gaan, of dat nu de overheid was of het bedrijfsleven of wat dan ook, maar in ieder geval contact te heb- ben met mensen en hun te vertellen van de gevoelens in mijn hart.
President Hinckley heeft vaak in onze bijeenkomsten gezegd, en ik denk dat het en public was, dat er in zijn kantoor achter zijn stoel een plaat van Brigham Young hangt. En soms als president Hinckley een drukke dag achter de rug heeft en een zware dag met heel veel moeilij- ke beslissingen, draait hij zich om in zijn stoel en kijkt naar de plaat van Brigham achter hem, en stelt hem dan hardop of in gedachten de vraag: 'Broeder Brigham, wat zou u doen?' of 'Welk advies zou u me geven?'
Denk eens aan wat er de laatste paar jaar allemaal gebeurd is. U bent allemaal goed op de hoogte van de inspiratie en leiding die pre- sident Hinckley ontvangen heeft bij de groei van de kerk — de bouw van tempels, de restauratie van het vroegere Hotel Utah tot een prach- tig gebouw dat nu naar de profeet het Joseph Smith Memorial Building heet, en dit opmerkelijke bouw- werk, het Conferentiecentrum, waarin we ons vandaag bevinden — zo'n gebouw is waarschijnlijk ner- gens ter wereld te vinden. En voor ons die nu een aantal jaren nauw met president Hinckley hebben sa- mengewerkt en naar hem hebben geluisterd, was dat een geweldige ervaring en zegen, daar wij de geïn- spireerde uitbreiding die gaande is,
konden waarnemen en voelen en meemaken.
Als we eens naar Brigham Young kijken en nadenken over de inspira- tie en leiding die deze bijzondere man ontving, herinneren we ons hoe hij in staat was om de tragische leeg- te als gevolg van de dood van de profeet Joseph Smith te vullen, hoe hij naar voren trad en door inspira- tie en openbaring de eindperiode van het verblijf in Nauvoo en de planning van de reis naar het westen leidde en stuurde. We herinneren ons het ononderbroken werk aan de tempel te Nauvoo in die tijd en de organisatie daarvan zodat het voort kon gaan. En dan de grote groepen huifkarren die naar het westen trok- ken en tenslotte in Salt Lake City aankwamen. Dat zou het Zion wor- den waar zij konden aanbidcfen en
onderwijzen en prediken en kerken bouwen, en alles konden doen wat nodig was, zodat deze beschaving en cultuur die we hebben, zouden kun- nen uitdijen en groeien.
Denk u eens in hoe geïnspireerd de profeet Brigham Young was toen hij de mensen niet alleen de grote stad Salt Lake City liet bouwen, maar ze ook uitzond om al die andere plaat- sen te vestigen. Het was geniaal dat hij de mensen erop uit stuurde en de verder weg gelegen valleien en gebie- den liet bekijken, zodat de pioniers die deze vallei binnenstroomden daarheen konden gaan en zich vesti- gen, huizen en steden en nederzettin- gen bouwen, en hun persoonlijkheid, karakter en talenten ontwikkelen. Dus in plaats van één grote stad werden er onder zijn leiding zo'n 360 plaatsjes in Wyoming, Nevada,
President Gordon B, Hinckley begeleidt na een conferentiebijeenkomst zijn vrouw, Marjorie, bij het verlaten van het Conferentiecentrum. Zij worden gevolgd door de presidenten Thomas S. Monson en James E. Faust, raadgevers in het Eerste Presidium, en Boyd K. Packer, waarnemend president van het Quorum der Twaalf Apostelen.
JANUARI 2002 25
Arizona, zuidelijk Idaho en Utah opgebouwd.
Als de mensen erop uit gingen en die kleine plaatsjes vestigden, ont- wikkelden ze hun talenten en capaci- teiten door in het schoolbestuur of de dorpsraad te werken of leiding te ge- ven in de nederzetting. Ze werden de burgers van dat gebied en begonnen scholen te bouwen en de gemeen- schap uit te breiden. We zien wat er gebeurd is in die gebieden waarvan Brigham Young een visie had en ze op gang bracht. Stel u voor hoe dat zich ontwikkeld heeft — bijvoorbeeld een plaatsje als Las Vegas (Nevada), zodat mensen via die plaats naar San Bernardino (Californië) konden rei- zen. Men kwam per boot in San Pe- dro (Californië) aan, ging naar San Bernardino voor de nodige uitrusting en voorraden om naar deze vallei te komen, en reisde vervolgens door naar de randgemeenschappen tot in het zuidelijke Sanpete County of het noordelijke Idaho, of ergens anders.
Ik ben een product van die on- derneming. Toen de familie van mijn moeder hier in Salt Lake City aan- kwam, werden ze naar Tooele ge- stuurd om zich daar te vestigen. Later werden ze naar Idaho gezon- den omdat daar een zaagmolen en een graanmolen gebouwd moesten worden. De familie van mijn vader maakte deel uit van deze kolonise- ring in Farmington (Utah) — een kolonisering waardoor mensen ster- ker werden en allerlei kansen kre- gen. In plaats van in de menigte van een grote stad op te gaan, werd hun gevraagd naar een kleiner plaatsje te verhuizen waar ze hun capaciteiten konden ontwikkelen, waar meer scholen zouden zijn en de behoefte aan leerkrachten, en waar mensen met talent hun mogelijkheden zou- den ontplooien. Uiteindelijk werd mijn familie gevraagd Farmington en Tooele te verlaten, hun mooie ak- kers te verkopen en naar zuidelijk Idaho te gaan. Daar was in die tijd niets anders te vinden dan alsem.
In zo'n kleine nederzetting wer- den mijn moeder en vader verliefd op elkaar. Tegen de tijd dat ze twintig jaar waren en wilden trouwen, waar gingen ze trouwen? In de tempel in
Een rij wachtenden voor het Conferentiecentrum slingert zich via een trap aan de buitenkant van het gebouw naar boven.
Logan (Utah). Hoe gingen ze daar- heen? Met paard en wagen. Hoe lang duurde dat? Nou, vijf a zes da- gen. Autowegen of mooie paden? Natuurlijk niet. Ze reisden over pa- den die bestonden uit karrensporen over en door de alsem en over rot- sen. Waar gingen ze trouwen? Waar werden ze verzegeld? Er was maar één plaats mogelijk — in de tempel. Ze gingen met paard en wagen.
Dat werd een deel van mijn erf- goed. Men groeide dus op in zulke kleine plaatsjes. Vervolgens besloot de kerk academies te openen en er werden er ongeveer dertig in die af- gelegen gebieden gestart. Ook bij ons in het dorp kwam zo'n school, en daardoor kwamen veel mensen uit aangrenzende gebieden in die plaats wonen om een hogere oplei- ding te krijgen. Die hogere opleiding was natuurlijk slechts een middelba- re school, maar het werd een acade- mie genoemd.
Ik spreek dus over de inspiratie die de profeet Brigham Young ontving toen men zich hier vestigde, bij de opbloei van dit berggebied rond Salt Lake City. Kijk eens wat we nu zijn en hoe we zijn gegroeid. Denk aan de zegen die we genieten in de vorm van
president Hinckley als onze profeet, ziener, openbaarder en leider. En la- ten we een visie ontwikkelen van wat er gebeurt en wat er nog zal gebeuren als we maar genoeg geloof hebben om voort te zetten waaraan men hier begonnen is. Besef wat er nog staat te gebeuren en wat er nu wordt gedaan.
President Hinckley bespreekt vaak met ons dat hij graag meer geloof on- der ons volk zou zien groeien. Dat ge- loof een resultaat is van het naleven van de beginselen van het evangelie, leven zoals we moeten en onze kin- deren opvoeden zoals dat behoort. En dan te zien hoe zij groeien en hun karakter en persoonlijkheid zodanig ontwikkelen dat ze een toonbeeld worden van waar we in geloven en wat we hopen te doen en te bereiken.
U herinnert zich allemaal de man die een maanzieke zoon had. Hij ging naar de Heiland toe en vroeg de Heiland of Hij die kwade geest uit zijn zoon wilde drijven. En de man zei tegen de Heiland: 'Ik heb het aan uw discipelen gevraagd, maar zij konden het niet.' De Hei- land zegende de jongen. De kwade geest verliet hem onmiddellijk en de discipelen van de Heiland kwamen naar Hem toe en zeiden: 'Waarom
L I A H O N A 26
konden wij dat niet? Waarom waren we er niet toe in staat?' (Zie Matteüs 17:14-21.) De Heiland zei ook: 'Gij (...), kleingelovigen' (Matteüs 16:8).
Als u maar het geloof had van zo'n klein — ik probeer me de naam van de boom te herinneren. [President Hinckley zegt: 'Mosterd.'] Mosterd! Dank u, president. (Ik houd de presi- dent dichtbij me in de buurt om me te helpen.) Als u maar het geloof van een mosterdzaadje had. Velen van u hebben misschien nooit een mosterd- zaadje gezien. Een paar jaar geleden zaten we in Jeruzalem in een auto en de chauffeur zei: 'O, daar staat een mosterdboom.' En ik zei: 'Laten we er even naar kijken.' We stapten dus uit om die mosterdboom te bekijken. Er hing een peukje aan en ik kon het openmaken. Het leek op de peukjes van een johannesbroodboom. Ik zag de piepkleine zaadjes, niet veel groter dan een peperkorrel.
Probeer de gelijkenis van de Hei- land goed te begrijpen. Als u slechts zo weinig geloof had als dat piepklei- ne mosterdzaadje — ik had er een in mijn hand en kon hem nauwelijks zien — als u zo'n beetje geloof had, kon u tegen de berg zeggen: 'Ver- plaats u van hier daarheen', en hij zou verplaatst worden als u zoveel geloof had. (Zie Matteüs 17:20.) 'O, gij kleingelovigen.'
Dus het geloof dat wij nodig heb- ben, is het geloof van Brigham Young en het geloof van Gordon B. Hinckley en het geloof van de men- sen die onze profeten en leiders zijn.
God leeft. Ik weet dat Hij echt be- staat en ik weet dat Hij van ons houdt. Ik weet dat. En ik weet dat Jezus de Christus is, de zoon van God. ik heb die invloed gevoeld. Ik ben er getuige van. Ik weet dat Joseph Smith een profeet is en dat alle historische verslagen van wat hij als werktuig in de herstelling heeft gedaan, waar zijn, en dat de profeten door de jaren heen, inclusief president Hinckley, door God geroepen zijn. Het werk is waar. Ik geef u mijn liefde en mijn ge- tuigenis dat in mijn hart brandt. Elke dag van mijn leven hoop ik iemand te vertellen en iemand te helpen begrij- pen dat dit werk waar is. In de naam van Jezus Christus. Amen. D
Stap voor stap
Ouderling Joseph B. Wirthlin
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'We hoeven vandaag niet volmaakt te zijn. We hoeven niet beter te zijn dan een ander. We moeten alleen zo goed mogelijk doen wat wij kunnen.'
wereld hun pareloester is, hebben anderen het gevoel dat zij zelf de pa- reloester zijn, uit de oceaan geplukt, opengebroken en beroofd van alles wat hun dierbaar is.
Wat uw huidige situatie ook is, wat uw emotionele of geestelijke toestand ook is, ik wil u graag raad geven waar u, ongeacht waar u nu staat in uw reis door dit sterfelijk le- ven, wat aan zult hebben.
We hebben veel ontvangen waar- voor we dankbaar kunnen zijn. En ik denk dat we een deel van onze zor- gen zullen vergeten als we bedenken hoeveel zegeningen we hebben. Kalmte en vreugde zullen zeker uw deel zijn als u beseft dat we als kerk onder het leiderschap van onze ge- weldige president, president Gordon B. Hinckley, zeer gezegend zijn. Dat zal ons kracht geven.
Onlangs heb ik gelezen over Erik Weihenemayer, een man van drieën- dertig jaar die ervan droomde de Mount Everest te kunnen beklimmen — een prestatie die een uitdaging zou zijn voor de meest bedreven klimmers van de wereld. In feite be- reikt negentig procent van hen die de poging wagen, nooit de top. De tem- peraturen daar dalen tot vijftig gra- den onder nul. Naast de extreme kou, windsnelheden van honderd zes- tig kilometer per uur, dodelijke berg- spleten en lawines, moet de klimmer uitdagingen als grote hoogte, zuur- stoftekort en misschien onhygiënisch eten en drinken overwinnen. Sinds 1953 zijn minstens 165 klimmers om- gekomen bij hun poging om de top op 8.839 meter hoogte te bereiken.
Geliefde broeders en zusters, het is mij een voorrecht hier voor u te staan en mij getui- genis te geven over de waarheid van het evangelie dat is hersteld. We hebben net geluisterd naar ouderling David B. Haight — 95 jaar. Ik hoop maar dat mijn geheugen op die leef- tijd half zo goed is dat van hem — als ik zolang leef.
Ik vind het heerlijk als de heili- gen bijeenkomen. Of het nu is als gezin in een bescheiden onderko- men of met duizenden in enorme za- len, de hemelen verheugen zich als zij die de naam van Jezus Christus liefhebben en eren, bijeenkomen om in zijn naam te aanbidden.
Wij maken allemaal iets anders mee in ons leven. Terwijl sommigen vandaag vervuld zijn van vreugde, hebben anderen het gevoel dat hun hart zal breken van verdriet. Hoewel sommigen het gevoel hebben dat de
JANUARI
21
2 0 0 2
Ondanks de risico's staan er ieder jaar honderden klaar om de tocht te wagen, onder andere Erik. Maar er is een belangrijk verschil tussen Erik en alle andere klimmers die het eer- der hadden geprobeerd: Erik is vol- slagen blind.
Toen Erik dertien jaar was, ver- loor hij zijn gezichtsvermogen als ge- volg van een erfelijke ziekte in het netvlies. Hoewel hij veel van wat hij graag wilde doen niet meer kon, was hij vastbesloten zijn leven niet te verspillen met gevoelens van depres- siviteit en nutteloosheid. Hij begon toen zijn grenzen te verleggen.
Op zestienjarige leeftijd ontdekte hij het bergbeklimmen. Door het oppervlak van een rots af te tasten vond hij steunplekken voor zijn handen en voeten zodat hij kon klimmen. Zestien jaar later ging hij de Mount Everest beklimmen. Het verslag van zijn tocht staat, zoals u zich voor kunt stellen, vol beangsti- gende en levensbedreigende uitda- gingen. Maar uiteindelijk bereikte Erik de top aan de zuidkant en schaarde zich zo bij allen die hem voor waren gegaan; een van de wei- nigen die op de top van de hoogste berg ter aarde hebben gestaan.
Toen hem gevraagd werd, hoe hij het had gedaan, zei Erik: 'Ik zei steeds tegen mezelf: blijf op het doel gericht. Laat al die twijfel en angst en frustratie daar niet tussen komen.'
Maar belangrijker nog, hij zei: 'Neem iedere dag stap voor stap.'1
Ja, Erik heeft de Mount Everest bedwongen door gewoon de ene voet voor de andere te zetten. En hij ging daarmee door totdat hij de top bereikte.
Net als Erik kennen wij waar- schijnlijk obstakels die ons belemme- ren. Wellicht voeren wij zelfs excuses aan om duidelijk te maken waarom we niet kunnen doen wat we willen. Maar misschien kunnen we, als we in de verleiding zijn om ons gebrek aan prestatie goed te praten, eens aan Erik denken, die, ondanks het verlies van zijn gezichtsvermogen, iets be- reikte waarvan velen dachten dat het onmogelijk was, gewoon doordat hij de ene voet voor de andere zette.
Een oude spreuk luidt dat een reis van duizend mijl met een enkele stap begint.
Soms maken we ons het voort- gaan moeilijker dan nodig is. We kunnen een reis van duizend kilome- ter nooit maken door te tobben over hoe lang die zal duren of hoe moeilijk die zal zijn. We maken zo'n reis door elke dag stap voor stap te nemen en dat keer op keer te herhalen totdat we onze bestemming bereiken.
Hetzelfde beginsel is van toepas- sing op de vraag hoe u en ik geestelijk tot grote hoogten kunnen klimmen.
Onze hemelse Vader weet dat we onze tocht moeten beginnen op het
punt waar we nu staan. 'Als u een ladder opklimt,' legde de profeet Jo- seph Smith uit, 'moet u onderaan beginnen en u stap voor stap om- hoog bewegen totdat u bovenaan komt. Zo is het ook met de beginse- len van het evangelie — u moet bij het eerste beginsel beginnen en doorgaan totdat u alle beginselen van de verhoging leert beheersen. Maar u zult ze pas beheersen als u al lang door de sluier bent gegaan.'2
Onze hemelse Vader houdt van ons allemaal en begrijpt dat klim- men voorbereiding, tijd en vastbe- slotenheid vergt. Hij begrijpt dat we af en toe een fout maken, dat we struikelen, dat we ontmoedigd ra- ken, en het misschien zelfs op willen geven en tegen onszelf zeggen dat het de worsteling niet waard is.
We weten dat het de moeite waard is, want de prijs — het eeuwige leven — is 'de grootste van alle gaven Gods.'3 En om te kwalificeren moeten we de ene stap na de andere doen en doorgaan om de geestelijke hoogten te bereiken waarnaar we verlangen.
In de heilige Schrift wordt een eeuwig beginsel geopenbaard: 'Het is niet nodig, dat een mens harder loopt dan zijn kracht hem toelaat. En verder is het nuttig, dat hij naar- stig zij, opdat hij daardoor de prijs moge behalen.'4
We hoeven niet snel te zijn. We moeten alleen gestaag doorgaan en ons in de juiste richting bewegen. We moeten doen wat we kunnen, de ene stap na de andere.
Toen ik jong was, hield ik van hardlopen. Hoewel u het misschien moeilijk kunt geloven, heb ik enkele wedstrijden gewonnen. Ik ben niet zo snel meer. Feitelijk weet ik niet eens of ik het er goed vanaf zou brengen in een wedstrijd waarin de enige andere mededingers de andere leden van het Quorum der Twaalf Apostelen zouden zijn.
Mijn vermogen om hard te lopen is niet zo geweldig meer. Ik verheug me op die tijd in de toekomst dat ik, met een herrezen lichaam, weer over een veld kan sprinten en de wind door mijn haren kan voelen. Maar ik sta niet echt stil bij het feit dat ik dat nu niet kan.
L I
A H O N A 28
Algemene autoriteiten en leden van het koor steunen kerkleiders tijdens de zaterdagmiddagbijeenkomst van de conferentie.
Dat zou onverstandig zijn. In plaats daarvan doe ik de stappen die ik wel kan doen. Ondanks de beper- kingen van mijn leeftijd, kan ik nog één stap tegelijk doen. Het enige dat mijn Vader in de hemel nu van mij vereist, is dat ik doe wat ik kan. En dat is ook alles wat Hij van u ver- eist, ongeacht onze handicaps, be- perkingen of onzekerheden.
John Wooden was misschien wel de beste coach in de geschiedenis van het college basketbal. Vier seizoenen lang werd hij niet één keer verslagen. Zijn teams hebben tien nationale kampioenschappen gewonnen. Ooit hebben zijn teams achtentachtig keer achter elkaar gewonnen.5
Een van de eerste dingen die coach Wooden er bij zijn spelers in- pompte, was iets wat zijn vader hem geleerd had toen hij als jongen op de boerderij opgroeide. 'Maak je niet te veel zorgen over beter worden dan iemand anders', zei zijn vader. 'Leer van anderen, ja. Maar probeer niet alleen maar beter dan zij te zijn. Daar heb je geen controle over. Probeer in plaats daarvan, en werk daar heel hard aan, zo goed te zijn als je maar kunt. Daar heb je wel controle over.'6
Laat me een hypothetisch voor- beeld geven van een lieve zuster in een gegeven wijk met volmaakte kinderen, die nooit in de kerk sto- ren. Ze werkt aan de twintigste gene- ratie van haar familiegeschiedenis,
haar huis is om door een ringetje te halen, ze heeft het boek Marcus uit het hoofd geleerd en breit wollen truien voor weeskinderen in Roe- menië. Ik zeg absoluut niets ten nadele van deze lofwaardige doelen. Maat als u nu in de verleiding komt om uw handen in de lucht te gooien en op te geven vanwege deze lieve zuster, denk er dan aan dat u even- min een partij voor haar bent als ik voor de leden van het Quorum der Twaalf bij de zestig meter sprint.
Het enige waar u zich om moet bekommeren is dat u ernaar streeft zo goed mogelijk te zijn. En hoe doet u dat? U houdt het oog gericht op de doelen die er in dit leven het meest toe doen en beweegt u stap voor stap in de richting van die doelen.
Ik weet dat velen vinden dat het pad moeilijk begaanbaar en de weg donker is. Maar net als Erik, de moedige bergbeklimmer, zijn we niet zonder gids.
We hebben Schriften waarin de wil van God aan de mensheid door de eeuwen heen staat geopenbaard. Als wij ons in het woord van God verheugen, stellen we onze geest open voor eeuwige waarheden en ons hart voor de vriendelijk influis- teringen van de Heilige Geest. Gods woord, in de vorm van de Schriften en de profeten van deze tijd, is waar- lijk een 'een lamp voor [onze] voet en een licht op [ons] pad.'7
Als we lezen over de grote zielen die ons zijn voorgegaan, komen we tot de ontdekking dat ook zij hun perioden van ontmoediging en ver- driet kenden. We ontdekken dat ze hebben doorgezet ondanks tegen- spoed, soms zelfs ondanks hun eigen zwakheden. We ontdekken dat ook zij voorwaarts bleven gaan, de ene stap na de andere. Wij kunnen zoals die rechtschapen zielen zijn, waar- over Lehi zei dat zij 'de ijzeren roede vastgrepen; en zij drongen zich naar voren door de donkere mist heen, (...) totdat zij bij de boom kwamen en van de vrucht ervan aten.'8
We hebben ook een levende pro- feet, president Gordon B. Hinckley. Hij geeft raad en profetische leiding in onze tijd.
Door zijn raad en onze gebeden kunnen wij de hemel bereiken en persoonlijk met de Oneindige com- municeren. Door geloof kan zelfs de hemel ten bate van ons worden be- wogen. Deuren zullen opengaan en wij zullen antwoord krijgen.
Denk eens aan Joseph Smith. Als jongen zag hij zich omgeven door ver- warrende en tegenstrijdige stemmen en snakte ernaar te weten welke van alle kerken de juiste en ware was. Hij voelde zich ook blind — omgeven door het duister van zijn tijd. Toen hij in het boek Jakobus in het Nieuwe Testament had gelezen, geloofde hij de woorden van de apostel vanouds
JANUARI 29
2 0 0 2
die zei: 'Indien echter iemand van u in wijsheid tekortschiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, een- voudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden.'9 Joseph ge- loofde die woorden en trok zich op een lentemorgen in 1820 terug in een stuk bos om zijn ziel in gebed te ver- heffen en zijn hemelse Vader om wijs- heid te vragen.
Het antwoord op zijn gebed ver- vulde hem met licht en richting. Onze hemelse Vader en zijn geliefde Zoon verschenen aan hem. Hun lei- ding verjoeg de dikke duisternis die hem had aangegrepen en die hem dreigde te vernietigen. Ze verjoeg zijn verwarring voorgoed.
Vanaf dat ogenblik tot aan zijn martelaarsdood bijna een kwart eeuw daarna wijdde Joseph Smith zich aan het pad dat hem door de Vader en de Zoon was gewezen. Sta er eens bij stil hoe pijnlijk zijn leven was. Sta eens stil bij het lijden en de vervolging die hij te verduren had. Toch ging hij door, stap voor stap; hij heeft nooit opgegeven; hij heeft er nooit aan getwijfeld dat zijn hemelse Vader, als hij zelf maar deed wat hij kon, voor de rest zou zorgen.
Broeders en zusters, onze tijd hier is zo kort. Ik kan me goed inleven in de gevoelens van de profeet Jakob toen hij zei: 'Ons leven is als een droom voorbijgegaan.'10
Onze tijd zal maar al te snel voor- bij zijn. Laten we, nu we het kunnen ■ — nu we nog tijd hebben — in de juiste richting lopen en de ene stap na de andere doen.
Dat is gemakkelijk. We hoeven vandaag niet volmaakt te zijn. We hoeven niet beter te zijn dan een an- der. We moeten alleen zo goed mo- gelijk doen wat wij kunnen.
Hoewel u zich wellicht moe voelt, hoewel u de weg soms misschien niet ziet, weet dat uw Vader in de hemel zijn rechtschapen volgelingen nooit in de steek zal laten. Hij zal u niet zonder troost laten. Hij zal aan uw zijde zijn en u iedere stap op de weg begeleiden.
Luister naar deze prachtige woor- den, geschreven door president Joseph Fielding Smith waarmee hij dit leven beschrijft.
Schijnt de reis u wat lang, en het
pad soms zo steil? Raakt met distels en doornen gij
slaags? Wondt gaan stenen uw voet bij uw
worst'len omhoog naar de top, door de hitte des daags?
Voelt g'u zwak en bedroefd en neer- slachtig misschien,
nu gij onder uw vracht gaat gebukt?
Schijnt het kruis u te zwaar, dat u op werd gelegd?
Deelt geen ander de last, die u drukt?
Zonder vrees zij uw hart nu gij zijt
onderweg; er is Eén, die gestadig u wenkt. Zie met blijdschap omhoog, grijp
Hem kloek bij de hand, die naar 't hoogste geluk u dan
brengt.
't Land zo heilig en rein, waar geen
moeite bestaat, — zonder zond' volgt gij immer zijn
stem — waar geen traan wordt gestort, want
men vindt er geen leed; grijp zijn hand en treed binnen met
Hem.11
Mogen wij de moed hebben om onze eigen Mount Everest te beklim- men; mogen wij stap voor stap op de reis door het leven voorwaarts gaan totdat we het beste dat we in ons hebben, bereiken.
Onze hemelse Vader leeft en kent ons en houdt van ieder van ons. Je- zus is de Christus, de Zoon van God, de Heiland en Verlosser van ieder- een, de Vredevorst. Joseph Smith is de profeet van de herstelling, en pre- sident Gordon B. Hinckley is nu on- ze profeet, ziener en openbaarder. Ik geef u dit getuigenis, en het is mijn getuigenis dat u gelukkig en content zult zijn als u uw best doet. Dit is mijn gebed in de naam van Jezus Christus. Amen. □
NOTEN
1. 'Everest Grueling for Blind Man', Deseret News, 5 juni 2001, A12; zie ook Karl Taro Greenfield, 'Blind to Failure', Time, 18 juni 2001.
2. Joseph Smith, Encyclopedia of Joseph Smith's Teachings, samengesteld door LarryE. Dahl en Donald Q. Cannon (1997), blz. 519.
3. LV 14:7.
4. Mosiah 4:27.
5. http://www.coachwooden.com/ bio.shtml
6. http://www.coachwooden.com/ bodysuccess.shtml
7. Psalmen 119:105.
8. 1 Nephi 8:24.
9. Jakobus 1:5.
10. Jakob 7:26.
11. 'Schijnt de reis u wat lang?', Heilige lofzangen, nr. 150.
A H O N A 30
'Kom mijn ongeloof te hulp'
Ouderling L. Whitney Clayton
van de Zeventig
We stimuleren het proces van geloofsversterking als we doen wat goed is — : groeiend geloof is daarvan altijd het gevolg. ■
Eens voegde de Heiland zich bij een grote menigte, die luis- terde naar een gesprek tussen zijn discipelen en de schriftgeleer- den. Hij vroeg de schriftgeleerden toen: 'Waarom zijt gij met hen aan het redetwisten?'
Een man kwam naar Hem toe, knielde voor Hem neer en ant- woordde dat hij de discipelen ge- vraagd had bij zijn zoon een kwade geest uit te werpen, maar 'zij hebben hem niet kunnen genezen'. De va- der smeekte Hem: 'Maar als gij iets kunt doen, help ons en heb medelij- den met ons!
'Jezus zeide tot hem: Als Gij kunt! Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.
'Terstond riep de vader van de knaap uit en zeide: Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp!'
De Heiland sprak toen de kwade geest bestraffend toe: '(...) Ga van hem uit en kom niet meer in hem. En [de geest] ging uit onder ge- schreeuw en hevige stuiptrekkingen.
Wij allemaal hebben moeilijke, zelfs wanhopige uren doorgemaakt waarin we onder tranen op onze knieën vielen en net als die vader smeekten: 'Heer, ik geloof; kom mijn ongeloof te hulp.'
Zoals de Heiland klaarstond om die vader te helpen wiens zoon 'maanziek'2 was, zo staat Hij ook klaar om in deze tijd ons ongeloof te hulp te komen, zodat we met geloof onze worstelingen in dit leven kun- nen overleven en 'als overwinnaar uit de strijd [mogen] komen.'3
Geloof in de Heer Jezus Christus is het eerste evangeliebeginsel.4 Ge- loof is '[hoop] op dingen, die niet worden gezien, maar die waar zijn'5 'Iemand die geloof heeft, is altijd ge- motiveerd om (...) lichamelijk en mentaal in actie te komen.'6 'Geloof in Jezus Christus houdt in dat we zoveel vertrouwen in Hem hebben, dat we gehoorzaam zijn aan wat Hij ons ook gebiedt. Zonder gehoor- zaamheid is er geen geloof.'7
'Zo is dan geloof uit het horen' van het woord van God, en het is een geestelijke gave.8 Geloof groeit als we niet alleen horen, maar ook handelen naar het woord van God, gehoorzaam aan de waarheden die ons geleerd zijn.9
Het antwoord van Maria op de
aankondiging van de engel is een schitterend voorbeeld. Maria kreeg van de engel Gabriël te horen: 'Gij zult zwanger worden en een zoon ba- ren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Alle rhoogs ten genoemd worden.' Maria zei toen gehoorzaam tegen Ga- briël: 'Zie, de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord.'10
Bij een andere gelegenheid '(...) Zag [Jezus] twee broeders, Simon, die Petrus genoemd wordt, en And- reas, diens broeder, een net in zee werpen; want zij waren vissers.
'En Hij zeide tot hen: Komt ach- ter Mij en Ik zal u vissers van men- sen maken.
'Zij nu lieten terstond hun netten liggen en volgden Hem.'11
Na de herrijzenis van de Heiland gingen Petrus en andere discipelen vissen. Maar 'die nacht vingen zij niets. Toen het reeds morgen werd, stond Jezus aan de oever; de discipe- len wisten echter niet, dat het Jezus was.' Hij zei tegen hen: 'Werpt uw net uit aan de rechterzijde van het schip en gij zult vinden. Zij wierpen het (net) uit en konden het niet meer trekken vanwege de menigte der vissen.'12
Zo'n geloofsversterkende gehoor- zaamheid zien we ook in het leven van de profeet Joseph Smith. Na de nachtelijke bezoeken van de engel Moroni op 21 september 1823, ging Joseph 's morgens met zijn vader aan het werk. Omdat hij bijna de hele nacht wakker was geweest, 'bleek [hij] zo uitgeput te zijn, dat [hij] er helemaal niet toe in staat was.' Zijn vader zei dat hij weer naar huis moest gaan, en '[hij] begaf [zich] op weg (...); maar [zijn] krachten bega- ven [hem] geheel, en [hij] viel (...) hulpeloos op de grond en lag daar enige tijd zonder [zich] ook maar van iets bewust te zijn.' Toen hij bijkwam, 'keek [hij] op en zag boven [zijn] hoofd dezelfde boodschapper staan, evenals tevoren door licht omgeven.' Hij gebood Joseph om 'naar [zijn] va- der te gaan en hem te vertellen van het visioen en de opdrachten die [hij] had ontvangen.' Hoewel hij be- grijpelijkerwijs moe was, ging hij ge- hoorzaam 'terug naar [zijn] vader in
JANUARI 2002 31
het veld en vertelde hem alles.' Zijn vader antwoordde 'dat het van God was en dat [hij] moest heengaan en doen wat de afgezant des hemels [hem] had opgedragen.' Toen verliet Joseph, uitgeput maar gehoorzaam, 'het veld en begaf [zich] naar de plaats waar volgens de bode de pla- ten bewaard lagen', een paar kilome- ter verderop.13
Elke dag besluiten we wat we wel en niet zullen doen en kunnen daarbij uit talloze mogelijkheden kiezen. Als het onze eerste prioriteit is de gebo- den blijmoedig te gehoorzamen, en niet mopperen of oordelen over wat Hij ons gebiedt, worden we dienst- maagden van de Heer en vissers van mensen, en werpen we ons net uit aan de rechterzijde van ons eigen schip. We doen gewoon wat de Heer heeft geboden, ook als we moe zijn, in het vertrouwen dat Hij ons zal helpen om precies te doen wat Hij vraagt.14 Als we dat doen, komt de Heer ons ongeloof te hulp en wordt ons geloof krachtig, levend en onwankelbaar. De profeet Joseph Smith schreef vanuit
de gevangenis in Liberty: 'Zeer gelief- de broeders, laten wij daarom blijmoe- dig alles doen wat in ons vermogen ligt, en dan mogen wij onbewogen staan met de volste verzekering, de za- ligheid Gods en de openbaarmaking van zijn arm te kunnen zien."5
Ongeacht wie we zijn of waar we wonen, er is altijd veel routine en herhaling in ons dagelijks leven. Daarbij moeten we heel bewust doen wat het belangrijkste is. Dat houdt ook in dat we allereerst ruim- te maken voor de minimale, dage- lijkse vereisten voor gelovig gedrag: oprechte gehoorzaamheid, nederig gebed, serieuze schriftstudie en on- zelfzuchtige hulp aan anderen. Geen andere vitaminen die we dagelijks innemen, versterken de spieren van ons geloof zo snel. We moeten ook niet vergeten dat oprecht vasten ons geloof versterkt. Dat is vooral be- langrijk als we in geloof proberen af te rekenen met ingeroeste karakter- fouten die we alleen kwijtraken 'door bidden en vasten.'16
Geloof in de Heer Jezus Christus
ontwikkelen is een proces dat stap voor stap, regel op regel en gebod op gebod verloopt. We stimuleren het proces van geloofsversterking als we doen wat goed is — groeiend geloof is daarvan altijd het gevolg.17 Als we dagelijks ons geloof oefenen door gebed, studie en gehoorzaamheid, zal de Heiland ons ongeloof te hulp komen en wordt ons geloof een schild dat 'alle vurige pijlen van de goddelozen (...) [kan] uitblussen.'18 Alma heeft gezegd dat we elke ver- leiding van de duivel kunnen weer- staan met ons geloof in de Heer Jezus Christus.19 We kunnen echter niet de belangrijke ingrediënten van het geloof negeren of verwerpen en toch 'een rijke oogst' verwachten.
Wij zien in deze tijd talloze voor- beelden van ontwikkelend geloof van kerkleden. Als jongemannen, jongevrouwen en volwassen echtpa- ren een zendingsoproep aanvaarden, als echtparen zich in deugd voorbe- reiden op een huwelijk in de heilige tempel, als ouders hun kinderen oe- fenen volgens de eis van hun weg20,
Via grote schermen aan de rechter- en linkerkant van het Conferentiecentrum krijgen de aanwezigen een betere blik op de spreker.
A H O N A 32
versterken zij hun geloof in de Heer Jezus Christus. Als wij de sabbat hei- ligen, onze roeping grootmaken, onze tiende en vastengaven betalen, nieu- we leden in de kerk verwelkomen in de groep waarin ze thuishoren, en vrienden en buren vragen zich te verdiepen in de waarheden van het evangelie, versterken we ons geloof. Als we ervoor kiezen onze zonden na te laten en ons willen bekeren, en zo- wel in goede als in woelige tijden op onze knieën vallen om te bidden, ontwikkelen we een krachtig geloof.
Dan merken we dat er in ons ei- gen leven gebeurt wat in het Boek van Morraon wordt beschreven: 'Nochtans vastten en baden zijn dik- wijls, en werden sterker en sterker in hun ootmoed, en steeds standvasti- ger in het geloof van Christus, zodat hun ziel met blijdschap en vertroos- ting werd vervuld, ja, zodat hun hart werd gereinigd en geheiligd, welke heiliging geschiedde, omdat zij hun hart aan God hadden gewijd.'21
Ik weet dat de Heiland leeft en dat Hij ons ongeloof te hulp komt. In de naam van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
1. Zie Marcus 9:14-29; zie ook Matteüs 17:14-18.
2. Matteüs 17:15.
3. LV 10:5.
4. Zie Geloofsartikelen 1:4; Bible Dictionary, 'Faith,' blz. 670.
5 . Alma 3 2: 2 1 ; zie ook Hebreeën 11:1; Ether 12:6.
6. Bible Dictionary, blz. 670.
7. Evangeliebeginselen, blz. 18.
8. Zie Romeinen 10:17; Moroni 10:11; Bible Dictionary, blz. 669.
9. Zie Bible Dictionary, blz. 669-670.
10. Lucas 1:31-32, 38.
11. Matteüs 4:18-20.
12. Johannes 21:2-4, 6.
13. Geschiedenis van Joseph Smith 1:47-50.
14. ZielNephi3:7.
15. LV 123:17.
16. Matteüs 17:21; zie ook Marcus 9:29.
17. Zie Bible Dictionary, blz. 669.
18. LV 27:17.
19. Alma 37:33.
20. Zie Spreuken 22:6.
21. Helaman 3:35.
Het plan van onze Vader
Ouderling Chrisfoffel Golden jr.
van de Zeventig
'[Het is] de wens van de Vader ons allemaal in de gelegenheid te stellen een volheid van vreugde te ontvangen, de volheid die Hij bezit. '
we de gelegenheid hadden om onze talenten en vaardigheden te ontwik- kelen. In die gezegende, voorsterfe- lijke sfeer 'hebben [wij] het goede gekozen', zijn we 'vrij gelaten goed of kwaad te kiezen', hebben we 'een zeer groot geloof geoefend' en hebben we 'goede werken' gedaan. Daarom heb- ben we onze eerste staat behouden en heeft onze Vader ons op zijn beurt ge- ordend om in dit leven bepaalde voorrechten te ontvangen.3
Zo wordt ook in openbaring van de laatste dagen bekendgemaakt dat onze hemelse Vader een groot plan van zaligheid heeft vastgesteld voor al zijn geestkinderen die hun eerste staat hadden behouden.4 Dat houdt in dat we eens zoals onze Vader in de hemel kunnen worden en alle eigen- schappen en rechten kunnen bezit- ten die Hij nu heeft. De apostel Petrus bracht de heiligen in herinne- ring dat de goddelijke kracht van de Heer 'ons met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt [heeft] begiftigd' opdat wij 'daardoor deel [zouden] hebben aan de goddelijke natuur (,..)'5 Die bewering van Petrus kun- nen we stoutmoedig vinden, en we geven toe dat het een heel leven en meer vergt om zo ver te komen, maar toch worden zijn gedachten bevestigd in de opdracht van de Heiland: 'Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw he- melse Vader volmaakt is.'6
Het plan van de Vader vereiste ook dat allen die hun eerste staat
In een openbaring die de profeet Joseph Smith in juni 1830 ontving, wordt ons verteld wat de bedoe- ling van onze hemelse Vader is: 'Want zie, dit is mijn werk en mijn heerlijk- heid — de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen.'1 Volgens die verklaring is het de wens van de Vader ons alle- maal in de gelegenheid te stellen een volheid van vreugde te ontvangen, de volheid die Hij bezit, in zijn volmaak- te en verheerlijkte staat.2
In deze gedenkwaardige laatste da- gen verklaren wij dat God, onze eeu- wige Vader, leeft. We getuigen dat we vóór dit leven als zijn geestkinderen in zijn tegenwoordigheid zijn geweest. Tijdens ons voorsterfelijk leven zijn we onderwezen in een omgeving waar
JANUARI 33
2 0 0 2
Conferentiegangers passeren op Temple Square de Tabernakel.
hadden behouden, in een sterfelijke, of tweede staat, beproefd en getest zouden worden. In die omstandighe- den moeten we zelf handelen en onszelf en God bewijzen dat we al zijn geboden onderhouden, en zonde en tegenspoed te boven komen.7
Sinds de val van Adam en door de aard van de sterfelijke mens, heeft de mens de neiging ontwikkeld om Gods wetten te overtreden, en is hij daardoor onderworpen aan de eisen der gerechtigheid. En toch, wegens de voorkennis van onze hemelse Va- der en door het grote plan van geluk heeft Hij een plan van barmhartig- heid bedacht. Dat voorzag in een manier waarop aan de zware eisen der gerechtigheid werd voldaan door een oneindige verzoening.8
Jezus Christus, vanaf het begin Degene die de Vader had gekozen9, bezat alle kenmerken en eigenschap- pen die nodig waren om door zijn verzoening de wetten van gerechtig- heid en barmhartigheid met elkaar in harmonie te brengen. 10
Door de verzoening, heeft koning Benjamin gezegd, kunnen we de
natuurlijke mens afleggen als we ge- hoor geven aan de ingevingen van de Heilige Geest.11 Het is daarom ons getuigenis dat allen die tot Christus komen, door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie geloof kunnen oefenen om 'eeuwigdurende zaligheid en het eeu- wige leven' te verkrijgen.12
Wij getuigen ook dat we pas kon- den voldoen aan alle voorwaarden van het grote plan van geluk toen onze hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, na de Grote Afval, door middel van Joseph Smith het evangelie hadden hersteld.13
Onze dierbare profeet, president Gordon B. Hinckley, heeft gezegd dat '(...) het verslag van de profeet over deze gebeurtenissen waar is, dat de Vader (...) heeft getuigd van de god- delijke natuur van zijn Zoon, dat de Zoon de jonge profeet aanwijzingen heeft gegeven, waarna er een reeks ge- beurtenissen volgde die leidden tot de stichting van "de enige ware en leven- de kerk op de ganse aardbodem.""4
Het is het innige verlangen van alle getrouwen om hun tweede staat
te behouden. We hoeven niet alleen onze weg terug naar huis te zoeken. De Heer heeft zijn koninkrijk op aarde gevestigd waarin Gods uitver- korenen vergaderd kunnen worden.
De Heer heeft ons in zijn liefde- volle zorg voorzien van alle belang- rijke middelen die nodig zijn om ons een weg te banen langs de vele val- kuilen die de boze op ons pad heeft geplaatst.15
Die onmisbare middelen omvatten de verordeningen en verbonden van het evangelie waarin de macht van de verzoening zichtbaar is.16 We hebben ook de heilige Schriften die ons voor- zien van een maatstaf om waarheid van dwaling te onderscheiden.17
Het is belangrijk dat we leven in een gezegende tijd waarin de Heer zijn wachters, de levende apostelen en profeten, in ons midden heeft ge- plaatst. Zij dragen alle noodzakelijke sleutels en de bevoegdheid die nodig zijn om de verordeningen van heil en verhoging te bedienen.18
Bovendien hebben wij, als ge- doopte leden van de kerk van Chris- tus, de buitengewone gave van de
L I A H O N A 34
Heilige Geest. De Heiland heeft op de avond vóór zijn lijden voor onze zonden tegen zijn discipelen gezegd: 'De Geest (. . .) zal (...) u de weg wij- zen tot de volle waarheid.'19
Johannes de Openbaarder zag in een hemels visioen dat het plan van onze Vader in vervulling ging en hij beschreef de toestand van degenen die grote beproevingen hadden door- staan en hun kleed hadden gewassen in het bloed van het Lam. Hij zag hoe zij de wereld hadden overwonnen, voor Gods troon stonden en Hem dienden in zijn tempel. De Heer was in hun midden, terwijl de getrouwen niet meer hongerden en dorstten, en God had alle tranen gedroogd.20
We hoeven niet te vrezen, maar we moeten met geloof het grote plan van geluk van onze hemelse Vader volgen. Wij roepen iedereen op om de genade en barmhartigheid van de Heer te ontvangen, want Hij is 'machtig om te behouden' en 'zal [ons] geenszins verlaten'21
Ik bid dat de Heer ons zegent in dit belangrijke streven. In de naam van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
l.Mozes 1:39.
2. Zie Mozes 7:67; LV 76:69-70.
3. Zie Alma 13:3-13; 1 Petrus 1:20.
4. Alma 42:8.
5. 2 Petrus 1:3-4-
6. Matteüs 5:48; zie ook 3 Nephi 12:48.
7. Matteüs 7:21; Openbaring 3:21; LV 98:14-15.
8. Zie Alma 42:15.
9. Zie Mozes 4:2.
10. Leringen van het evangelie, instituuts- lesboek, blz. 22.
H.ZieMosiah3:19.
12. Mosiah 5:15; Moroni 10:32.
13. Ziel Nephi 11:13-36; 2 Nephi 3:5-11.
14. LV 1:30; 'Special Witnesses of Christ,' Liahona, april 2001, blz. 24.
15. Zie Mozes 4:3-4; LV 93:39.
16. Johannes 3:5; Mosiah 5:1-2; LV 76:50-54.
17. Zie Alma 4:19; 31:5.
18. Zie Matteüs 10:1-15; LV 1:14-15; 21:1-8.
19. Johannes 16:13.
20. Openbaring 7:14-17.
21. Zie Deuteronomium 7:7-18.
De evangeliebeginselen in ons hart schrijven
Ouderling Walter F. Gonzalez
van de Zeventig
'Kennis alleen is niet genoeg. We moeten de tijd nemen om de beginselen toe te passen. '
met het Boek van Mormon. Nephi bad dat de woorden die hij in zwak- heid had geschreven, voor ons sterk gemaakt zouden worden; 'want ze be- wegen hen goed te doen; ze geven hun kennis betreffende hun vaderen; en ze spreken van Jezus, en bewegen hen in Hem te geloven, en tot het einde te volharden, hetgeen het eeu- wige leven is' (2 Nephi 33:4) .
Ik heb gezien hoe steeds meer le- den in Zuid-Amerika leiding vinden in de leer en de evangeliebeginselen. Het blijft onze taak, in Zuid-Amerika en overal elders, te zoeken naar de beginselen in de Schriften en de lerin- gen van de profeten, en die 'niet met inkt (...), maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten' (2 Korintiërs 3:3) te schrijven. Dat vergt tijd. Het vergt zowel tijd om de waarheden van het evangelie te le- ren als om ze toe te passen.
Voor de meeste Zuid-Amerikaan- se leden begon onze kennismaking met de evangeliebeginselen met tijd vrijmaken om naar de lessen en het getuigenis van de zendelingen te luis- teren. We namen de tijd om te luis- teren, en nu zijn we de zendelingen die in ons land gewerkt hebben al- leen maar dankbaar. Onze diepe dankbaarheid betreft niet alleen de zendelingen, maar ook hun familie. (Nu sturen honderden Zuid-Ameri- kanen hun eigen kinderen op zen- ding om de blijde boodschap van het herstelde evangelie te verkondigen.) Wie van ons behoren tot de eerste
Engels is de taal van de herstel- ling. In deze conferentiebijeen- komst is Engels, gesproken met een accent, het symbool van de we- reldwijde groei van de kerk. Ik kom uit Zuid-Amerika, waar de kerk enorm is gegroeid. Toen ik dertig jaar geleden lid werd, hadden we 108 dui- zend leden en zes ringen. Toen had- den we geen tempel. Nu hebben we twee miljoen 600 duizend leden en 557 ringen. Er zijn elf tempels in ge- bruik en twee in aanbouw. Nephi, de zoon van Lehi, heeft gezegd: 'Maar ik, Nephi, heb geschreven wat ik heb geschreven, en ik acht het van grote waarde, in het bijzonder voor mijn volk. Want des daags bid ik onop- houdelijk voor hen, en des nachts is mijn peluw nat van tranen om hun- nentwil.' (2 Nephi 33:3.) Die oprech- te roep wordt in onze tijd verhoord
JANUARI 2002 35
generatie kerkleden, zijn ook heel dankbaar voor onze ouders, die geen lid waren, dat ze ons rechtschapen beginselen hebben bijgebracht waar- door we voorbereid waren om de boodschap van het evangelie te her- kennen en te ontvangen.
De zendelingen hebben de aanzet gegeven tot het aanleren van de leer en de evangeliebeginselen; maar het evangelie in ons hart houden is een aanhoudende taak die tijd vergt. Kennis alleen is niet genoeg. We moeten de tijd nemen om de begin- selen toe te passen. Nephi wist bij- voorbeeld dat de Heer onze gebeden beantwoordt. Eeuwen geleden paste hij die kennis toe en zorgde zo voor eeuwige zegeningen voor ons, in on- ze tijd. Als we aandachtig lezen, zien we dat Nephi in groot geloof tot God bad omdat hij wist dat God zijn 'geroep' zou horen. (Zie 2 Nephi 33:3.) Wat zijn we Nephi dankbaar dat hij de tijd nam om zijn kennis toe te passen. Wat zijn we dankbaar dat Nephi die kennis in zijn hart
schreef, niet 'met inkt (...) maar met de Geest van de levende God.'
Net als kennis vergt discipel- schap ook tijd. Soms zien we dat een beginsel waar is, maar verande- ren we onze prioriteiten niet om tijd te maken en dat beginsel na te le- ven. Zo lopen we waardevolle kan- sen mis om een verandering van hart te ontwikkelen zoals de Heilige Geest ons leert. Denk eens even na over het voorbeeld van Enos die de toepassing van de kennis die hij van zijn vader ontving, uitstelde. Uitein- delijk nam hij de tijd om volgens die kennis te leven; daardoor hebben wij vele zegeningen ontvangen. Enos zegt dat hij in het bos op jacht was toen zijn hart diep geraakt werd door de leringen van zijn vader over het eeuwige leven en de vreugde van de heiligen. Daarom besloot hij tijd te maken om te bidden. (Zie Enos 1:3-4.) In goddelijk antwoord op zijn gebed sloot de Heer met Enos een verbond dat Hij de kro- nieken op een door Hem bepaald
moment onder de Lamanieten te- voorschijn zou laten komen. (Zie Enos 1:16.) God beantwoordt onze gebeden. Enos schreef dit beginsel niet op de stenen tafels maar op de tafels van vlees in zijn hart, en ver- kreeg daardoor kennis van een hoger niveau. Dat bracht hem zegeningen, maar ook ons, in onze bedeling.
Talloze zaken belemmeren ons in onze goede bedoelingen om tijd vrij te maken voor het aanleren van een evangeliebeginsel en vooral voor het naleven ervan. De overvloed aan in- formatie over welk onderwerp dan ook via de media kan bijvoorbeeld overweldigend zijn. Zo'n overvloed aan informatie kan er de oorzaak van zijn dat sommigen 'zich te allen tijde laten leren, zonder ooit tot er- kentenis der waarheid te kunnen komen' (2 Timoteüs 3:7).
Allemaal kunnen we onszelf eva- lueren, bepalen wat ons ervan weer- houdt tijd te nemen om een bepaald evangeliebeginsel na te leven, ons dan bekeren en de nodige maatrege- len treffen zodat we tijd hebben om dat evangeliebeginsel toe te passen. Als we dat doen, heeft de Heer be- loofd dat we net als Enos zijn waar- heden beter zullen begrijpen. De Heiland heeft gezegd: 'Indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek' (Johannes 7:17).
Tijd vrijmaken om de evangelie- beginselen te leren, erover na te denken en vooral ze toe te passen, zal ons de vreugde en de vrede bren- gen die van de Geest komen. In Zuid-Amerika en andere delen van de wereld zal de kerk blijven bloei- en, omdat steeds meer leden de evangeliebeginselen niet met inkt, maar met de Heilige Geest zullen blijven schrijven; niet op tafels van steen, maar op de tafels van vlees in hun hart. Ik getuig dat de waarhe- den in de Schriften onze verstande- lijke waardering kunnen veranderen in een eenwording met Christus, als we de tijd nemen om die waarheden in ons leven te integreren. Ik weet dat de Heiland de levende Christus is. Daarvan getuig ik. In de naam van Jezus Christus. Amen. □
L I A H O N A 36
Als een besproeide hof
Ouderling Jeffrey R. Holland
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Wij zouden [tiende en gaven] moeten betalen als persoonlijke manier om onze liefde voor een milddadige en barmhartige Vader in de hemel te laten zien.'
nu ruim duizend ringen in andere werelddelen. Er zijn nu 125 tempels in gebruik of aangekondigd, waar- van meer dan de helft (64) buiten de Verenigde Staten. En ik was al bijna 16 jaar voordat er slechts één tempel buiten de Verenigde Staten en Canada was.
We hebben meegemaakt dat de openbaring werd ontvangen waar- door het priesterschap aan alle goe- de mannen op de juiste leeftijd kan worden gegeven, een zegen die het werk op veel plaatsen in de wereld heeft versneld. We hebben meege- maakt dat onze Schriften, volledig of gedeeltelijk, in bijna honderd ta- len zijn uitgegeven. We hebben de langverwachte vorming meege- maakt van de quorums van zeventig met geweldige mannen afkomstig uit vele naties, die op hun beurt in vele naties werkzaam zijn. Onlangs heeft president Hinckley het perma- nente studiefonds bekendgemaakt, dat het potentieel bezit om velen, tot in de verste uithoeken van de aarde, tot zegen te zijn. En zo wordt de kerk steeds internationalen
Ik geef deze korte samenvatting om u nu op een ander wonder te wijzen — nog een openbaring, zo u wilt — een wonder dat misschien de meeste leden van de kerk is ontgaan. In zekere zin was het ook niet de be- doeling dat het op zou vallen. Ik heb het over het besluit van de algemene autoriteiten, ruim tien jaar geleden,
Zeker en gestaag verbreidt De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zich, zoals geprofeteerd, over de aar- de. In de woorden van Daniël is het de steen die 'zonder toedoen van mensenhanden (...) van de berg losraakte'.1 De beste beschrijving die Jesaja kon geven aan hetgeen hij voorzag, was 'wonderlijk en wonder- baar'.2 Het is een wonder! Die her- stelling en verbreiding van het evangelie van Jezus Christus zijn vervuld van allerlei wonderen, openbaringen en manifestaties. Veel daarvan hebben in onze dagen plaatsgevonden.
Ik was 17 jaar voordat er ook maar ergens buiten Noord-Amerika een ring van Zion bestond. Er zijn
om van de leden van de kerk, zowel hier als in andere landen, geen aan- vullende bijdragen meer te verlan- gen voor bijzondere projecten en om ze niet meer te verplichten aan be- paalde fondsen bij te dragen.
Die beslissing werd genomen midden in de periode van interna- tionale groei die ik zojuist heb beschreven, maar hoe was dat fi- nancieel mogelijk? Hoe konden we naar plaatsen gaan die nog verder weg lagen en waar de economische situatie vaak nog slechter was en te- gelijkertijd onze mensen vrijwaren van alle aanvullende financiële aan- slagen? Het zou lijken of het logi- scher was geweest om precies het tegengestelde te doen.
Hoe is het dan gegaan? Ik zal u vertellen hoe het is gegaan — met het oprechte geloof van de kant van de broeders in het Presidium dat al- le leden, tot en met het nieuwste lid, het beginsel van tiende en vrij- willige gaven zouden eren en we er door getrouwheid aan zo'n goddelijk beginsel wel zouden komen.
Ik hoorde nog niet bij het Quo- rum der Twaalf toen die belangrijke beslissing werd genomen, maar ik kan me voorstellen hoe die uitvoerig werd besproken, en wat voor geloof er van die liefhebbende en voorzich- tige mannen werd vereist. Wat te doen als de kerk geen aanvullende bijdragen meer vergde en de heili- gen hun tiende en gaven niet betaal- den? Voor zover ik weet, is dat idee nooit serieus overwogen. De alge- mene autoriteiten handelden met geloof — geloof in God, geloof in het geopenbaarde beginsel, geloof in ons. Ze hebben nooit achterom ge- keken. Dat was een schitterende (maar haast onopgemerkte) dag in het volwassen worden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.
Maar om dat besluit te eren, moeten wij, als individuele leden van de kerk, net zo volwassen zijn. Ik wil u graag vijf redenen noemen waarom wij allen, rijk of arm, door- gewinterd lid of recente bekeerling, getrouw onze tienden en gaven moeten betalen.
Ten eerste: betaal het en leer het
JANUARI 37
2 0 0 2
In dit uitzicht vanuit het noordoosten op het centrum van Salt Lake City zijn kantoorgebouwen en gebouwen van de kerk te zien.
uw kinderen en kleinkinderen, de opkomende generatie, die, als we niet oppassen, op zou kunnen groei' en in deze gezegende nieuwe werk- wijze van de kerk zonder ook maar iets te begrijpen van hoe er gezorgd wordt dat er tempels, kerkgebou- wen, seminaries en activiteiten ko- men. Laat uw kinderen weten dat veel van de zegeningen van de kerk er zijn omdat u en zij tienden en ga- ven aan de kerk geven, en dat die zegeningen praktisch niet op een an- dere manier mogelijk zijn.
Neem uw kinderen dan met u mee naar de tiendeafrekening aan het ein- de van het jaar, zoals de kleinzoon van president Howard W Hunter en- kele jaren geleden door zijn vader werd meegenomen. Bij die gelegen- heid maakte de bisschop zijn genoe- gen kenbaar dat de jonge broeder Hunter een volledige tiende wilde be- talen. Terwijl hij de muntjes in ont- vangst nam, vroeg hij de jongen of hij dacht dat het evangelie waar was. Toen de jongen zijn volledige tiende, 14 cent, overhandigde, zei de zevenja- rige dat hij dacht dat het evangelie
waar was, maar 'het kost wel een boel geld.'3 Maar aan de gebouwen, pro- gramma's en materialen die ik heb ge- noemd hangt een prijskaartje, en dat is een belangrijke les die onze kinde- ren al in hun jeugd moeten leren.
Ten tweede: betaal uw tiende om aanspraak te kunnen maken op de zegeningen die zijn beloofd aan hen die dat doen. 'Beproeft Mij toch daarmede, zegt de Here der heer- scharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten.'4 President Joseph F. Smith vertelde al- tijd graag het verhaal over zijn moe- der, Mary Fielding Smith, die, nadat ze in N au voo haar man als martelaar was kwijtgeraakt en met vijf vaderlo- ze kinderen naar het westen was ge- trokken, in haar armoede nog steeds haar tiende betaalde. Toen iemand op het tiendekantoor eens de mis- plaatste suggestie deed dat zij van de enige aardappels die ze had kunnen oogsten, geen tiende zou moeten ge- ven, zei ze tegen die man: 'William, je moet je schamen. Zou je mij een zegen willen ontzeggen? Als ik mijn
tiende niet betaalde, zou ik ver- wachten dat de Heer mij zijn zegens zou onthouden. Ik betaal mijn tien- de niet alleen omdat het een wet van God is, maar omdat ik verwacht ervoor gezegend te worden. [Ik heb een zegen nodig.] Door me aan deze en andere wetten te houden, ver- wacht ik (...) in staat te zijn voor mijn gezin te zorgen.'5
Ik kan niet alle manieren opnoe- men waarop zegeningen zullen volgen op gehoorzaamheid aan dit beginsel, maar ze zullen komen op een manier die veel verder gaat dan alleen het fi- nanciële. In mijn leven bijvoorbeeld heb ik de vervulling gezien van Gods belofte 'Dan zal ik, u ten goede, de afvreter dreigen.'6 Die zegen, bescher- ming tegen hem die ons wil vernieti- gen, hebben mijn geliefden en ik rijkelijk ontvangen, meer dan ik on- der woorden kan brengen. Ik geloof dat die goddelijke bescherming, ten- minste voor een deel, is gekomen door ons vaste besluit om individueel en als gezin tiende te betalen.
Ten derde: betaal uw tiende om te laten zien dat het bezit van materiële
L I A H O N A 38
goederen en het vergaren van we- reldse rijkdom niet het belangrijkste doel van uw bestaan is. Een jonge echtgenoot en vader die van een studenteninkomen leeft, vertelde mij onlangs: 'De beslissende mo- menten voor ons als heiligen der laatste dagen komen wanneer we rechtstreeks tegen de stroom in on- ze cultuur op moeten zwemmen. Tiende betalen is zo'n moment. Ter- wijl we in een wereld leven waar het verkrijgen van materiële zaken be- langrijk is, en wantrouwen in ieder- een die of alles wat iets met ons geld wil, in de hand wordt gewerkt, schudden wij al die zelfzucht af om vrijwillig, vol vertrouwen en royaal te geven. Door dat te doen, zeggen we werkelijk dat we anders zijn, dat we Gods eigen volk zijn. In een maatschappij die ons voorhoudt dat geld het belangrijkst voor ons is, zeggen wij nadrukkelijk dat dit niet
'7
zo is.
President Spencer W. Kimball heeft eens verteld over een man die zich beroemde op zijn grote grondbe- zit en enorme eigendommen — bos- sen en wijngaarden, kudden en velden, vijvers en huizen, allerlei soorten bezit. Hij beroemde zich daarop, maar tot het einde van zijn leven wilde hij er geen tiende van be- talen, of zelfs maar erkennen dat het gaven van God waren. President Kimball sprak toen op de begrafenis van die man, en merkte op dat deze grootgrondbezitter te ruste werd ge- legd in een klein, rechthoekig stuk grond, 'ter grootte van de lengte van een lange man en de breedte van een zware.'8 Het antwoord op de eeuwen- oude vraag: 'Hoeveel heeft hij nage- laten?' is: 'Alles' — daar kunt u zeker van zijn. We zouden er dus goed aan doen om schatten te vergaren in de hemel, waar geen belastingen maar leerstellingen betekenis geven aan woorden als nalatenschap, erfenis, testament en wilsbeschikking.9
Ten vierde: betaal uw tienden en gaven omdat u eerlijk en rechtscha- pen bent en ze God rechtmatig toeko- men. Een van de opvallendste regels in de Schriften is Jehova's krachtig gestelde vraag: 'Mag een mens God beroven? [Wij vragen:] Waarin
beroven wij U? [En Hij antwoordt:] In de tienden en de heffing.'10
Tiende betalen is niet een symbo- lisch bedrag geven dat we uit een soort liefdadigheid aan God schen- ken. Tiende betalen is een schuld in- lossen. Ouderling James E. Talmage heeft het eens beschreven als een contract tussen ons en de Heer. Hij stelde zich voor dat de Heer zei: ' "Je hebt veel nodig in deze wereld — voedsel, kleding, een onderdak voor je gezin en jezelf, de normale gemak- ken van het leven. (...) Je zult de middelen hebben om die dingen te verkrijgen; maar onthoud dat ze van Mij zijn, en Ik verwacht van jou dat je Mij huur betaalt van hetgeen Ik je in handen heb gegeven. Je zult ech- ter niet je hele leven dezelfde inkom- sten hebben, [dus] (...) in plaats van wat sterfelijke landeigenaars doen — die vereisen dat je vooruit betaalt, wat je lotgevallen of vooruitzichten ook mogen zijn — zul je Mij [alleen] betalen wanneer je wat hebt ontvan- gen; en je zult Mij betalen overeen- komstig hetgeen je ontvangt. Als het zo zou zijn dat je inkomen in een ze- ker jaar overvloedig is, dan [zal je tien procent] wat meer zijn; en als het zo is dat het volgende jaar er een van tegenspoed is en je inkomen niet is zoals het geweest is, dan [zal je tien procent] minder zijn. [Wat de omstandigheden ook mogen zijn, de tiende zal eerlijk zijn.] "
'Hebt u ooit een verhuurder ge- vonden die bereid was om een dergelijk billijk contract met u te sluiten?' vraagt ouderling Talmage. 'Wanneer ik de gulheid van dit alles overdenk,' zegt hij, 'krijg ik het ge- voel in mijn hart dat ik mijn gezicht nauwelijks naar de hemel zou kun- nen wenden (...) als ik probeerde [God] te onthouden wat [rechtma- tig van Hem is].'11
Dat brengt ons bij de vijfde re- den om onze tienden en gaven te betalen. Wij zouden ze moeten be- talen als persoonlijke manier om onze liefde voor een milddadige en barmhartige Vader in de hemel te laten zien. Door zijn genade heeft God de hongerigen brood gegeven en de armen kleding. Op verschil- lende tijden horen wij daar allemaal
bij, hetzij in materiële of in geeste- lijke zin. Voor ieder van ons zijn het evangelie en de zegeningen ervan doorgebroken als het licht van de dageraad, en is de duisternis van onwetendheid en verdriet, angst en wanhoop verdreven. In natie na na- tie hebben zijn kinderen geroepen en heeft de Heer geantwoord. Door de verbreiding van zijn evangelie over de wereld, verlicht God de las- ten van de vermoeiden en laat Hij de verdrukten vrij. Zijn liefhebben- de goedheid heeft het leven van on- ze leden, rijk of arm, dichtbij of ver weg, gemaakt 'als een besproeide hof en als een bron, waarvan het water niet teleurstelt'.12
Ik wil mijn diepste dankbaarheid uiten voor alle zegeningen van het evangelie, vooral voor de grootste van Gods gaven, de verzoenende gave van Gods Eniggeboren Zoon. Ik weet dat ik de hemel nooit voor enige gunst terug kan betalen, maar er zijn veel manieren waarop ik mijn dankbaarheid moet proberen te tonen. Een van die manieren is door tienden en vrijwillige gaven te betalen. Ik wil iets teruggeven, maar ik wil niet (met de woorden van koning David) iets geven 'wat niets kost'.13
Ik getuig dat het beginsel tiende van God afkomstig is, verkondigd in een schriftuurlijke eenvoud dat zijn goddelijke herkomst verraadt. Het is mijn gebed dat wij allen deze zegen voor altijd veilig stellen. In de naam van Jezus Christus. Amen. □
NOTEN
I. Daniël 2:45. 2.Jesaja29:14.
3 . Geciteerd door David B. Haight, De Ster van oktober 1981, blz. 57.
4. Maleachi3:10.
5 . Conference Report, april 1 900, blz. 48.
6. Maleachi3:ll.
7. Persoonlijke correspondentie.
8. Conference Report, april 1968, blz. 74.
9. Zie Matteüs 6:19-21.
10. Maleachi 3:8.
II. The Lord's Tenth (brochure, 1968), blz. 10-11.
12. Jesaja 58:11; zie ook Jesaja 58:6-10.
13. 2 Samuël 24:24.
JANUARI 39
2 0 0 2
De leer van insluiting
Ouderling M. Russell Ballard
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Als wij ware discipelen van de Heer, Jezus Christus, zijn, zullen we al onze naasten altijd liefdevol de helpende hand bieden. '
Het kan een mooie, heldere herfstdag als vandaag zijn geweest. De Heiland onder- richtte een aantal van zijn discipe- len, toen een man, die alleen als 'wetgeleerde' staat aangeduid, vroeg: 'Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?'
Jezus kende het hart van deze man en begreep dat de vraag een zwakke poging was om Hem iets te- genstrijdigs over de wet van Mozes te laten zeggen.
De Heiland reageerde door zelf twee vragen te stellen: 'Wat staat in de wet geschreven? Hoe leest gij?'
Zoals verwacht kon de wetgeleer- de de wet citeren: 'Gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf.'
'Gij hebt juist geantwoord', zei de Heiland. 'Doe dat en gij zult leven.'
Maar de wetgeleerde was daar niet mee tevredengesteld. Hij wist dat de Joden strenge regels hadden over omgang met mensen die niet van hun geloof waren. Daarom wilde hij de Heer meer informatie ontlok- ken, in de hoop Hem op een tegen- strijdigheid te betrappen: 'En wie is mijn naaste?' vroeg hij.
Het was opnieuw tijd voor onder- richt. Jezus gebruikte een van zijn favoriete en doeltreffendste onder- wijsmethoden: een gelijkenis, wel- licht een van de geliefdste en bekendste gelijkenissen in het hele christendom.
U kent de gelijkenis, dat een man vanuit Jeruzalem naar Jericho on- derweg was, werd beroofd en half- dood achtergelaten. Er kwam een priester voorbij aan de overkant; ook een Leviet bleef niet staan om hem te helpen. Toen zei Jezus:
'Doch een Samaritaan, die op reis was, kwam in zijn nabijheid, en toen hij hem zag, werd hij met ontferming bewogen.
'En hij ging naar hem toe, ver- bond zijn wonden, goot er olie en wijn op; en hij zette hem op zijn ei- gen rijdier, bracht hem naar een her- berg en verzorgde hem.'
Toen stelde Jezus de wetgeleerde nog een vraag: 'Wie van deze drie dunkt u, dat de naaste geweest is van de man, die in handen der ro- vers was gevallen?'
En de wetgeleerde antwoordde: 'Die hem barmhartigheid bewezen heeft.'
Toen gaf Jezus zijn laatste instruc- ties aan de wetgeleerde - en aan
iedereen die de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan leest: 'Ga heen, doe gij evenzo.' (Zie Lucas 10:25-37.)
Iedere keer dat ik die gelijkenis lees, ben ik onder de indruk van de kracht en de eenvoud ervan. Maar hebt u zich ooit afgevraagd waarom de Heiland een Samaritaan uitkoos als held van dit verhaal? Er was nog- al wat antipathie tussen de Joden en de Samaritanen in de tijd van Chris- tus. Onder normale omstandighe- den wilden deze twee groepen niets met elkaar te maken hebben. Het was nog steeds een goede, leerzame gelijkenis geweest als de man die in de handen van rovers was gevallen, door een mede -Jood was gered.
Uit zijn opzettelijke gebruik van Joden en Samaritanen blijkt duide- lijk dat we allemaal naasten van el- kaar zijn en dat we elkaar moeten liefhebben, achten, respecteren en dienen, ondanks al onze verschillen - waaronder religieuze, politieke en culturele verschillen.
Die instructie maakt ook tegen- woordig deel uit van de leringen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Toen hij de belangrijkste leerstellingen van de herstelde kerk vermeldde, heeft Joseph Smith gezegd: 'Wij ei- sen het goed recht de almachtige God te vereren volgens de stem van ons eigen geweten, en kennen alle mensen hetzelfde goed recht toe, hoe, waar of wat zij ook mogen vere- ren' (Geloofsartikelen 1:11).
Gelukkig begrijpen veel van onze leden deze leer, en leven die in hun dagelijks leven na. Ik las onlangs een artikel over een tragische dood in een gemeenschap hier in Utah. De verdrietige weduwe werd geci- teerd: 'We zijn overspoeld met hulp. We zijn geen lid van de mormoonse kerk, maar de plaatselijke wijk heeft ons geholpen met maaltijden, ande- re hulp en vertroostende woorden. Het was een volkomen uitstorting van liefde, en daar zijn we dankbaar voor.' (The Provo Daily Herald, 'For- mer Ute's Death Leaves Wife Coping, Wondering', 11 augustus 2001, blz. A-3.)
En zo hoort het ook. Als wij ware
L I A H O N A 40
discipelen van de Heer, Jezus Chris- tus, zijn, zullen we al onze naasten altijd liefdevol de helpende hand bieden, vooral in tijden van nood. In de Church News stond onlangs een verhaal van twee vrouwen die een sterke vriendschapsband hebben, een 'Joodse arts uit New York en een huismoeder [lid van de kerk] met zes kinderen uit Utah, die nu allebei in Dallas (Texas) wonen.'
De zuster uit onze kerk zei: 'Als iemand had geprobeerd om met een computer te bepalen of onze vriend- schap mogelijk was, denk ik niet dat we de eerste ronde overleefd zouden hebben. (...)
Een vrouw met een drukke art- senpraktijk zou volgens mij weinig interesse hebben om over de kleur van de servetjes voor de vergadering van de schoolraad te praten.
'Maar onze veronderstellingen zijn niet altijd juist - ze kunnen de wortels vernietigen van iets dat kan bloeien en groeien. Ik ben zo dank- baar dat we veronderstellingen aan de kant hebben gezet.' ('Unlikely Friends Sharing a Lifetime', Church News, 18 augustus 2001, blz. 10.)
Waarnemingen en veronderstel- lingen kunnen uitermate gevaarlijk en oneerlijk zijn. Er zijn leden van onze kerk die niet met een glimlach, een handdruk en liefdevol dienstbe- toon de helpende hand aan hun naasten bieden. Er kunnen mensen bij ons in de buurt komen wonen die geen lid van de kerk zijn en een vooroordeel hebben over de kerk en haar leden. Goede buren moeten ui- teraard hun uiterste best doen om elkaar te begrijpen en vriendelijk voor elkaar te zijn, ongeacht gods- dienst, nationaliteit, ras of cultuur.
Soms hoor ik dat leden mensen van andere geloofsrichtingen beledi- gen door ze te negeren en ze nergens bij te betrekken. Dat geldt vooral voor gebieden waar de leden in de meerderheid zijn. Ik heb gehoord dat sommige kleingeestige ouders hun kinderen verbieden om met kinderen te spelen die geen lid van de kerk zijn. Dergelijk gedrag is niet in overeen- stemming met de leringen van de Heer, Jezus Christus. Ik kan niet be- grijpen waarom leden van onze kerk zoiets kunnen laten gebeuren. Ik ben al mijn hele leven lid van de kerk. Ik
ben op zending geweest, ik ben twee keer bisschop geweest, zendingspresi- dent, een van de zeventigen en nu ben ik apostel. Ik heb nooit een leer van uitsluiting verkondigd - en heb die nooit horen verkondigen. Ik heb nooit iets anders gehoord dan dat de leden van deze kerk aangemoedigd worden om liefdevol, vriendelijk en verdraagzaam te zijn, en welwillend ten opzichte van onze vrienden en naasten van andere geloofsrichtingen.
De Heer verwacht veel van ons. Ouders, leer uw kinderen en prakti- seer zelf het beginsel insluiting en niet uitsluiting vanwege godsdiensti- ge, politieke of culturele verschillen.
Het is waar dat wij in de wereld de volheid van het evangelie van Je- zus Christus verkondigen, dat door middel van de profeet Joseph Smith op aarde is hersteld, en dat wij onze leden aanmoedigen om met anderen over het evangelie te praten en hun getuigenis te geven. Maar het is nooit het beleid van de kerk geweest dat de mensen die niet luisteren of onze boodschap niet accepteren ver- meden of genegeerd moeten wor- den. Het tegenovergestelde is zelfs
^rtïw».
JANUARI 2002 41
waar. President Gordon B. Hinckley heeft ons zelfs herhaaldelijk herin- nerd aan deze taak die wij als volge- lingen van de Heer, Jezus Christus, hebben. Ik citeer er slechts één:
'Wij zijn allemaal individuen. We zijn allemaal anders. Er moet respect voor die verschillen bestaan. (...)
Wij moeten harder werken om, ondanks afwijkende leerstellingen en denkbeelden, wederzijds respect, ge- duld en verdraagzaamheid voor el- kaar te ontwikkelen. U en ik zijn het misschien niet eens. Maar met re- spect en beleefdheid is het mogelijk.' (Teachings of Gordon B. Hinckley, blz. 661,665.)
Als lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen begrijpen we dat we een Volk [Gode] ten eigendom' (1 Petrus 2:9) zijn. Onze leerstellingen en geloofs- overtuigingen zijn belangrijk voor ons. We houden ze stevig vast en koesteren ze. Ik zeg niet dat we dat niet moeten doen. Onze eigenheid en de unieke boodschap van het herstel- de evangelie van Jezus Christus zijn noodzakelijke elementen om de be- volking op aarde een duidelijke keus te bieden. Ik wil ook niet adviseren dat we relaties aangaan waardoor wij of ons gezin geestelijk risico lopen. We moeten echter begrijpen dat niet iedereen onze leer van de herstelling van het evangelie van Jezus Christus zal accepteren. Over het algemeen zijn onze naasten die geen lid van de
kerk zijn, goede en eerzame mensen - even goed en eerzaam als waar wij naar streven. Zij geven om hun gezin, net als wij. Ze willen de wereld verbe- teren, net als wij. Ze zijn vriendelijke, liefdevolle, grootmoedige en trouwe mensen - net als waar wij naar stre- ven. Bijna 25 jaar geleden heeft het Eerste Presidium gezegd: 'Onze bood- schap (...) is er een van liefde en zorg voor het eeuwig welzijn van alle men- sen, ongeacht religieuze achtergrond, ras of nationaliteit, in het besef dat we waarlijk broeders en zusters zijn, omdat we zoons en dochters van de- zelfde hemelse Vader zijn.' (Verklaring van het Eerste Presidium, 15 februari 1978.)
Dat is onze leer - een leer van in- sluiting. Dat geloven we. Dat heb- ben we geleerd. Door die leer behoren wij van alle mensen op aar- de de liefdevolste, vriendelijkste en verdraagzaamste mensen te zijn.
Ik wil graag drie eenvoudige din- gen noemen die we kunnen doen zodat anderen in onze omgeving zich niet uitgesloten voelen.
Ten eerste, leer uw buren kennen. Verzamel informatie over hun gezin, hun werk en hun zienswijze. Kom met hen samen als ze dat willen. Wees niet opdringerig en heb geen bijbedoelingen. Vriendschap mag nooit met een ander doel worden ontwikkeld; de vriendschap zelf moet het doel zijn. Ik kreeg onlangs een brief van een vrouw die pas naar
Utah verhuisd was. Ik zal een klein stukje citeren: 'Ouderling Ballard, ik moet zeggen dat als ik mijn buren gedag zeg of naar hen zwaai, zij hele- maal niet reageren. Als ik ze tijdens mijn ochtend- of avondwandeling begroet, zeggen ze niets terug. Ande- re kleurlingen zeggen dat zij dezelfde ervaring hebben.' Als er leden van de kerk in haar buurt wonen, moe- ten die weten dat dat niet mag ge- beuren. Laten wij zinvolle relaties van wederzijds vertrouwen en begrip ontwikkelen met mensen van andere achtergronden en geloofsrichtingen.
Ten tweede, ik geloof dat het goed zou zijn als we een aantal zin- sneden uit onze woordenschat zou- den verwijderen: 'niet-lid' en 'niet-mormoon'. Dergelijke woorden kunnen vernederend en kleinerend zijn. Ik beschouw mijzelf ook niet als 'niet-katholiek' of 'niet-joods'. Ik ben een christen. Ik ben lid van De Kerk van Jezus Christus van de Hei- ligen der Laatste Dagen. Zo wil ik graag genoemd worden - wie en wat ik ben, en niet wie ik niet ben. La- ten wij de mensen in onze omgeving met dezelfde beleefdheid behande- len. Als we een algemeen woord wil- len gebruiken, is 'buren' of 'naasten' in de meeste gevallen gepast.
En ten derde, als onze naasten geïrriteerd of gefrustreerd raken door een geschil met De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen of door een wet die we om morele redenen steunen, raad hen dan niet aan om te verhui- zen, ook niet als grapje. Ik kan niet begrijpen dat een lid van onze kerk zoiets zou kunnen zeggen! De pio- niers zijn door onjuist geïnformeerde en onverdraagzame mensen van plaats tot plaats verdreven. Zij heb- ben veel moeilijkheden en vervol- gingen moeten doorstaan omdat zij anders dachten, handelden en ge- loofden dan andere mensen. Als we iets van onze geschiedenis hebben geleerd, hoop ik dat we respect voor de rechten van alle mensen hebben geleerd, zodat we in vrede met el- kaar kunnen leven.
Nu wil ik me graag richten tot de mensen die geen lid van onze kerk zijn. Als er kwesties zijn waar u zich
L I A H O N A 42
zorgen over maakt, laten we daar dan over praten. We willen graag helpen. Ik hoop echter dat u be- grijpt dat onze leerstellingen en le- ringen van de Heer afkomstig zijn, dus soms moeten we ons erbij neer- leggen dat we het niet eens worden, maar dat kunnen we op vriendelijke wijze doen. In onze gemeenschap- pen kunnen en moeten we beleefd en beschaafd met elkaar omgaan en respect voor elkaar hebben. Hier in Utah heeft een groep burgers de 'Alliance for Unity' (federatie voor eenheid) opgericht. Dit initiatief wordt door onze kerk en andere ker- ken en organisaties gesteund. Een van de doelstellingen is 'een samen- leving op te bouwen waar verschil- lende standpunten erkend en gewaardeerd worden.' Misschien is er geen beter moment voor de men- sen op aarde om met elkaar samen te werken.
Slechts een aantal uren voordat Hij aan het pijnlijke, lichamelijke en geestelijke proces van de verzoening begon, kwam de Heiland met zijn discipelen bijeen om aan het Pascha deel te nemen - zijn laatste maaltijd
- en om hun zijn laatste instructies te geven. Een van die instructies is de inspirerende verklaring die ons leven kan veranderen: 'Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander lief- hebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt.
'Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij lief- de hebt onder elkander' (Johannes 13:34-35).
Dat heeft Jezus zijn discipelen geleerd - en ook 'een wetgeleerde'
- door middel van de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. En dat leert Hij ons tegenwoordig door middel van hedendaagse pro- feten en apostelen. Heb elkaar lief. Wees vriendelijk voor elkaar, on- danks grote verschillen. Behandel elkaar met respect en fatsoen. Ik weet en getuig dat Jezus de Chris- tus is, onze Heiland en Verlosser. En ik weet dat Hij van ons alle- maal verwacht dat wij zijn aan- moediging opvolgen om betere naasten te worden. In de naam van Jezus Christus. Amen. □
Priesterschapsbijeenkomst
6 oktober 2001
Onze plicht jegens Godvervullen
Ouderling Robert D. Hales
van het Quorum der Twaalf Apostelen
(ïk beloof je dat je door het verdienen van de onderscheiding Plicht jegens God een levend getuigenis zult ontvangen waar je de rest van je leven steun aan zult ontlenen. '
Al vele jaren zijn het Eerste Pre- sidium en het Quorum der Twaalf Apostelen uiterst bezorgd om het welzijn van onze jongeren in deze moeilijke tijden. Op 28 september 2001 heeft het Eerste Presidium een brief gestuurd aan de priesterschaps- leiders in de Verenigde Staten en Canada, waarin staat:
'In januari 2000 hebben wij in ge- bieden buiten de Verenigde Staten en Canada waar geen scouting was een prestatieprogramma voor de Aaronische priesterschap geïntro- duceerd. Het doel (...) is om de jongemannen te helpen met hun voorbereiding op het Melchizedeks priesterschap, de begiftiging, een voltijdzending, het huwelijk en het vaderschap. (...) [Dat internationale programma blijft van kracht en] is nu aangepast voor gebruik in de Verenigde Staten en Canada zodat het ook de belangrijke rol van scou- ting omvat voor de ontwikkeling van de jongemannen. (...) [en het gaat heten:] Aaronische priesterschap: onze plicht jegens God vervullen.
In drie gidsen — Aaronische pries- terschap: onze plicht jegens God vervul- len voor diakenen, leraars en priesters — wordt het programma uitgelegd. Jongemannen die aan de eisen vol- doen in al die gidsen, ontvangen de onderscheiding Plicht jegens God.
Wat een vreugde is het om voor de priesterschap te staan en het koninklijke leger van God toe te spreken. Het is belangrijk dat wij weten wie wij zijn: zonen van God met het Aaronisch priesterschap en het Melchizedeks priesterschap, hersteld in deze bede- ling. Het is belangrijk dat wij weten wat wij proberen te bereiken in het leven: namelijk met onze gezinsle- den terugkeren naar de tegenwoor- digheid van onze hemelse Vader. Omdat wij daarmee gezegend zijn, is het ook belangrijk dat wij onze plicht jegens God leren kennen en die vervullen.
JANUARI 2002 43
'Wij kondigen ook een nieuw, vereenvoudigd jongevrouwenboek Mijn persoonlijke vooruitgang aan en een herzien boekje Voor de kracht van de jeugd. Al dit materiaal is bijge- werkt om de jongeren te helpen met het ontwikkelen van groter geloof en grotere moed in de huidige wereld. Verder kondigen wij een Leidraad voor ouders en leidinggevenden van jon- geren aan om de ouders en leidingge- venden te helpen met het sterken van onze jongeren. In deze leidraad wordt aangegeven hoe belangrijk en ondersteunend de rol van de weke- lijkse activiteitenavond is.
'Wij willen dat alle jongemannen ernaar streven om de onderschei- ding kroonverkenner en de onder- scheiding Plicht jegens God te verdienen. Wij willen dat alle jonge - vrouwen ernaar streven de onder- scheiding Voorbeeldige jongevrouw te verdienen. Als de jongeren aan die doelen werken, zullen ze vaar- digheden en eigenschappen ontwik- kelen die hen naar de tempel zullen leiden en hen voorbereiden op een leven vol dienstbaarheid aan hun gezin en de Heer.
'Exemplaren van dit materiaal wor- den tegen december 2001 naar alle ringen gestuurd voor distributie onder de wijken, om in januari 2002 ge- bruikt te worden.' (Brief van het Eer- ste Presidium, 28 september 2001.) Aldus eindigde de gedenkwaardige brief van het Eerste Presidium.
Wij leven in een uiterst moeilij- ke periode van de wereldgeschiede- nis, waarin Satan heen en weer gaat over de aarde onder de kinde- ren van God om allerlei soorten kwaad te doen en de verlangens van ónze rechtvaardige God te dwarsbomen. Uit de Schriften leren wij dat Satans kwade bedoelingen met de mensen op aarde steeds erger zullen worden naarmate de wederkomst van onze Heer en Hei- land, Jezus Christus, naderbij komt. (Zie 2 Tessalonicensen 2:1-10; LV 10:33; 52:14; 86:3-10.)
Er is nog nooit een tijd in deze laatste dagen geweest als nu, waarin de boodschap van het Eerste Presi- dium en het Quorum der Twaalf zo sterk is dat ouders, bisschoppen en
leidinggevenden van hulporganisa- ties ervoor moeten zorgen dat jullie, jongemannen, begrijpen wie je bent en wat je kunt worden — niet alleen in dit sterfelijke leven, maar in de eeuwigheid die volgt.
Door de onderscheiding Plicht je- gens God kunnen jongemannen be- ter de moeilijkheden van het leven aan en kunnen zij beter de doelein- den van de Aaronische priester- schap bereiken.
Het Eerste Presidium en het Quo- rum der Twaalf Apostelen hebben uitgelegd: 'Wij hopen dat je de on- derscheiding Plicht jegens God ver- dient en dat het een symbool wordt van je voorbereiding op het Melchi- zedeks priesterschap.' (Aaronische priesterschap — diaken: onze plicht je- gens God vervullen, [2001], blz. 4.)
Om de onderscheiding Plicht je- gens God te verdienen, behaal je doelen op de volgende terreinen:
• Getrouwheid in priesterschap- staken en normen
• Betrokkenheid bij gezinsactivi- teiten
• Deelname aan quorumactivi- teiten
• Een dienstbetoonproject in het kader van de Plicht jegens God uit- voeren
• Doelen behalen in elk van de volgende vier categorieën: waarvan de kern de priesterschapstaken zijn: geestelijke ontwikkeling; lichamelij- ke ontwikkeling; scholing, karakter- vorming en beroepsplanning; en burgerschap en sociale ontwikkeling.
Als je voldoet aan de vereisten van deze priesterschapstaken en ei- genschappen, bereid je je voor op de Melchizedeks-priesterschapstaken en toekomstige uitdagingen. Ik be- loof je dat je door het verdienen van de onderscheiding Plicht jegens God een levend getuigenis zult ontvan- gen waar je de rest van je leven steun aan zult ontlenen.
Waar dat wordt aangeboden, kan ook de scouting je daarbij helpen. Wij moedigen je aan om deel te ne- men aan de scouting. Veel scouting- vereisten kunnen meetellen voor de certificaten Plicht jegens God.
Scouting maakt deel uit van het AP-activiteitenprogramma. De
onderscheiding Plicht jegens God is een priesterschapsonderscheiding met vereisten waardoor je je geeste- lijk ontwikkelt en je je priester- schapstaken uitvoert.
Enkele grote zegeningen van deze programma's zijn dat jullie, jongeren van de kerk, duidelijk zullen begrij- pen wie jullie zijn; dat je rekenschap aflegt voor wat je doet; dat je de verantwoording op je neemt voor je levenswijze; en dat je in staat bent doelen te stellen om te bereiken waarvoor je naar de aarde gestuurd bent. Wij verzoeken je dringend om heel goed je best te doen.
Jongemannen, ga elke dag op je knieën en spreek de verlangens van je hart tegenover God uit. Hij is de bron van alle wijsheid en zal je gebeden verhoren. Wees nederig en bereid om te luisteren naar de ingevingen van de Geest. Lees dagelijks in de Schrif- ten. Versterk je getuigenis. Betaal tiende en vastengaven. Gedenk en onderhoud de verbonden die je hebt gesloten bij de doop, en hernieuw ze elke week door deel te nemen aan het avondmaal. Als je nu je doopverbon- den nakomt, kun je je beter voorbe- reiden op de tempelverbonden die je in de toekomst zult sluiten.
Dat is de kern van je plicht je- gens God. Door je plicht jegens God te vervullen, ben je niet alleen jezelf maar ook anderen tot zegen.
Dienstbetoon is een van de doe- len van de Aaronische priester- schap. Een van de vereisten voor de onderscheiding Plicht jegens God is dat je elk jaar een dienstbetoonpro- ject doet, dat je de kans biedt om een belangrijke dienst te verrichten bij je thuis, in de kerk of in de sa- menleving. Help en dien je andere mensen, dan ontdek je dat de vol- gende schrifttekst een erg belangrijk deel uitmaakt van het evangelie: 'Want voor zoverre gij het aan de minste van dezen doet, doet gij het aan Mij' (LV 42:38).
Ik hoop dat de ouders en de bis- schoppen — die president zijn van de Aaronische priesterschap — zul- len begrijpen dat de jongemannen en de jonge vrouwen voor wie zij verant- woordelijk zijn, voorbereid zijn om juist in deze tijd naar de aarde te
A H O N A 44
gaan met een heilig en heerlijk doel Het is een grote zegening om je te kwalificeren voor het Melchizedeks priesterschap en het te ontvangen. Jullie, jongemannen, hebben een edele roeping om rechtschapen mannen te worden, in kracht toe te nemen en anderen ten goede te beïnvloeden. Jullie, jongemannen, zijn de toekomst van de kerk.
Wij hebben allemaal vooruitgang geboekt sinds we uit de tegenwoor- digheid van onze hemelse Vader naar de aarde zijn gegaan. Onze eerste tien jaar in dit leven waren een grote leer- ervaring. Er werd om ons gegeven en voor ons gezorgd. We leerden lopen, praten en dit lichaam onder controle houden. We leerden wat keuzevrij- heid is — dat keuzen gevolgen heb- ben. Velen van ons zijn gedoopt toen ze acht jaar waren, wat volgens de Schriften de leeftijd van verantwoor- delijkheid is waarop we goed van kwaad kunnen onderscheiden, zodat we weten wie wij zijn — kinderen van God — waarom we hier op aarde zijn, en wat we proberen hier te berei- ken. (Zie LV 68:25, 27.)
Vanaf onze doop tot ons twaalfde jaar hebben onze familieleden, pries- terschapsleiders en leidinggevenden van hulporganisaties ons evangeliebe- ginselen en -normen geleerd die ons erop voorbereidden om het priester- schap te dragen. Het Aaronisch pries- terschap wordt het voorbereidende priesterschap genoemd. Deze tweede tien jaar van ons leven is een periode van voorbereiding. Het is een tijd waarin we ons voorbereiden om de grote beslissingen te nemen die voor ons liggen. We bereiden ons voor op het Melchizedeks priesterschap, onze tempelverbonden en al onze priester- schapstaken, zodat we onze plicht je- gens God kunnen vervullen.
De keuzen die je nu doet, hebben rechtstreekse gevolgen voor het aan- tal en de soort kansen die je in de toe- komst krijgt. Elke dagelijkse beslissing beperkt of verbreedt je mogelijkhe- den. Neem je goede beslissingen in deze periode van voorbereiding, dan ben je klaar om in de toekomst ook goede beslissingen te nemen.
Bedenk eens op welke terreinen je de volgende tien jaar van je leven
— als je in de twintig bent — beslis- singen gaat nemen: al dan niet waardig zijn om naar de tempel te gaan, zending, studie, beroep, eeuwi- ge partner, kinderen. Die tien jaar vol beslissingen is geen tijd om bang voor te zijn. Het is een tijd om van de zegeningen te genieten waarop je je hebt voorbereid. 'Wanneer gij zijt voorbereid, zult gij niet vrezen' (LV 38:30).
Een van de grootste gaven die je bij de doop hebt gekregen, is de gave van de Heilige Geest. Met de gave van de Heilige Geest kun je geïnspi- reerde leiding krijgen om die belang- rijke beslissingen te nemen.
In de voorbereidende periode van je leven is het erg belangrijk om geestelijke groei tot stand te bren- gen, maar ook lichamelijke groei, scholing, persoonlijke ontwikkeling, beroepsvoorbereiding, sociale en burgerschapsvaardigheden. Al die eigenschappen behoren tot je pries- terschapstaken en daarmee word je geholpen met de beslissingen die nog voor je liggen in de volgende tien jaar van je leven.
Belangrijk onderdeel van je plicht jegens God vervullen is, op elke leef- tijd, een discipel van Jezus Christus te zijn, wat inhoudt dat je zijn uitnodi- ging aanneemt: 'Kom hier, volg Mij' (Lucas 18:22). Om de Heiland te vol- gen, moeten we weten wie Hij is — de Zoon van God — en moeten we zijn naam op ons nemen, zijn zoen- offer indachtig zijn, en zijn geboden onderhouden. We sluiten die verbon- den bij de doop, en we hernieuwen onze doopverbonden elke keer dat we deelnemen aan het avondmaal.
We leren uit de gebeden van de Heiland tot zijn Vader in de hemel grote lessen van discipelschap en plicht jegens God. In het grote ho- gepriesterlijke gebed zegt Hij: 'lic heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven hebt' (Johannes 17:4; cursivering toegevoegd) .
Toen Jezus Christus in de Hof van Getsemane leed voor de zonden van de hele mensheid, bad Hij: 'Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij
Een moment van bezinning in het Conferentiecentrum.
JANUARI 45
2 0 0 2
wilt' (Matteüs 26:39; cursivering toegevoegd) .
Discipelschap en plicht jegens God zijn ook te zien in het leven van profeten overal in de Schriften. De lessen die we leren van die profe- ten, zijn toe te passen in ons eigen leven.
De jonge Joseph Smith zei: 'Ik ge- hoorzaamde, keerde terug naar mijn vader in het veld en vertelde hem al- les' (Geschiedenis van Joseph Smith 1:50; cursivering toegevoegd).
Elia lging [...] heen en deed naar het woord des Heren' (1 Koningen 17:5; cursivering toegevoegd).
'En Noach deed het; geheel zoals God het hem geboden had, deed hij' (Genesis 6:22; cursivering toe- gevoegd) .
Jozua leerde zijn volk: 'Maar ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen. (...) En het volk zeide tot Jozua: De Here, onze God, zullen wij dienen, en naar zijn stem zullen wij horen (Jozua 24:15, 24; cursivering toegevoegd) .
Alma zei: 'O, gedenk, mijn zoon, om in uw jeugd wijsheid te leren; ja, leer in uw jeugd de geboden van God te Onderhouden1 (Alma 37:35; cursive- ring toegevoegd) .
Het Eerste Presidium en het Quo- rum der Twaalf Apostelen hebben
alle dragers van het Aaronisch pries- terschap aangeraden:
'Je leeft in een tijd met grote moei- lijkheden en kansen. Je bent geroepen om iets goeds tot stand te brengen in de wereld. Als zoon van God kun je, met de macht van het Aaronisch priesterschap, veel goeds doen.
'Je kunt dienstbetoon verrichten, en van je tijd, talenten en energie geven zonder aan een beloning te denken. Je kunt priesterschapstaken uitvoeren, zoals [het klaarzetten, ronddienen en zegenen] van het avondmaal, [vastengaven ophalen, andere mensen helpen en] op huis- onderwijs gaan. Je kunt andere men- sen met jouw voorbeeld opbouwen. Je kunt jezelf sterken, je geloof en getuigenis opbouwen, en het evan- gelie naleven terwijl je erover leert en andere mensen erover vertelt.
'Je hebt de opdracht om te leren wat je hemelse Vader wil dat je doet, en vervolgens je best te doen om zijn wil te volgen. (...)
'De Heer heeft geloof in je en Hij heeft een belangrijke opdracht voor je. Hij zal je helpen als je je tot Hem wendt in gebed. Luister naar de in- gevingen van de Geest. Gehoorzaam de geboden. Sluit en onderhoud ver- bonden die je voorbereiden op de
tempel. Overleg met je ouders en je leiders om doelen te stellen en er- naar te streven die te halen. Je krijgt een sterk gevoel dat je wat presteert als je je plicht vervult en je voorbe- reidt op de spannende uitdagingen van de toekomst.' (Aaronische pries- terschap — priester: onze plicht jegens God vervullen [2001], blz. 4-5.)
Broeders van de Aaronische priesterschap, stel nu je doelen en ga werken aan het behalen van de on- derscheiding Plicht jegens God en de onderscheiding kroonverkenner. Je zult gezegend worden voor je in- spanningen.
Ik houd van de jeugd van de kerk. Ik heb groot respect en veel bewon- dering voor de goede keuzen die jul- lie dagelijks doen. Jullie zijn zo getrouw in deze moeilijke tijden, on- danks de vele obstakels die voor je liggen. Je bent je aan het voorberei- den om in de toekomst vader en priesterschapsleider in de kerk te zijn.
Het is van groot belang dat wij al- lemaal inzien dat wij in de laatste be- deling, van de volheid der tijden, leven — dat wij ons voorbereiden op de wederkomst van Jezus Christus en dat de tegenstander in deze laatste dagen nog meer kwaad op de wereld kan loslaten. Het is ons gebed dat alle jongeren van de kerk de kracht zullen hebben om de vurige pijlen van de te- genstander te weerstaan en dat wij, als ouders en priesterschapsleiders — ja, wij, hun herders — onze kinderen tot steun kunnen zijn in hun trouw aan het evangelie van Jezus Christus.
Ik getuig van de waarheid van dit werk en van de herstelling van het priesterschap in deze laatste dagen. Ik beloof je dat je gezegend zult wor- den wegens je getrouwheid, en ik verklaar samen met de profeet Al- ma: 'Ik heb u deze dingen gezegd, opdat ik een besef uwer plichten je- gens God in u mocht opwekken, op- dat gij onberispelijk voor Hem moogt wandelen; opdat gij moogt wandelen volgens de heilige orde Gods' (Alma 7:22). Dat iedere Aa- ronisch-priesterschapsdrager zijn plicht jegens God zal vervullen en eervol zal terugkeren bij zijn hemel- se Vader, is mijn gebed. In de naam van Jezus Christus. Amen. □
L I A H o N A
46
Onze plicht jegens God
Ouderling Cecil O. Samuelson
van de Zeventig
'Het priesterschap dragen en je plicht jegens God nakomen is niet alleen een heel ernstige verantwoordelijkheid, maar ook een opmerkelijk voorrecht. '
antwoordde Samuël: 'Spreek, want uw knecht hoort.'3
Wanneer we het leven van Sa- muël volgen, kunnen we zien dat hij zijn plicht jegens God is nagekomen. 'Samuël nu groeide op, en de Here was met hem en liet geen van zijn woorden ter aarde vallen.'4 Daar- door werd Samuël zelf een groot profeet en leider.
Ik hoop dat jullie, jongemannen van de Aaronische priesterschap in deze tijd, begrijpen dat ook jullie, zo- als Samuël, een heilige plicht heb- ben jegens God. Samuël had een heel goede moeder, Hanna, en een geweldige priesterschapsleider, Eli. De meesten van jullie hebben ook geweldige ouders en geïnspireerde priesterschapsleiders, die voor jullie zorgen en die klaarstaan om jullie en je ouders te helpen bij je streven om je plicht jegens God na te komen.
President Gordon B. Hinckley heeft over jullie en over jullie genera- tie van jonge mensen gezegd: 'Ik heb (...) altijd grote liefde voor de jonge- mannen en jonge vrouwen van de kerk gehad. (...) We hebben jullie erg lief, en bidden voortdurend dat wij in staat zullen zijn jullie te hel- pen. Jullie leven is vol moeilijke be- slissingen, en bovendien vol dromen, hoop en verlangens om datgene te vinden waardoor je gemoedsrust en geluk zult vinden. (...)
'Ik beloof je dat God je niet in de steek zal laten als je doet wat Hij wil
Als jongeman was ik onder de indruk van het verhaal in het Oude Testament over Samuël, wiens leven door zijn dankbare moeder, Hanna, aan God was toegewijd. Als jongen ging hij al in de tempel wonen om daar te wer- ken. Eens werd hij 's nachts drie maal door de Heer geroepen, en el- ke keer antwoordde hij 'Hier ben ik'1, menend dat hij was geroepen door zijn leraar, de hogepriester Eli. Samuël 'kende de Here nog niet; nog nooit was hem een woord des Heren geopenbaard.'2 De wijze Eli wist dat en begreep dat de Heer de jonge knaap had geroepen. Daarom leerde hij Samuël hoe hij moest ant- woorden, en de volgende keer toen hij door de Heer werd geroepen,
en je laat leiden door zijn geboden.'5 Laat ik jullie, met deze belofte van de profeet in gedachte, herinne- ren aan de hulpmiddelen die de kerk jullie biedt om je te helpen je plicht jegens God na te komen, zo- als ze zijn genoemd door ouderling Hales en de brief van het Eerste Presidium. De doeleinden van het Aaronisch priesterschap dragen er- toe bij dat jullie:
• Je bekeren tot het evangelie van Jezus Christus en volgens zijn leringen leven.
• Getrouw werkzaam zijn in priesterschapsroepingen en de taken vervullen die je hebt uit hoofde van je priesterschapsambt.
• Zinvol dienstbetoon verrich- ten.
• Je voorbereiden op het Melchi- zedeks priesterschap en de tempel- verordeningen en zo leven dat je die kunt ontvangen.
• Je voorbereiden op een eervolle zending.
• Zo veel mogelijk leren en je er- op voorbereiden om een goede echtgenoot en vader te worden.
• Vrouwen, meisjes en kinderen respecteren zoals het hoort.
Door het programma Plicht je- gens God kun je deze doeleinden van het Aaronisch priesterschap te bereiken. Om de onderscheiding Plicht jegens God te kunnen krij- gen, moet je voldoen aan een aantal doelen van het Aaronisch priester- schap; verder moet je deelnemen aan gezinsactiviteiten, bepaalde quorumactiviteiten en een dienstbe- toonproject in het kader van een Plicht jegens God, een persoonlijk verslag bijhouden en persoonlijke doelen bereiken in de volgende vier categorieën:
• Geestelijke ontwikkeling
• Lichamelijke ontwikkeling
• Scholing, karaktervorming en beroepsplanning
• Burgerschap en sociale ontwik- keling
Als je aan de scouting kunt deel- nemen, zul je wel merken dat veel van de vereisten voor de scouting overeenkomen met wat je moet doen voor de onderscheiding Plicht jegens God. Zowel van Plicht jegens
JANUARI
47
2 0 0 2
God als van de scoutingactiviteiten leren we dat we voorbereid moeten zijn op 'elk noodzakelijk' terrein.6 De onderscheidingen Plicht jegens God en kroonverkenner [of soortgelijke onderscheidingen] vullen elkaar aan.
Het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf hebben jullie lief en willen jullie sterken in deze steeds moeilijker wordende tijden. Daarom hebben ze een vernieuwde brochure samengesteld: Voor de kracht van de jeugd: onze plicht jegens God vervullen, met aanvullend mate- riaal voor de jongemannen, jonge- vrouwen, ouders en leiders.
Als jullie, jongemannen van de Aaronische priesterschap, ernaar streven de onderscheiding Plicht jegens God te behalen, zoals de jonge vrouwen ook aan hun per- soonlijke vooruitgang werken, zul- len jullie ook samen met hen als getuigen van God staan. Dat getui- genis komt tot uitdrukking in wat je zegt, maar ook in hoe je leeft en de geboden onderhoudt.
Je weet dat de onderscheiding Plicht jegens God te ontvangen niet het uiteindelijke doel is, maar dat het erom gaat dat je die eigenschap- pen verwerft waardoor je je beter kunt richten op je plicht jegens God.
Deze eigenschappen zullen je op het juiste spoor houden om de gedrags- normen na te leven en klaar te zijn voor de heilige taken en kansen die vóór je liggen. Door die eigenschap- pen kun je nu gelukkig, rein en sterk zijn, en je ook voorbereiden op be- langrijke gebeurtenissen voor de eeuwigheid, zoals de zegeningen van de heilige tempel ontvangen, op zen- ding gaan en uiteindelijk aan een goede partner worden verzegeld in het huis des Heren.
Toen Alma de mensen in het land Gideon onderwees, maakte hij het volgende duidelijk in woorden die nog steeds dezelfde betekenis heb- ben: 'Nu, mijn geliefde broederen, ik heb u deze dingen gezegd, opdat ik een besef uwer plichten jegens God in u mocht opwekken, opdat gij on- berispelijk voor Hem moogt wande- len; opdat gij moogt wandelen volgens de heilige orde Gods, naar welke orde gij zijt ontvangen.'7
Jullie die het priesterschap hebt ontvangen, zullen willen wandelen volgens deze 'heilige orde' waarin je bent geroepen en geordend. Je merkt dat er bij elke zegening die is beloofd, verantwoordelijkheid hoort. Door aan die verantwoorde- lijkheid te voldoen, krijg je de gele- genheid om anderen te dienen en jezelf geestelijk te ontwikkelen. Dat zijn belangrijke stappen in je ont- wikkeling om meer op Jezus te gaan lijken.
De Heiland, die alles voor ons heeft geleden, heeft moeilijkheden gehad die lijken op sommige proble- men waarmee wij te maken krijgen in onze jaren als Aaronisch-priester- schapsdrager.8 Je weet nog wel van Jezus' ervaring op de leeftijd waarop de meesten van ons diaken worden. Hij was met zijn familie en anderen naar de tempel gegaan. Toen het tijd werd om naar huis te gaan, was Hij niet bij Maria en Jozef. Ze zullen wel hebben aangenomen dat hij bij an- dere goede vrienden of familieleden was. Pas toen Hij er nog steeds niet was, werden ze ongerust. Als goede ouders deden Maria en Jozef wat jul- lie ouders onder dergelijke omstan- digheden zouden hebben gedaan: ze gingen Hem zoeken. Ze vonden
Jezus in de tempel, en waarschijnlijk zullen alleen ouders en grootouders hun gemengde gevoelens kunnen begrijpen toen Maria en Jozef merkten dat Hij veilig was, maar ook een beetje verbaasd waren door zijn reactie. Heeft een van jul- lie wel eens zoiets meegemaakt? We kennen allemaal het gesprek dat volgde: 'En toen zij Hem zagen, stonden zij versteld en zijn moeder zeide tot Hem: Kind, waarom hebt Gij ons dit aangedaan? Zie, uw va- der en ik zoeken U met smart! En Hij zeide tot hen: Waarom hebt gij naar Mij gezocht? Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders?'9
Jezus had kunnen zeggen: Weet u niet dat ik mijn plicht jegens God vervul?
Volgens president Harold B. Lee is de betekenis van Jezus' antwoord te vinden in afdeling 64 van de Leer en Verbonden.10 President Lee heeft gezegd: 'Als iemand priesterschaps- drager wordt, dan wordt hij een ver- tegenwoordiger van de Heer. Hij moet van zijn roeping begrijpen dat hij bezig is met het werk van de Heer. Dat is wat het groot maken van het priesterschap betekent. Stel u voor dat de Meester ieder van u
A H O N A 48
die vraag stelt, zoals die Jongen het Jozef en Maria vroeg: Wist gij niet, dat ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders? Wat u ook doet vol- gens de wil de Heren, is de zaak des Heren.'11 Daarom is het priester- schap dragen en je plicht jegens God nakomen niet alleen een heel ernsti- ge verantwoordelijkheid, maar ook een opmerkelijk voorrecht.
Soms kun je het gevoel hebben dat je ouders en leiders reageren zoals Maria en Jozef. Lucas schrijft, na Jezus' antwoord in de vorm van zijn belangrijke vraag over de din- gen van zijn Vader: 'En zij begrepen het woord niet, dat Hij tot hen sprak.'12
Let toch goed op wat Jezus deed! Het is een voorbeeld van wat wij moeten doen als we werkelijk onze plicht jegens God willen vervullen. 'En Hij ging met hen terug en kwam te Nazaret en was hun onderdanig. (...) En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen.'13
Je moet bedenken dat je plicht je- gens God heel duidelijk verbonden is met je plicht jegens je eigen fami- lieleden, in het bijzonder je ouders. Door niet alleen God onderworpen en onderdanig te zijn zoals het be- hoort, maar ook onze ouders en priesterschapsleiders, kunnen we on- ze plicht jegens God werkelijk ver- vullen. Mogen wij allen zoals Samuël zijn, die tot de Heer zei: 'Spreek, want uw knecht hoort.'14 In de naam van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
1. Ziel Samuël 3:4-8.
2. 1 Samuël 3:7.
3. 1 Samuël 3:10. 4.1 Samuël 3:19.
5. 'Advies en een gebed van een profeet voor jongeren', Liahona, april 2001, blz. 30.
6. Zie LV 88:119.
7. Alma 7:22.
8. Zie Alma 7:11 en LV 18:11.
9. Lucas 2:48-49.
10. Zie LV 64:29.
11. Harold B. Lee, Stand Ye in Holy Places (1974), blz. 255.
12. Lucas 2:50.
13. Lucas 2:51-52.
14. 1 Samuël 3:10.
Dankbaarheid
Ouderling Steven E. Snow
van de Zeventig
'Onze dankbaarheid kan groter worden als we steeds denken aan onze zegeningen en in ons dagelijks gebed daarvoor danken.1
'Wil je mij vertellen', antwoordde de man, 'dat jij woont op twee en een half uur rijden van een van de zeven wereldwonderen en dat je er nog nooit bent geweest!'
'Dat klopt', zei Paul.
Even later antwoordde de man: 'Nou, ik kan dat wel begrijpen. Mijn vrouw en ik wonen al meer dan twintig jaar in Manhattan en we zijn nog nooit naar het vrijheidsbeeld geweest.'
'Ik wel', zei Paul.
Is het geen ironie dat we vaak ve- le kilometers willen rijden om de wonderen van de natuur of om de creaties van mensen te bekijken, maar de schoonheid in onze eigen achtertuin niet opmerken?
Ik veronderstel dat het in de menselijke aard ligt om ons geluk er- gens anders te zoeken. Het najagen van een carrière, rijkdom en materie kan ons perspectief verduisteren en leidt vaak tot een gemis aan waarde- ring voor onze huidige overvloedige zegeningen.
Het is riskant om ons te blijven afvragen waarom ons niet meer is gegeven. We worden echter geze- gend en nederiger als we blijven stil- staan bij de vraag waarom we zoveel hebben gekregen.
Een oud gezegde luidt: 'We zijn rijk als we met weinig tevreden zijn.'
In zijn brief aan de Filippenzen schreef Paulus: 'Niet dat ik dit zeg, als zou ik gebrek lijden; want ik heb geleerd met de omstandigheden waarin ik verkeer, genoegen te ne- men' (Filippenzen 4:11).
Alma gaf zijn zoon Helaman de raad die alle vaders hun kinderen
Sommigen van ons die in het zui- den van Utah zijn opgegroeid, zochten werk bij de vele tank- stations langs de oude verkeersweg 91 die toen door het centrum van St. George liep. Mijn jongere broer, Paul, was toen 18 en werkte bij Tom's Ser- vice, een tankstation, ongeveer drie straten van ons huis verwijderd.
Op een goede dag in de zomer kwam een auto met een kenteken- plaat van New York daar tanken. (Voor broeders onder de dertig: in die tijd kwam er echt iemand naar buiten die je tank vulde met benzine, je ra- men waste en je oliepeil nakeek.) Terwijl Paul de voorruit schoonmaak- te, vroeg de bestuurder hoe ver het was naar de Grand Canyon. Paul ant- woordde dat het 274 kilometer was.
'Ik heb mijn hele leven de Grand Canyon al willen zien', riep de man uit. 'Hoe is het daar?'
'Ik weet het niet', antwoordde Paul. 'Ik ben er nog nooit geweest.'
JANUARI 49
2 0 0 2
Boven; Leden van de quorums der Zeventig luisteren naar een conferentiebijeenkomst.
behoren te Heer in alles u ten goede u des nacht
geven: 'Raadpleeg de wat gij doet, en Hij zal leiden; ja, wanneer gij
s nederlegt, leg u dan
.** |
wÈmm mBÊ: - "'■ |
|
ü». |
||
V4«i«-i' |
||
UT W É |
||
^BÈÈÈÈÈÈËÈÈ |
||
?*** • * | |
4?3»e , ■ |
|
.HoL' |
neder in des Heren hoede, opdat Hij in uw slaap over u moge waken; en wanneer gij des morgens opstaat, laat uw hart dan vol dankbaarheid tot God zijn; en indien gij deze din- gen doet, zult gij ten laatsten dage worden verheven' (Alma 37:37).
Alma zegt: 'Laat uw hart vol dankbaarheid tot God zijn'. De Heer wil dat we danken. In Tessalonicen- zen lezen we: 'Dankt in alles, want dat is de wil Gods in Christus Jezus ten opzichte van u' (1 Tessalonicen- zen 5:18).
Als priesterschapsdrager behoren we voortdurend te streven naar meer dankbaarheid. Onze dankbaarheid kan groter worden als we steeds den- ken aan onze zegeningen en in ons dagelijks gebed daarvoor danken.
President David O. McKay heeft gezegd: 'De jongeman die de deur achter zich sluit, de gordijnen dicht- trekt en daar in stilte God om hulp smeekt, behoort eerst zijn hart uit te storten in dankbaarheid voor zijn gezondheid, vrienden, dierbaren, voor het evangelie, voor het teken van Gods bestaan. Eerst behoort hij
zijn zegeningen te tellen en ze één voor één te noemen.' (Conference Report, april 1961, blz. 7-8.)
We doen er goed aan in al onze gebeden onze dankbaarheid te ui- ten. Vaak bidden we om bepaalde zegeningen die we, met ons beperkte inzicht, menen nodig te hebben. Omdat de Heer gebeden beant- woordt volgens zijn wil, zal Hij zeker verheugd zijn als we nederige dank- gebeden opzenden.
Broeders, laten we de volgende keer als we bidden, de Heer niet het ene verzoek na het andere doen, maar zo attent zijn om Hem te be- danken voor alles waarmee Hij ons heeft gezegend.
President Joseph E Smith heeft gezegd: 'De geest van dankbaarheid is altijd aangenaam en bevredigend, want daarmee gepaard gaat de be- reidheid om anderen te helpen; lief- de, vriendschap en goddelijke invloed zijn het gevolg. Men zegt dat dankbaarheid het geheugen van het hart is.' (Joseph F. Smith, Gospel Doctrine, 5de editie [1939], blz. 262.)
In oktober 1879 werd een groep
L i
A H O N A 50
van 237 heiligen der laatste dagen uit diverse, kleine nederzettingen in het zuidwesten van Utah geroepen om een nieuwe nederzetting te ves- tigen in wat we nu kennen als San Juan County in het zuidoosten van Utah. De tocht moest eigenlijk zes weken duren, maar duurde bijna een halfjaar. Hun strijd en hun hel- dendaden zijn goed vastgelegd, met name hun schijnbaar onmogelijke opdracht om de rivier de Colorado over te steken bij een plaats die Hole-in-the-Rock heet. Wie daar geweest zijn, verbazen zich erover dat aangespannen wagens door die nauwe spleet in de rode rotsen kon- den afdalen en de Colorado in de diepte bereiken. Toen ze echter de Colorado waren overgestoken, wachtten hun nog zware beproevin- gen op weg naar San Juan County. Moe en uitgeput stonden ze begin april 1880 voor hun laatste obstakel, Comb Ridge. Dat is een steile berg- kam van bijna 305 meter hoog.
120 jaar later hebben we op een zonnige lentedag met ons gezin Comb Ridge beklommen. De berg- kam is steil en gevaarlijk. We kon- den ons moeilijk voorstellen dat wagens, trekdieren, mannen, vrou- wen en kinderen die konden be- klimmen. Maar onder onze voeten bevonden zich de sporen van de wielen, het bewijs van hun inspan- ningen, zo lang geleden. Hoe voel- den ze zich na zo veel te hebben doorstaan? Waren ze verbitterd na die vele maanden van ploeteren en ontberingen? Bekritiseerden ze hun leiders dat die hun zo'n zware taak hadden gegeven, dat ze zoveel moesten opgeven? Onze vragen werden beantwoord toen we de top van Comb Ridge bereikten. Daar stonden de woorden, zo lang gele- den in de rode zandsteen gekrast: 'Wij danken U, o God'.
Broeders, ik bid dat ons hart ver- vuld mag blijven van dankbaarheid en waardering voor wat we hebben, en dat we niet blijven stilstaan bij wat we niet hebben. Ik bid dat wij, priesterschapsdragers, dankbaar zullen zijn in alles wat we doen. In de naam van Jezus Christus. Amen. D
vormen of voortzetten
Ouderling Keith K. Hilbig
van de Zeventig
'Wanneer we op rechtvaardige wijze met heel ons hart dienen, (.-. .) versterken we onze priesterschapsschakel en verhinden we hem nog vaster met hen die ons zijn voorgegaan en die ons zullen volgen. '
en dienst doen in het koninkrijk, waardoor ze gezinnen van generatie op generatie met elkaar verbinden. Over uw individuele schakel in die priesterschapsketen wil ik vanavond spreken.
-In elke bedeling werd aan getrou- we mannen het priesterschap gege- ven om de doeleinden van de Heer te bewerkstelligen. De Schriften ver- halen hoe het priesterschapsgezag van profeet op profeet werd doorge- geven, beginnend bij Adam.
Wij maken figuurlijk deel uit van die priesterschapsketen die teruggaat tot de begintijd van de aarde. Elk van ons is nu echter letterlijk betrok- ken bij de uiterst belangrijke taak om onze eigen sterke priesterschapsscha- kel te vormen, waardoor we met on- ze eigen voorvaders en ons eigen nageslacht worden verbonden.
Als iemand er niet in slaagt het Melchizedeks priesterschap te ont- vangen of het te eren, zal zijn scha- kel ontbreken, en zal het eeuwig leven onbereikbaar zijn. (Zie LV 76:79; 84:41-42.) Daarom is de gro- te taak die wij als kerk verrichten, de boodschap van de herstelling te brengen aan allen die bereid zijn te luisteren en allen voor te bereiden die verlangen naar de zegeningen van het priesterschap en de tempel.
Dat wij vanavond het voorrecht hebben om het priesterschap van God te dragen, vindt zijn oorsprong
In deze grote menigte priester- schapsdragers, hier en over heel de wereld bijeengekomen, zitten verschillende generaties — tiendui- zenden zoons, vaders, grootvaders en zelfs overgrootvaders — die allen geloof in Christus hebben, ernaar streven zijn geboden te onderhou- den en Hem verlangen te dienen.
Sommigen maken deel uit van een lange traditie van mannen die het priesterschap dragen in de loop van jaren. Anderen zijn in hun fami- lie de eersten die het priesterschap van God draagt. Maar allen hebben de gelegenheid — en de verant- woordelijkheid — om een keten te vormen of voort te zetten van goede mannen die het priesterschap eren
JANUARI 51
2 0 0 2
in ons voorsterfelijk bestaan. De pro- feet Alma legde uit wie de mannen waren die op aarde tot het Melchize- deks priesterschap zijn geordend:
'Zij waren volgens de voorkennis van God wegens hun buitengewoon groot geloof en goede werken sedert de grondlegging der wereld geroepen en voorbereid; in de eerste plaats wa- ren zij vrijgelaten goed of kwaad te kiezen; zij hebben het goede gekozen en een zeer groot geloof geoefend, en daarom werden zij geroepen met een heilige roeping (...)' (Alma 13:3).
Het is al lang de bedoeling van de Heer dat u een vormer of voortzet- ter bent van de keten van getrouwe
priesterschapsdragers in uw familie. Door uw geloof en verstandig ge- bruik van uw keuzevrijheid — in het voorsterfelijk bestaan en in dit ster- felijk bestaan — werd het u moge- lijk de 'heilige roeping' tot het priesterschap te ontvangen.
De profeet Joseph Smith heeft in 1844 gezegd:
'Eenieder die een roeping heeft om tot de inwoners der aarde te pre- diken, is tot dat doel reeds geordend in de grote raadsvergadering in de hemel vóór deze wereld bestond.' (Teachings of the Prophet Joseph Smith, bezorgd door Joseph Fielding Smith, blz.365.)
Of u nu de eerste in uw familie bent of tot de vijfde generatie be- hoort die het priesterschap draagt, we zijn allen naar de aarde gekomen met een persoonlijk erfdeel van ge- trouwheid en voorsterfelijke orde- ning. Dat te weten, geeft ons een sterk verlangen om het priester- schap altijd te eren en zodoende een familie van vele generaties in de kerk en in het celestiale koninkrijk te vormen of voort te zetten.
Vaak definiëren we priesterschap als de macht en bevoegdheid om in Gods naam op aarde te handelen. Maar de Heiland, ons gezin en onze medemens dienen behoort ook tot de definitie van het priesterschap. De Heiland verlangt van ons dat we ons priesterschap in de eerste plaats uit- oefenen om anderen tot zegen te zijn. We kunnen onszelf niet dopen of een zegen geven, en evenmin kunnen wij de tempelverordeningen voor onszelf verschaffen. Maar iedere priester- schapsdrager heeft anderen nodig om zijn priesterschapsgezag en -macht in liefde uit te oefenen en eenieder van ons te helpen met zijn geestelijke vooruitgang.
Ik heb de kans gehad om het be- lang van dienstbetoon door het priesterschap niet alleen te leren door te kijken hoe mijn grootvader, vader en broer hun roeping groot maakten, maar ook te leren van de broeders in mijn wijk die voor mij een voorbeeld van een goed pries- terschapsdrager waren.
Toen ik pas als leraar in het Aaro- nisch priesterschap was geordend, was mijn eerste huisonderwijscollega Henry Wilkening, een hogepriester die bijna 60 jaar ouder was dan ik. Hij was een Duitse immigrant, schoen- maker van beroep, klein van gestalte, maar een energieke en getrouwe her- der voor de gezinnen die ons waren toegewezen. Bij onze maandelijkse bezoeken draafde ik achter hem aan, want hij leek altijd sneller te lopen en trappen te beklimmen dan ik kon. We kwamen bij mensen in moeilijke situ- aties die voor mij, met mijn be- schermde leventje, nog nieuw waren. Hij verwachtte van mij dat ik elke keer een deel van de les gaf en dat ik alle afspraken maakte, maar meestal
AH O NA
52
luisterde en keek ik naar hem wan- neer hij broeders en zusters hielp met uiteenlopende geestelijke en sociale, economische en emotionele behoef- ten, die ik als veertienjarige nog niet had gekend.
Ik ben gaan beseffen hoeveel goeds één getrouwe priesterschapsdrager kan doen. Ik heb gezien hoe broeder Wilkening een sterke priesterschaps- schakel voor zichzelf smeedde door zijn liefhebbende dienstbetoon aan die gezinnen in nood — en aan mij in mijn jeugd.
De vele priesterschapsdragers naar wie ik heb gekeken toen ik opgroeide, hebben mij geleerd dat dienstbetoon door het priesterschap aan anderen niet afhangt van een bepaalde titel of specifieke roeping of officiële functie in het koninkrijk. Die gelegenheid komt juist door en is een deel van het feit dat iemand het priesterschap van God heeft ontvangen.
President J. Reuben Clark jr. heeft tijdens de algemene conferentie van april 1951 wijselijk het volgende ge- zegd: 'Bij onze dienst aan de Heer gaat het er niet om waar u Hem dient maar hoe. In De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen neemt iemand de plaats in waarvoor hij of zij op de juiste wijze wordt geroepen, een plaats die ie- mand niet verlangt of weigert.' (Con- ference Report, april 1951, blz. 154.)
Wanneer we op rechtvaardige wij- ze met heel ons hart dienen, welke taak ons ook wordt gegeven, verster- ken we onze priesterschapsschakel en verbinden we hem nog vaster met hen die ons zijn voorgegaan en die ons zullen volgen.
Ik geef plechtig getuigenis van de goddelijke aard en het zoenoffer van de Heiland, en van de herstelling van zijn priesterschap, dat wij mogen dragen — en ik bid dat iedere zoon en vader die aan deze bijeenkomst deelneemt, vanavond zal besluiten om de Heer te dienen door het priesterschap getrouw te eren en door zijn persoonlijke schakel stevig vast te maken aan de priesterschaps- keten die hem, zijn voorvaders en zijn nageslacht voor eeuwig aan el- kaar zal verbinden. In de naam van Jezus Christus. Amen. D
'Een grote zaak'
President James E. Faust
van hét Quorum der Twaalf Apostelen
'Mogen we allemaal trouw zijn in de alledaagse, gewone dingen, waarmee we tonen dat we de gedragsnormen naleven, want daardoor komen we in aanmerking voor grote zaken. '
Geliefde broeders, van de pries- terschap Gods overal ter we- reld, ik vind het fijn tot u gerekend te worden. Vanavond wil ik de priesterschap van de kerk opwek- ken tot meer toewijding bij de zaken die geloof, karakter en spiritualiteit ontwikkelen. Het zijn de normale verplichtingen van de priesterschap waaraan we dagelijks, wekelijks, maandelijks — jaar in, jaar uit — be- horen te voldoen. Het werk van de kerk is afhankelijk van fundamentele zaken als tiende betalen; de zorg voor gezin en priesterschapstaken; de zorg voor de armen en behoeftigen; dage- lijks bidden, de Schriften bestuderen; gezinsavond; huisonderwijs, deelna- me aan quorumactiviteiten; en de tempel bezoeken. Als de president van de kerk ons roept, zouden we klaar moeten en kunnen staan, en bereid zijn om 'een grote zaak' te
doen, zoals meebouwen aan de Nau- voo-tempel, maar velen zijn niet zo enthousiast over sommige fundamen- tele zaken.
We kennen allemaal het verhaal uit het Oude Testament over Naaman, de legeroverste van de Arameeërs, die melaats was. Een Israëlitisch dienstmeisje vertelde de vrouw van Naaman dat er in Israël een profeet was die hem kon gene- zen. Naaman kwam met zijn paar- den en wagens naar het huis van Elisa, die een boodschapper stuurde met instructies voor Naaman: 'Ga heen en baad u zevenmaal in de Jordaan, dan zal uw lichaam weer gezond worden en gij zult rein zijn.'1
Jongens, jullie weten wel hoe laat het is als je je handen aan je moeder laat zien: zij zegt dat je ze moet was- sen! Maar Naaman was geen jongen. Hij was de overste van het Arameese leger en hij voelde zich beledigd dat Elisa hem gelastte zich in de Jordaan te gaan wassen. Dus 'werd Naaman toornig en ging heen.'2 Een van Naa- mans dienaren die wijsheid bezat, was het niet met hem eens en zei: 'Zo die profeet tot u een grote zaak ge- sproken had, zoudt gij ze niet gedaan hebben? Hoeveel te meer, nu hij tot u gezegd heeft: Was u en gij zult rein zijn?'3 Toen bekeerde Naaman zich en volgde de raad van de profeet op. De melaatsheid verdween 'en zijn li- chaam werd weer gezond als het lichaam van een kleine jongen, en hij was rein.'4 'Een grote zaak' was in dit geval buitengewoon eenvoudig en gemakkelijk.
JANUARI 53
2 0 0 2
In de hedendaagse geschiedenis van de kerk kennen we tegengestelde voorbeelden van mannen die de Heer rijk gezegend had. Een van hen, Hyrum Smith, bleef volkomen trouw en toegewijd, zelfs tot in de dood, ter- wijl de ander, Oliver Cowdery, on- danks het feit dat hij getuige was geweest van een aantal grote zaken in de geschiedenis van de herstelling, werd verblind door zijn persoonlijke ambities en zijn hoge positie in de lei- ding van de kerk verloor.
Oliver Cowdery heeft met de pro- feet Joseph Smith veel diepgaande gebeurtenissen van de herstelling meegemaakt, zoals hun doop onder gezag van Johannes de Doper, de verlening van het Aaronisch pries- terschap, de wonderbare verschij- ningen in de Kirtland- tempel, en hij heeft eigenhandig '(op een paar bladzijden na) het hele Boek van Mormon opgeschreven zoals de pro- feet [Joseph Smith] hem dicteerde.'5 Niemand, behalve de profeet, is meer gezegend met de bediening van engelen dan Oliver Cowdery.
Maar toen de profeet Joseph moeilijkheden ondervond, had Oli- ver kritiek op hem en raakte van hem vervreemd. Ondanks de pogin- gen van de profeet om vriendschap met hem te sluiten, stond hij vijan- dig tegenover de profeet en de kerk.
en hij werd op 12 april 1838 geëx- communiceerd.
Een paar jaar na de dood van de profeet bekeerde Oliver zich en liet merken dat hij in de kerk terug wil- de komen. Daarop schreef Brigham Young hem op 22 november 1847 een uitnodiging om 'tot het huis van onze Vader terug te keren, waarvan u bent afgedwaald, (...) en om uw getuigenis van de waarheid van het Boek van Mormon te hernieuwen.'6 Oliver verscheen voor het hoge- priestersquorum en zei: "Broeders, een aantal jaren ben ik van u ge- scheiden geweest. Ik verlang er nu naar om terug te keren. Ik wil nede- rig en een van u zijn. - — Ik streef niet naar status. Ik wil slechts bij u horen. — Ik ben uit de kerk, ik ben geen lid van de kerk, ik wil weer lid worden. Ik wil door de deur binnen- komen. Ik ken de deur. Ik ben hier niet gekomen om met voorrang be- handeld te worden. Ik kom nederig en onderwerp me aan het besluit van het quorum — want ik weet dat hun besluiten goed zijn en gehoor- zaamd moeten worden.'7
Hij gaf ook zijn getuigenis: 'Vrien- den en broeders, mijn naam is Cow- dery, Oliver Cowdery. In het begin van de geschiedenis van deze kerk was ik één met u. (...) In mijn han- den heb ik de gouden platen gehad
waarvan het Boek van Mormon ver- taald is. Ik heb ook de uitleggers vast- gehouden. Dat boek is waar. Sidney Rigdon heeft het niet geschreven. De heer Spaulding heeft het niet ge- schreven. Ik heb het zelf opgeschre- ven zoals de profeet het dicteerde.'8 Hoewel Oliver terugkwam, verloor hij zijn hoge plaats in de kerk.
In tegenstelling daarmee, heeft president Heber J. Grant over Hyrum Smith gezegd:
'Er bestaat geen beter voorbeeld van de liefde van een oudere broer dan die van Hyrum Smith voor de profeet Joseph Smith. (...) Ze waren zo één, zo toegenegen en liefdevol als stervelingen maar konden zijn. (...) Er was nooit een sprankje af' gunst in het hart van Hyrum Smith. Geen enkele man kon in leven of dood loyaler, oprechter, trouwer zijn dan Hyrum Smith aan de profeet van de levende God.'9
Hij kwam tegemoet aan elke be- hoefte en elk verzoek van zijn jonge- re broer, Joseph, die de kerk leidde en de openbaringen ontving die wij nu hebben. Hyrum was standvastig, dag in, dag uit, maand in, maand uit, jaar in, jaar uit.
Na de dood van hun broer Alvin, voltooide Hyrum het houten huis voor hun ouders. Toen Joseph de gouden platen had ontvangen, zorg- de Hyrum voor de houten kist waar- in ze werden opgeborgen en veilig waren. Toen de platen vertaald wa- ren, vertrouwde Joseph het manu- script voor de drukker aan Hyrum toe. Hyrum bracht de bladzijden, vaak in gezelschap van Oliver Cow- dery, dagelijks naar de letterzetter en weer terug.10
Hyrum werkte als boer en arbei- der om zijn gezin te onderhouden, maar toen de kerk in 1830 georgani- seerd was, aanvaardde hij de roeping om de gemeente Colesville te presi- deren. Hij trok met zijn vrouw en gezin in bij het gezin van Newell Knight en besteedde veel tijd 'aan de verkondiging van het evangelie, waar hij maar iemand trof die wilde luisteren.'11 Hij was zo'n goede zen- deling dat hij niet alleen in de buurt van zijn huis predikte, maar ook aan de oostkust en in het zuiden van de
A H O N A
54
Verenigde Staten. In 1831 ging hij met John Murdock naar Missouri en weer terug en verkondigde onder- weg het evangelie.12
Toen de bouw van de Kirtland- tempel in 1833 in zicht kwam, nam Hyrum onmiddellijk zijn zeis ter hand om onkruid van het perceel van de tempel te verwijderen en hij begon het fundament te graven. Toen in 1834 Zionskamp werd geor- ganiseerd, assisteerde Hyrum Lyman Wight bij de werving van deelne- mers aan het kamp en leidde hij een groep heiligen van Michigan naar Missouri.
Toen hij zo zijn trouw in kleine dingen bewezen had, werd Hyrum in december 1834 assistent-president van de kerk. Hij werkte onder lei- ding van zijn jongere broer, de pro- feet Joseph. Hij was altijd een bron van kracht en troost voor zijn broer, hetzij in de kerk, hetzij in de gevan- genis van Liberty. Toen de vervol- gingen losbraken en Joseph in 1844 vluchtte voor de bende in Nauvoo, ging Hyrum met hem mee. Toen ze op de oever van de rivier stonden na te denken of ze terug zouden gaan, wendde Joseph zich tot Hyrum met de vraag: 'Jij bent de oudste, wat zullen we doen?'
'Laten we teruggaan, onszelf aan- geven en zien wat er gebeurt', ant- woordde Hyrum.13
Ze keerden terug naar Nauvoo en werden naar Carthage overgebracht, waar ze enkele minuten na elkaar als martelaar stierven. Hyrum was zijn taak trouw gebleven tot in de dood. In alle opzichten was hij een discipel van de Heiland. Maar door zijn trouw door dik en dun werd hij wer- kelijk groot. In tegenstelling daarmee was Oliver Cowdery groots toen hij de platen in zijn handen hield en door engelen bediend werd, maar toen van hem gevraagd werd trouw te blijven door de aanhoudende be- proevingen en moeilijkheden heen, wankelde Oliver en werd hij afvallig.
We bewijzen onze liefde voor de Heiland niet alleen maar door 'een grote zaak' te doen. Zou jij gaan als de profeet je vroeg op zending te gaan in de een of andere uitheemse plaats? Je zou misschien je uiterste
best doen om te gaan. Maar hoe zit het met het betalen van tiende. Hoe zit het met huisonderwijs? We tonen onze liefde voor de Heiland door kleine daden van geloof, toewijding en vriendelijkheid jegens anderen die ons karakter verfijnen. Dat heb- ben we heel goed gezien in het leven van dr. George R. Hill III, voormalig algemeen autoriteit, die een paar maanden geleden is gestorven.
Ouderling Hill was een gezagheb- bende op het gebied van steenkool en een bekend wetenschapper. Hij ontving veel onderscheidingen en eerbewijzen voor zijn wetenschappe- lijke prestaties. Hij was faculteits- voorzitter aan het College of Mines and Mineral Resources and Enviro- tech, en hoogleraar techniek aan de University of Utah. Maar als per- soon was ouderling Hill nederig, be- scheiden en volkomen toegewijd. Hij is bisschop geweest van drie ver- schillende wijken en regionaal verte- genwoordiger voordat hij geroepen werd als algemeen autoriteit. Na zijn ontheffing als algemeen autoriteit, werd hij raadgever in een bisschap
van een wijk. Terwijl zijn gezond- heid achteruit ging, was hij nog di- recteur van de conservenfabriek van de ring en lid van een wijkkoor. Hij vervulde die laatste roepingen met dezelfde toewijding als alle andere. Hij deed waarvoor hij geroepen was — het hoefde niet 'een grote zaak' te zijn.
Een vriend heeft eens gezegd: 'Als we onze talenten, onze aardse of aca- demische eer, of onze steeds beperk- tere tijd op het altaar aan God offeren, verbindt ons hart zich met Hem door dat offer en voelen we hoe onze liefde voor Hem toeneemt.'
'Welk werk we in het koninkrijk ook doen — lesgeven, gedroogde groenten inblikken op Welfare Square — het heeft veel minder waarde voor ons als we het alleen zien als iets wat moet. (...) Maar als we ons voorstellen dat we onze ta- lenten of onze tijd op het altaar voor God leggen, zoals een bijeenkomst in de kerk die eigenlijk niet gelegen komt, dan wordt ons offer persoon- lijk en een eerbetoon aan Hem,'14
Een verhaal van onze dierbare
s
*» " a *»
JANUARI 55
2 0 0 2
ambtgenoot, ouderling Henry B. Eyring, illustreert dat beginsel van toewijding nog beter. Dat verhaal gaat over zijn vader, de grote geleer- de Henry Eyring, die werkzaam was in de hoge raad van de ring Bonne- ville. Hij was verantwoordelijk voor de welzijnsboerderij, wat ook inhield dat er op een veld uien onkruid gewied moest worden. In die tijd was hij bijna tachtig en leed hij aan botkanker. Hij nam het wieden op zich, hoewel hij zoveel pijn had dat hij zich op zijn buik en ellebogen voortbewoog. Door de pijn kon hij niet knielen. Toch glimlachte en lachte hij, praatte hij vrolijk met de anderen die op die dag onkruid wiedden. Ik citeer nu wat ouderling Eyring over die gebeurtenis heeft gezegd:
'Toen al het werk gedaan was en al het onkruid gewied was, zei ie- mand tegen hem: "Mijn hemel, Henry! Dat onkruid heb je er toch zeker niet uitgetrokken? Dat is twee dagen geleden bespoten, en het zou toch zijn doodgegaan."
'Pa lachte alleen maar hard. Hij vond het een beste grap. Hij vond het een grote grap. Hij had de hele dag het verkeerde onkruid
uitgetrokken. Het was bespoten en zou toch doodgaan.
'Ik vroeg hem: "Pa, hoe kon u dat nou leuk vinden?"
(...) Hij zei iets wat ik nooit zal vergeten. (...) Hij zei: "Hal, ik was daar niet voor het onkruid." '15
Kleine zaken kunnen groot wor- den. De televisie, een grote zegen voor de mensheid, is uitgevonden door een tiener in Idaho die met een schijfeg rechte voren ploegde op het land van zijn vader. Hij stelde zich voor dat hij rechte lijnen van het ene elektronische apparaat naar het andere kon overbrengen.16 Vaak zien we de mogelijkheden niet als we schijnbaar kleine dingen doen. Die veertienjarige jongen deed gewoon, alledaags werk toen hij dat buiten- gewone idee kreeg. Zoals Nephi eens gezegd heeft: 'En zo zien wij, dat de Her e met kleine middelen grote din- gen teweeg kan brengen.'17
Jongemannen, jullie vormen een uitverkoren generatie met een veel- belovende toekomst. De toekomst kan eisen dat je wedijvert met ande- re jongemannen op een wereldwijde markt. Je hebt een speciale opleiding nodig. Je kunt voor een opleiding worden gekozen, niet vanwege de
een of andere buitengewone presta- tie of een grote zaak, maar omdat je kroonverkenner bent, de onder- scheiding 'Plicht jegens God' hebt gekregen, omdat je je seminarie hebt afgemaakt of op zending bent geweest.
In de gelijkenis van de talenten kreeg degene die zijn talenten ver- meerderd had, te horen: 'Wél ge- daan, gij goede en getrouwe slaaf; over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer.'18 Mogen we allemaal trouw zijn in de alledaagse, gewone dingen, waarmee we tonen dat we de gedragsnormen naleven, want daardoor komen we in aan- merking voor grote zaken. In de naam van Jezus Christus. Amen. □
NOTEN
1. 2 Koningen 5:10.
2. 2 Koningen 5:12.
3. 2 Koningen 5:13.
4. 2 Koningen 5:14.
5. Reuben Miller, dagboek, 1848-1849, kerkelijke archieven, 21 oktober 1848.
6. Brief van Brigham Young aan Oliver Cowdery, 22 november 1847, aangehaald door Susan Eaton Black in Wko's Who in the Doctrine and Covenants, blz. 76.
7. Miller, dagboek, 1848-1849, kerke- lijke archieven, november 1848.
8. Miller, dagboek, 1848-1849, kerke- lijke archieven, 21 oktober 1848.
9. Heber J. Grant, 'Hyrum Smith and His Distinguished Posterity', Improvement Era, augustus 1918, blz. 854-855.
10. Ronald K. Esplin, 'Hyrum Smith: The Mildness of a Lamb, the Integrity of Job', Ensign, februari 2000, blz. 32.
11. 'Newell Knight's Journal', uit 'Scraps of Biography' in Classic Experiences and Adventures (1969), blz. 65.
12. Zie LV 52:8-10.
13. Zie 'Hyrum Smith — Patriarch' geciteerd in Ensign, februari 2000, blz. 36.
14. James S. Jardine, On Becoming a DiscipleScholar, blz. 80.
15. Henry B. Eyring, 'Waiting upon the Lord', BYU, haardvuuravond, 30 septem- ber 1990, blz. 7-8.
16. Verhaal over Philo Farnsworth, 'Dr. X's Instant Images', U S. News & World Report, 17 augustus 1998, blz. 44.
17. 1 Nephi 16:29.
18. Matteüs 25:23.
L I A H O N A
56
De plicht roept
President Thomas S. Monson
Eerste raadgever in het Eerste Presidium
'Wij hebben allen de plechtige taak om het priesterschap te eren en om vele dierbare zielen tot de Heer te brengen.'
gehoor geven aan onze plicht ge- woon angstaanjagend is. Ik heb zoiets ervaren in de dagen voor de Algemene Conferentie van april 1966. Dat is 35 jaar geleden, maar ik kan het me nog levendig herinneren.
Ik had de opdracht om tijdens een van de conferentiebijeenkomsten te spreken, en ik had een boodschap voorbereid en uit het hoofd geleerd, getiteld 'Uw Goliat ontmoeten'. Die was gebaseerd op het verhaal van het beroemde gevecht tussen David en Goliat in lang vervlogen tijden.
Toen kreeg ik een telefoontje van president David O. McKay. Het ge- sprek ging ongeveer als volgt: 'Broe- der Monson, hier is president McKay. Hoe gaat het met u?'
Ik antwoordde: 'O, met mij gaat het goed, president, en ik kijk uit naar de conferentie.'
'Dat is waar ik over bel, broeder Monson. De bijeenkomst van zater- dagmorgen zal zondag nogmaals worden uitgezonden, als paasbood- schap van ons aan de wereld. Ik zal over een onderwerp spreken dat bij Pasen past, en ik zou graag willen dat u datzelfde thema in die belang- rijke bijeenkomst behandelt.'
'Natuurlijk, president. Dat zal ik graag doen.'
Toen begon de reikwijdte van dat korte gesprek pas goed tot me door te dringen. Opeens was 'Uw Goliat ontmoeten' niet zo geschikt als paas- boodschap. Ik wist dat ik me hele- maal opnieuw moest voorbereiden. Er was nog maar weinig tijd. Mijn 'Goliat' stond nu werkelijk voor me.
Die avond maakte ik de keukenta- fel leeg en zette mijn schrijfmachine
Mijn beste broeders, het is een enorme verantwoor- delijkheid, maar voor mij ook een formidabel voorrecht, om gehoor te geven aan de opdracht om u vanavond toe te spreken. De alge- mene conferentie, inclusief de alge- mene priesterschapsbijeenkomst, waar we naar hebben uitgekeken — of we nu hier zijn of hem volgen via de satelliet of de televisie — brengt vreugde in ons hart.
De Heer heeft duidelijk gezegd wat onze verantwoordelijkheid is, en Hij heeft ons in afdeling 107 van de Leer en Verbonden een plechtige opdracht gegeven: 'Laat daarom nu eenieder met zijn plicht bekend worden, en het ambt waartoe hij is aangesteld, met alle ijver leren uitoefenen."
Soms is de vervulling van onze plicht, gehoor geven aan een godde- lijke roeping of op een ingeving van de Geest reageren, niet al te moei- lijk. Maar het komt ook voor dat het
op tafel, en een flinke stapel schrijf- papier, met naast me een behoorlijke prullenmand om alle valse starts op te vangen die zulke voorbereidingen begeleiden. Ik begon om 7 uur 's avonds en had om 1 uur 's nachts nog niet één regel geschreven waar ik tevreden over was. De prullenbak was vol, maar mijn geest beslist niet. Wat moest ik doen? De klok tikte door — en niet zo zachtjes ook. Ik onderbrak mijn werk om te bidden.
Spoedig daarna dacht ik aan het verdriet van mijn buren, Mark en Wilma Shumway, om het verlies van hun jongste kind, kort geleden. Ik dacht bij mezelf: Misschien zou ik rechtstreeks tot hen kunnen spreken en daarbij tot alle anderen, want wie heeft niet iemand verloren die hem dierbaar is en reden gehad om te treuren? Mijn vingers haastten zich over het toet- senbord van de schrijfmachine, maar ze konden mijn gedachten nauwelijks bijhouden.
Toen het eerste flauwe morgen- licht door ons keukenraam viel, had ik mijn boodschap klaar. Nu restte nog de taak om hem uit het hoofd te leren en aan de wereld te bren- gen. Zelden heb ik zo geworsteld om aan een opdracht van de profeet te voldoen. Ik zal die ervaring nooit vergeten.
Twee monumentale schriftplaat- sen kwamen in me op aan het einde van die conferentiebijeenkomst, U kent ze beide, broeders. Ze hebben geen uiterste geldigheidsdatum. Eeuwen geleden heeft Nephi gezegd: 'Ik zal heengaan en doen, wat de Here heeft bevolen, want ik weet, dat de Here geen geboden aan de kinderen der mensen geeft, zonder tevens de weg voor hen te bereiden, zodat zij zullen kunnen volbrengen, wat Hij hun gebiedt'.2
De tweede is deze belofte van de Heer zelf aan u en aan mij uit de Leer en Verbonden: 'Ik zal voor uw aangezicht uitgaan. Ik zal aan uw rechterhand en aan uw linkerhand zijn, en mijn Geest zal in uw hart zijn, en mijn engelen zullen rondom u zijn om u te bemoedigen.'3
Velen van ons die hier vanavond bij elkaar zijn dragen het Melchize- deks priesterschap, terwijl anderen
JANUARI 2002
57
Conferentiegangers, met op de achtergrond de waterval buiten een raam op het zuiden in het Conferentiecentrum.
het Aaronisch priesterschap dragen. Wij hebben allen de plechtige taak om het priesterschap te eren en hard te werken om vele dierbare zielen tot de Heer te brengen. We denken er- aan dat Hij heeft gezegd: 'Gedenkt, dat de waarde van zielen groot is in Gods ogen.'4 Doen we alles wat we behoren te doen? Herinneren we ons dan ook die woorden van president John Taylor: 'Als u uw roeping niet grootmaakt, zal God u verantwoorde- lijk stellen voor hen die u had kunnen redden als u uw plicht had gedaan.'5
Het verlangen om iemand anders te helpen, de zoektocht naar een verloren schaap, zal niet altijd on- middellijk succes hebben. Soms is de vooruitgang langzaam — zelfs on- merkbaar. Dat was ook de ervaring van Gill Warner, met wie ik al heel lang bevriend ben. Hij was pas als bisschop geroepen toen Douglas, een lid uit zijn wijk dat op zending was, een overtreding beging, waarna hem het lidmaatschap van de kerk werd ontnomen. Zijn vader was be- droefd; zijn moeder was totaal van de kaart. Douglas verhuisde kort daarna naar een andere staat. De ja- ren vlogen voorbij, maar bisschop Warner, die intussen hogeraadslid was, bleef zich afvragen wat er van Douglas geworden was.
In 1975 bezocht ik de ringconfe- rentie van de ring van broeder War- ner. Zondagmorgen vroeg hielden we een priesterschapsleidersvergadering.
Ik sprak over het disciplinaire sys- teem van de kerk en dat het nodig was om ernstig en liefdevol te wer- ken aan de redding van wie ook maar was afgedwaald. Gill Warner stak zijn hand op en schetste kort het verhaal van Douglas. Tenslotte stelde hij me een vraag: 'Behoort het nog steeds tot mijn taak om Douglas terug te brengen in de kerk?'
Gill herinnerde me er later aan dat ik zijn vraag direct en zonder aarze- ling had beantwoord: Ik had gezegd: 'Aangezien je zijn vroegere bisschop bent en hem kende en van hem hield, zou ik denken dat je alles zal willen doen om hem terug te brengen.'
Zonder dat Gill Warner dat wist, had de moeder van Douglas de week daarvoor gevast en gebeden dat er iemand naar voren zou komen die haar zoon zou helpen redden. Gill hoorde dat toen hij, na de vergade- ring, het gevoel kreeg dat hij haar moest bellen om te vertellen dat hij had besloten hulp te bieden.
Gill begon zijn lange reis van ver- lossing. Hij nam contact op met Douglas. Ze haalden herinneringen op aan de gelukkige tijd van weleer. Hij gaf zijn getuigenis, betuigde zijn liefde en wekte langzaamaan ver- trouwen. Het ging allemaal heel langzaam. Vaak raakte hij ontmoe- digd, maar stap voor stap bleek Douglas vooruitgang te maken. Uit- eindelijk werden zijn gebeden beant- woord, zijn pogingen beloond en de
overwinning behaald. Douglas' doop werd goedgekeurd.
De doopdatum werd vastgesteld, de leden van het gezin kwamen bij elkaar en de vroegere bisschop Gill Warner vloog naar de stad waar Douglas woonde en verrichtte de verordening.
Door de liefde in zijn hart en met verantwoordelijkheidsgevoel voor een vroegere priester in het Aaro- nisch priesterschap — het quorum dat hij presideerde — was bisschop Warner 'uitgegaan om te redden', zodat er niet één verloren zou gaan.
Er kunnen er nog wel meer zijn, maar ik heb zelf drie bisschoppen ge- kend die, toen ze hun wijk presideer- den, een priestersquorum van 48 of meer jongemannen hadden — met andere woorden: een volledig pries- tersquorum volgens de definitie in de Schriften. Die drie bisschoppen wa- ren Alvin R. Dyer, Joseph B. Wirthlin en Alfred B. Smith. Lieten zij zich door hun taak van de wijs brengen? Helemaal niet. Door hun ijverige in- zet en met hulp van liefhebbende ou- ders en de zegeningen van de Heer, leidden die bisschoppen elk lid van hun priestersquorum — vrijwel zon- der uitzondering — tot de ordening tot ouderling in het Melchizedeks priesterschap, een zending en een huwelijk in de tempel des Heren. Nu zijn broeder Dyer en broeder Smith hun eeuwige rust ingegaan, maar ou- derling Joseph B. Wirthlin, lid van het Quorum der Twaalf Apostelen, is vanavond hier. Ouderling Wirthlin, uw dienstbetoon en leiding aan deze jongemannen, die intussen ouder zijn geworden, zullen we nooit vergeten.
Als jongen van twaalf was ik secre- taris van mijn diakenenquorum. Ik denk met plezier terug aan de vele opdrachten die wij als leden van dat quorum hebben mogen uitvoeren. Ik denk dan meteen aan het avondmaal ronddienen, de maandelijkse vasten- gaven inzamelen en voor elkaar zor- gen. Maar er gebeurde iets vreselijks bij de leidersvergadering van onze wijkconferentie. Die werd gepre- sideerd door William F. Perschon, lid van ons ringpresidium. Hij riep een aantal wijkfunctionarissen naar voren om te spreken. Toen stond president
L I A H O N A 58
Perschon zonder enige waarschuwing op en zei: 'We zullen nu horen van Thomas S. Monson, secretaris van het diakenenquorum, die ons verslag zal doen van zijn werk en zijn getuigenis zal geven.' Ik kan me niets meer her- inneren van wat ik heb gezegd, maar ik ben die ervaring nooit vergeten.
Broeders, denk altijd aan de ver- maning van de apostel Petrus: '[Wees] altijd bereid tot verantwoor- ding aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is'.6
Tijdens de Tweede Wereldoorlog had ik het voorrecht om president van het lerarenquorum te zijn. Men vroeg mij de raad uit Leer en Ver- bonden 107:86 uit het hoofd te le- ren en vervolgens toe te passen: 'En zo is het de plicht van de president over het ambt van leraar om [de] leraars te presideren, met hen in raadsvergadering bijeen te komen, en hun de plichten van hun ambt te onderwijzen, zoals de verbonden dit
aangeven.' Ik heb mijn best gedaan om naar die opdracht te leven.
In dat quorum was een jongeman, Fritz Hoerold. Hij was klein van ge- stalte maar groot in moed. Kort nadat Fritz 17 was geworden, gaf hij zich op voor de marine van de Verenigde Sta- ten en ging hij naar de opleiding. Hij kwam op een groot oorlogsschip in een aantal van die bloedige gevech- ten op de Stille Oceaan terecht. Het schip liep zware schade op en veel op- varenden werden gedood of gewond.
Fritz keerde na zo'n gevecht naar huis terug en kwam weer in ons lera- renquorum. De adviseur van het quorum vroeg hem ons toe te spre- ken. Hij zag er schitterend uit in zijn blauwe uniform met oorlogsonder- scheidingen. Ik weet nog dat ik Fritz vroeg of hij een goede raad voor ons had. We waren per slot van rekening van dezelfde leeftijd. Met een zure glimlach antwoordde hij: 'Geef je nooit als vrijwilliger op!'
Ik heb Fritz vanaf die tijd niet meer gezien tot ik, enkele jaren gele- den, een artikel in een tijdschrift las over diezelfde zeegevechten. Ik vroeg me af of Fritz Hoerold nog zou leven, en zo ja, of hij ergens in Salt Lake City woonde. Via een telefoontje vond ik hem, en ik stuurde hem het tijdschrift. Hij en zijn vrouw bedank- ten me. Aangezien ik erachter was gekomen dat Fritz nog niet tot ouder- ling was geordend en dus nog nooit naar de tempel was geweest, schreef ik hem een brief om hem aan te moe- digen zich klaar te maken voor de ze- geningen van de tempel. Tweemaal zagen we elkaar toevallig bij een res- taurant. Zijn lieve echtgenote, Joyce, spoorde me telkens aan: 'Blijf aan die man van mij werken.' Zijn dochters zeiden dat ze het met de aansporing van hun moeder eens waren. Ik ging door met aanmoedigen.
Een paar weken geleden zag ik bij de familieberichten in de krant dat
Het Mormoons Tabernakelkoor verzorgt de muziek tijdens drie bijeenkomsten van de algemene conferentie.
JANUARI 2 00 2
59
Joyce, de vrouw van Fritz, was over- leden. Wat wenste ik dat ik meer succes had gehad met mijn privé- project om Fritz naar de tempel te krijgen. Ik noteerde de tijd en plaats van de begrafenisdienst van zuster Hoerold, verzette andere afspraken en ging naar de dienst. Beiden lieten we wel wat tranen. Hij vroeg mij om als laatste te spreken.
Toen ik opstond om te spreken, keek ik Fritz en zijn gezin aan en zei: 'Fritz, ik ben hier vandaag als presi- dent van het lerarenquorum waar jij en ik eens lid van waren.' Ik hield hem voor hoe hij en zijn gezin een 'eeuwig gezin' konden worden door de tempelverordeningen — verorde- ningen waarin ik beloofde te officie- ren wanneer het zover zou zijn.
Terwijl ik tranen van emotie on- derdrukte besloot ik mijn woorden door tegen Fritz te zeggen, terwijl zijn gezin en alle aanwezigen het konden horen en zien: 'Fritz, mijn goede vriend en medematroos, jij hebt moed, jij bent vastbesloten. Je hebt je leven voor je land in de waagschaal gesteld in een tijd van gevaar. Fritz, nu moet je naar de fluit van de boots- man luisteren: "Allemaal aan boord — anker lichten — voor je reis naar de verhoging." Joyce wacht daarginds op jou. Ik weet dat jouw lieve kinde- ren en kleinkinderen voor je bidden. Fritz, als president van je lerarenquo- rum van lang geleden zal ik me er met hart en ziel voor inzetten om er zeker van te zijn dat je de boot niet mist die jou en je geliefden naar cele- stiale heerlijkheid zal brengen.'
Ik gaf hem de marinegroet. Fritz stond op en salueerde terug.
Broeders, moge eenieder van ons gehoor geven aan dat makkelijk te onthouden versje: 'Doe je plicht, dat kun je best. Dan zorgt de Heer wel voor de rest.' Dat bid ik in de naam van Jezus Christus. Amen. □
NOTEN
1. LV 107:99.
2. lNephi3:7.
3. LV 84i88.
4. LV 18:10.
5. Deseret News Semiweekly, 6 augustus 1878, blz. 1.
6. 1 Petrus 3:15.
Bukken om iemand anders op te richten
President Gordon B. Hinckley
'Laten we ons hart openstellen, laten we andere mensen oprichten, laten we onze portemonnee opendoen, laten we meer liefde tonen voor onze naasten. '
uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap' (1 Petrus 2:9).
Broeders, laten we het priester- schap dat we dragen waardig zijn. Laten we dicht bij de Heer leven. Laten we een goede echtgenoot en vader zijn.
Elke man die thuis een tiran is, is het priesterschap niet waardig. Hij kan geen goed middel zijn in de han- den van de Heer als hij geen respect, vriendelijkheid en liefde toont je- gens de partner van zijn keuze.
Zo zal ook elke man die zijn kinde- ren een slecht voorbeeld geeft, die zich niet kan beheersen, of die be- trokken is bij oneerlijke of onzedelijke praktijken, merken dat de macht van zijn priesterschap is weggenomen.
Ik herinner u eraan 'dat de rech- ten van het priesterschap onafschei- delijk met de machten des hemels zijn verbonden, en dat de machten des hemels niet bestuurd noch aan- gewend kunnen worden, dan alleen volgens de grondbeginselen van gerechtigheid.
'Dat ze op ons kunnen worden bevestigd is waar, doch wanneer wij het ondernemen onze zonden te be- dekken, of onze hoogmoed, onze ij- dele eerzucht te bevredigen, of in enige mate van ongerechtigheid be- stuur, heerschappij over of dwang op de menselijke zielen uit te oefenen, ziet, dan onttrekken de hemelen zich, de Geest des Heren is be- droefd, en wanneer deze Zich heeft teruggetrokken — vaarwel dan het
Broeders, als ik kijk naar deze grote zaal vol mannen en be- sef dat er verspreid over de hele wereld nog tienduizenden zijn die, één van hart en één van geest, allemaal het gezag van het priester- schap van de levende God dragen, word ik stil en deemoedig. Ik vraag om leiding van de Heilige Geest.
Zoveel priesterschapsdragers bij elkaar is uniek in de wereld. U bent de legers van de Heer, mannen die bereid zijn de tegenstander van de waarheid te bestrijden, mannen die klaar staan om iets goeds tot stand te brengen, mannen die een getuige- nis van de waarheid hebben, man- nen die veel opgeofferd en gegeven hebben voor deze belangrijke zaak. Moge de Heer u zegenen, steunen en grootmaken. 'Gij (...) zijt een
L I A H O N A
60
priesterschap of het gezag van die man' (LV 121:36-37).
Broeders, laten we goede mannen zijn omdat de Heer ons begunstigd heeft met zijn goddelijke macht.
Nu iets anders, wat ermee in ver- band staat.
In april heb ik tijdens onze pries- terschapsbijeenkomst een nieuw pro- gramma aangekondigd. Ik sprak toen over het grote aantal zendelingen uit Zuid-Amerika, Mexico, de Filipijnen en andere gebieden. Zij geven ge- hoor aan hun oproep en werken zij aan zij met hun Noord-Amerikaanse broeders en zusters. Ze ontwikkelen een sterk getuigenis. Ze gaan anders leven. Ze hebben veel succes omdat ze hun landstaal spreken en de cul- tuur van hun land kennen. Ze bele- ven een prachtige periode van hard en toegewijd werken.
Dan worden ze ontheven en gaan terug naar huis. Hun ouderlijk gezin leeft in armoede, en velen vallen te- rug in dezelfde situatie, niet in staat om zich daar bovenuit te worstelen door gebrek aan vaardigheden en omdat het moeilijk blijft passend werk te vinden.
Ik heb met u gesproken over het permanente emigratiefonds dat in de pionierstijd van de kerk werd opge- richt om de armen uit Engeland en Europa te helpen. Er werd een fonds opgericht waaruit kleine leningen werden toegekend, waardoor dertig- duizend leden vanuit hun geboorte- land naar Zion konden emigreren.
Ik vertelde u dat we datzelfde be- ginsel gingen toepassen en het perma- nente studiefonds gingen oprichten. Met het geld dat onze mensen zouden schenken, en niet met tiendegeld, zouden we een kapitaal vormen waar- van we de winst zouden gebruiken om onze jonge broeders en zusters een opleiding te laten volgen om voor beter werk in aanmerking te komen. Ze zouden vaardigheden ontwikkelen waarmee ze genoeg konden verdienen om hun gezin goed te onderhouden en de armoede te boven te komen die zijzelf en voorgaande generaties ge- kend hadden.
Er zat niets in het fonds in de periode dat we er plannen voor maakten. Maar in geloof zijn we
doorgegaan en we hebben een be- scheiden organisatie in het leven ge- roepen om te verwezenlijken wat volgens ons nodig was. Het doet mij genoegen dat ik u kan vertellen dat er geld is binnengekomen, tiendui- zenden dollars, honderdduizenden dollars, miljoenen zelfs. Dat kwam van milddadige kerkleden die de Heer liefhebben en minder fortuin- lijke mensen willen helpen het eco- nomisch beter te krijgen. We hebben nu veel geld. Het is niet alles wat we nodig hebben. We hopen dat er bij- dragen zullen blijven komen. De grootte van het kapitaal bepaalt hoeveel mensen geholpen kunnen worden.
Nu, een half jaar later, wil ik ver- slag uitbrengen van wat er bereikt
is. Allereerst hebben we ouderling John K. Carmack geroepen. Hij heeft zoveel goed werk gedaan in het Eerste Quorum der Zeventig en heeft tijdens deze conferentie het emeritaat gekre- gen. Hij is een ervaren advocaat, een bekwaam zakenman, een man met veel talenten. Hij is aangesteld tot di- recteur, en hoewel hij gepensioneerd is als een van de zeventigen, zal hij al zijn tijd aan deze taak besteden.
Ouderling Richard E. Cook van de Zeventig, die ook het emeritaat heeft gekregen, zal hem helpen met de financiën. Ouderling Cook is as- sistent-hoofd van de boekhouding bij Ford geweest, heeft ervaring met in- ternationale financiën, is een zeer be- kwaam leider en iemand die de Heer en de kinderen van de Heer liefheeft.
Achter wachtende conferentiegangers buiten het Conferentiecentrum verheffen zich de spitsen van de Salt Lake-tempel.
JANUARI 61
2 0 0 2
We hebben deze twee broeders aan één kant versleten, en nu draai- en we ze om zodat We ze aan de an- dere kant kunnen verslijten.
Ze werken samen met broeder Rex Allen, een expert in organisatie en scholing; en met broeder Chad Evans, die veel ervaring heeft met voortgezet onderwijs.
Alle vier stellen zij hun tijd en expertise zonder compensatie beschikbaar.
Het programma loopt. Deze broe- ders hebben het heel zorgvuldig en op goede grondbeginselen in gang gezet. We hebben het gebied waar het allereerst operationeel is nog be- perkt, maar als we meer middelen krijgen, zal dat uitgebreid worden.
Deze broeders zijn begonnen de bestaande organisaties van de kerk te benutten. Het programma heeft de priesterschap als basis en zal daarom succes hebben. Het begint bij de bisschoppen en ringpresiden- ten. Ze werken geweldig samen met de kerkelijke onderwijsinstellingen, de bureaus van de afdeling arbeids- bemiddeling en andere instellingen. Eerst is het ingevoerd in Peru, Chili en Mexico, gebieden met een groot aantal teruggekeerde zendelingen waar de nood hoog is. De plaatselij- ke leiders zijn enthousiast en toege- wijd. De begunstigden leren ware beginselen van zelfredzaamheid. Hun visie op hun potentieel is aan- zienlijk verbreed. Ze kiezen een goe- de, plaatselijke opleiding en betalen die zoveel mogelijk zelf, via hun ou- ders of uit andere, plaatselijke bron- nen. Ze zijn erkentelijk, gewillig en dankbaar voor de kansen die ze krij- gen. Ik zal u twee of drie voorbeel- den geven.
Het eerste is dat van een jonge- man die in Cochabamba (Bolivia) op zending is geweest. Hij woont met zijn gelovige moeder en nichtjes in een arme buurt. Hun huisje heeft een cementen vloer, één kale gloei- lamp, het dak lekt en het raam is stuk. Hij was een succesvolle zende- ling. Hij zegt:
'Mijn zending was het beste wat ik ooit heb gedaan. Ik heb geleerd de geboden te gehoorzamen en ge- duldig te zijn in mijn beproevingen.
Ik heb ook wat Engels geleerd en ik kan mijn geld, tijd en vaardigheden beter benutten.
'Toen mijn zending ten einde was, vond ik het moeilijk om naar huis te gaan. Mijn Amerikaanse col- lega's gingen terug naar de universi- teit. Maar er is veel armoede in ons land. Het is moeilijk om een oplei- ding te volgen. Mijn moeder doet haar best, maar zij kan ons niet hel- pen. Ze heeft zoveel geleden, en ik ben haar hoop.
'Toen ik hoorde van het perma- nente studiefonds, was ik zo blij. De profeet toonde zijn erkentelijkheid voor ons werk. Ik was ontzettend blij. (...) Ik kon studeren, zelfred- zaam worden, een gezin stichten, mijn moeder helpen.
'Ik ga boekhouden studeren op een plaatselijke school waar ik kan studeren en werken. Het is een kor- te cursus van maar drie jaar. Ik moet blijven werken als conciërge, maar dat is niet erg. Als ik mijn diploma heb en werk heb als boekhouder, ga ik een hogere opleiding volgen in in- ternationale handel.
'Dit is onze kans, die moeten we niet voorbij laten gaan. De Heer heeft vertrouwen in ons. Ik heb vele malen in het Boek van Mormon ge- lezen dat de Heer tegen de profeten zei dat wij, als we de geboden onder- houden, voorspoedig zullen zijn in het land. Dat gaat in vervulling. Ik ben God zo dankbaar voor deze prachtige kans om te ontvangen wat mijn broers en zussen niet hadden, dat ik onze familie kan helpen, mijn doelen kan verwezenlijken. En ik betaal de lening graag terug om te zorgen dat anderen ook zo gezegend worden. Ik weet dat de Heer me zal zegenen als ik dat doe.'
Is dat niet mooi? Nog een voor- beeld. Een jongeman in Mexico- Stad kreeg een lening toegewezen van ongeveer duizend dollar om een opleiding tot dieselmonteur te vol- gen. Hij zei:
'Ik beloof dat ik mijn uiterste best zal doen zodat ik tevreden zal zijn over mijn inzet. Ik weet dat dit een waardevol en belangrijk programma is. Daarom probeer ik er voor de toekomst zoveel mogelijk profijt van
te hebben. Ik wil de armen kunnen helpen en mijn huisgenoten advise- ren. Ik dank mijn Vader in de hemel voor dit prachtige en geïnspireerde programma.'
Onlangs is een lening toegekend aan een andere jongeman in Mexi- co-Stad die in Las Vegas (Nevada) op zending is geweest. Hij wil graag tandtechnicus worden. Zijn oplei- ding vergt dat hij vijftien maanden hard moet werken. Hij zegt:
'Ik beloof dat ik, als ik mijn studie met de hulp van het permanente studiefonds heb afgerond, de lening zal terugbetalen zodat andere terug- gekeerde zendelingen die zegenin- gen ook kunnen ontvangen.'
En zo zijn we begonnen het onze getrouwe, competente jonge man- nen en vrouwen mogelijk te maken de maatschappelijke ladder te be- klimmen waardoor ze het financieel beter krijgen. Door de veel betere kansen zullen ze de armoedecirkel doorbreken waarin zij en degenen die hen zijn voorgegaan, zolang ge- vangen hebben gezeten. Ze zijn op zending geweest en zullen in de kerk werkzaam blijven. In hun vaderland zullen ze leiders worden in dit be- langrijke werk. Ze zullen hun tiende en hun vastengaven betalen waar- door de kerk dit werk over de hele wereld kan uitbreiden.
We gaan er vanuit dat er aan het einde van dit jaar ongeveer 1200 deelnemers zijn. We schatten dat het er over drie jaar drieduizend zijn. De mogelijkheden zijn er. De nood is hoog. Misschien mislukt het soms. Maar de grote meerderheid zal presteren naar verwachting, zowel jonge mannen als jonge vrouwen.
Onze enige beperking zal het geld zijn. Nogmaals vragen we iedereen die dat wil, een bijdrage te geven, klein of groot. Dan kunnen we dit grootse werk uitbreiden waardoor degenen met geloof en latente vaar- digheden, als leden van De Kerk van de Heiligen der Laatste Dagen financieel onafhankelijk kunnen worden.
Begrijpt u wat het enorme werk van deze kerk betekent? Laat mij u een scenario schetsen. Een paar zen- delingen kloppen op de deur van een
L I A H O N A
62
Linksboven: president Gordon B. Hinckley begroet de ouderlingen Henry B. Eyring (links),
Jeffrey R. Holland en Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen.
Rechtsboven: president Hinckley spreekt tijdens een conferentiebijeenkomst.
Boven: president Hinckley wuift naar de aanwezigen.
JANUARI 2002 63
o |
|
o |
|
3Z |
|
Q£ |
|
>^ |
|
tu |
|
m |
|
a> |
|
' |
|
O |
|
h < |
|
H |
|
CU |
Z |
o |
PU |
ZE |
> |
Q |
pj |
O |
N |
o |
C^ |
W |
|
Q |
|
s |
|
D |
|
i— i |
|
1= O |
Q |
t/l |
>— < |
-o o |
C/D S |
Pm |
|
cü |
H |
w |
|
£ |
|
e |
|
. r- |
|
■c |
|
S |
|
OQ |
Een vrouw en een jongen kijken peinzend naar het beeld de Christus in het pas gerenoveerde bezoekerscentrum Noord op Temple Square.
L I A H O N A 66
huisje ergens in Peru. Een vrouw doet open. Ze begrijpt niet helemaal wat de zendelingen willen. Maar ze laat ze binnen. Ze spreken af dat ze terugko- men als haar man en de andere ge- zinsleden thuis zijn.
De zendelingen geven het gezin les. Geraakt door de macht van de Geest, reageren ze op de boodschap van eeuwige waarheid. Ze laten zich dopen.
Het gezin is actief in de kerk. Ze betalen een volledige, maar heel ma- gere tiende. Ze hebben een zoon of dochter die tegen de twintig is. Als de tijd daar is, wordt de zoon of dochter op zending geroepen. Het gezin doet al het mogelijke om hem of haar te steunen, en de rest wordt betaald met geld uit het zendings- fonds dat de heiligen bijeenbrengen.
De zoon of dochter werkt samen met een collega uit de Verenigde Staten of Canada. Hij of zij leert En- gels, en het Spaans van de collega wordt een stuk beter. Ze werken zij aan zij met liefde, waardering en re- spect voor elkaar, vertegenwoordi- gers van twee totaal verschillende culturen.
Aan het einde van hun zending gaat de Noord-Amerikaan naar huis en weer naar school. De Peruviaan gaat terug naar huis en hoopt dat hij een bescheiden baantje vindt. Hij wordt heel slecht betaald. De toe- komst is niet veelbelovend. Hij of zij heeft niet de nodige vaardigheden voor beter werk. En dan breekt er een helder straaltje hoop door. Broeders, u begrijpt dat wel. Ik hoef dat niet ver- der uit te leggen. Wat we moeten doen, is duidelijk, de nood is hoog, en de Heer heeft de weg gewezen.
Ouderling Carmack vond pas ge- leden een oud kasboek. Hij bracht het aan mij. We ontdekten dat er in 1903 een klein fonds was opgericht om mensen die leerkracht wilden worden tijdens hun opleiding een betere kans te geven door middel van kleine leningen.
Dat is dertig jaar doorgegaan tot- dat er tijdens de crisis een eind aan kwam.
Ik was verbaasd welke namen er in dat oude kasboek stonden. Twee daarvan zijn president van
een universiteit geworden. Anderen zijn bekende en uiterst bekwame onderwijskundigen geworden. In het kasboek staan aflossingen van tien dollar, 5 dollar, van 3,10 dollar rente en dergelijke. Een van de be- gunstigden van dat programma is bisschop, ringpresident, vervolgens apostel en uiteindelijk raadgever in het Eerste Presidium geworden.
Broeders, we moeten beter voor elkaar zorgen. We moeten ons wat meer inspannen om degenen die on- deraan de maatschappelijke ladder staan, te helpen. We moeten gelovi- ge, integere en bekwame mensen bemoedigen en ze de hand toeste- ken als ze met wat hulp hoger op die ladder kunnen komen.
Dat beginsel is niet alleen van toepassing op wat we momenteel met dit studiefonds doen, maar is veel algemener. Laten we ons hart openstellen, laten we andere men- sen oprichten, laten we onze porte- monnee opendoen, laten we meer liefde tonen voor onze naasten.
De Heer heeft ons zo overvloedig gezegend. En de nood is hoog. Hij heeft gezegd: 'In zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij ge- daan' (Matteüs 25:40).
Ik lees voor uit het boek Hande- lingen:
'En een man, die verlamd was van de schoot zijner moeder aan,
zodat hij gedragen moest worden, zetten zij dagelijks bij de tempel, ge- naamd de Schone, om een aalmoes te vragen van de tempelgangers;
'Toen deze zag, dat Petrus en Jo- hannes de tempel zouden binnen- gaan, verzocht hij om een aalmoes.
'En Petrus zag hem scherp aan, met Johannes, en zeide: Zie naar ons.
'En hij hield zijn blik op hen ge- vestigd in de verwachting iets van hen te ontvangen.
'Maar Petrus zeide: Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb, geef ik u; in de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër: Wandel!
'En hij greep hem bij de hand en richtte hem op, en terstond werden zijn voeten en enkels stevig.
'En hij sprong op en stond en liep heen en weer en hij ging met hen de tempel binnen, lopende en springen- de en God lovende' (Handelingen 3:2-8).
Let op: Petrus vatte hem bij de hand en richtte hem op.
Petrus moest zich bukken om de lamme op te richten. Ook wij moe- ten ons bukken.
God zegene u, broeders, jong en oud. Blijf trouw. Doe uw werk met liefde. Voed uw gezin op in de weg van de Heer. 'Zie op tot God en leef' (zie Alma 37:47).
Dat bid ik in de naam van Jezus Christus. Amen. D
Er stroomt zonlicht in een foyer van het Conferentiecentrum.
; ■ • ■ .. •.;
JANUARI 67
2 0 0 2
Zondagmorgenbijeenkomst
7 oktober 2001
Dit is de tijd
President Thomas 5. Monson
Eerste raadgever in het Eerste Presidium
'Mogen wij zó leven dat wij, als we ontboden worden, niets ernstig hoeven te betreuren, niets onafgemaakt hebben gelaten.'
Nu ik voor u sta, moet ik den- ken aan de tijd dat ik jong was en we in de zondags- school vaak zongen:
Welkom, welkom, sabbatmorgen, ruk ons uit der zorgen net. Welkom, welkom, is uw daglicht, heil' ge sabbat van gebed.1
Op deze sabbatmorgen bid ik dat ik het onderwerp mag zijn van uw geloof en gebeden als ik tot u spreek.
Wij hebben allen de dramatische gevolgen gevoeld van de tragische gebeurtenissen op die noodlottige dag, 11 september 2001. Zonder eni- ge waarschuwing zaaide een ver- schrikkelijke vernietiging dood en verderf en doofde zij het leven uit van enorme aantallen mannen, vrouwen en kinderen. Zorgvuldig
gemaakte plannen voor een prettige toekomst gingen in rook op. Ze maakten plaats voor tranen van ver- driet en uitroepen van zielsleed.
We hebben de afgelopen drie en een halve week talloze verslagen ge- hoord over hen die op de een of an- dere manier — direct of indirect — door de gebeurtenissen van die dag geraakt zijn. Ik wil u graag vertellen wat een kerklid, Rebecca Sindar, die op dinsdagochtend 11 september aan boord was van een vlucht van Salt Lake City naar Dallas, gezegd heeft. Zoals alle vluchten die op het moment van de tragische voorvallen in de lucht waren, werd die vlucht onderbroken, en het vliegtuig werd aan de grond gezet in Amarillo (Texas). Zuster Sindar vertelt: 'We verlieten allemaal het vliegtuig, zochten een tv op de luchthaven en dromden eromheen om te zien wat er was gebeurd. Mensen stonden in de rij om dierbaren te bellen en hen te verzekeren dat ze zich veilig op de grond bevonden. Ik zal me altijd de ongeveer twaalf zendelingen herin- neren die met onze vlucht op weg waren naar hun zendingsgebied. Ze pleegden telefoontjes, en toen zag ik ze in een hoek van de luchthaven samendrommen en knielen voor een gebed. Ik wilde dat ik dat moment had kunnen vastleggen om te laten zien aan de moeders en vaders van die lieve jongemannen die de nood- zaak zagen om meteen te bidden.'
Broeders en zusters, uiteindelijk overvalt de dood ieder mens. Hij
overvalt mensen op leeftijd die wan- kelen op hun benen. Zijn ontbieding wordt gehoord door hen die nog maar nauwelijks halverwege de reis door het leven zijn, en vaak stilt het zelfs het gelach van kleine kinderen. De dood is het feit dat niemand kan ontvluchten of ontkennen.
Vaak komt de dood als een in- dringer. Hij is een vijand die plotse- ling verschijnt, middenin het feest van het leven, die de lichten dooft en de vrolijkheid dempt. De dood legt zijn zware hand op hen die ons dierbaar zijn, en vaak laat hij ons verbijsterd en verwonderd achter. In bepaalde situaties, zoals bij zwaar lij- den en ziekte, komt de dood als een engel van genade. Maar over het al- gemeen zien we hem als de vijand van het menselijk geluk.
De duisternis van de dood kan echter verdreven worden door het licht van de geopenbaarde waarheid. 'Ik ben de opstanding en het leven', heeft de Meester gezegd. 'Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij ge- storven, en een ieder die leeft, en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven.'2
Die zekerheid — ja, die heilige bevestiging — van het leven na de dood, zou heel goed de vrede kun- nen verschaffen die de Heiland be- loofde toen Hij zijn discipelen verzekerde: 'Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd.'3
Uit het duister en de gruwel van Golgota kwam de stem van het Lam: 'Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.'4 En het donker was niet meer duister, want Hij was bij zijn Vader. Hij was van God gekomen, en naar Hem was Hij teruggekeerd. Ook zij die op deze aardse pelgrims- reis wandelen met God, weten uit eigen zalige ervaring dat Hij zijn kin- deren die op Hem vertrouwen niet in de steek zal laten. In de nacht van de dood, is zijn aanwezigheid 'beter dan een licht en veiliger dan een bekende weg.'5
Saulus had op de weg naar Da- mascus een visioen van de herrezen, verhoogde Christus. Later gaf hij als Paulus, voorvechter van de waarheid
L I A H O N A 68
en onbevreesde zendeling in dienst van de Meester, getuigenis van de herrezen Heer toen hij tegen de hei- ligen te Korinte zei: 'Christus is ge- storven voor onze zonden, naar de Schriften;
'(...) Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften.
'(...) Hij is verschenen aan Kefas, daarna aan de twaalven.
'Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk. (...)
'Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan al de apostelen.
'Maar het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen.'6
In onze bedeling is ditzelfde ge- tuigenis ook stoutmoedig door de profeet Joseph Smith gegeven, toen Sidney Rigdon en hij getuigden:
'En nu, na de vele getuigenissen, die van Hem zijn gegeven, is dit het getuigenis, het allerlaatste, dat wij van hem geven: Dat Hij leeft!
'Want wij zagen Hem, namelijk ter rechterhand Gods; en wij hoor- den de stem, die getuigenis gaf, dat Hij de Eniggeborene des Vaders is — dat door Hem, en in Hem, en uit Hem de werelden worden en wer- den geschapen, en dat de bewoners
er van Gode gewonnen zonen en dochteren zijn.'7
Dit is de kennis die steun geeft. Dit is de waarheid die troost geeft. Dit is de zekerheid die hen die ge- bukt gaan onder rouw uit de scha- duw in het licht brengt. Het staat allen ter beschikking.
Hoe kwetsbaar is het leven, hoe zeker is de dood. Wij weten niet wanneer wij dit sterfelijk bestaan moeten verlaten. En daarom vraag ik: 'Wat doen wij met de dag van vandaag?' Als wij alleen voor mor- gen leven, dan zullen we veel lege gisterens hebben. Hebben wij ons schuldig gemaakt aan de uitspraak: 'Ik heb erover gedacht wat koerswij- zigingen in mijn leven aan te bren- gen. Ik ben van plan de eerste stap te doen — en ik begin morgen.'? Als we zó denken, blijft morgen altijd in het verschiet. Een dergelijk 'morgen' komt zelden als we er niet vandaag al iets aan doen. Zoals we leren uit de bekende lofzang:
Er is kans om te werken, waarheen gij ook blikt,
Ja, gelegenheid vindt g 'overal. Als er iets moet gedaan, pakt het
dadelijk aan, Zegt niet, 'k zal het doen hij geval.8
Laten we onszelf de vragen stel- len: 'Heb ik heden iets goeds in de wereld gedaan? Mij waar nood was ter hulpe gegord?' Wat een formule voor geluk! Wat een recept voor te- vredenheid, voor gemoedsrust — om dankbaarheid te hebben opge- wekt bij een ander mens.
Wij hebben onbeperkte kansen om van onszelf te geven, maar het zijn wel kansen die voorbijgaan. We kunnen harten verlichten. Vriende- lijke woorden spreken. Geschenken geven. Goede daden verrichten. Zie- len redden.
Als we onthouden dat 'wanneer gij in de dienst van uw naasten zijt, gij louter in de dienst van uw God zijt'9, dan komen we niet in de niet zo benijdenswaardige positie terecht van de geest van Jacob Marley, die in de onsterfelijke A Christmas Carol van Dickens tot Ebenezer Scrooge sprak. Marley sprak op droeve toon over kansen die voorbijgegaan wa- ren. Hij zei: 'Niet te weten dat elke christelijke geest, die goede daden verricht in zijn eigen kleine kringe- tje, wat dat ook moge zijn, zijn ster- felijke leven te kort vindt voor zijn oneindige nut. Niet te weten dat geen enkele mate van spijt ook maar iets kan goedmaken van de mis- bruikte kansen uit zijn leven!
Maar toch, zo was ik. O, zo was ik!'
Marley voegde daar nog aan toe: 'Waarom liep ik door menigten me- demensen met mijn ogen neergesla- gen, en keek ik nooit op naar die gezegende ster die wijzen naar een eenvoudig onderkomen leidde? Wa- ren er dan geen armenhuizen waar- naar het licht ervan mij zou hebben geleid?'
Gelukkig veranderde Ebenezer Scrooge, zoals wij weten, zijn leven ten goede. Ik vind deze zin mooi: 'Ik ben niet meer de mens die ik was.'10
Waarom is dat verhaal, A Christ- mas Carol, zo populair? Waarom is het tijdloos? Ik heb persoonlijk het gevoel dat het door God geïnspi- reerd is. Het brengt het beste in de menselijke aard naar boven. Het geeft hoop. Het zet aan tot verande- ring. Wij kunnen de paden verlaten die ons naar beneden zouden leiden
JANUARI 2002 69
en kunnen, met een lied in ons hart, een ster volgen en naar het licht toelopen. We kunnen onze pas ver- snellen, moed vatten en ons koeste- ren in het zonlicht van waarheid. We kunnen het gelach van kleine kinderen duidelijker horen. We kun- nen de tranen drogen van hen die huilen. We kunnen de stervenden troosten door hen over de belofte van het eeuwige leven te vertellen. Als we een vermoeide hand ophef- fen die neerhangt, als we gemoeds- rust geven aan een ziel die het moeilijk heeft, als we geven zoals de Meester gedaan heeft, dan kunnen wij — door anderen de weg te wij- zen — een ster worden die een gids is voor de een of andere verdwaalde zeeman.
Omdat het leven kwetsbaar en de dood onvermijdelijk is, moeten we het beste maken van elke dag.
Er zijn veel manieren waarop we onze kansen kunnen misbruiken. Enige tijd geleden las ik een ontroe- rend verhaal, geschreven door Louise Dickinson Rich, dat deze waarheid levendig illustreert. Zij schreef:
'Mijn oma had een vijand, me- vrouw Wilcox. Oma en mevrouw Wilcox kwamen als bruid naast el- kaar te wonen in de hoofdstraat van een klein dorpje, en daar zouden ze de rest van hun leven slijten. Ik weet niet hoe de strijd tussen hen
begonnen is — en ik geloof dat ze het zich tegen de tijd dat ik kwam, meer dan dertig jaar later, zelf ook niet meer herinnerden wat de aan- leiding was. Het was geen beleefd dispuut; het was volslagen oorlog. (...)
'Niets in het dorp ontkwam aan de gevolgen. De driehonderd jaar oude kerk, die de revolutie, de bur- geroorlog en de Mexicaanse oorlog had doorstaan, bezweek bijna toen oma en mevrouw Wilcox de Slag om de vrouwenhulp streden. Oma won de benoeming, maar het was een zin- loze overwinning omdat mevrouw Wilcox, daar ze geen voorzitster kon zijn, meteen aftrad. Wat is er zo leuk aan iets leiden als je je vijand niet kunt dwingen in het stof te kruipen? Mevrouw Wilcox won de Slag om de openbare bibliotheek door haar nicht, Gertrude, als bibliothecaresse te laten aanstellen in plaats van tan- te Phyllis. De dag dat Gertrude be- gon, was de dag dat oma ophield bibliotheekboeken te lezen. Die wa- ren plotseling 'vieze dingen vol bac- teriën' geworden. De Slag om de middelbare school was een gelijkspel. Het hoofd kreeg een betere baan en vertrok voordat mevrouw Wilcox er- in slaagde hem te laten ontslaan of oma erin slaagde hem een aanstel- ling voor het leven te bezorgen.
'Als wij als kinderen mijn groot- moeder bezochten, dan hoorde het
gezichten trekken naar de kleinkin- deren van mevrouw Wilcox bij de pret. Op een gedenkwaardige dag deden wij een slang in de regenton van mevrouw Wilcox. Mijn groot- moeder liet wat zwakke protesten horen, maar we voelden haar stil- zwijgende sympathie.
'Denk niet dat dit een eenzijdige campagne was. Mevrouw Wilcox had ook kleinkinderen. Oma kwam er niet zonder kleerscheuren vanaf. Er ging geen winderige dag voorbij dat de waslijn niet op mysterieuze wijze brak, waardoor de kleren in de viezigheid vielen.
'Ik weet niet hoe oma haar moei- lijkheden zo lang had kunnen ver- dragen als er niet de huishoudpagina van haar dagblad uit Boston was geweest. Die huishoudpagina was geweldig. Naast de gebruikelijke kooktips en schoonmaakadviezen, was er een rubriek die bestond uit brieven van lezers aan elkaar. De be- doeling was dat je, als je een pro- bleem had — of zelfs als je alleen maar stoom wilde afblazen — een brief schreef naar de krant met een fantasienaam zoals Arbutus. Dat was oma's schuilnaam. Dan schreven en- kele andere dames met hetzelfde probleem terug en vertelden wat zij eraan hadden gedaan, en zij onderte- kenden met namen zoals Iemand die het weet, of Xantippe of zoiets. Vaak bleef je, lang nadat het probleem uit de weg was geruimd, nog jaren via de krant naar elkaar schrijven, elkaar vertellend over je kinderen, je in- maakactiviteiten en je nieuwe eetka- merameublement. En zo ging het met oma ook. Zij en een vrouw die Zeemeeuw heette, correspondeerden een kwart eeuw met elkaar. Zee- meeuw was oma's ware vriendin.
'Toen ik ongeveer zestien was, overleed mevrouw Wilcox. In een klein dorpje is het, ongeacht hoezeer je je buurvrouw haatte, niet meer dan fatsoenlijk om naar het huis van de overledene te gaan en te kijken wat je kunt doen voor de nabestaanden. Oma trok een katoenen schort aan om te laten zien dat ze het meende toen ze zei dat ze verwachtte aan het werk gezet te worden, stak het gras- veld over naar het huis van mevrouw
A H O N A
70
Wilcox, waar de dochters van me- vrouw Wilcox haar de reeds smet- teloos schone voorkamer lieten schoonmaken voor de begrafenis. En daar, op de tafel in de voorkamer lag op een ereplekje een enorm plakboek. In dat plakboek zaten in nette kolom- men naast elkaar de brieven die oma in de loop der jaren aan Zeemeeuw had gestuurd, en de brieven van Zee- meeuw aan haar. Geen van de vrou- wen had ooit geweten dat oma's grootste vijand tevens haar beste vriendin was. Dat was de enige keer die ik me herinneren kan dat ik mijn oma heb zien huilen. Ik wist toen niet waar ze precies om huilde, maar nu wel. Ze huilde om al die verspilde ja- ren die reddeloos verloren waren.'
Broeders en zusters, mogen wij van deze dag af aan ons hart met liefde vullen. Mogen wij de tweede mijl gaan om allen in ons leven toe te laten die eenzaam of terneergeslagen zijn, of die op de een of andere manier lijden. Mogen wij 'vreugde [hebben] ge- sticht, iemands lijden verlicht.'11 Mogen wij zó leven dat wij, als we ontboden worden, niets ernstig hoe- ven te betreuren, niets onafgemaakt hebben gelaten, maar met de woorden van de apostel Paulus kunnen zeggen: 'Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden.'12 In de naam van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
1. Robert B. Baird, 'Welkom, welkom, sabbatmorgeri, Heilige lofzangen, nr. 23.
2. Johannes 11:25-26.
3. Johannes 4:27.
4. Lucas 23:46.
5. Minnie Louise Haskins, 'The Gate of the Year', Masterpieces ofReligious Verse, onder redactie van James Dalton Morrison (1948), blz. 92.
6. 1 Korintiërs 15:3-8.
7. LV 76:22-24.
8. Will L. Thompson, 'Heb ik heden iets goeds in de wereld gedaan?', Heilige lofzangen, nr. 193.
9. Mosiah2:17.
10. Works of Charles Dickens (1982), blz. 543, 581.
11. 'Heb ik heden iets goeds in de wereld gedaan?', Heilige lofzangen, nr. 193.
12. 2 Timoteüs 4:7.
Het Boek van Mormon: een getuige van Jezus Christus
President Boyd K. Packer
Waarnemend president van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Het Boek van Mormon: een getuige van Jezus Christus heeft de voedende kracht om de verhongerende geesten van de wereld te genezen. '
al niet veroordeelde tot blijvende onbekendheid, dan zou het verhaal over de herkomst ervan dat zeker tot gevolg hebben. Denkt u zich eens in: een engel die een tienerjongen naar het bos dirigeert, waar de jon- gen een ondergrondse bewaarplaats van steen vindt en een set gouden platen.
De geschriften op de platen waren vertaald met behulp van een Urim en Tummim, iets wat in het Oude Testa- ment1 enkele malen genoemd wordt, en wat door Hebreeuwse geleerden wordt beschreven als een hulpmiddel 'waarmee openbaring werd gegeven en waarheid verklaard'.2
Nog voordat het boek van de pers rolde, werden er bladzijden ge- stolen en afgedrukt in de plaatselijke pers, vergezeld van spottend com- mentaar. De weerstand ertegen zou hele benden ertoe aanzetten om de profeet Joseph Smith te vermoorden en hen die hem geloofden de wilder- nis in te drijven.
Sinds dat uiterst onwaarschijnlij- ke begin zijn er tot op de dag van vandaag 108.936.922 exemplaren gedrukt van Het boek van Mormon: een getuige van Jezus Christus. Het is in 62 talen uitgegeven, in 37 an- dere talen verscheen een beknopte uitgave, en momenteel wordt het in nog eens 22 talen vertaald.
In mijn hand heb ik een exemplaar van de eerste editie van het Boek van Mormon. Het is in 1830 ge- drukt op een met de hand bediende letterdrukpers van de E. B. Grandin Company te Palmyra (New York) .
In juni 1829 bracht Joseph Smith, die toen 23 jaar was, samen met Martin Harris, een plaatselijke boer, een bezoek aan de 23-jarige meneer Grandin. De heer Grandin had drie maanden daarvoor in advertenties zijn bedoeling te kennen gegeven om boeken uit te geven. Joseph Smith gaf hem bladzijden van een met de hand geschreven manuscript.
Als de inhoud van het boek het
JANUARI 71
2 0 0 2
Momenteel voorzien zestigdui- zend voltijdzendelingen in 162 lan- den zelf in hun levensonderhoud en wijden twee jaar van hun leven om te getuigen dat het Boek van Mormon waar is.
Al generaties lang heeft het de le- zers geïnspireerd. Herbert Schreiter las zijn Duitse vertaling van het Boek van Mormon. Daarin las hij:
'En wanneer gij deze dingen zult ontvangen, zou ik u willen vermanen, dat gij God, de eeuwige Vader, in de naam van Christus zoudt vragen, of deze dingen niet waar zijn; en indien gij zult vragen met een oprecht hart en met een eerlijke bedoeling, en ge- loof hebt in Christus, zal Hij door de kracht des Heiligen Geestes de waar- heid er van aan u bekendmaken.
'En door de kracht des Heiligen Geestes kunt gij de waarheid van al- le dingen weten.'3
Herbert Schreiter beproefde de belofte en trad toe tot De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.
Toen Herbert in 1946 als krijgs- gevangene was vrijgelaten, keerde hij terug naar zijn vrouw en drie dochtertjes in Leipzig (Duitsland). Kort daarna ging hij als zendeling naar Bernburg (Duitsland). Alleen en zonder collega zat hij koud en hongerig in een kamer, zich afvra- gend hoe hij moest beginnen.
Hij bedacht wat hij het door oor- log geruïneerde volk te bieden had. Met de hand maakte hij een plak- kaat met de tekst: 'Is er leven na de dood?' en hing het op een muur.
Rond die tijd kwam er een fami- lie uit een dorpje in Polen naar Bernburg.
Manfred Schütze was vier jaar. Zijn vader was gesneuveld in de oor- log. Zijn moeder, zijn grootouders en zijn tante, ook weduwe, en haar twee dochtertjes waren gedwongen om hun dorpje te evacueren, waar- voor ze slechts een half uur de tijd kregen. Ze pakten wat ze konden en trokken naar het westen. Manfred en zijn moeder trokken en duwden een karretje. Soms reed de zieke grootvader in de kar. Een Poolse offi- cier keek naar de zielige, kleine Manfred en begon te huilen.
Bij de grens plunderden soldaten hun bezittingen en gooiden hun beddengoed in de rivier. Manfred en zijn moeder raakten de rest van de familie toen kwijt. Zijn moeder vroeg zich af of ze misschien naar Bernburg gegaan waren, waar haar grootmoeder geboren was, misschien naar familieleden. Na weken van ongelooflijk lijden, arriveerden ze in Bernburg en vonden de familie.
Ze woonden met zijn zevenen in één klein kamertje. Maar hun moei- lijkheden waren nog niet voorbij. De moeder van de twee kleine meisjes overleed. De rouwende grootmoeder riep om een predikant en vroeg: 'Zie ik mijn familie weer terug?'
De predikant antwoordde: 'Beste mevrouw, zoiets als een opstanding bestaat niet. Wie dood is, is dood!'
Ze verpakten het lichaam voor de begrafenis in een papieren zak.
Op de terugweg van het graf op- perde de grootvader dat ze zich van het leven konden beroven, zoals zo- veel anderen al hadden gedaan. Pre- cies op dat moment zagen ze het plakkaat dat broeder Schreiter op een gebouw had geplakt: 'Is er leven na de dood?', met een uitnodiging van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Tij- dens een bijeenkomst hoorden ze van Het Boek van Mormon: een ge- tuige van Jezus Christus.
In het boek staat uitleg van:
• Het doel van het sterfelijk le- ven en de dood.4
• De zekerheid van het leven na de dood.5
• Wat er gebeurt als de geest het lichaam verlaat.6
• De beschrijving van de opstan- ding.7
• Hoe je vergeving van zonden ontvangt en behoudt.8
• Welke greep gerechtigheid of barmhartigheid op je kan hebben.9
• Waar je om moet bidden.10
• Het priesterschap.11
• Verbonden en verordeningen.12
• De functie en bediening van engelen.13
• De stille, zachte stem van per- soonlijke openbaring.14
• En, vooral, de zending van Jezus Christus.15
• En nog vele andere juwelen die samen de volheid van het evangelie van Jezus Christus zijn.
Zij werden lid van de kerk. Al gauw veranderde hun leven. De grootvader vond werk als bakker en kon zijn familie van brood voorzien, net zoals broeder Schreiter, die hen 'het brood des levens'16 had gegeven.
En toen kwam er hulp van de kerk in de Verenigde Staten. Manfred groeide op met graan uit kleine zak- ken met een plaatje van een bijen- korf, en met perziken uit Californië. Hij droeg kleding uit de hulpgoede- ren van de welzijnszorg van de kerk.
Kort nadat ik was afgezwaaid uit de luchtmacht ging ik naar de fa- briek van de welzijnszorg in Kaysville (Utah) , waar ik hielp met het vullen van zakken graan voor de mensen in Europa die hongersnood leden. Ik denk graag dat een van de zakken graan die ik zelf vulde naar Manfred Schütze en zijn moeder is gegaan. Zo niet, dan is hij naar anderen gegaan die hem net zo hard nodig hadden.
Ouderling Dieter Uchtdorf, die vandaag op het podium bij ons zit als een van de zeventigen, herinnert zich tot op de dag van vandaag hoe het graan rook en hoe het aanvoelde in zijn kleine jongenshanden. Misschien heeft zijn familie wel een van de zak- ken gekregen die ik gevuld heb.
Toen ik ongeveer tien jaar oud was, deed ik mijn eerste poging om het Boek van Mormon te lezen. Het eerste deel was makkelijk lopende nieuwtestamentische taal. Maar toen kwam ik bij de geschriften van de oudtestamentische profeet Jesaja. Ik begreep het niet en vond het moeilijk te lezen. Ik legde het boek terzijde.
Ik deed verdere pogingen om het Boek van Mormon te lezen. Maar ik las het pas helemaal uit op een troe- pentransportschip met andere bom- menwerperbemanningen dat op weg was naar de oorlog in de Grote Oce- aan. Ik besloot dat ik het Boek van Mormon zou lezen en er zelf achter komen of het waar was of niet. Ik las en herlas zorgvuldig het hele boek. Ik beproefde de belofte die erin staat. Dat was een gebeurtenis die mijn le- ven veranderde. Daarna heb ik het boek nooit meer terzijde gelegd.
A H O N A
72
Veel jonge mensen hebben het beter gedaan dan ik.
Een vijftienjarige zoon van een zendingspresident ging naar een school voor voortgezet onderwijs waar weinig leden van de kerk naar- toe gingen.
Op een dag kreeg de klas een proefwerk met goed-of-fout-vragen. Matthew was er vast van overtuigd dat hij de antwoorden wist op alle vragen, behalve vraag 15. Die luidde: 'Joseph Smith, de zogenaamde mor- moonse profeet, heeft het Boek van Mormon geschreven. Goed of fout?'
Hij kon de vraag eigenlijk niet goed beantwoorden, dus herschreef hij, als slimme tiener, de vraag. Hij streepte het woord zogenaamde door en verving het woord geschreven door vertaald. Toen stond er: 'Joseph Smith, de mormoonse profeet, heeft het Boek van Mormon vertaald.' Hij gaf aan dat het goed was, en leverde het in.
De volgende dag vroeg de leraar streng waarom hij de vraag had ver- anderd. Hij glimlachte en zei: 'Om- dat Joseph Smith het Boek van Mormon niet heeft geschreven, maar vertaald, en omdat hij niet zoge- naamd, maar echt een profeet was.'
Toen mocht hij de klas vertellen hoe hij dat wist.17
In Engeland maakten mijn vrouw en ik kennis met Dorothy James, de weduwe van een predikant die bij de kathedraal van Winchester woonde. Ze haalde een familiebijbel tevoor- schijn die jarenlang zoek was geweest.
Jaren eerder waren de bezittingen van een familielid verkocht. De nieuwe eigenaar vond de bijbel in een bureautje dat meer dan twintig jaar op slot had gezeten. Er zaten ook wat brieven in van een kind dat Beaumont James heette. Hij slaagde erin de familie James op te sporen en gaf ze de verloren familiebijbel terug.
Op het titelblad las mijn vrouw de volgende notitie: 'Deze bijbel is in onze familie sinds de tijd van Thomas James in 1683, die een rechtstreekse afstammeling was van Thomas James, de eerste bibliothe- caris van de Bodleian Library te Ox- ford, die in augustus 1629 begraven is in de New College Chapel. [Was getekend] C.T.C. James, 1880.'
De kantlijnen en lege bladzijden waren helemaal vol aantekeningen in het Engels, Latijn, Grieks en He- breeuws. Eén aantekening raakte haar vooral. Onderaan het titelblad las ze: 'De beste indruk van de Bijbel ontstaat als hij op het hart van de lezer gedrukt wordt.'
En vervolgens dit citaat uit de Schriften: 'Onze brief zijt gij, ge- schreven in onze harten, kenbaar en leesbaar voor alle mensen, daar gij toont een brief van Christus te zijn, door onze dienst opgesteld, niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten. 2 Korintiërs 3:2-3.'18
In mijn eigen exemplaar van het Boek van Mormon staan ook veel aantekeningen in de kantlijn en veel strepen onder teksten. Ik was eens met president Hinckley in Flo- rida. Aan het spreekgestoelte draai- de hij zich om en vroeg om een exemplaar van de Schriften. Ik gaf hem mijn exemplaar. Hij bladerde er een paar seconden doorheen, keer- de zich om, gaf het terug en zei: 'Dat kan ik niet lezen. Je hebt alles doorgestreept!'
Amos heeft geprofeteerd over 'een honger in het land (...), geen honger naar brood, en geen dorst naar water, maar om de woorden des Heren te horen.'19
In een wereld die veel gevaarlij- ker is dan de wereld van de kleine Manfred Schütze en Dieter Uchtdorf, heeft Het Boek van Mormon: een ge- tuige van Jezus Christus de voedende
Zendelingen die Temple Square als werkgebied hebben, begroeten bezoekers en vertellen in veel verschillende talen over het evangelie.
JANUARI 73
2 0 0 2
kracht om de verhongerende geesten van de wereld te genezen.
Manfred Schütze is nu lid van het Derde Quorum der Zeventig en houdt toezicht op onze seminaries in Oost-Europa. Zijn moeder, die nu 88 is, gaat nog steeds naar de tempel in Freiberg, waar Herbert Schreiter eens raadgever van de president was.
Ik ging met ouderling Waker F. Gonzalez, een nieuw lid van de Zeventig, uit Uruguay, naar een con- ferentie in Moroni (Utah), een plaatsje met een naam uit het Boek van Mormon. Er is geen enkele dok- ter of tandarts in Moroni. Voor boodschappen moeten ze de stad uit. Hun leerlingen worden met bus- sen naar een scholengemeenschap aan de andere kant van de vallei gebracht.
We hadden een bijeenkomst met 236 aanwezigen. Om ouderling Gonzalez niet de indruk te geven dat er alleen maar simpele boeren aan- wezig waren, sprak ik dit korte getui- genis uit: 'Ik weet dat het evangelie waar is en dat Jezus de Christus is.' Ik vroeg of iemand dat in het Spaans kon herhalen. Er gingen enkele han- den de lucht in. Kon iemand anders het in een andere taal herhalen? De zin werd herhaald in het:
Japans
Spaans
Duits
Portugees
Russisch
Chinees
Tongaans
Italiaans
Tagalog
Nederlands
Fins
Maori
Pools
Koreaans
Frans
15 talen
Testament in de Bijbel begrijpen. Ik weet dat het waar is.
In deze uitgave van het Boek van Mormon uit 1830, die door de 23-ja- rige Egbert B. Grandin gedrukt is voor de 23-jarige Joseph Smith jr., lees ik op bladzijde 105: 'Wij spre- ken van Christus, wij verheugen ons in Christus, wij prediken Christus, wij profeteren van Christus, en wij schrijven volgens onze profetieën, opdat onze kinderen mogen weten uit welke Bron zij vergeving hunner zonden mogen verwachten.'20
En dat is, daarvan verzeker ik u, precies wat we doen. In de naam van Jezus Christus. Amen. □
NOTEN
1. Zie Exodus 28:30; Leviticus 8:8; Numeri 27:21; Deuteronomium 33:8;
1 Samuël 28:6; Ezra 2:63; Nehemia 7:65.
2. John M'Clintock en James Strong, Cycbpedia of Biblical, Theological, and Ecclesiastical Literature (1867-1881), zie 'Urim and Thummim'.
3. Moroni 10: 4-5.
4. Zie 2 Ne. 2:21; 33:9; Alma 12:24; 34:32; 42:4.
5. Zie 2 Ne. 9:3-7; Mosiah 16:8; 3Nephill.
6. Zie Alma 34:34; 40:11-14, 21.
7. Zie 2 Ne. 9:12; Alma 40:23; 41:2; 3 Ne. 11:1-16.
8. Zie Mosiah 4:1-3, 12,26; Alma 4:14.
9. Zie Alma 34:15-16; 41:14; 42:15-16,22-25.
10. Zie 2 Ne. 4:35; 32:8-9; Enos 1:9; Alma 13:28; 34:17-27, 37:36-37;
3 Ne. 18:19-21; Moroni 7:26.
11. Zie 2 Ne. 6:2; Mosiah 18:18; Alma 6:1; 13; 3 Ne. 11:21; 18:37; Moro. 2:2; 3:4.
12. Zie 2 Ne. 11:5; Mosiah 5:5; 18:13; Alma 13:8, 16.
13. Zie 2 Ne. 32:2-3; Omni 1:25; Moro. 7:25, 37.
14. Zie 1 Ne. 16:9; 17:44-^5; Enos 1:10; Alma 32:23; Helaman 5:30; 3 Ne. 11:3.
15. Zie 1 Ne. 11:13-33; 2 Ne. 2:6-10; Mosiah 3:5-12; Alma 7:7-13;
3 Ne. 27:13-16.
16. Johannes 6:35.
17. Zie George D. Durrant, 'Helping Your Children Be Missionaries', Ensign, oktober 1977, blz. 67.
18. Donna S. Packer, On Footings from the Past: The Packers in England (1988), blz. 329.
19. Amos8:ll.
20. The Book of Mormon (1830), blz. 105; zie ook 2 Ne. 25:26.
Nogmaals: ik weet dat het evange- lie waar is en dat Jezus de Christus is.
Ik houd van dit Boek van Mor- mon: een getuige van Jezus Christus. Bestudeer het, dan kunt u zowel het Oude Testament als het Nieuwe
L I A H O N A
74
Pal staan
Bisschop H. Dctvid Burton
Presiderende bisschop
'Jezus Christus is ons volmaakte voorbeeld van iemand die altijd pal stond. Hij is de verpersoonlijking van integriteit, kracht en moed.'
om tegen een gezamenlijke vijand te strijden. Overal is buitengewoon moedig gedrag waar te nemen. De humanitaire hulpverlening is onme- telijk. Ongeacht ras of godsdienst hebben mensen hulp aan de slacht- offers en hun familieleden gegeven. Ontelbare gebeden zijn uitgespro- ken. De macht van het goede staat pal tegen de macht van het kwaad en zinloos geweld.
Er wordt wel gezegd dat iemand die geen partij kiest, ooit een keer een keus zal moeten doen. Als we tot nu toe moeite hebben gehad om partij te kiezen, wordt het nu tijd dat we de moed verzamelen om pal te staan voor rechtschapenheid en zonde te vermijden.
Het leven, de bediening en de le- ringen van onze Heiland, Jezus Christus, zijn een voorbeeld voor ons eigen leven. Jezus Christus is ons volmaakte voorbeeld van ie- mand die altijd pal stond. Hij is de verpersoonlijking van integriteit, kracht en moed. Ik wil drie voor- beelden uit de bediening van de Heiland gebruiken.
Ten eerste, na zijn doop werd Jezus geïnspireerd om Zich af te zon- deren en met zijn Vader te commu- niceren. Veertig dagen lang at Hij niet om zijn lichaam aan zijn godde- lijke geest te onderwerpen. In zijn verzwakte toestand werd Hij door de verzoeker bezocht, die Hem aan- spoorde om zijn grote macht te ge- bruiken en uitzonderlijke prestaties te verrichten. Toen de verzoeker voorstelde om stenen in brood te veranderen, zodat Hij zijn honger
Een wijs man gaf vaak het vol- gende, eenvoudige advies: 'David, sta pal'. Mijn vader verwachtte niet dat ik langer zou worden of op mijn tenen ging staan, maar hij bedoelde dat ik moedig de juiste beslissing moest nemen, zon- der principes aan de kant te zetten, zonder geestelijke normen te nege- ren, en zonder verantwoordelijkheid te ontlopen. Als ik zijn advies op- volgde, ging het goed in mijn leven. Als ik niet pal stond, was het leven meestal onprettig. Ik vroeg onlangs aan mijn twee kleinzoons wat zij zouden doen als onze hemelse Vader aan hen zou vragen om pal te staan. De een ging automatisch op zijn te- nen staan, maar allebei zeiden ze: 'Hij wil dat wij het goede kiezen.'
Na de diepe ellende en opschud- ding van 11 september staan man- nen, vrouwen en landen pal. Vijanden en vrienden komen samen
kon stillen, stond de Heiland pal door te zeggen: 'Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat' (Matteüs 4:4). Op de uitnodiging om Zich van de tempel af te werpen en door de engelen gered te worden, zei Hij: 'Gij zult de Here, uw God, niet ver- zoeken' (Matteüs 4:7). En op het voorstel om Zich neder te werpen en de duivel te aanbidden, in ruil voor de rijkdom en de eer van de wereld, antwoordde Hij moedig: 'De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen' (Matteüs 4:10).
De verleider zet zijn sluwheden onverminderd voort. Door het stre- ven naar wereldse goederen ver- waarlozen sommige mensen hun principes. De mens is vaak niet in staat om onderscheid te maken tus- sen behoeften en wensen. Gezinnen lijden door het gebrek aan genegen- heid, erkenning en leiderschap van de ouders. Velen gebruiken onethi- sche, onzedelijke en vaak illegale methoden om steeds meer goederen te verwerven.
Als u verstrikt bent geraakt in het streven om goederen te verwerven, wordt het nu tijd om moedig pal te staan. Als u liever goederen hebt dan de liefde van God, wordt het nu tijd om pal te staan. Als u bent geze- gend met een overvloed, wordt het nu tijd om pal te staan en behoefti- gen in uw overvloed te laten delen.
Het tweede voorbeeld — de Hei- land riep zijn volgelingen een keer bijeen en zei: 'Hoort en verstaat! Niet wat de mond binnengaat, maakt de mens onrein, maar wat de mond uitkomt, dat maakt de mens onrein' (Matteüs 15:10-11).
Veel mensen gebruiken de naam van God ijdel in hun dagelijks taalge- bruik. Onder onze jongeren wordt vulgaire en ruwe taal gemakkelijk ge- bruikt om hun gevoelens tot uitdruk- king te brengen. Jonge vrienden, nu is het tijd om pal te staan en deze woorden uit je vocabulaire te verwij- deren. Jullie weten welke woorden ik bedoel. Helaas hoor je ze overal om je heen — op school, in muziek en tijdens sportevenementen. Is er moed voor nodig om pal te staan?
JANUARI
75
2 0 0 2
Een gezin buiten de Tabernakel op Temple Square.
Uiteraard. Kun je die moed verzame- len? Natuurlijk. Vraag om kracht van je hemelse Vader om die zwakheid te overwinnen. De Heiland heeft ge- zegd: 'Bid altijd, en Ik zal mijn Geest op u uitstorten, en groot zal uw zegen
zijn' (LV 19:38). Er wordt gezegd: 'De grootste hoogten zijn op onze knieën te bereiken.' ('New Era Poster: Stan- ding TalP, New Era, oktober 2001, blz. 19.) Vloeken en schelden is niet verheffend, maar ontheiligend. Mijn
vrouw en ik hebben honderden sport- evenementen van jongeren bijge- woond. Te vaak horen we trainers en andere volwassenen schelden of vloe- ken, terwijl ze een voorbeeld zouden moeten zijn. Volwassenen moeten pal staan en ruwe en ongepaste taal mijden.
U hebt de volgende zinsnede wel- eens gehoord: 'Uw daden zijn zo luid, dat ik uw woorden niet kan horen'. Onze daden spreken boekdelen over ons. Wij moeten de raad van de pro- feten opvolgen en ons fatsoenlijk kle- den. 'Onfatsoenlijke kleding omvat korte broeken en rokken; strakke kleding, truitjes die de navel niet be- dekken, en andere onthullende kle- dij.' (Voor de kracht van de jeugd [2001], blz. 12.) Kleding die fatsoen- lijk, netjes en schoon is, is opbou- wend. Onfatsoenlijke kleding is onterend. Als u ook maar enigszins twijfelt, vraag uzelf dan af: 'Zou ik mij op mijn gemak voelen als de Heer voor me stond?' Moeders, u bent het beste in staat om hier ons voorbeeld en geweten in te zijn. Maar vergeet niet dat jongeren schijnheiligheid net zo makkelijk kunnen ruiken als de geur van versgebakken brood. Ou- ders, adviseer uw zoons en dochters om pal te staan tegen onzedelijkheid, en voeg u zelf ook bij hen.
Ten derde, u zult zich herinneren dat de Heiland als antwoord op de vraag van de wetgeleerde wie zijn naaste was de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan vertelde. Hij zei dat een man tijdens zijn reis van Jeruzalem naar Jericho beroofd, mishandeld en voor dood achterge- laten werd. Eerst kwam er een priester langs, die zich van hem af- keerde en aan de overkant van de weg doorliep. De volgende persoon die langskwam, verleende ook geen hulp. De derde persoon, een Sama- ritaan, verbond zijn wonden en re- gelde dat hij verzorgd werd. Toen vroeg Jezus wie zijn naaste was. De wetgeleerde antwoordde dat de naaste de persoon was die hulp had verleend. De Heiland zei: 'Ga heen, doe gij evenzo.' (Lucas 10:37; zie vss. 30-37.)
Als we onze naasten helpen, staan we dan alleen open voor hun
LIAHONA
76
behoeften of ook voor hun gevoe- lens? Is onze naastenliefde selectief en alleen op de leden van onze kerk gericht? Of is die alomvattend, on- geacht geloof, huidskleur of andere ogenschijnlijke verschillen? De Hei- land maakte geen onderscheid in de definitie van onze naaste. Soms wordt ons kerkjargon verkeerd be- grepen en lijkt het wel of wij onge- voelig of zelfs laatdunkend zijn ten opzichte van onze naasten. Net als wat ouderling Ballard gisteren zei, ben ik ook geen voorstander van de term niet-lid. Als we andere mensen niet-leden noemen, kunnen zij zich afvragen of wij vinden dat zij geen lid van de samenleving, de stad of de mensheid zijn. We zeggen al snel dat wij anderen in onze omgeving accepteren en erbij betrekken, maar in de ogen van sommige mensen lijkt het erop dat we hen al te vaak nauwelijks tolereren. We kunnen al- leen liefde voor onze naasten ont- wikkelen als we onszelf en God liefhebben. Laten we pal staan en onze naasten ondubbelzinnig lief- hebben en respecteren.
Een aantal jaren geleden overleed een goede vriend van de familie. Hij en zijn vrouw gingen af en toe in de bergen wandelen. Op een herfstmid- dag beklommen ze een steil bergpad naar een prachtige waterval. Toen ze terugliepen, vroegen verschillende mensen die naar boven gingen: 'Is het de moeite waard?' Onze vriend antwoordde altijd bevestigend. Maar later zeiden ze dat het alleen de moeite waard was als je van frisse lucht, bergen, lichaamsbeweging en liefdevol gezelschap houdt.
Als de invloed en druk van ande- ren en de behoefte om geaccepteerd te worden groot is, kunnen sommige mensen zich afvragen: 'Is het de moeite waard om pal te staan?' Op die vraag antwoord ik: Als u het eeuwige leven belangrijk vindt en als u ware vreugde wilt ervaren, dan is pal staan de vereiste vastberaden- heid en onvermoeibare dagelijkse in- spanning waard.'
Ik bid dat wij allemaal pal aan de kant van de rechtschapenheid staan, in de naam van onze Heer en Mees- ter, Jezus Christus. Amen. □
'Vrees niet,
want zij, die bij
ons zijn, zijn talrijker'
Sharon G. Larsen
Tweede raadgeefster in het algemeen [ongevrouwenpresidium
lWe staan er niet alleen voor in deze heilige opdracht van ouderschap, liefde en leiderschap. Er bestaat geen grotere vreugde. Het is ieder offer waard.'
enige partner was bezorgd en telde met hoeveel man zij waren, maar Elisa verzekerde hem ervan dat zij, als ze aan de kant van de Heer ston- den, ongeacht het aantal wereldse vijanden, in de meerderheid waren. Ik getuig dat de troostende woorden van Elisa tot zijn jonge vriend ook nu nog waar zijn: 'Zij, die bij ons zijn, zijn talrijker dan zij, die bij hen zijn' (2 Koningen 6:16). De Heer zal onze jonge mensen met vurige paar- den en wagens omgeven en bescher- men (net als Elisa) in de vorm van ouders, grootouders, tantes, ooms, buren, leidinggevenden en vrienden die heel veel van hen houden en hen leiden.
De afgelopen vier jaar zat ik tot mijn nek toe in het werk met de jon- gevrouwen. Wanneer we overal heen reizen en dan met hen praten, leren we hun hoop, hun dromen, angsten en teleurstellingen enigszins kennen. Ik herhaal de woorden van president Hinckley: 'Dit is de beste generatie die we ooit in de kerk hebben gehad.' (Church News, 15 februari 1997, blz. 3.) In het algemeen staan onze jonge mensen heldhaftig en energiek voor goedheid en fatsoen.
Maar hoe sterk en goed ze ook zijn, onze jongeren hebben hulp nodig. Het programma 'Mijn persoonlijke voor- uitgang' van de jongevrouwen, het
Als ouders en jeugdleiders zijn we misschien gemakke- lijk geneigd de moed te ver- liezen en bezorgd in onze handen te wringen om de jeugd en de wereld waarin zij leven.
Onze omstandigheden nu zijn niet zonder precedent, noch zonder hoop. Toen Henoch de profeet was, weenden de hemelen wegens de goddeloosheid van de wereld. (Zie Mozes 7:28-37.) Het lijdt geen twij- fel dat de hemelen tegenwoordig ook wenen.
De profeet Elisa was door het he- le Syrische leger omsingeld en ze wa- ren vastbesloten hem te doden. Zijn
JANUARI
77
2 0 0 2
Een wachtende vrouw achter een pilaar op plazaniveau van het Conferentiecentrum.
programma 'Plicht jegens God' van de Aaronische priesterschap, Lei- draad voor ouders en leidinggevenden van jongeren, en het herziene boekje Voor de kracht van de jeugd zal ouders en leiders tot steun zijn als zij actief en direct betrokken zijn bij het te- genhouden van de afglijdende mo- raal. Onze jongeren willen meer dan kostbazen. Ze willen mensen die van hen houden en hen leiden. Zij ver- dienen die bescherming.
Een essentieel onderdeel van die liefde is luisteren. Ik weet wat luiste- ren is want ik heb dat gelukkig zelf ondervonden.
Ik werkte vroeger vaak met mijn vader op de boerderij. Ik vond het niet altijd leuk, maar als het lunch- tijd was, gingen we altijd in de scha- duw van de hoge populieren zitten, en dan aten we ons lunchpakket en praatten met elkaar. Mijn vader greep dat niet aan als een gouden gelegenheid om mij eens even aan de regels te herinneren en de les te lezen. We praatten gewoon — over van alles en nog wat.
Ik kon dan ook vragen stellen. Ik voelde me dan zo veilig dat ik zelfs vragen durfde stellen waarbij hij zich niet op zijn gemak zou voelen. Ik weet
nog dat ik hem vroeg: 'Waarom heb je me vorige week bij mijn vrienden voor gek gezet toen ik niet op tijd thuis was, door me te komen halen?'
Zijn antwoord brengt me bij een ander aspect van liefde. Hij was niet willekeurig in zijn houding. Hij ver- wachtte dat ik me aan bepaalde ge- dragsnormen hield. Hij zei: 'Ik maakte me zorgen over het feit dat je nog zo laat op stap was. Ik wil vooral dat je veilig bent.' Ik besefte dat zijn liefde voor mij sterker was dan zijn verlangen naar slaap of het ongemak zich weer te moeten aankleden en me met de auto te zoeken.
Of het nu op het hooiveld is of op een andere ongedwongen plek, op zulke momenten wordt het reservoir bijgevuld voor andere momenten die misschien niet zo idyllisch en se- reen zijn. Met een dergelijke inves- tering blijft een band bestaan — ondanks strenge leer en correctie — of misschien als gevolg ervan.
Liefde is luisteren als zij behoefte aan praten hebben — midden in de nacht, 's ochtends om zes uur op weg naar het seminarie of als u staat te koken. Heeft u de clip van de kerk op de televisie gezien die begint met een donkere slaapkamer? De deur gaat
open en je ziet een meisje met een boek onder haar armen binnenko- men. Ze gaat naar haar vader die in diepe rust verkeert, en vraagt: 'Papa, wil je me voorlezen?' De vader doet zijn ogen niet open, maar mompelt in zijn slaap. 'O, liefje, papa is zo moe, vraag het maar aan mama.' Het klei- ne meisje trippelt naar de andere kant van het bed waar haar moeder slaapt en vraagt: 'Mama, mag papa me voorlezen?' Dan zie je hoe de ogen van de vader zich wijd open- sperren, en op het volgende beeld zit- ten ze gezellig met z'n drieën bij elkaar en leest de vader voor.
Liefhebben doen we wellicht van nature, maar leiden is een verfijnde vaardigheid die we misschien niet serieus genoeg nemen. Wij leiden bijvoorbeeld meer door ons voor- beeld dan op welke andere manier dan ook. Dat is een zware belasting voor ouders en jeugdleiders.
Kunnen onze jongeren aan de ma- nier waarop wij leven, praten en bid- den zien dat we van de Heer houden? Weten zij dat hun Vader in de hemel een God van liefde is doordat ze zich geliefd voelen als ze bij ons zijn? Zijn zij ervan overtuigd dat wij niet onder invloed van allerlei wind van leer of het valse spel van sociale druk en we- reldse acceptatie bewogen zullen wor- den? (Zie Efeziërs 4:14.)
Als we in rechtschapenheid lei- ding willen geven, mag er geen twij- fel over bestaan waar wij staan. Kleine onzekerheden van onze kant kunnen grote onzekerheden in onze kinderen teweegbrengen.
Soms vraag ik me af of wij als moe- ders er de oorzaak van zijn dat onze kinderen zich onder druk voelen staan om populair te zijn en geaccep- teerd te worden. Als wij onze verlan- gens zo bijstellen dat onze normen de normen van de Heer zijn, maken we duidelijk dat er in het koninkrijk van de Heer geen dubbele moraal is.
Na de toespraak van president Hinckley vorig jaar november vertel- de een jonge vrouw aan haar moeder dat haar jongevrouwenleidster haar tweede setje oorringetjes uit had ge- daan. Deze kritische jonge mensen merken zoiets op. Ze merken hoe lang uw korte broek is, en of u iets
L I
A H O N A 78
moest wegstoppen of -spelden om die blouse te kunnen dragen. Ze merken wat u draagt (of niet draagt) als u in de tuin werkt. Ze merken naar welke film u gaat kijken in de bioscoop.
Wij hebben verbonden met de Heer gesloten, en leidinggeven is vaak een toets voor het niveau van onze toewijding aan die verbonden.
Een jonge moeder zei: 'Een goede ouder zijn vergt enorm veel tijd en energie. Het is gemakkelijker om mijn kinderen bij de televisie in slaap te laten vallen, intussen het huis op te ruimen en ze dan in bed te leggen, dan de Schriften met ze te lezen, sa- men te bidden, voor te lezen, en ze daarna in te stoppen. Maar ze ver- heugen zich op die avondceremonie, en ik weet dat die investering, zelfs als ik te moe ben om te bewegen, eeuwige winst zal opleveren.' Conse- quent leiderschap draagt ertoe bij dat jongeren verstandige keuzen doen en dan groeit ons vertrouwen in hen.
Ik weet nog dat ik een keer toen ik zestien was, mijn moeder met mijn vader hoorde praten. Ze maak- te zich zorgen over bepaalde keuzen die ik deed. Ik was niet schuldig aan enige zonde erger dan de onvolwas- senheid van de jeugd, maar mama maakte zich zorgen. Wat mijn vader zei, werd in mijn hart gebrand: 'Maak je geen zorgen', zei hij tegen mama. 'Ik heb vertrouwen in Sharon en ik weet zeker dat ze het goede zal kiezen.' Die uren in het hooiveld wierpen op dat moment hun vruch- ten af. Vanaf dat ogenblik was ik volledig verbonden met die ouders vol liefde en vertrouwen.
Eén van de grootste toetsen voor ouders en leidinggevenden komt als ze moeten houden van iemand die dat schijnbaar onmogelijk maakt. Dat is een moeilijke taak. Wij moe- ten daarvoor ons hart oprekken en dat veroorzaakt pijn in de ziel. Als ouders met een gebroken hart om hulp bidden, komt die hulp vaak in de vorm van engelachtige tantes of ooms, grootouders, goede vrienden en leidinggevenden die onze geliefde na staan. Zij kunnen onze bood- schap nieuw leven inblazen zodat ons kind weer op het spoor komt zo- als wij hebben gebeden.
Wijze liefde en doelmatig leider- schap onder andere zullen de vloed- golf van goddeloosheid stuiten terwijl we de volgende generatie voorberei- den op de verblijdende genoegens van het ouderschap. Wij zullen nooit de vreugde vergeten die we voelden toen onze zoon van twaalf voor het eerst het avondmaal ronddiende of wanneer wij het avondmaalsgebed met de stem van onze zoon hoorden. Hoe leg je uit wat je voelt als je je dochter getuigenis hoort geven van de Heiland of meemaakt dat ze haar onderscheiding 'Voorbeeldige jonge- vrouw' ontvangt?
Wij zien een glimp van de hemel
als we in de tempel zijn met ons kind dat aan het altaar knielt tegenover een fijne partner. Ze zijn klaar om sa- men een leven van belofte en presta- ties te beginnen dat wij mede gevoed hebben. Dat is de tijd van de oogst.
Ik sluit met mijn getuigenis dat we er niet alleen voor staan in deze heilige opdracht van ouderschap, liefde en leiderschap. Er bestaat geen grotere vreugde. Het is ieder offer, elk ongelegen ogenblik, ieder onsje geduld, persoonlijke discipline en volharding waard. 'Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?' (Ro- meinen 8:31.) In de naam van Jezus Christus. Amen. □
JANUARI 79
2 0 0 2
'Uw eigen huis in orde brengen'
Ouderling Russell M. Nelson
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Ons gezin is het middelpunt van ons grootste werk en onze grootste vreugde in dit leven; en dat zal ook in de eeuwigheid zo zijn.'
andere arm om onze jongste dochter heen. Om ze te beschermen, pro- beerde ik ze dicht tegen me aan te houden. Maar toen we over de rand gingen, werd de gebogen boot een gigantische slinger die mij de lucht in slingerde. Ik kwam in de kolkende stroomversnellingen van de rivier terecht. Ik had moeite om boven te komen. Elke keer als ik probeerde ergens lucht te happen, kwam ik te- gen de onderkant van de boot aan. Mijn gezinsleden konden mij niet zien, maar ik hoorde ze roepen: 'Pa- pa! Waar is papa?'
Uiteindelijk vond ik de zijkant van de boot, en ik kwam boven. De familie trok mijn bijna verdronken lichaam uit het water. We waren dankbaar dat we weer veilig bij el- kaar waren.
De volgende paar dagen waren prettig en verrukkelijk. Maar toen kwam de laatste dag, waarop we over de Lava Falls -waterval moesten, die bekendstaat als de gevaarlijkste val van de reis. Toen ik zag wat er voor ons lag, liet ik onmiddellijk de boot aan de kant leggen en hielden we een noodgezinsraad, in de wetenschap dat we dit goed moesten plannen als we het wilden overleven. Ik zei tegen de anderen: 'Wat er ook gebeurt, de rubber boot blijft altijd drijven. Als we uit alle macht de touwen vasthou- den die aan de boot vastzitten, dan kunnen we het halen. Zelfs als kap- seist de boot, dan halen we het toch
Toen mijn vrouw en ik jaren geleden nog enkele tienerd- ochters thuis hadden, gingen we als gezin op een vakantie, ver weg van telefoon en vriendjes. We zakten met een rubberboot door de Grand Canyon de rivier de Colorado af. Voordat we aan onze reis begon- nen, hadden we geen idee hoe ge- vaarlijk die reis kon zijn.
De eerste dag was prachtig. Maar op de tweede dag, toen we de bij de Horn Creek stroomversnellingen aankwamen en ik zag hoe steil het daar naar beneden ging, was ik doodsbang. Ons dierbare gezinnetje stond op het punt om, drijvend in een rubber bootje, zich van een wa- terval af te storten! Instinctief sloeg ik een arm om mijn vrouw en de
nog als we maar stevig de touwen vasthouden.'
Ik wendde me tot ons dochtertje van zeven en zei: 'Alle anderen hou- den zich vast aan een touw. Maar jij moet papa vasthouden. Ga achter me zitten. Doe je armen om me heen en houd me stevig vast, terwijl ik het touw vasthoud.'
Dat deden we. We gingen over die steile, ruwe stroomversnellingen, ons goed vasthoudend omdat ons le- ven ervan afhing, en we kwamen er allemaal veilig doorheen.1
DE LES
Broeders en zusters, ik verspeelde bijna mijn leven en leerde daarbij een les die ik u nu breng. Op onze reis door het leven, over erg ruwe wateren, kan het zijn dat de instinc- tieve neiging van een vader om zich stevig vast te houden aan zijn vrouw of kinderen niet de beste manier is om zijn doel te bereiken. Als hij zich in plaats daarvan liefdevol vasthoudt aan de Heiland en aan de ijzeren roede van het evangelie, dan zullen zijn gezinsleden zich aan hem en aan de Heiland willen vasthouden.
Die les geldt beslist niet alleen vaders. Iedereen, ongeacht wat zijn geslacht, burgerlijke staat of leeftijd is, kan besluiten zich rechtstreeks vast te houden aan de Heiland, en aan de roede van zijn waarheid, en zich te laten leiden door het licht van die waarheid. Doen zij dat, dan worden zij een voorbeeld van recht- schapenheid waaraan anderen zich zullen willen vasthouden.
HET GEBOD
Voor de Heer is het gezin van es- sentieel belang. Hij heeft de aarde geschapen zodat wij een stoffelijk li- chaam konden krijgen en een gezin stichten.2 Hij heeft zijn kerk gesticht om gezinnen tot de verhoging te brengen. Hij verschaft ons tempels, zodat het gezin voor altijd bij elkaar kan blijven.3
Vanzelfsprekend verwacht Hij dat de vader de gezinsleden presideert, onderhoudt en beschermt.4 Maar de Meester heeft nog veel meer ge- vraagd. In heilige Schriftuur is een gebod gegrift om 'uw huis in orde te
A H O N A 80
Ondanks de grote menigte die in het Conferentiecentrum bijeen is, luisteren de conferentiegangers aandachtig naar elke spreker.
brengen'.5 Als wij, ouders, het belang en de betekenis van dat gebod een- maal begrijpen, dan moeten we leren hoe we dat doen.
HOE UW HUIS IN ORDE TE BRENGEN
Om ons huis zo in orde te bren- gen dat het de Heer behaagt, moe- ten we het op zijn manier doen. We moeten zijn eigenschappen 'gerech- tigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid'6 ge- bruiken. Elke vader dient te onthou- den dat 'geen macht of invloed [...] krachtens het priesterschap [kan of dient] te worden gehandhaafd, dan alleen door overreding, lankmoedig- heid, zachtmoedigheid, ootmoed en door ongeveinsde liefde.'7
Ouders behoren levende voor- beelden te zijn van 'vriendelijkheid en zuivere kennis, die de ziel (...) grotelijks zal ontwikkelen.'8 Alle moeders en vaders dienen zelfzuch- tige belangen opzij te zetten en elke gedachte aan huichelarij, geweld of kwaadsprekerij te vermijden.9 Ou- ders komen er al snel achter dat elk kind een aangeboren zucht naar vrijheid heeft. Ieder wil zijn of haar eigen weg gaan. Niemand wil beper- kingen opgelegd krijgen, zelfs niet
door een ouder met goede bedoelin- gen. Maar we kunnen ons allemaal vasthouden aan de Heer.
Dat wist Job eeuwen geleden ook al. Hij heeft gezegd: 'Aan mijn ge- rechtigheid houd ik vast en ik geef haar niet op.'10 En Nephi heeft ge- zegd: 'Allen, die het woord Gods ge- hoor wilden schenken (. . .) en zich daaraan vasthouden, (. . .) zouden nimmer verloren gaan.'11
Die grondbeginselen zijn net zo tijdloos als het evangelie, en net zo eindeloos als de eeuwigheid. Denk maar eens na over deze andere aan- sporingen uit de Schriften:
In het oudtestamentische Spreu- ken lezen we: 'Houd vast aan de tucht, laat haar niet los, bewaar haar, want zij is uw leven.'12
Uit het Nieuwe Testament: 'Broe- ders, staat vast en houdt u aan de overleveringen, die u door ons (...) geleerd zijn.'13
Uit het Boek van Mormon verne- men we dat er menigten mensen waren die 'zich voortdurend vast [hielden] aan de ijzeren roede"4 en haar als zinnebeeld zagen van 'het woord Gods'.15 Die ijzeren roede, die verankerd is in waarheid, is onwrik- baar en onveranderbaar.
ANDERE GODDELIJKE OPDRACHTEN
Ouders behoren zich niet alleen zelf vast te houden aan het woord van de Heer, maar zij hebben ook opdracht van God om hun kinde- ren dat te leren. De aanwijzing daarvoor in de Schriften is duide- lijk: 'Voor zoverre er in Zion (. . .) ouders zijn die kinderen hebben, en deze niet onderwijzen in de leer van bekering, geloof in Christus, de Zoon van de levende God, en van doop, en de gave des Heiligen Geestes door het opleggen van han- den, wanneer zij acht jaar oud zijn, dan zij de zonde op het hoofd der
ouders
'16
Dat gebod legt de verantwoorde- lijkheid en rekenschap voor het onderwijs van kinderen op de schouders van de ouders. In de pro- clamatie aan de wereld over het gezin wordt gewaarschuwd dat mensen die 'hun taken in het gezin niet nakomen, [...] op een dag aan God rekenschap moeten afleggen.'17 Ik bevestig dat dat werkelijk zo zal zijn.
Voor het uitvoeren van die taken, hebben we zowel de kerk als het ge- zin nodig. Zij gaan hand in hand om elkaar te sterken. De kerk is er om
JANUARI 81
2 0 0 2
het gezin te verhogen. En het gezin is de fundamentele eenheid van de kerk.
Die onderlinge relatie wordt dui- delijk als we de eerste geschiedenis van de kerk bestuderen. In 1833 vermaande de Heer jonge leiders van zijn kerk omdat ze als ouders te- kortschoten. De Heer heeft gezegd:
'Ik heb u geboden uw kinderen in licht en waarheid groot te brengen.
'Maar voorwaar zeg Ik tot u (...)
'Gij hebt uw kinderen, in strijd met de geboden, geen licht en waar- heid onderwezen; (...).
'En nu geef Ik u een gebod: [...] gij [moet] uw eigen huis in orde brengen, want er zijn vele dingen in uw gezin, die niet zijn, zoals het be- hoort. Breng [...] eerst uw huis in orde.'18
Deze openbaring is een van de krachtigste bevestigingen van de in- tegriteit van de profeet Joseph Smith. Hij verwijderde niets uit de schriftuurlijke woorden van krachti- ge vermaning, ook al waren sommi- ge tot hem zelf gericht.19
In onze tijd heeft het Eerste Pre- sidium de prioriteit van ouders nog eens beklemtoond. Uit hun recente brief aan de heiligen haal ik het vol- gende aan: 'Wij vragen de ouders hun uiterste best te doen om hun kinderen de beginselen van het evangelie bij te brengen en [hen] in de kerk groot te brengen. In het ge- zin krijgt een rechtschapen leven vorm, en het gezin kan dan ook door niets of niemand worden ver- vangen, omdat alleen daar de nood- zakelijke en door God gegeven taken kunnen worden uitgevoerd.'20
WAARIN MOETEN OUDERS ONDERWIJZEN?
Laten we, met die heilige op- dracht in gedachten, eens overden- ken waarin wij moeten onderwijzen. In de Schriften krijgen ouders de aanwijzing om hun kinderen geloof in Jezus Christus, bekering, doop en de gave van de Heilige Geest te le- ren.21 Ouders dienen te onderwijzen in het heilsplan22 en het belang van een levenswijze die in overeenstem- ming is met de geboden van God.23 Anders zullen hun kinderen lijden
onder hun onwetendheid omtrent Gods verlossende en vrijmakende
wet.
24
Oud
ers dienen tevens een
voorbeeld te geven in het toewijden van hun leven — door hun tijd, ta- lenten, tiende en middelen25 toe te wijden aan de vestiging van de kerk en Gods koninkrijk op aarde.26 Door zo'n levenswijze zijn ouders hun na- geslacht letterlijk tot zegen. In de Schriften staat: 'Uw plicht [ligt] steeds in de kerk, en wel wegens uw [gezin].'"
WEERSTAND TEGEN HET GEZIN
Ouders en kinderen moeten be- seffen dat er altijd sterke tegen- stand zal zijn tegen het werk en de wil van de Heer.28 Omdat het de heerlijkheid en het werk van God is om onze onsterfelijkheid en eeuwi- ge leven als gezin29 tot stand te brengen, vloeit daar logischerwijze uit voort dat het werk van de te- genstander het hart van ons thuis zal treffen: het gezin. Lucifer valt onophoudelijk de heiligheid van het leven en de vreugde van het ouderschap aan.
Omdat de boze altijd bezig blijft, mag onze waakzaamheid nooit ver- slappen, zelfs geen moment. Een eenvoudige, schijnbaar onschuldige uitnodiging kan omslaan in een gro- te verleiding die tot een tragische overtreding kan leiden. We moeten dag en nacht, binnens- of buitens- huis, zonde vermijden en 'het goede [behouden]'.30
Het opruiende kwaad van porno- grafie, abortus en verslaving aan schadelijke middelen, ondermijnt net als termieten de onderliggende kracht van een gelukkig thuis en een getrouw gezin. We kunnen niet toegeven aan goddeloosheid zonder ons gezin gevaar te laten lopen.
Satan wil dat wij ons net zo ellen- dig voelen als hij.31 Hij wil onze dier- lijke begeerten activeren, ons verleiden om in geestelijke duister- nis te leven en te twijfelen aan de realiteit van het leven na de dood. De apostel Paulus heeft gezegd: 'In- dien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen
'32
VOORTZETTING VAN DE ZEGENINGEN VAN HET GEZIN
Maar als wij Gods grote plan van geluk begrijpen, dan versterkt dat ons geloof in de toekomst. Door zijn plan krijgen wij antwoord op eeu- wenoude vragen: is al onze genegen- heid en liefde voor elkaar alleen maar tijdelijk, en gaan zij verloren bij de dood? Nee! Kan het gezinsle- ven voortduren tot na deze periode van onze sterfelijke proeftijd? Ja! God heeft geopenbaard dat de eeu- wige aard van het celestiaal huwelijk en het gezin de bron van onze groot- ste vreugde zijn.
Broeders en zusters, materieel be- zit en de eer van de wereld zijn niet blijvend. Maar uw verbintenis als vrouw, man en gezin kan wél blij- vend zijn. De enige duur van het ge- zinsleven dat de meest verheven verlangens van de mensenziel bevre- digt, is eeuwig. Geen enkel offer is te groot om de zegeningen van een eeuwig huwelijk te verkrijgen. Om daarvoor in aanmerking te komen, hoeven we onszelf alleen maar god- deloosheid te ontzeggen en de tem- pelverordeningen te eren. Door heilige tempelverbonden te sluiten en die na te komen, bewijzen wij on- ze liefde voor God en voor onze partner, en onze ware achting voor ons nageslacht, zelfs voor hen die nog niet geboren zijn. Ons gezin is het middelpunt van ons grootste werk en onze grootste vreugde in dit leven; en dat zal ook in de eeuwig- heid zo zijn, wanneer wij tronen, ko- ninkrijken, rijken, (. . .) machten, heerschappijen, (. . .) verhoging en heerlijkheid (beërven).'33
Wij kunnen die zegeningen van onschatbare waarde ontvangen als wij ons huis nu in orde brengen en ons getrouw vasthouden aan het evangelie. God leeft. Jezus is de Christus. Dit is zijn kerk. President Gordon B. Hinckley is zijn profeet. Daarvan getuig ik, in de naam van Jezus Christus, Amen. □
NOTEN
1. Zie Russell M. Nelson en Rebecca M. Taylor, 'Van vriend tot vriend',
De Kinderster, maart 1997, blz. 6-7.
2. Zie LV 2:1-3.
L I A H O N A 82
3. Zie LV 138:47-48.
4. Zie 1 Timoteüs 5:8.
5. LV 93:44; zie ook 2 Koningen 20:1; Jesaja 38:1.
6. 1 Timoteüs 6:11.
7. LV 121:41.
8. LV 121:42.
9. Ziel Petrus 2:1.
10. Job 27:6.
11. INe. 15:24.
12. Spreuken 4:13.
13. 2 Tessalonicensen 2:15. Andere aanverwante schriftteksten zijn onder meer: '[Houd u vast aan] (...) de gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, in het geloof en de liefde, die in Christus Je- zus is'. (2 Timoteüs 1:13), en 'Laten wij de belijdenis van hetgeen wij [geloven] on- wankelbaar vasthouden' (Heb. 10:23).
14. INe. 8:30.
15. INe. 11:25.
16. LV 68:25; cursivering toegevoegd.
17. 'Het gezin: een proclamatie aan de wereld', De Ster, oktober 1998, blz. 24-
18. LV 93:40-44.
19. Zie LV 93:47.
20. In deze brief, gedateerd 1 1 februari 1999, en ondertekend door de presidenten Gordon B. Hinckley, Thomas S. Monson en James E. Faust, wordt ook beschreven wat ouders kunnen doen: 'Wij raden ou- ders en kinderen aan de hoogste prioriteit te geven aan gezinsgebed, gezinsavond, evangeliestudie en -onderwijs, en opbou- wende activiteiten. Zelfs als andere werk- zaamheden en bezigheden waardevol en nuttig zijn, moet men niet toestaan dat die de plaats gaan innemen van de taken die God heeft toegewezen aan ouders en ge- zin.' ('Brief van het Eerste Presidium', Liahona, december 1999, blz. 1.)
21. Zie Moroni 8:10; LV 19:31; 68:25-34; 138:33; Art. 1:4.
22. Zie Mozes 6:58-62.
23. Zie Leviticus 10:11; Deuteronomium 6:7; Mosiah 4:14.
24. Zie 2 Ne. 2:26; Mosiah 1:3; 5:8; LV 98:8.
25. Zie Mosiah 4:21-26; 18:27; Alma 1:27.
26. Zie BJS, Matteüs 6:38.
27. LV 23:3.
28. Zie Moroni 7:12-19.
29. Zie Mozes 1:39.
30. 1 Tessalonicensen 5:21.
31. Zie 2 Ne. 2:17-18, 27.
32. lKorintiërs 15:19.
33. LV 132:19.
De tijd waarin wij leven
President Gordon B. Hinckley
'Onze veiligheid schuilt in bekering. Onze kracht komt voort uit gehoorzaamheid aan de geboden van God. '
niet weten hoe die zal aflopen of hoe lang die zal duren. Voor het eerst sinds we een natie zijn geworden, zijn de Verenigde Staten op eigen grond- gebied zwaar aangevallen. Maar dit was niet alleen een aanval tegen de Verenigde Staten. Het was een aan- val tegen goede mensen en landen over de hele wereld. Alles was goed georganiseerd, schaamteloos uitge- voerd en de resultaten waren ramp- zalig. Naar schatting zijn er ruim vijfduizend mensen om het leven ge- komen, onder wie veel mensen uit andere landen. Het was een wrede, doortrapte en goddeloze daad.
Onlangs was ik met een aantal nationale godsdienstige leiders op het Witte Huis uitgenodigd om met de president te spreken. Toen hij met ons sprak, was hij open en eerlijk.
Diezelfde avond sprak hij in niet mis te verstane taal tot het congres en het land over het voornemen van Amerika en haar bondgenoten om de terroristen op te sporen die ver- antwoordelijk zijn voor de organisa- tie van deze gruweldaad en iedereen die hen een vrijplaats biedt.
Nu zijn we in oorlog. Er zijn grote legers gemobiliseerd en er zal meer volgen. Er worden politieke bondge- nootschappen gesloten. We weten niet hoe lang dit conflict zal duren. We weten niet hoeveel slachtoffers er zullen vallen en hoeveel geld het gaat kosten. We weten ook niet hoe het conflict zich zal ontwikkelen. Het kan het werk van de Heer op verschillende manieren beïnvloeden.
Geliefde broeders en zusters, nederig aanvaard ik deze gele- genheid. Ik bid dat ik door de Geest van de Heer geleid zal worden. Ik heb zojuist het bericht gekre- gen dat de VS een raketaanval zijn begonnen. Ik hoef u er niet aan te herinneren dat we in een gevaarlijke tijd leven. Ik wil graag over deze tijd en onze omstandigheden als leden van deze kerk spreken.
U weet allemaal maar al te goed wat er op 11 september, nog geen maand geleden, is gebeurd. Door die wrede, gemene aanval zijn we in een oorlogstoestand terechtgekomen. Het is de eerste oorlog van de 215te eeuw. De laatste eeuw is beschreven als de eeuw met het meeste oorlogs- geweld in de geschiedenis van de mens. Nu staan we voor een andere gevaarlijke onderneming, waarvan we
JANUARI 2002 83
Voor elke conferentiebijeenkomst komt er een grote menigte leden bijeen in het Conferentiecentrum om kracht te ontlenen aan de raad van kerkleiders.
Onze nationale economie lijdt er- onder. Het ging al niet zo goed, en dit heeft het probleem alleen maar verergerd. Veel mensen raken hun baan kwijt. Onder onze leden kun- nen de welzijnsbehoeften beïnvloed worden en ook de tiende van de kerk. Het kan ons zendingsprogram- ma treffen.
We zijn nu een wereldwijde orga- nisatie. We hebben leden in meer dan 150 landen. Het kan nu veel moeilijker worden om dit wereldom- spannende programma te beheren.
De leden die Amerikaans staats- burger zijn, staan volledig achter de president van ons land. De afschu- welijke machten van het kwaad moeten geconfronteerd worden en ter verantwoording worden geroe- pen. Dit is geen zaak van christenen tegen moslims. Ik ben blij dat er voedsel wordt gestuurd naar de men- sen die honger lijden in een land dat onder grote druk staat. Wij waarde- ren onze naasten over de hele wereld die moslim zijn, en hopen dat wie volgens de beginselen van hun gods- dienst leven, niet zullen lijden. Ik vraag vooral onze eigen leden om op geen enkele wijze deel te nemen aan de vervolging van onschuldige men- sen. Laten wij vriendelijk en hulp- vaardig zijn, beschermen en steun
verlenen. Het zijn de terroristische organisaties die gevonden en ten val gebracht moeten worden.
Als leden van deze kerk weten wij iets over dergelijke organisaties. In het Boek van Mormon wordt gespro- ken over de rovers van Gadianton, een wrede en geheime organisatie waarvan de leden een eed aflegden en die uit was op onheil en verwoes- ting. In die tijd deden ze hun uiterste best om met alle mogelijke middelen de kerk te gronde te richten, om de mensen met spitsvondigheden te verleiden en om de samenleving in hun macht te krijgen. We zien nu hetzelfde gebeuren.
Wij zijn een vredelievend volk. Wij zijn volgelingen van de Christus die de Vredevorst was en is. Maar er zijn momenten dat we pal moeten staan voor gerechtigheid en fatsoen- lijkheid, voor vrijheid en beschaving, net als Moroni zijn volk opriep om hun vrouwen, kinderen en de vrijheid te verdedigen. (Zie Alma 48:10.)
Tijdens een televisie-uitzending van Larry King werd mij onlangs ge- vraagd wat ik vind van de mensen die in de naam van hun godsdienst zulke schandelijke acties verrichten. Ik antwoordde: 'Godsdienst is geen schild tegen goddeloosheid, kwaad en dergelijke zaken. De God in wie ik
geloof, moedigt dergelijke acties niet aan. Hij is een barmhartig God. Hij is een liefdevol God. Hij is een God van vrede en geruststelling, en ik kijk in tijden zoals deze naar Hem op als een bron van troost en kracht.'
De leden van de kerk in dit land en andere landen zijn nu met vele anderen betrokken bij een grote in- ternationale onderneming. Op de televisie zien we militairen afscheid nemen van hun dierbaren. Ze weten niet of ze terugkomen. Onze leden worden erdoor getroffen. Als kerk moeten we gezamenlijk neerknielen en een beroep op de macht van de Almachtige doen ten behoeve van hen die de lasten van deze operatie op hun schouders dragen.
Niemand weet hoelang dit alles zal duren. Niemand weet precies waar de strijd zal worden gestreden. Niemand weet wat er allemaal zal ge- beuren voordat het geheel achter de rug is. We zijn aan een onderneming begonnen waarvan we de omvang en de aard nu niet kunnen overzien.
Door gebeurtenissen zoals deze beseffen we dat het leven kwetsbaar is, dat de vrede kwetsbaar is en dat de beschaving zelf kwetsbaar is. Voor- al de economie is kwetsbaar. We heb- ben steeds opnieuw advies gekregen over zelfredzaamheid, schulden en
A H O N A 84
spaarzaamheid. Zoveel mensen heb- ben hoge schulden voor bezittingen die niet geheel noodzakelijk zijn. Als jongeman kreeg ik van mijn vader het advies om een bescheiden huis te bouwen, geschikt voor de behoeften van mijn gezin, het te verfraaien en aantrekkelijk, veilig en aangenaam te maken. Hij raadde me aan om de hy- potheek zo snel mogelijk af te betalen zodat ik ongeacht de omstandighe- den in ieder geval een dak boven het hoofd van mijn vrouw en kinderen zou hebben. In die leer ben ik opge- voed. Ik vraag u, als leden van de kerk, om zo mogelijk uw schulden af te betalen en wat geld te sparen voor onvoorziene omstandigheden.
We kunnen ons niet op alle even- tualiteiten voorbereiden, maar wel op vele. Laten we er door de huidige omstandigheden aan herinnerd wor- den dat we dat moeten doen.
Laten we een voedselvoorraad voor noodgevallen aanleggen, zoals ons al zestig jaar lang is aangeraden. Maar laten we niet in paniek raken of overdrijven. Laten we in alle op- zichten met inzicht te werk gaan. En laten we vooral, broeders en zusters, voorwaarts gaan met geloof in de le- vende God en zijn geliefde Zoon.
De beloften aangaande Amerika zijn groot. Er is ons onmiskenbaar verteld: 'Dit is een verkieslijk land, en welke natie het ook zal bezitten, zal vrij zijn van slavernij en van ge- vangenschap, en van alle andere na- tiën onder de hemel, indien zij slechts de God van het land wil die- nen, die Jezus Christus is' (Ether 2:12). Dit is de essentie van de hele zaak — gehoorzaamheid aan de ge- boden van God.
De grondwet die wij naleven en die niet alleen ons tot zegen is maar ook een voorbeeld is voor veel ande- re grondwetten, is de door God geïnspireerde nationale waarborg om vrijheid, gerechtigheid en gelijk- heid onder de wet te garanderen.
Ik weet niet wat de toekomst ons zal brengen. Ik wil niet negatief klin- ken, maar ik wil u herinneren aan de waarschuwingen in de Schriften en de leringen van de profeten die ons voortdurend worden voorgehouden.
Ik kan de grote les van Farao's
droom niet vergeten over de vette en magere koeien en de dikke en dunne aren.
Ik kan de onverbiddelijke waar- schuwingen van de Heer in Matteüs 24 niet uit mijn hoofd zetten.
Net als u ken ik de hedendaagse openbaringen dat de tijd zal komen dat de aarde gereinigd zal worden en er onbeschrijfelijk leed zal zijn, met geween, rouw en geklaag. (Zie LV 112:24.)
Maar ik wil geen paniekzaaier zijn. Ik wil geen onheilsprofeet zijn. Ik ben optimistisch. Ik geloof niet dat dit de tijd is dat we door een al- lesverterende ramp overmand zullen worden. Ik bid oprecht dat dit niet het geval zal zijn. Er moet nog zo- veel werk voor de Heer verricht worden. Dat moeten wij en onze kinderen na ons verrichten.
Ik kan u verzekeren dat wij die ver- antwoordelijk zijn voor het bestuur van de kerk, spaarzaam en voorzichtig zullen zijn, zoals we in het verleden geprobeerd hebben. De tiende van de kerk is heilig. Het geld wordt besteed volgens de manier die de Heer heeft aangegeven. Wij zijn een zeer grote en ingewikkelde organisatie geworden. Wij hebben veel uitgebreide en dure programma's. Maar ik kan u verzeke- ren dat wij niet meer zullen uitgeven dan onze inkomsten. We zullen geen schulden maken. We zullen onze acti- viteiten aan de beschikbare middelen aanpassen.
Wat ben ik dankbaar voor de wet van tiende. Het is de financiële wet van de Heer, die in weinig woorden in afdeling 119 van de Leer en Ver- bonden staat beschreven. Die wet is ingegeven door zijn wijsheid. Iedere man en vrouw, iedere jongen en meisje, ieder kind in deze kerk die een eerlijke tiende betaalt, groot of klein, wil ik bedanken voor het ge- loof in hun hart. Ik wil jullie en ie- dereen die geen tiende betaalt, maar dat eigenlijk wel zouden moeten doen, eraan herinneren dat de Heer prachtige zegeningen heeft beloofd. (Zie Maleachi 3:10-12.) Hij heeft ook beloofd: 'Want hij, die tienden heeft gegeven, zal niet worden ver- brand bij zijn komst' (LV 64:23).
Ik wil ook mijn dank uitspreken voor de mensen die vastengaven be- talen. Dit kost de gever niets anders dan twee maaltijden per maand. Het wordt de ruggengraat van ons wel- zijnsprogramma, ontworpen om de behoeftigen te helpen.
Wij weten allemaal dat oorlog, twist, haat en ernstig leed niet nieuw zijn. Het huidige conflict is slechts de zoveelste uitdrukking van het conflict dat tijdens de oorlog in de hemel is begonnen. Ik citeer uit het boek Openbaring:
'En er kwam oorlog in de hemel; Michaël en zijn engelen hadden oor- log te voeren tegen de draak; ook de draak en zijn engelen voerden oor- log, maar hij kon geen standhouden,
JANUARI 85
2 0 0 2
■5C 'lm
■mm
en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden.
'En de grote draak werd (op de aarde) geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem.
'En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is verschenen het heil en de kracht en het koningschap van onze God en de macht van zijn Gezalfde' (Openbaring 12:7-10).
Dat moet een verschrikkelijk conflict zijn geweest. De krachten van het kwaad tegen de krachten van het goede. De grote misleider, de zoon van de morgen, was versla- gen en verbannen, en hij nam een derde deel van de hemelse heerscha- ren met zich mee.
Het boek Mozes en het boek Abraham werpen meer licht op deze strijd. Satan wilde de keuzevrijheid van de mens afnemen en zelf alle eer en glorie opstrijken. Daartegenover
stond het plan van onze hemelse Va- der, waarvan de Heiland zei dat Hij het wilde vervullen. Hij kwam op aarde om zijn leven te geven en de verzoening tot stand te brengen voor de zonden van de mensheid.
Vanaf de tijd van Kaïn tot op de dag van vandaag is de tegenstander het meesterbrein achter de ver- schrikkelijke conflicten die zoveel leed hebben gebracht.
Verraad en terrorisme zijn met hem begonnen. En daar zal hij mee doorgaan totdat de Zoon van God te- rugkeert om met vrede en rechtscha- penheid onder de zoons en dochters van God te heersen en te regeren.
Door de eeuwen heen hebben zo- veel mensen geleefd en zijn zoveel mensen gestorven. Misschien dat sommige mensen tijdens dit conflict zullen sneuvelen. Voor ons, en daar getuigen wij plechtig van, is de dood niet het einde. Het leven gaat ver- der, zo zeker als er leven hier op aar- de is. Dankzij het grote plan, dat de
oorzaak van de oorlog in de hemel was, zal de mens verder leven.
Job vroeg: 'Als een mens sterft, zou hij herleven?' (Job 14:14.) Toen zei hij: 'Maar ik weet: mijn Losser leeft en ten laatste zal Hij op het stof optreden.
'Nadat mijn huid aldus geschon- den is, zal ik [van] uit mijn vlees God aanschouwen, die ik zelf mij ten goede aanschouwen zal, die mijn ei- gen ogen zullen zien en niet een vreemde' (Job 19:25-27).
Broeders en zusters, wij moeten onze plicht doen, wat die plicht ook moge zijn. Er zal misschien een tijd geen vrede heersen. Misschien zullen er een aantal vrijheden beperkt wor- den. Misschien dat we er overlast van hebben. Het kan zijn dat we op de een of andere manier moeten lijden. Maar God, onze eeuwige Vader, zal over dit land waken en over de mensen in de wereld die naar Hem opkijken. Hij heeft gezegd: 'Welzalig het volk, welks God de Here is' (Psalmen 33:12). On- ze veiligheid schuilt in bekering. Onze kracht komt voort uit gehoorzaam- heid aan de geboden van God.
Laten we een gebed in ons hart hebben. Laten we om rechtschapen- heid bidden. Laten we voor de machten van het goede bidden. La- ten we de helpende hand uitsteken naar goede mensen, ongeacht hun godsdienst en ongeacht waar zij wo- nen. Laten we pal staan tegen het kwaad, in binnen- en buitenland. Laten wij de zegeningen van de he- mel waardig zijn, en onze levenswij- ze zo nodig aanpassen, en op de Vader van ons allen vertrouwen. Hij heeft gezegd: 'Laat af en weet, dat Ik God ben' (Psalmen 46: 1 1) .
Is dit een gevaarlijke tijd? Jazeker. Maar we hoeven niet bang te zijn. We kunnen thuis en in ons hart gemoeds- rust hebben. We kunnen allemaal een goede invloed in de wereld zijn.
Moge de almachtige God ons ze- genen en ons helpen in de onzekere dagen die voor ons liggen. Mogen wij met onfeilbaar geloof naar Hem op- kijken. Mogen wij op zijn geliefde Zoon vertrouwen, die onze grote Ver- losser is, in leven of de dood, is mijn gebed in zijn heilige naam, ja, de naam van Jezus Christus. Amen. □
L I A H O N A 86
Zondagmiddagbijeenkomst
7 oktober 2001
De teruggekeerde zendeling
Ouderling L. Tom Perry
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Wij hebben een koninklijk leger van teruggekeerde zendelingen nodig die weer in dienst gaan. '
uitnodiging om tot Hem te komen en de vruchten van het evangelie te proeven. Het was uw voorrecht om in veel verschillende culturen te ver- keren en verschillende talen te leren. Het was ook een tijd om uw eigen getuigenis van de zending van Jezus Christus verder te ontwikkelen.
Het was mij altijd een eer om in de loop der jaren te spreken met u, teruggekeerde zendelingen — velen van u willen terugkeren en de men- sen bezoeken die u mocht dienen. U vertelt graag over uw ervaringen in het zendingsveld. In uw huwelijks- aankondigingen en cv's neemt u een regel op waaruit blijkt dat u een te- ruggekeerd zendeling bent. Hoewel u geen naamplaatje meer draagt, wilt u graag aangeven dat u de Heer als zendeling gediend hebt. En be- langrijker nog: u hebt dierbare her- inneringen omdat u de vreugde van dienstbetoon in het evangelie ont- dekt hebt.
Uit vele gesprekken met u heb ik vernomen dat de aanpassing die no- dig is bij het verlaten van het zen- dingsveld en het terugkeren in de wereld die u had achtergelaten, soms moeilijk is. Misschien vonden velen van u het moeilijk om de geest van het zendingswerk levend te houden zodra u geen voltijdzen- deling van De Kerk van Jezus Chris- tus van de Heiligen der Laatste Dagen meer was.
Vanmiddag wil ik tot een bij- zondere groep mensen spre- ken. De afgelopen vele jaren zijn honderdduizenden van u terug- gekeerd van een voltijdzending. Ie- der van u heeft gehoor gegeven aan dezelfde oproep die de Heiland zijn discipelen gegeven heeft:
'Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld' (Matteüs 28:19-20).
Het was uw voorrecht om in vele delen van de wereld de boodschap van de Heiland uit te dragen
een
Ik wil enkele suggesties doen.
Een van de sterkste herinnerin- gen die ik heb aan de tijd dat ik zen- deling was, is hoe dicht ik door geregeld gebed tot de Heer kwam. Destijds was er het Mission Home aan State Street in Salt Lake City. Het was een groot huis dat was om- gebouwd tot opleidingscentrum voor zendelingen. Het had grote slaapka- mers met wel tien bedden per kamer. We arriveerden op zaterdagavond.
De week voordat ik op zending ging, was een opwindende tijd. Er waren veel feesten en afscheidsfui- ven. Ik ben bang dat ik niet erg goed uitgerust was, en ook niet erg goed voorbereid op de training die ik in het opleidingscentrum zou ont- vangen. Aan het eind van de avond van onze eerste dag in het oplei- dingscentrum was ik erg moe. Wachtend op de andere zendelingen die zich klaarmaakten om naar bed te gaan, ging ik op bed liggen en viel prompt in slaap. Maar ik werd in mijn slaap gestoord door het gevoel dat ik omsingeld was. Toen ik wak- ker werd, hoorde ik dat er een ge- bed werd uitgesproken. Ik deed mijn ogen open en zag tot mijn verbazing dat alle zendelingen in mijn slaapka- mer rond mijn bed knielden en de dag besloten met een gebed. Ik deed mijn ogen snel weer dicht en deed net alsof ik sliep. Ik schaamde me te erg om uit bed te komen en me bij hen te voegen. Hoewel mijn eerste ervaring met bidden als zendeling er een was die mij in verlegenheid bracht, was dit het begin van twee geweldige jaren waarin ik de Heer geregeld aanriep om leiding.
Gedurende mijn zending bad ik aan het begin van elke ochtend met mijn collega. Dat proces herhaalde zich elke avond voor het naar bed gaan. We spraken een gebed uit voordat we gingen studeren, voor- dat we onze kamer verlieten om langs de deuren te gaan en natuur- lijk waren er de bijzondere gebeden als we leiding nodig hadden in ons zendingswerk. De frequentie van onze verzoeken aan onze hemelse Vader gaf ons de kracht en de moed om door te gaan met het werk waar- toe wij geroepen waren. Er kwamen
JANUARI 87
2 0 0 2
ook antwoorden, soms op een verba- zend directe en positieve wijze. De leiding van de Heilige Geest leek veel sterker te worden naarmate we de Heer per dag vaker om leiding verzochten.
Als ik terugkijk op mijn leven na mijn zending, dan besef ik dat er pe- rioden waren waarin ik in staat was om net zo dicht bij de Heer te blij- ven als in het zendingsveld. Maar er waren ook perioden waarin de we- reld naar binnen leek te sluipen en ik minder consequent en getrouw was in mijn gebeden.
Zou dit niet een goede tijd zijn voor wat zelfevaluatie om vast te stellen of we nog steeds dezelfde fijne band met onze Vader in de hemel hebben die we in het zendingsveld hadden? Als de wereld ons heeft af- geleid van de gewoonte van het ge- bed, dan zijn we een grote geestelijke kracht kwijtgeraakt. Misschien is het tijd om onze zendingsgeest opnieuw te laten ontbranden door vaker, con- sequenter en vuriger te bidden.
De volgende dierbare herinnering die ik als zendeling heb, is die van dagelijkse schriftstudie. De discipline van het volgen van een schema voor schriftstudie om het evangelie te leren kennen, was een geweldige,
f
lonende ervaring. De kennis van de leringen in de Schriften ontvouwde zich op een heerlijke manier door in- dividuele studie. Ik herinner me dat ik me als zendeling verwonderde over de compleetheid van het plan dat de Heer had voor zijn kinderen hier op aarde, en hoe Hij in alle be- delingen des tijds de profeten had geïnspireerd om op te tekenen wat Hij had gedaan. Zijn woorden zijn al- tijd positief en openhartig, en ze ont- hullen welke zegeningen men krijgt door zijn wet en zijn levenswijze te volgen.
We hadden elke dag ook een uur of langer gezamenlijke studie. Als je met twee paar ogen naar de leerstel- lingen van het koninkrijk kijkt, lijkt dat je begrip ervan te vermenigvuldi- gen, We lazen samen, en bespraken dan wat we ervan geleerd hadden.
Ons verstand werd helderder door dagelijks individuele en geza- menlijke studie te hebben. Boven- dien kregen we er een betere band door als collega's, en vergrootten we er ons begrip van de leerstellingen van het koninkrijk mee.
Als wij het zendingsveld verlaten, hebben we geen collega meer om ons te helpen met de discipline van onze studiegewoonten, maar dat wil niet zeggen dat we er maar mee op moeten houden. Zou het niet fijn zijn om na onze terugkeer thuis da- gelijks samen met onze huisgenoten schriftstudie te doen. En kunnen we, als we het ouderlijk huis verlaten hebben, niet onze kamergenoten en vrienden uitnodigen om samen met ons te studeren? Als we er een ge- woonte van zouden maken om gere- geld een studieklas te houden, zouden de leerstellingen van het ko- ninkrijk ons duidelijk in gedachten blijven en zouden ze een duidelijk contrast vormen met de voortduren- de storingen door wereldse zorgen. Vanzelfsprekend hebben we na ons huwelijk een eeuwige partner om de evangelieleringen mee te bestuderen en te bespreken. De Schriften zijn er altijd om ons begrip van het doel van dit leven te vergroten en van wat wij moeten doen om het leven bevredigender en lonender te ma- ken. Houd alstublieft de gewoonte
van geregelde individuele en geza- menlijke schriftstudie aan.
Herinnert u zich de vreugde die we voelden toen we iemand in het evangelie onderwezen die zijn leven lang deze leringen niet had gekend; de opwinding die we voelden door in de wet van de Heer te onderwij- zen, en de zegeningen die we kregen door Hem te volgen? Kunt u ooit de vreugde vergeten van uw eerste doop in het zendingsveld?
In mijn tijd waren de kerken nog niet van een doopvont voorzien. Mijn eerste doopdienst werd gehou- den bij de rivier de Scioto in de staat Ohio. Het was een koele herfstdag en het water leek nog kouder dan de lucht. Ik herinner me de schok toen ik de koude rivier in waadde en mijn onderzoeker aanmoedigde om me te volgen. Maar de koude van de lucht en het water verdwenen al gauw toen ik de verordening van de doop bediende. Ik zal nooit het stralende gezicht vergeten van degene die uit de wateren der doop kwam.
Maar het zijn niet alleen voltijd- zendelingen die de kans krijgen in het evangelie te onderwijzen en te dopen. Ik vraag me af waarom we het vuur van het zendingswerk la- ten doven als we terugkeren naar onze dagelijkse activiteiten in de wereld?
Er is nog nooit een tijd geweest in de geschiedenis van de mensheid waarin we beter in staat zijn geweest om de kinderen van onze Vader in de hemel die hier op aarde wonen in het evangelie te onderwijzen. En ze lijken het nu harder nodig te hebben dan ooit. We zien dat het geloof afneemt. We zien een toename in liefde voor wereldsheid en een verval van zede- lijke waarden, die beide verdriet en wanhoop veroorzaken. Wij hebben een koninklijk leger van teruggekeer- de zendelingen nodig die weer in dienst gaan. Hoewel zij niet het naamplaatje van een voltijdzendeling zouden dragen, zouden ze dezelfde vastbeslotenheid en vastberadenheid hebben om het licht van het evange- lie te brengen aan een wereld die met moeite haar weg vindt.
Ik roep u, teruggekeerde zende- lingen, op om u hernieuwd toe te
L I A H O N A 88
Conferentiegangers genieten van het uitzicht op het balkon en plaza van het Conferentiecentrum.
wijden, om het verlangen en de geest van het zendingswerk weer op te pakken. Ik roep u op om eruit te zien en u te gedragen als een dienst- knecht van onze Vader in de hemel. Ik bid om uw hernieuwde vastbeslo- tenheid om het evangelie te verkon- digen, zodat u actiever betrokken mag raken bij dit grote werk waartoe de Heer ons allen geroepen heeft. Ik beloof u dat er grote zegeningen voor u zijn weggelegd als u voort blijft gaan met dezelfde ijver die u als voltijdzendeling had.
Ik kreeg een aantal jaren geleden een telefoontje van mijn zoon Lee. Hij vertelde me dat mijn eerste zen- dingscollega bij hem was, en dat hij graag een paar minuten met me wil- de doorbrengen. Het was een bijzon- dere ervaring om samen te zijn nadat we elkaar zoveel jaren niet gezien hadden. Als zendelingen hadden we een nieuw werkgebied geopend in een stad in Ohio. Vanwege die op- dracht werd ons toegestaan om tien
maanden lang samen te werken. Hij was mijn trainer, mijn eerste collega. Hij kwam uit een gezin waar hij de waarde van hard werken had ge- leerd. Het was moeilijk voor me om hem bij te houden, maar in ons werk groeiden we als collega's naar elkaar toe.
En onze samenwerking kwam na die tien maanden nog niet tot een einde. De Tweede Wereldoorlog was in volle gang en toen ik terugkeerde naar huis had ik maar weinig tijd om me aan te passen voordat ik werd op- geroepen voor militaire dienst. Op mijn eerste zondag in het opleidings- kamp voor mariniers, woonde ik een dienst van de kerk bij. Ik zag de ach- terkant van een hoofd dat mij erg be- kend voorkwam. Het was mijn eerste zendingscollega. We brachten het grootste deel van de volgende twee en een half jaar samen door. Hoewel de omstandigheden erg anders voor ons waren in militaire dienst, probeer- den we onze zendelingengewoonten
aan te houden. We baden zo vaak mogelijk samen. Als de omstandighe- den het toelieten, hadden we geza- menlijke schriftstudie. Ik herinner me veel gezamenlijke studiebijeenkom- sten die we bij het licht van een olie- lamp in mijn door granaatscherven gehavende tent hielden. Het gebeur- de wel eens dat onze schriftlezing on- derbroken werd door het geluid van een luchtalarm. We deden dan gauw onze lamp uit, knielden samen neer en sloten onze schriftstudie met een gebed.
We waren allebei aangesteld als groepsleider en we hadden nogmaals de kans om samen in het heerlijke evangelie van onze Heer en Heiland te onderwijzen. We hadden meer succes in het leger dan tijdens onze voltijdzending. Waarom? Omdat we ervaren teruggekeerde zendelingen waren.
Mijn bezoek aan mijn eerste zen- dingscollega was de laatste kans die ik had om bij hem te zijn. Hij leed
JANUARI 89
2 0 0 2
aan een ongeneeslijke ziekte en over- leed enkele maanden later. Het was heerlijk om onze zending samen nog eens te beleven en elkaar te vertellen over ons leven na onze zending. We vertelden elkaar over ons werk als lid van bisschappen, hoge raden en ring- presidiums, en natuurlijk schepten we op over onze kinderen en onze klein- kinderen. Toen we van ons weerzien zaten te genieten, moest ik denken aan iets wat in Alma 17 staat.
'Nu geschiedde het, toen Alma van het land Gideon zuidwaarts reis- de naar het land Manti, dat hij tot zijn verwondering de zoons van Mo- siah ontmoette, die naar het land Zarahemla trokken.
'Nu, deze zoons van Mosiah wa- ren bij Alma, toen de engel de eerste maal aan hem verscheen; daarom was Alma zeer verheugd zijn broede- ren te zien; en wat zijn vreugde nog vermeerderde was, dat zij nog steeds zijn broederen in de Here waren; ja, zij waren sterk geworden in de ken- nis der waarheid; want zij waren mannen van gezond verstand en zij hadden de Schriften ijverig onder- zocht, opdat zij het woord Gods mochten weten.
'Maar dit is niet alles; zij hadden veel gebeden en gevast; daarom had- den zij de geest der profetie en de geest der openbaring, en wanneer zij leerden, leerden zij met kracht en gezag van God' (Alma 17:1-3).
Ik zou willen dat u allen zo'n weerzien zou kunnen hebben als ik met mijn eerste zendingscollega had; dat u kon terugkijken op een tijd van dienstbetoon waarin u ijverig uw tijd en uw talenten gaf voor de op- bouw van het koninkrijk van onze Vader in de hemel. Als u dat pro- beert, beloof ik u dat het een van de fijnste ervaringen van uw leven zal zijn. U bent een groot leger terugge- keerde zendelingen. Ga voort met nieuwe ijver en vastberadenheid, dan zal het licht van het evangelie door uw voorbeeld schijnen in deze wereld vol zorgen. Het werk waarbij wij betrokken zijn, is van de Heer. God leeft. Jezus is de Christus. Wij behoren tot zijn kerk. Dat is mijn ge- tuigenis aan u in de naam van Jezus Christus. Amen. □
Het zevende gebod:
een
schild
Ouderling Neal A. Maxwell
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Het bewaren van het zevende gebod is een onmisbaar schild.' Wanneer men dit schild laat zakken of verliest, gaan de zo onontbeerlijke hemelse zegeningen verloren. '
zijn Jakobs woorden over de wrange gevolgen van onzedelijkheid zowel onthullend als poëtisch: 'vele harten [zijn] gedood, doorstoken met diepe wonden' (Jakob 2:35). Tegenwoordig bevinden wij ons onder zoveel dolen- de gewonden, en de lijst met slacht- offers blijft groeien.
Vandaar dat er met recht nadruk kan worden gelegd op geruststellende evangeliebeginselen, bijvoorbeeld dat wie zich oprecht bekeren, hoewel hun 'zonden als scharlaken' zijn, 'wit [zullen worden] als sneeuw' (Jesaja 1:18). Maar de rigide vereisten en de rijke beloningen van bekering zijn niet het thema van deze toespraak. Evenmin zal ik de loftrompet steken over de vele heldhaftige jongeren en volwassenen die kuis en trouw zijn — hoewel bijvoorbeeld een steeds klei- ner deel van de Amerikaanse samen- leving nog gelooft dat seks vóór het huwelijk verkeerd is. Bijval derhalve voor wie geloof tot gehoorzaamheid aan de geboden hebben, en evengoed een hartverwarmende groet aan wie, na overtreding van geboden, 'geloof tot bekering' (Alma 34:15; cursivering toegevoegd) hebben geoefend.
Laat er geen misverstand over be- staan, onkuisheid en ontrouw hebben ernstige gevolgen, zoals de schokken- de, niet af te schudden, resultaten van seks vóór het huwelijk, zoals bui- tenechtelijke kinderen, maar ook ziekte en uiteengeslagen gezinnen. Zoveel huwelijken hangen aan een
Met u, broeders en zusters, heb ik andermaal waarde- ring voor de profetische bediening van president Hinckley. Ik getuig dat hem heel lang geleden een voorsterfelijke ordening ten deel is gevallen, en we zijn daar blij om.
Ik voel dezelfde tegenzin die Jak- ob kenbaar maakte toen hij schreef over de problemen van onkuisheid en ontrouw, de overtreding van wat sommigen het zevende gebod noe- men. Bezorgd omdat zijn toehoor- ders gevoelens hadden 'die uitermate teder en kuis en fijngevoelig' waren, wilde Jakob niet 'de wonden (...) vergroten van hen, die reeds gewond [waren]', maar hen in plaats daarvan troost brengen en hun wonden gene- zen. (Zie Jakob 2:7, 9.) Niettemin
L I A H O N A 90
zijden draadje of zijn al geknapt. Deze stille maar diepe crisis coëxisteert met de ergerlijke internationale crises van onze tijd, met inbegrip van oorlog. Jezus heeft over de laatste dagen ge- sproken, waarin 'radeloze angst onder volken' zou zijn en hoe alles in beroe- ring zou zijn. (Lucas 21:25; zie ook LV 88:91; 45:26.)
Daarom is het bewaren van het zevende gebod een onmisbaar schïldl Wanneer men dit schild laat zakken of verliest, gaan de zo onontbeerlijke hemelse zegeningen verloren. Geen individu of volk kan lang voorspoe- dig zijn zonder die zegeningen.
Het is vreemd dat men zich in een tijd, waarin men zich lijkt bezig te houden met het krijgen van waar men recht op heeft, zo weinig druk maakt over het veiligstellen van he- melse zegeningen. In plaats daarvan, heeft een afnemend geloof in de on- sterfelijkheid ertoe geleid dat men in toenemende mate de onzedelijkheid aanhangt, waardoor velen zijn weg- geleid, doordat hun gezegd is 'dat bij de dood van de mens alles [eindigt]' (Alma 30:18). Confronterend was de uitspraak van een Japans denker, nadat hij onze genotzuchtige, wes- terse samenleving had beschouwd:
'Als er niets na de dood is, is er ook niets verkeerd aan om zich geheel over te geven aan pleziertjes in de korte tijd dat iemand nog te leven heeft. Het verlies van geloof in de "andere wereld" heeft de moderne Westerse maatschappij opgezadeld met een fataal, moreel probleem. (Takeshi Umehara, 'The Civilization of the Forest: Ancient Japan Shows Postmodernism the Way', At Century's End, onder redactie van Nathan E Gardels [1995], blz. 190.)
Daarom houdt een goed burger- schap onder meer in dat men het ondubbelzinnige verschil ziet tussen het begeren van iemands naaste en het liefhebben van iemands naaste! Matthew Arnold merkte terecht op dat hoewel 'de natuur zich niet be- zighoudt met kuisheid, (...) de men- selijke natuur (...) zich er veel gelegen aan laat liggen.' (Philistinism in England and America, deel 10 van The Complete Prose Works of Matthew Arnold, onder redactie van
Bij de lofzangen kunnen de aanwezigen even staan en actief deelnemen aan de conferentiebijeenkomsten.
R. H. Super [1974], blz. 160.) Daar- aan voeg ik toe: de goddelijke na- tuur laat zich er oneindig meer aan gelegen liggen!
De invloedrijke tendensen van de natuurlijke mens staan onwelwillend tegenover het zevende gebod, en zijn in zichzelf 'vleselijk, natuurlijk en duivels' en zelfvernietigend. (Mo- siah 16:3; zie ook Mosiah 3:19; Mo- zes 5:13.) Als deze drie woorden te hard klinken, neem dan het vreselij- ke doel van de tegenstander in over- weging: 'Hij tracht alle mensen even ellendig te maken als hij zelf is.' (2 Nephi 2:27.) Misère houdt echt van gezelschap!
Een van de beste manieren waar- op we ons kunnen ontdoen van 'de natuurlijke mens' is hem uit te hon- geren (Mosiah 3:19). Verzwakt is hij gemakkelijker af te stoten. Anders zal hij erop staan dat zijn kaartje wordt geknipt op elk station waar de verlei- dingstrein tot stilstand komt. Helaas is de natuurlijke mens meestal niet gevoelig voor correctieve woorden, omdat begeerten het woord 'verstik- ken'. (Zie Marcus 4:19.)
Het is betreurenswaardig dat de
overtreding van het zevende gebod zoveel makkelijker wordt gemaakt door slimme sofisten die sommigen wijsmaken dat wat men ook doet 'geen misdaad' is (Alma 30:17). Som- migen spitsen dan hun oren, omdat ze in feite slechts hunkeren naar een zweem van waarheid. Daarom laten ze hun oren hangen naar lieden die de scherpgekante, lastige geboden proberen af te stompen. (2 Timoteüs 4:3). Niettemin blijft de spreuk, 'Wie overspel pleegt (...), is verstandeloos' (Spreuken 6:32). Weer anderen ne- geren de geboden, omdat zij door an- dere zaken in beslag worden genomen. Dostojevski legt een van zijn karakters in de mond: 'De eeu- wen zullen voorbijgaan, en het mens- dom zal verkondigen bij monde van hun sagen dat er geen misdaad is, en daarom geen zonde; er is alleen hon- ger.' (Fiodor Michailovitsj Dostojevs- ki, De broeders Karamasov , uit de vertaling van Constance Garnett [1952], blz. 130-131.)
De tegenstander heeft ook het recht op privacy op de spits gedre- ven, en daarmee de individuele ver- antwoordelijkheid verder op de
JANUARI 91
2 0 0 2
helling gezet! Want is het niet zo dat iemand zich op de computer met een paar klikken van de muis, snel en ongehinderd, zonder door de pas- poortcontrole te hoeven gaan, op vijandelijk terrein kan begeven, waarna de enige overgebleven be- lemmering de controlepost van een afgestompt geweten is?
Maar God heeft geen twee stellen tien geboden, een voor binnen en een voor buiten! Noch zijn er twee erkende wegen naar bekering. Een weekendje doorbrengen in spijt kan enige 'droefheid van de verdoemden' teweegbrengen, maar niet de 'grote verandering' die de 'droefheid naar Gods wil' produceert. (Mormon 2:13; Mosiah 5:2; Alma 5:13-14; zie ook 2 Korintiërs 7:10.)
Ja, het staat ons stervelingen vrij om te kiezen. Ja, er is een oorlog uit- gevochten in de hemel om onze keu- zevrijheid veilig te stellen. Maar hier onder de hemelen wordt vaak zon- der slag of stoot afstand gedaan van die grote gave van keuzevrijheid!
Er zijn zoveel manieren waarop wij het schild van het zevende ge- bod stevig op zijn plaats kunnen houden. Zo is het bijvoorbeeld veel- zeggend dat de val van David, ge- deeltelijk althans, in de hand werd gewerkt door plichtsverzuim: 'In het daaropvolgende jaar, ten tijde, dat de koningen plegen ten strijde te trekken, (...) [bleef David] in Jeru- zalem' (2 Samuël 11:1). Toen kwam, zoals u weet, de begerige blik vanaf het dak en al het verdriet dat daarop volgde. Vandaar dat in de instructie 'Staat daarom in heilige plaatsen' het vermijden van vergenoegd ver- pozen impliciet is. (LV 87:8; zie ook Matteüs 24:15.)
Wie een leven van geluk leiden (zie 2 Nephi 5:27), ontwikkelen ook een beschermend, geestelijk leven. Dat komt tot uiting in fatsoenlijke kleding, taal, humor en muziek, waarmee ze de signalen van onwrik- baar discipelschap afgeven. (Zie Spreuken 23:7.)
Tevens moet men ervoor waken, ter vermijding van latere moeilijkhe- den, dat men de zonden waarvan men zich niet bekeerd heeft, mee- neemt naar een nieuw huwelijk,
waardoor de echtelieden vanaf het begin al een 'ongelijk span' vormen (2 Korintiërs 6:14). Evenzo kunnen man en vrouw zich welbewust wape- nen tegen verwijdering door niet te verslappen in hun wederzijdse loyali- teit en ervoor te waken dat zij zich niet laten meesleuren door de sterke stromingen die hen naar de water- vallen zullen wegvoeren. Evenzeer moet het stagnerende moeras van zelfmedelijden vermeden worden. Daar eenmaal in terechtgekomen is het geen kunst elk restant aan ver- antwoordelijkheidszin weg te rede- neren, om zo de inperkingen die
zowel het geweten als de verbonden opleggen, aan de kant te schuiven, met als doel 'voor rechtvaardig [door te gaan] voor de mensen, maar (...) wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God' (Lucas 16:15). Het doorzien van de bedrieglijke spiraal van sensualiteit is nog een onmisbare preventieve maatregel. Zo hebben sommigen die het zeven- de gebod bespotten met hun onze- delijke leefstijl bijvoorbeeld veel weg van Kaïn, die verklaarde: Tk ben vrij' (Mozes 5:33), nadat hij, door Abel te doden, het zesde ge- bod had overtreden. Een dergelijke
A H O N A
92
verkeerde denkwijze over vrijheid roept de waarschuwende woorden van Petrus voor de geest: '(•••) door wie men overmeesterd is, diens slaaf is men.' (2 Petrus 2:19; zie ook 2 Nephi 2:26-30.) Zeker, luidruch- tige zielen zullen zelfs vrolijkheid te midden van slavernij en zonde voorwenden, maar een andere spreuk is hier van toepassing: 'Ook onder het lachen kan het hart pijn lijden en het einde der vreugde [is] kommer' (Spreuken 14:13).
In een tijdperk waarin men te- rechtstaat op waarheidsgetrouwe re- clame, zijn bepaalde misleidende benamingen een belediging van het gezond verstand: XTC moet ellende heten; een houseparty is niet meer dan somber gesol uitgebraakt door dolgedraaide zinnelijkheid. Sommige fuifnummers hebben bijvoorbeeld de dwaze notie dat een beetje obsceen gedans geen kwaad kan. Zij zondigen 'niet onwetend' (3 Nephi 6:18). Door de vijand te imiteren en te on- derschatten, blameren zij uiteindelijk zichzelf en terzelfder tijd brengen zij hun vrienden in verwarring en stel- len hen bovendien teleur!
Heeft u zich ooit afgevraagd waar- om de sensuele scène zo vaak gebruik maakt van flikkerende, fluoresceren- de verlichting? Of waartoe al die ge- kunstelde glitter dient? Of waarom die luide maskerade doorgaat voor muziek? Omdat het kwaad, bevreesd voor de dageraad, niet bestand is te- gen de kritische blik van de heldere waarheid, noch kan het tegen de stil- le bespiegelingen van een gewetens- volle zelfanalyse!
En zo worden de smaakknoppen van de ziel gedood door al die de- sensitiserende drumritmes die de le- gitieme behoeftes van erbij willen horen en liefde illegaal uitbuiten, doordat zowel roofdier als prooi, treurig genoeg, 'gevoelloos' zijn ge- worden. (1 Nephi 17:45; Efeziërs 4:19; Moroni 9:20.)
Henry Fairlie heeft geschreven dat 'men bij een wellustig persoon meest- al een afgrijselijk zwart gat in het centrum van zijn leven zal vinden.' (Henry Fairlie, The Seven Deadly Sins Today [1978], blz. 187.) En toch pra- ten sommige naïeve jongeren over
'het laten vollopen van hun heupfles' die leeg zal blijken te zijn met uitzon- dering van wat overgebleven zand en kiezels van toxische herinneringen. 'Wellust', zo schreef Fairlie ook, 'is niet geïnteresseerd in zijn metgezel- len, maar alleen in de bevrediging van zijn eigen begeerten. (...) Wel- lust sterft bij de volgende dageraad, en als hij 's avonds terugkeert op zoek naar meer, wist hij zichzelf in zijn verleden.' (The Seven Deadly Sins Today, blz. 175.)
In welke verschijning hij zich ook voordoet, wellust is geen vervanging van liefde; hij verstikt in feite, broe- ders en zusters, de ontwikkeling van echte liefde, waardoor de liefde van velen verkilt. (Zie Matteüs 24:12.) Daarom verbaast het ons niet dat ons gezegd is 'al [onze] lusten te be- teugelen, opdat [wij] van liefde ver- vuld [mogen] zijn' (Alma 38:12). Anders nemen binnensij pelende lus- ten de beschikbare ruimte in de ziel in, en een dubbele bezetting is niet mogelijk.
Voorheen had men in de maat- schappij vaak de beschikking over nuttige, hoewel subtiele, evenwich- tige en inperkende mechanismen — zoals gezin, kerk en school — om buitensporig gedrag in toom te hou- den. Maar nu zijn sommige van die mechanismen maar al te vaak opgeheven, defect of buiten werking gesteld.
Bovendien worden de genoemde trends verder in het zadel geholpen doordat men er tegenwoordig wel voor past om iemand om welk kwaad dan ook te veroordelen — zolang hij daarnaast maar iets doet dat prijzens- waardig is. Mussolini liet per slot van rekening wel de treinen op tijd rij- den. Overtreders van het zevende ge- bod kunnen zeer wel een nuttige bijdrage leveren, maar ze betalen wel een verborgen, hoge prijs. (Zie Alma 28:13.) Over koning Morianton le- zen we: 'En hij handelde rechtvaardig met het volk, maar niet met zichzelf, wegens zijn vele hoererijen' (Ether 10:11.) Hoewel kennelijk een eerlijk koning, die zonder aanzien des per- soons regeerde, respecteerde hij zich- zelf niet! De wonden die hij zichzelf had toegebracht, werden gemaskeerd
door ornamentele rijkdom en praal- gebouwen. (Zie Ether 10:12.)
Al het voorgaande stemt dusda- nig tot ernst dat wat nu volgt wel ge- zegd moet worden, en daarbij aarzel ik geen moment. Uit de openbarin- gen blijkt duidelijk dat de onbekeer- lijke zondaren, evenredig aan hun eigen zonden, 'moeten (...) lijden zoals [Jezus] , omdat zij op zekere dag de volle gerechtigheid van God zul- len ervaren. (Zie LV 19:16-18.) Bo- vendien zullen zij die op welke manier dan ook bij voortduring dit vaak van drugs doordrenkte drama van onzedelijkheid bevorderen en intensiveren — hetzij als promotor, afgever van vergunningen, beheer- der of profiteur — dan alle ellende onder ogen zien en voelen die zij ve- len hebben aangedaan!
Ten slotte, broeders en zusters, op bepaalde tijden en onder bepaalde omstandigheden, vergt het discipel- schap van ons dat we er alleen voor staan! Onze bereidwilligheid dat te doen, hier en nu, is in overeenstem- ming met de geknielde Christus, daar en toen, in Getsemane. In de afronding van de verzoening 'was [er niemand] met [Hem].' (LV 133:50; zie ook Matteüs 26:38-45.)
De getrouwen die bij hun stand- punt blijven, zullen niet alleen zijn — althans, niet zó alleen. Daarom was het noodzakelijk dat de engel die naar Getsemane kwam om Christus te sterken, Hem verliet. (Zie Lucas 22:43.) Als we het schild des geloofs in God en in zijn gebo- den omhoog houden, zullen zijn en- gelen 'rondom [ons] zijn om [ons] te bemoedigen' en ' [ons] bewaren'. (LV 84:88; 109:22.) Van deze belofte ge- tuig ik. En verder getuig ik, in ter- men van het weer in onze ziel, broeders en zusters, dat wij de baro- meterstand aangeven. Zo bepalen wij de mate van ons geluk in deze en de volgende wereld. Ook getuig ik dat de naleving van Gods geboden, inclusief het zevende, God ertoe noodt zijn hand op die van ons te leggen bij het aangeven van de baro- meterstand. Het is de hand van Hem die verlangt ons alles te geven wat Hij heeft. (Zie LV 84:38). In de naam van Jezus Christus. Amen. □
JANUARI 2002 93
'Het grote en eerste gebod'
Ouderling Robert F. Orton
van de Zeventig
Al het andere wat we doen, zal gezien het doel van ons bestaan van weinig eeuwig belang zijn als we God en onze naaste niet liefhebben.'
(...) en bid voor hen, die u geweld aandoen en u vervolgen.' (3 Nephi 12:44; zie ook Matteüs 5:44.) En Hij was het die pleitte voor de soldaten die Hem kruisigden: 'Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen' (Lucas 23:34).
Ik heb vele jaren gedacht dat lief- de een eigenschap was. Maar het is meer. Het is een gebod. In zijn ge- sprek met de rechtsgeleerde, een fa- rizeeër, zei Jezus: 'Gij zult de Heer, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede, daar- aan gelijk, is: Gij zult uw naaste lief- hebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten.' (Matteüs 22:36-40; zie ook Galaten 5:14.)
President Hinckley heeft gezegd: 'Liefde is als de poolster. Het is een constante in een veranderende we- reld. Het is het wezen van het evan- gelie. (...) Zonder liefde (...) blijft er weinig over om ons het evangelie aan te bevelen als een manier van leven.' (Teachings of Gordon B. Hinckley, blz. 319, 317.) De apostel Johannes heeft gezegd: 'God is lief- de' (1 Johannes 4:8). Daarom hangt aan Hem, de belichaming van liefde, de ganse wet en de profeten.
De apostel Paulus heeft gezegd dat geloof, het eerste evangeliebe- ginsel, werkt door liefde. (Zie Gala- ten 5:6). Wat een waardevolle leer!
De laatste vier weken is de aandacht van de hele wereld gevestigd op de weloverwo- gen, opzettelijke en vernietigende terreuracties.
Haat is de tegenpool van liefde. Lucifer is daarvan de belangrijkste voorstander en beoefenaar, en is dat al sinds zijn benadering van het heils- plan door de Vader werd verworpen. Hij gaf Judas in om Jezus aan de ho- gepriesters over te leveren voor dertig zilverstukken. Hij is de vijand van al- le rechtschapenheid en de vader van het conflict, die rondgaat 'als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden' (1 Petrus 5:8).
Anderzijds was het Jezus, door Ju- das overgeleverd aan de hogepries- ters, die zei: 'Hebt uw vijanden lief
Liefde is de stuwende kracht achter het geloof. Zoals een huis in de win- ter verwarmd wordt door een haard- vuur, zo krijgen we geloof door liefde voor God en onze naaste, waardoor alles mogelijk is.
De meesten van ons betuigen hun liefde voor God. Ik heb gemerkt dat liefde voor onze naaste het probleem is. De term naaste omvat onze familie, collega's, mensen die we in de kerk tegenkomen en zelfs de vijand, hoe- wel we niet goedkeuren wat die doet. Als wij al die mensen, onze broeders en zusters, niet liefhebben, kunnen we dan oprecht zeggen dat we God liefhebben? De apostel Johannes heeft gezegd: 'Wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben', en ook heeft hij gezegd: 'Indien iemand zegt: Ik heb God lief, doch zijn broe- der haat, dan is hij een leugenaar' (1 Johannes 4:20-21.) Liefde voor God en onze naaste zijn dus onaf- scheidelijk met elkaar verbonden.
Onze eeuwige vooruitgang is af- hankelijk van de mate waarin we liefhebben. Het woordenboek om- schrijft liefde als '(...) onzelfzuchtige, loyale en oprechte zorg voor het wel- zijn van elkaar; genegenheid, geba- seerd op bewondering, oprechtheid of wederzijdse interesses.' (Longman Webster English College Dictionary, overseas edition.) En volgens Moro- ni zijn 'de reine liefde van Christus' en 'naastenliefde' hetzelfde (Moroni 7:47). Het beste tonen we onze lief- de voor God door zijn geboden te onderhouden. En we kunnen onze liefde voor God en onze naaste to- nen door menslievende daden.
Sta me toe u twee voorbeelden te geven. In de bergen van Roemenië heeft een man zich, met zijn vrouw en twee kinderen, in de kerk laten do- pen. Hij werd leider van zijn gemeen- te; maar door financiële zorgen en spanningen in het gezin werd hij eni- ge tijd inactief. Toen hij weer actief werd, vertelde hij dat er iemand, toen hij bij zijn doop uit het water kwam, in zijn oor had gefluisterd: 'Ik hou van je'. Dat had nog nooit iemand tegen hem gezegd. Door de herinnering aan die uiting van liefde, en de liefdevolle daden en uitingen van de leden van zijn gemeente, is hij teruggekomen.
L I A H O N A 94
Een aantal jaren geleden raakte een jongeman betrokken bij we- reldse aangelegenheden. Zijn ou- ders hadden enige tijd geen invloed op hem. Twee hogepriesters, die bu- ren en leden van zijn wijk waren, maar niet specifiek geroepen om zich met hem te bemoeien, sloegen met nog een oom en anderen hun armen om hem heen en sloten vriendschap met hem. Ze begeleid- den hem zodat hij weer actief werd, en ze moedigden hem aan zich op een zending voor te bereiden. Ze zeiden dat ze van hem hielden en toonden dat door hun gedrag. Daardoor veranderde het leven van de jongeman. Er is een overvloed aan liefde nodig en bereidwillige sa- menwerking om een kind groot te brengen.
'Niemand kan bij dit werk be- hulpzaam zijn, tenzij hij ootmoedig en vol liefde is (...)' (LV 12:8). 'Dient elkander door de liefde' (Ga- laten 5:13). Hulpvaardigheid is een natuurlijk gevolg van liefde, en zo is liefde een natuurlijk gevolg van hulpvaardigheid. Mannen, help uw vrouw. Vrouwen, help uw man. Mannen en vrouwen, help uw kin- deren. En tot allen zeggen we: dien God en uw naaste. Als we dat doen, zullen we gaan houden van degene die we dienen, en zo gehoorzamen we het eerste en belangrijke gebod om lief te hebben.
Na zijn opstanding in Jeruzalem, verscheen Jezus aan de Nephieten in Amerika. Toen Hij hun over de doop verteld had, waarschuwde Hij voor boosheid en twist: 'En er zal geen woordenstrijd onder u zijn. (...) Want voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Hij, die de geest van twisten heeft, is niet van Mij, maar is van de duivel, die de vader van twisten is, en hij hitst het hart der mensen op om in toorn met elkander te twisten' (3Nephill:22, 29).
Broeders en zusters, als wij het gebod om lief te hebben, gehoorza- men, zal er geen woordenstrijd, twist of haat tussen of onder ons zijn. We spreken dan geen kwaad over elkaar, maar we behandelen elkaar vriende- lijk en met respect, in het besef dat we allemaal kinderen van God zijn.
Er zullen geen Nephieten. Lamanie- ten of andere '-ieten' onder ons zijn, en elke man, vrouw en elk kind zal correct met de ander omgaan.
Vroeg op een ochtend in Boeka- rest zag ik, toen ik in het Cismigiu- park liep te joggen, een oude boom die zijn best deed om nieuwe takken te vormen — om nieuw leven te ge- ven. Het symbool van leven is ge- ven. Wij geven zoveel aan ons gezin, onze vrienden en aan onze kerkge- meenschap, dat we soms, net als die oude boom, vinden dat het leven te moeilijk is — dat steeds maar geven een te zware last is. We kunnen den- ken dat het gemakkelijker is het op te geven en alleen maar te doen wat de natuurlijke mens doet. Maar we moeten en zullen niet opgeven. Waarom niet? Omdat we, net als Christus en die oude boom, moeten blijven geven. Laten wij, terwijl wij maar weinig geven, denken aan
Hem die zijn leven heeft gegeven opdat wij mochten leven.
Jezus heeft tegen het einde van zijn leven op aarde opnieuw onder- wezen in de leer van de liefde toen Hij zijn aanhangers leerde dat zij, net zoals Hij hen had liefgehad, el- kaar moesten liefhebben. 'Hieraan zullen allen weten dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander' (Johannes 13:35).
Tot slot wil ik zeggen dat al het andere wat we doen, gezien het doel van ons bestaan van weinig eeuwig belang zal zijn als we God en onze naaste niet liefhebben.
Ik getuig van de goddelijke aard van Christus en dat het zijn zending is de onsterfelijkheid en het eeuwige leven tot stand te brengen. Ik bid dat wij kunnen liefhebben zoals Hij heeft liefgehad, en blijven liefheb- ben. In de naam van Jezus Christus. Amen. □
President Hinckley wuift bij het verlaten van het Conferentiecentrum ten afscheid met zijn wandelstok naar de aanwezigen.
JANUARI 95
2 0 0 2
Onze daden bepalen
ons
karakter
Ouderling Wayne S. Peterson
van de Zeventig
'Bij de meeste confrontaties kunnen wij, door onze wijze van reageren, bepalen wat voor ervaring dat voor ons zal worden.'
Gelukkig schoot me voordat ik re- ageerde, een beginsel te binnen dat in de week voorafgaand tijdens de al- gemene conferentie door ouderling Marvin J. Ashton was besproken. (Conference Report, oktober 1970, blz. 36-38; of Improvement Era, de- cember 1970, blz. 59-60.) Hij zei toen hoe belangrijk het was om posi- tief en niet negatief op gebeurtenis- sen te reageren. Dus zwaaide ik naar het jongetje. Hij stak weer zijn tong uit. Ik glimlachte en wuifde weer. En deze keer zwaaide hij terug.
Al gauw wuifden zijn jongere broertje en zusje enthousiast mee. Ik beantwoordde dat met allerlei wuif- bewegingen totdat mijn arm moe werd. Toen leunde ik op het stuur en bleef zwaaien op elke creatieve manier die ik kon bedenken, in de hoop dat hun ouders of mijn vrouw snel terugkwamen.
Eindelijk kwamen de ouders, en toen ze wegreden, bleven mijn nieu- we vriendjes zwaaien zolang ik ze kon zien.
Dat was een simpele gebeurtenis, maar het toonde aan dat we bij de meeste confrontaties, door onze wij- ze van reageren, kunnen bepalen wat voor ervaring dat voor ons zal wor- den. Ik was dankbaar dat ik had ge- kozen om vriendelijk te reageren op het kinderlijke gedrag van mijn jon- ge vriend. Daardoor vermeed ik de negatieve gevoelens die ik gehad zou hebben als ik mijn natuurlijke in- stinct had gevolgd.
De Heiland leerde de Nephieten:
Lang geleden was ik met mijn gezin op vakantie toen er iets gebeurde dat mij een belang- rijke les leerde. Op een zaterdag be- sloten mijn vrouw en ik met de kinderen een ritje te maken en wat boodschappen te doen. Onder het rijden vielen de kinderen in slaap en omdat ik ze niet wakker wilde maken, bood ik aan in de auto te blijven terwijl mijn vrouw naar de winkel ging.
Terwijl ik zat te wachten, keek ik naar de auto die voor me stond. Hij zat vol kinderen, en ze keken naar mij. Mijn blik kruiste die van een jongetje van zes of zeven. Toen we elkaar aankeken, stak hij onmiddel- lijk zijn tong uit.
Mijn eerste reactie was om mijn tong naar hem uit te steken. Ik dacht: Waaraan heb ik dit verdiend?
'Alles dan, wat gij wilt dat de men- sen u zullen doen, doet gij hun des- gelijks' (3 Nephi 14:12).
Stel u voor welk effect het op de wereld zou hebben als iedereen deze 'gulden regel' toepaste. Maar dat lijkt tegengesteld aan de menselijke na- tuur. Koning Benjamin heeft gezegd: 'De natuurlijke mens is een vijand van God' en zal dat blijven, tenzij hij 'zich aan de ingevingen des Heiligen Geestes overgeeft, en de natuurlijke mens aflegt', en 'onderworpen, zacht- moedig, nederig, geduldig [en] vol liefde' wordt (Mosiah 3:19).
In de snelle, hedendaagse wereld lijken de mensen meer geneigd tot agressiviteit. Sommigen voelen zich snel beledigd en reageren boos op echte of vermeende beledigingen, en allemaal hebben we onverantwoord gedrag in het verkeer gezien of ervan gehoord, of kennen we andere voor- beelden van ruw, ongevoelig gedrag.
Jammer genoeg sluipt dit ons ge- zin binnen, en dat veroorzaakt thuis wrijving en spanning.
Het lijkt normaal om in een situ- atie terug te doen wat we krijgen. Maar zo hoeft het niet te zijn. Met zijn vreselijke oorlogservaringen in gedachten schreef Viktor Frankl: 'Wij, die in concentratiekampen hebben geleefd, wij zijn de gevange- nen niet vergeten die door de barak- ken liepen om anderen op te beuren en te troosten, die hun laatste korst brood aan een medegevangene schonken. Hun aantal was mis- schien klein, toch hebben deze man- nen overtuigend bewezen dat één ding de mens niet kan worden ont- nomen: de allerlaatste menselijke vrijheid — de keuze onder alle om- standigheden zijn eigen houding te be- palen, zijn eigen weg te kiezen.' (Mans Search for Meaning [1985], blz. 86; cursivering toegevoegd.)
Dat is nobel gedrag van hoog al- looi, maar Jezus verwacht het wel van ons. 'Hebt uw vijanden lief', heeft Hij gezegd, 'en bidt voor wie u vervolgen' (Matteüs 5:44).
Een van mijn lievelingslofzangen onderstreept die lering:
Beheers uw gevoelens, o mijn broeder;
L I A H O N A 96
leer uw natuurlüke reacties beheersen. Negeer uw emoties niet, maar laat wijsheid u besturen. (Hymns, nr. 336)
De besluiten die we nemen en ons gedrag vormen uiteindelijk ons karakter. Charles A. Hall heeft dat proces als volgt beschreven: 'We zaaien gedachten, we oogsten onze daden. We zaaien daden, we oogsten onze gewoonten. We zaaien ge- woonten, we oogsten ons karakter. We zaaien^ ons karakter, we oogsten onze bestemming.' (The Home Book of Quotations, onder redactie van Burton Stevenson [1934], blz. 845.)
Thuis is ons gedrag het belang- rijkst. Daar hebben onze daden de belangrijkste invloed, ten goede of ten kwade. Soms voelen we ons zo 'thuis' dat we niet meer op onze woorden letten. We verliezen een- voudige beleefdheid uit het oog. Als we niet oppassen, vervallen we in de gewoonte elkaar te bekritiseren, boos te worden of ons egocentrisch te gedragen. Omdat zij van ons hou- den, vergeven onze partner en onze kinderen ons misschien snel, maar vaak dragen ze in stilte ongeziene kwetsuren en onuitgesproken hart- zeer met zich mee.
Er zijn teveel gezinnen waar kin- deren bang zijn voor hun ouders of waar vrouwen bang zijn voor hun man. Onze leiders hebben ons in herinnering gebracht: 'De vader [behoort] zijn gezin met liefde en in rechtschapenheid te presideren', en ze hebben gewaarschuwd 'dat degenen die (...) hun partner of kinderen misbruiken (...) op een dag aan God rekenschap moeten afleggen.' ('Het gezin: een procla- matie aan de wereld', De Ster, oktober 1998, blz. 24.) De tegen- stander weet dat, als hij in het ge- zin een sfeer van rivaliteit, twist en angst kan kweken, de Geest bedroefd is en dat de banden die het gezin bijeen moeten houden, verzwakken.
De herrezen Heer heeft zelf ge- zegd: 'Want voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Hij, die de geest van twisten heeft, is niet van Mij, maar is van de duivel, die de vader van twisten is,
pn mi hitct- rn=*t nart rl^r m^r^con
om in toorn met elkander te twisten' (3Nephill:29).
Als we boosheid of rivaliteit in ons gezin voelen, moeten we onmid- dellijk onderkennen welke macht ons leven beheerst en wat Satan pro- beert te bereiken. Salomo heeft ons deze wijze formule nagelaten: 'Een zacht antwoord keert de grimmig- heid af, maar een krenkend woord wekt de toorn op' (Spreuken 15:1).
Ons gezin behoort liefst een toe- vluchtsoord te zijn waar elk lid zich veilig en bemind voelt, en bescher- ming vindt tegen de harde kritiek en rivaliteit die we in de wereld zo vaak zien.
Christus heeft een volmaakt voor- beeld gegeven hoe we in elke situatie onze emoties moeten beheersen. Toen Hij voor Kajafas en Pilatus stond, werd Hij afgeranseld, geslagen, bespuwd en bespot door zijn beulen. (Zie Matteüs 26; Lucas 23.) De grote ironie was dat zij hun Schepper ver- nederden die leed uit liefde voor hen.
Bij die onrechtvaardige mishande-
llllgCil LJiV^l JV^i.U-0 JTVCllili. ^11 VVV^lg^JLU-^
Hij onvriendelijk te reageren. Zelfs op het kruis, onder onuitsprekelijk lijden, bad hij: 'Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen' (Lucas 23:34).
Datzelfde verwacht Hij van ons. Tegen degenen die Hem wilden vol- gen, zei Hij: 'Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkan- der' (Johannes 13:35).
Mogen wij tonen dat we zijn dis- cipelen zijn door ons gezin op vrien- delijke en liefdevolle manier te sterken. Mogen we niet vergeten dat 'een zacht antwoord de grimmigheid afkeert' en ernaar streven om door onze banden en confrontaties met anderen een karakter te vormen dat de goedkeuring van de Heiland kan wegdragen.
Jezus Christus is het volmaakte voorbeeld. Hij is onze Heiland en Verlosser. Ik getuig van Hem! Wij ontvangen leiding van een le- vende profeet. In de naam van Jezus Christus. Amen. □
Het Mormoons Tabernakelkoor zingt tijdens een conferentiebijeenkomst.
JANUARI 2002 97
Mor niet
Ouderling H. Ross Workman
van de Zeventig
'Gehoorzaamheid is essentieel voor de verwezenlijking van de zegeningen van de Heer
treffelijk land had. Hij liet zijn dienstknechten twaalf olijfbomen planten en gaf ze opdracht een toren te bouwen om er toezicht op te hou- den. De toren had tot doel de wach- ters erop plaats te laten nemen om te waarschuwen als de vijand kwam. Zo konden ze de wijngaard beschermen.
De dienstknechten bouwden geen toren. De vijand kwam en vernielde de olijfbomen. De ongehoorzaam- heid van de dienstknechten leidde tot een ramp in de wijngaard. (LV 101:43-62.)
Waarom hadden de dienstknech- ten de toren niet gebouwd? Het zaad van de ramp was gezaaid door gemor.
Volgens de gelijkenis van de Heer, bestaat morren uit drie stap- pen. Elke stap leidt tot de volgende stap in een neergaande lijn naar on- gehoorzaamheid.
Ten eerste: de dienstknechten be- gonnen te twijfelen. Ze vonden dat ze het beter konden beoordelen dan hun meester. 'Waarvoor heeft onze heer deze toren nodig, aangezien het nu een tijd van vrede is?' zeiden ze. (LV 101:48.) Eerst twijfelden ze zelf en plantten die twijfel vervolgens in de gedachten van anderen. De twij- fel kwam eerst.
Ten tweede: ze praatten goed dat ze niet deden wat hun gezegd was. Ze zeiden: 'Kon dit geld niet aan de geldwisselaars worden gegeven? Want deze dingen zijn niet nodig.' (LV 101:49.) Zo bedachten ze een excuus voor hun ongehoorzaamheid.
De derde stap volgt vanzelf: laks- heid in het opvolgen van de gebo- den van de Meester. In de gelijkenis staat: '[Ze werden] zeer nalatig en
Als jonge zendelingen getuig- den mijn collega en ik dat God in deze tijd spreekt door profeten. Een man vroeg: 'En wat heeft jullie profeet deze week gezegd?' Ik pijnigde mijn hersens welke boodschap van de profeet er stond in de laatste Improvement Era, destijds het belangrijke tijdschrift van de kerk. Ik begreep ineens bij- zonder goed hoe belangrijk het is dat we de leringen van de levende pro- feet kennen en gehoorzamen.
Ik hoop u er vandaag toe te bren- gen de levende profeten te volgen en u te waarschuwen voor de mislei- ding die de tegenstander bedacht heeft om u ervan te weerhouden hen te volgen. In de Schriften wordt die misleiding 'morren' genoemd.
De Heiland heeft ons in een gelij- kenis gewaarschuwd voor het verra- derlijke pad van ongehoorzaamheid door 'morren'. Die gelijkenis gaat over een edelman die een stuk voor-
gaven geen gehoor aan de geboden van hun heer.' (LV 101:50.) Zo was de tijd rijp voor een ramp.
God heeft zijn kinderen gezegend met profeten die hen onderwijzen in zijn wegen en hen voorbereiden op het eeuwige leven. Gods wegen zijn voor de mens niet gemakkelijk te begrijpen. 'Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen, luidt het woord des Heren' (Jesaja 55:8). Ge- hoorzaamheid is essentieel voor de verwezenlijking van de zegeningen van de Heer, zelfs als we het doel van het gebod niet begrijpen.
De tegenstander verleidt ons heel subtiel tot morren om zo de kracht te vernietigen die voortkomt uit ge- hoorzaamheid. Dat patroon zien we duidelijk in de geschiedenis van de kinderen van Israël:
De Heer beloofde de kinderen van Israël dat Hij een engel zou stu- ren om de Kanaanieten te verdrij- ven zodat Israël het land van melk en honing kon beërven. (Zie Exodus 33:1-3.) Toen Israël de grens van Kanaan bereikte, stuurde Mozes spionnen het land in, en toen die te- rugkwamen, rapporteerden ze dat de legers van Kanaan sterk waren, en ze opperden dat Kanaan sterker was dan Israël. Toen begon het morren.
Ze twijfelden aan het gebod van Mozes, hun levende profeet. Ze brachten hun twijfel over op ande- ren. Hoe kon Israël de reuzen van Kanaan verslaan als de kinderen van Israël zich met sprinkhanen konden vergelijken? (Zie Numeri 13:32-33.)
Twijfel draaide uit op goedpraten en excuses. Ze beweerden dat ze bang waren voor hun vrouwen en kinderen. 'Zou het voor ons niet be- ter zijn naar Egypte terug te keren?' zeiden ze. (Zie Numeri 14:2-3.)
Het morren werd ongehoorzaam- heid toen Israël een hoofd wilde aanstellen dat hen naar Egypte terug zou brengen. (Zie vers 4.)
Ze weigerden gewoon de levende profeet te volgen. Wegens hun ge- mor ontnam de Heer de kinderen van Israël de beloofde zegening (dat Hij de Kanaanieten zou verslaan en hun het beloofde land zou geven). In plaats daarvan stuurde Hij Israël
L I A H O N A 98
» .!
Op zaterdagavond arriveren priesterschapsdragers voor de priesterschapsbijeenkomst van de algemene conferentie.
de wildernis in, waar ze veertig jaar zouden ronddolen.
Het vertrouwde patroon van mor- ren zien we ook weer in het gezin van Lehi.
Toen de profeet Lehi zijn zoons naar Jeruzalem stuurde om de kope- ren platen te bemachtigen, onder- vonden ze veel tegenslag. Eerst werd Laman uit het huis van Laban gezet toen hij alleen maar om de platen vroeg. Toen de zoons van Lehi goud en zilver voor de platen boden, stond Laban ze naar het leven en nam ze hun bezit af. De broers ver- borgen zich in een hol in de rotsen om de situatie te bespreken.
Laman en Lemuël morden. Zoals altijd begon dat met twijfel: 'Hoe is het mogelijk, dat de Here Laban aan ons zal overgeven?' zeiden ze (lNephi3:31).
Toen kwamen de excuses: 'Zie, hij is een machtig man en hij kan over vijftig gebieden; hij kan er zelfs vijftig doden, waarom ons dan niet?' (1 Nephi 3:31.)
En ten slotte werden ze laks. Vol boosheid, wrevel en excuses wachtten
Laman en Lemuël bij de muren van Jeruzalem terwijl de trouwe Nephi het werk van de Heer volbracht. (Zie 1 Nephi 4: 3-5.)
De Heer heeft zich in onze tijd te- gen die houding uitgesproken: 'Maar hij, die niets doet, voordat het hem wordt geboden, en een gebod met een twijfelend hart ontvangt en het traag nakomt, wordt verdoemd' (LV 58:29).
We hebben onze levende profeten steun verleend door het opsteken van onze hand. We hebben het voor- recht dat we het geopenbaarde woord van God in deze tijd horen van onze levende profeten. Wat doen we als we dat horen? Volgen we de aanwijzingen van onze levende profe- ten precies op, of morren we?
Is het in onze eigen tijd gemakke- lijker om een levende profeet te vol- gen dan in de tijd van Mozes of Nephi? Zouden degenen die tegen Mozes en Nephi morden, ook in deze tijd niet morren? Diezelfde vragen kunnen we omdraaien. Degenen die nu morren, zouden ook net zo ge- mord hebben als Laman en Lemuël of de kinderen van Israël tegen de
profeet van hun tijd, met dezelfde rampzalige gevolgen.
De eenvoudigste aanwijzingen kunnen de neiging tot morren ont- hullen. Ik woonde eens een dienst bij waarbij de presiderende autoriteit de aanwezigen verzocht om vooraan plaats te nemen. Enkelen deden dat. De meesten niet. Waarom niet?
Ik weet zeker dat er mensen waren die zich afvroegen waarom ze van hun comfortabele plaats moesten ko- men. 'Waarom zou ik?' Die vraag werd ongetwijfeld gevolgd door een excuus of een redelijke verklaring waarom het niet uitmaakte of ze nu wel of niet een andere plaats inna- men. Ik denk dat er enige irritatie ontstond over zo'n verzoek van de presiderende autoriteit. De laatste stap was, duidelijk voor iedereen die dit gevolgd heeft, laksheid in het vol- doen aan het verzoek. Weinig mensen stonden op. Was dat een kleinigheid? Ja. Maar daaruit sprak wel een dieper liggend gebrek aan bereidwilligheid om te gehoorzamen. Het weerspiegel- de een geest van ongehoorzaamheid. Dat is geen kleinigheid.
JANUARI 99
2 0 0 2
Kort geleden was ik in een kerk- dienst in West-Afrika toen een priesterschapsleider de broeders vroeg om plaats te nemen op de eer- ste drie rijen in de kapel. Alle man- nen stonden onmiddellijk op en volgden die aanwijzing op. Een klei- nigheid? Ja. Maar het weerspiegelde de bereidheid om te gehoorzamen. Dat is geen kleinigheid.
Ik vraag u om na te denken over het gebod van levende profeten waarmee u de meeste moeite heeft. Betwijfelt u of dat gebod op u van toepassing is? Heeft u gemakkelijke 'excuses' waarom u dat gebod nu niet kunt nakomen? Raakt u gefrustreerd of geïrriteerd door degenen die u aan dat gebod herinneren? Bent u laks in het onderhouden ervan? Pas op voor de misleiding van de tegenstander. Pas op voor morren.
Een gelukkige ouder ervaart bij- zondere vreugde als zijn kind bereid is om te gehoorzamen. Is dat ook met God niet zo?
Ik kan een beetje begrijpen hoe blij de Heer moet zijn als zijn dienst- knechten gehoorzamen zonder te morren. Pas nog woonden mijn vrouw en ik een bijeenkomst bij waar ons verteld zou worden wat onze taak was. We hadden op dat moment geen idee wat die zou zijn, of waar. Ik had zelf gehoord dat we in West-Afrika op zending zouden worden geroepen. Ik was verrast en blij met de opdracht, maar ook moest ik denken aan de mogelijke reactie van degene die al 39 mijn partner is. Hoe zou zij die taak opvatten? Ik wist dat ze zou in- stemmen. In al onze jaren samen had ze nog nooit een roeping van de Heer geweigerd. Maar wat zou ze voelen?
Ik zat naast haar, en ze zag aan mijn ogen dat ik het wist. Ze zei: 'Nou, waar gaan we heen?' Ik zei al- leen: Afrika.' Haar ogen straalden en ze zei blij: 'Is dat niet fantas- tisch!' Mijn vreugde was volkomen.
Zo verheugd moet ook onze Va- der zijn als wij met een bereidwillig hart de levende profeten volgen. Ik getuig dat Jezus de Christus leeft. Hij spreekt tot profeten in onze tijd. Ik bid dat wij onze profeten zonder morren zullen volgen. In de naam van Jezus Christus. Amen. D
De kracht van een sterk getuigenis
Ouderling Richard G. Scott
van het Quorum der Twaalf Apostelen
lUw veiligheid en uw geluk zijn afhankelijk van de kracht van uw getuigenis, want uw gedrag zal er in tijden van beproeving of onzekerheid door geleid worden.'
In deze onzekere wereld zijn er za- ken die nooit veranderen: de vol- maakte liefde die onze hemelse Vader voor ons heeft; de zekerheid dat Hij leeft en ons altijd hoort; het bestaan van zuivere, onveranderlijke waarheden; het feit dat er een plan van geluk is; de zekerheid dat succes verkregen kan worden door geloof in Jezus Christus, door gehoorzaamheid aan zijn leringen en door de verlos- sende kracht van zijn verzoening; de zekerheid van leven na de dood; de realiteit dat onze staat daar afhanke- lijk is van onze levenswijze hier. En of iemand deze waarheden al dan niet accepteert, die realiteit verandert niet. Ze zijn de fundamentele bouw- stenen van een levend getuigenis. Een sterk getuigenis is de onwrikbare
fundering van een veilig, zinvol leven waarin vrede, vertrouwen, geluk en liefde kunnen bloeien. Het is veran- kerd in de overtuiging dat een alwe- tend God zijn werk bestuurt. Hij zal niet falen. Hij zal Zich aan zijn belof- ten houden.
Een sterk getuigenis is de kracht van een succesvol leven. Het is ge- richt op het begrip van de goddelijke eigenschappen van God de Vader, Jezus Christus en de Heilige Geest. Het is gewaarborgd door een gewillig vertrouwen op Hen. Een krachtig getuigenis is gebaseerd op de zeker- heid dat de Heilige Geest ons dage- lijks handelen ten goede kan leiden en inspireren.
Een getuigenis wordt versterkt door de geestelijke indrukken die de geldigheid bevestigen van een lering, een rechtschapen daad of een waar- schuwing voor dreigend gevaar. Die indrukken gaan vaak gepaard met krachtige emoties, waardoor je een brok in de keel krijgt en tranen in je ogen. Maar een getuigenis is geen emotie. Het is het fundamenteelste en belangrijkste onderdeel van een karakter dat is gevormd door talrijke goede beslissingen. Deze beslissingen worden genomen met geloof en ver- trouwen in zaken die geloofd en, aanvankelijk althans, niet gezien worden.1 Door een sterk getuigenis krijgen we gemoedsrust, troost en zekerheid. De overtuiging wordt ontwikkeld dat als de leringen van
L I A H O N A 100
de Heiland consequent gehoor- zaamd worden, het leven prachtig en de toekomst zeker zal zijn. Dan zullen we het vermogen hebben om de moeilijkheden op ons pad te overwinnen. Een getuigenis groeit als wij de waarheid begrijpen, en wordt verkregen door gebed en schriftstudie. Het wordt gevoed als wij die waarheden naleven, met ge- loof en vertrouwen dat we de be- loofde zegeningen zullen ontvangen.
Alle profeten zijn door de eeuwen heen gesterkt door een krachtig ge- tuigenis. In moeilijke tijden hebben ze door hun getuigenis moed en vast- beradenheid ontwikkeld. Een krach- tig getuigenis kan hetzelfde voor u betekenen. Als u uw getuigenis ver- sterkt, zult u de kracht krijgen om de juiste beslissingen te nemen, zodat u bestand zult zijn tegen de invloeden van de wereld die steeds wreder wor- den. Uw veiligheid en uw geluk zijn afhankelijk van de kracht van uw ge- tuigenis, want uw gedrag zal er in tij- den van beproeving of onzekerheid door geleid worden.
Evalueer uw leven eerlijk. Hoe sterk is uw getuigenis? Is het werkelijk een steun en kracht in uw leven, of is het slechts de hoop dat wat u geleerd
hebt waar is? Is het meer dan een vaag geloof dat waardevolle denk- beelden en levenswijzen redelijk en logisch zijn? Zo'n verstandelijke aan- vaarding is niet nuttig als u met ern- stige moeilijkheden te maken krijgt, en die zullen zeker op uw pad komen. Bent u met behulp van uw getuigenis in staat om goede beslissingen te ne- men? Om dat te kunnen doen, moe- ten de fundamentele waarheden een belangrijk onderdeel van uw karakter vormen. Ze moeten een belangrijk onderdeel van uw wezen zijn, meer gekoesterd dan het leven zelf. Als uit een eerlijke beoordeling van uw ge- tuigenis blijkt dat het niet zo sterk is als het zou moeten zijn, hoe kunnen we het dan versterken?
Uw getuigenis zal versterkt wor- den als u uw geloof in Jezus Christus oefent, in zijn leringen en in zijn on- beperkte macht om zijn beloften na te komen.2 De sleutelwoorden zijn 'geloof oefenen'. Waar geloof heeft veel macht, maar er zijn beginselen die gevolgd moeten worden om die macht te gebruiken. Moroni heeft ge- zegd 'dat geloof datgene is, wat men hoopt en niet ziet; betwist het echter niet, omdat gij het niet ziet, want gij verkrijgt geen getuigenis dan na de
beproeving van uw geloof.' * Dat be- tekent dat u de waarheid of het be- ginsel waarin u geloof hebt, moet toepassen. Als u het consequent na- leeft, krijgt u door de macht van de Heilige Geest een getuigenis van de waarheid ervan. Het is vaak een ge- voel van gemoedsrust. Het kan een innerlijk gevoel zijn. Het kan het be- wijs van de deur naar andere waarhe- den zijn. Als u geduldig naar een bevestiging op zoek gaat, zult u die ontvangen. Erken dat de Heer u het vermogen zal geven om de waarheid van zijn leringen te begrijpen en door persoonlijke ervaring te bewijzen. Hij zal met zekerheid bevestigen dat zijn wetten de beloofde resultaten zullen opleveren als ze gewillig en conse- quent worden onderhouden.
Een krachtig getuigenis komt voort uit stille momenten van gebed en overdenking, als u de indrukken herkent die erbij horen. Nederig ge- bed, vol vertrouwen, verschaft ver- lichting, bemoediging, troost, leiding en gemoedsrust die de ongehoorza- men nooit zullen ervaren.
Sommige waarheden over het ge- bed kunnen een hulpmiddel voor u zijn. De Heer zal uw gebeden in tijd van nood verhoren. Hij zal ze altijd
JANUARI 101
2 0 0 2
beantwoorden. Zijn antwoord zal over het algemeen echter niet gege- ven worden als u op uw knieën zit te bidden, zelfs niet als u om een on- middellijk antwoord vraagt. Er is een patroon dat gevolgd moet wor- den. Er wordt van u verwacht dat u zelf naar een antwoord op uw gebe- den zoekt, en dan om de bevestiging vraagt of dat antwoord juist is.4 Ge- hoorzaam zijn raad dat 'gij het in uw gedachten moet uitvorsen'.5 Vaak zult u een oplossing bedenken. Dan vraagt u om een bevestiging dat uw antwoord juist is. Die hulp kan door gebed of schriftstudie verkre- gen worden, soms door de hulp van anderen6, of door uw eigen vaardigheden, onder leiding van de Geest.
Soms wil de Heer dat u vol ver- trouwen voorwaarts gaat, totdat u een antwoord krijgt. Zijn antwoord komt meestal in de vorm van pak- ketjes hulp. Als elk pakketje vol ge- loof aangegrepen wordt, zal het met andere verbonden worden om u het volledige antwoord te verschaffen. Dit patroon vereist de oefening van ons geloof. Hoewel het soms erg moeilijk is, zal het persoonlijke groei tot gevolg hebben. Soms zal de Heer u een antwoord geven voordat u er- om vraagt. Dat gebeurt als u zich bepaalde gevaren niet bewust bent, of als u iets verkeerds doet en erop vertrouwt dat het goed is.
Alma heeft gezegd hoe vasten en gebed ons getuigenis kunnen versterken:
'Ik getuig u, dat ik weet, dat deze dingen, waarvan ik heb gesproken, waar zijn. En hoe denkt gij, dat ik dit zo met zekerheid weet?
'(...) Ziet, ik heb vele dagen ge- vast en gebeden, opdat ik deze din- gen zelf mocht weten. Nu weet ik zelf, dat ze waar zijn; want de Here God heeft ze door zijn Heilige Geest aan mij geopenbaard.'7
President Romney heeft de ge- tuigenisversterkende kracht van de Schriften met dit voorbeeld aangegeven:
'Ik dring er bij u op aan om ver- trouwd te raken met [het Boek van Mormon], Lees het voor aan uw kinderen; ze zijn niet te jong om het te begrijpen. Ik weet nog goed dat ik het met een van mijn jongens las toen hij nog heel jong was. (...) Ik lag onderop het stapelbed en hij bo- venop. We lazen om de beurt een stukje uit die drie laatste indrukwek- kende hoofdstukken van 2 Nephi. Ik hoorde hem zijn keel schrapen en dacht dat hij verkouden was. (...) Toen we klaar waren zei hij: "Papa, huilt u wel eens als u in het Boek van Mormon leest?"
'"Ja, jongen, (...) soms getuigt de Geest van de Heer zo doordringend tot mijn ziel dat het 'Boek van Mor- mon waar is, dat ik moet huilen."
'"Nou," zei hij, "Dat overkwam mij daar straks.'"8
Uw getuigenis zal versterkt wor- den als u de wet van tiende naleeft en vastengaven betaalt, en de Heer zal u rijkelijk zegenen. Als uw getui- genis versterkt wordt, zal Satan har- der zijn best doen om u te verleiden. Weersta zijn pogingen. Dan zult u sterker worden, en zal zijn invloed op u afnemen.9 De toenemende invloed van Satan in de wereld wordt toege- staan om een omgeving te scheppen waarin wij ons kunnen bewijzen. Sa- tan veroorzaakt nu problemen, maar zijn uiteindelijke lot is bezegeld door Jezus Christus' opstanding en verzoe- ning. De duivel zal niet overwinnen.
Zelfs nu moet hij binnen de gren- zen blijven die de Heer heeft vastge- steld. Hij kan geen zegeningen afnemen die zijn verdiend. Hij kan geen karakter veranderen dat door juiste beslissingen is gevormd. Hij
L I
A H O N A 102
heeft niet de macht om de eeuwige banden te verbreken die in de heili- ge tempel tussen man, vrouw en kinderen zijn gesmeed. Hij kan waar geloof niet vernietigen. Hij kan ons getuigenis niet wegnemen. Ja, die dingen kunnen wij kwijtraken als we aan zijn verleidingen toegeven. Maar hij heeft zelf niet de macht om ze te vernietigen.
Deze en andere waarheden zijn zekerheden. Maar uw overtuiging van die realiteit moet voortkomen uit uw eigen begrip van de waarheid, uit uw eigen toepassing van goddelij- ke wetten en uit uw gewilligheid om het bevestigende getuigenis van de Geest te ontvangen. Uw getuigenis kan beginnen met de erkenning dat de leringen van de Heer redelijk lij- ken. Maar het moet groeien door ge- hoorzaamheid aan zijn wetten. Dan zult u uit eigen ervaring weten dat ze waar zijn en kunt u de beloofde zege- ningen in ontvangst nemen. Die be- vestiging krijgt u niet in één keer. Een sterk getuigenis ontvangen we regel op regel en voorschrift op voor- schrift. Er is geloof, tijd, gehoorzaam- heid en offerbereidheid voor nodig.
Een sterk getuigenis kan niet op een zwakke fundering worden ge- bouwd. Doe daarom niet alsof u iets weet, terwijl u het niet zeker weet. Streef naar een bevestiging van de Geest. We moeten in krachtig gebed worstelen, rechtschapen leven en om een bevestiging van de Geest vragen. De pracht van de leringen van de Heer is dat ze waar zijn en dat we daar zelf achter kunnen ko- men. Ontwikkel uw geestelijke ont- vankelijkheid door voortdurend open te staan voor de leiding die we door de stille, zachte stem van de Geest kunnen ontvangen. Vertel on- ze Vader in de hemel over uw gevoe- lens, behoeften, hoop en verlangens. Praat vol vertrouwen met Hem, en weet dat Hij zal luisteren en ant- woorden. Ga dan geduldig voort en doe wat goed is, met het vertrouwen dat voortkomt uit geloof en recht- schapenheid. Wacht geduldig op het antwoord dat gegeven zal worden, op de manier en de tijd die de Heer het meest geschikt vindt.10
Waarom was Joseph Smith in staat
om meer tot stand te brengen dan zijn vaardigheden toelieten? Door zijn krachtige getuigenis. Dat leidde tot zijn gehoorzaamheid, zijn geloof in de Meester, en zijn onwrikbare be- sluit Gods wil te doen. Ik getuig dat u, naarmate uw getuigenis in kracht toeneemt, en zo u dat nodig heeft en verdient, meer inspiratie zult ontvan- gen om te weten wat u moet doen, en indien noodzakelijk, goddelijk kracht om dat ook te doen.11 Joseph Smith verfijnde zijn vermogen om de leiding van de Heer op te volgen door gedisciplineerd bezig te zijn. Hij liet zijn eigen verlangens, gemak of de overredingen van mensen niet prevaleren boven zijn gehoorzaam- heid. Volg zijn voorbeeld na.
Om op sommige momenten en tijdens overdenking blijvende ge- moedsrust en veiligheid te ontvan- gen, moet u zeker weten dat er een God in de hemel is die van u houdt; dat Hij alles bestuurt en u zal hel- pen. Die overtuiging is de kern van een sterk getuigenis.
Na mijn toespraak zal president Hinckley de slotwoorden van deze conferentie spreken. Vanochtend hebben we gehoord hoe hij ons, als profeet van de Heer, tot ernst stem- mende en toch geruststellende raad heeft gegeven aangaande de moei- lijkheden die in het verschiet liggen. Hij heeft ons gevraagd nederig tot God te bidden om leiding en kracht bij de strijd tegen het kwaad. Onze veiligheid is in Hem en zijn geliefde
Zoon, Jezus Christus. Ik weet dat de Heiland van u houdt. Hij zal uw in- spanningen om uw getuigenis te ver- sterken, bekrachtigen, zodat het een volkomen kracht ten goede in uw leven wordt, een kracht die u een steun zal zijn in tijden van nood, en die u vrede en zekerheid zal schen- ken in deze onzekere tijden.
Als een van zijn apostelen, be- voegd om van Hem te getuigen, ge- tuig ik plechtig dat ik weet dat de Heiland leeft, dat Hij een opgestaan, verheerlijkt persoon van volmaakte liefde is. Hij is onze hoop, onze Mid- delaar, onze Verlosser. In de naam van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
1. Zie Ether 12:6; Hebreeën 11:1.
2. Zie Alma 26:22; LV 3:1-10; LV 82:10.
3. Ether 12:6; accentuering toegevoegd.
4. Zie LV 6:23, 36; LV 8:2-3, 10; LV 9:9. 5.LV9:8.
6. Zie The Teachings of Spencer W. Kimball; bezorgd door Edward L. Kimball; (1982), blz. 252.
7. Alma 5:45-46.
8. Conference Report, april 1949, blz. 41.
9. Zie David O. McKay, 'Let Virtue Garnish Thy Thoughts,' Conference Report, april 1969, Improvement Era, juni 1969, blz. 28.
10. Zie David O. McKay, 'The Times Call for Courageous Youth and True Man- hood,' Conference Report, april 1969, Improvement Era, juni 1969, blz. 117.
11. Zie LV 43:16.
JANUARI 103
2 0 0 2
Tot
)
wu w
eder
>
zien
President Gordon B. Hinckley
'Onze deugd zal ons veiligheid verschaffen. Onze rechtschapenheid zal ons kracht verschaffen. God heeft duidelijk gesteld dat Hij ons niet zal verlaten als wij Hem niet verlaten.'
Geliefde broeders en zusters, ik ben blij dat zuster Inis Hunter, de weduwe van pre- sident Howard W. Hunter, gisteren en vandaag in ons midden was. We waarderen dat zeer.
We zijn aan het eind gekomen van deze geweldige conferentie. Het koor zal 'God zij met u tot w'u wederzien' (lofzang 105). Ik ben dankbaar voor die lofzang. De tekst gaat als volgt:
God zij niet u tot w'u wederzien;
dat zijn vaderhand u leidde;
bij zijn kudd' u veilig weidde, (...)
als de levensstormen woeden, moog' zijn arm u dan behoeden (...).
Blijf op zijne liefde bouwen door op Christus te vertrouwen, God zij niet u tot w'u wederzien.
Ik heb die woorden in het Engels gezongen terwijl anderen ze in veel
verschillende talen zongen. Ik heb deze prachtige, eenvoudige woorden bij gedenkwaardige gelegenheden over de hele wereld gezongen. Ik heb ze met tranen in mijn ogen tijdens afscheidsdiensten voor zendelingen gezongen. Ik heb ze met soldaten in gevechtstenue in Vietnam gezongen. In de loop der jaren heb ik deze af- scheidswoorden op duizend plaatsen gezongen, in veel verschillende om- standigheden, met zoveel anderen die elkaar liefhebben.
We waren vreemdelingen toen we elkaar ontmoetten. We waren broeders en zusters toen we afscheid namen.
Die eenvoudige woorden werden een gebed tot de troon van God, ten behoeve van elkaar.
En in die geest nemen we na een heel opmerkelijke en gedenkwaardi- ge conferentie afscheid van elkaar.
Ik hoop dat ons hart geraakt is door de woorden die de broeders en zusters hebben gesproken, en dat we goede voornemens hebben. Ik hoop dat iedere getrouwde man tegen zich- zelf zal zeggen: 'Ik zal aardiger en mil- der voor mijn vrouw en kinderen zijn. Ik zal mij beheersen.' Ik hoop dat irri- tatie in onze gesprekken door vrien- delijkheid zal worden vervangen.
Ik hoop dat iedere vrouw haar man als dierbare partner zal be- schouwen, de ster van haar leven, haar steun, haar beschermer, haar partner met wie ze hand in hand alle lasten draagt. Ik hoop dat zij haar kinderen als zoons en dochters van God zal beschouwen, haar belang- rijkste bijdrage aan de wereld, haar grootste zorg met betrekking tot hun
prestaties, en kostbaarder dan enige andere hoop.
Ik hoop dat jongens en meisjes deze conferentie zullen verlaten met meer waardering voor hun ouders, met meer liefde in hun hart voor de mensen die hen op deze aarde heb- ben gezet, voor hen die het meest van hen houden en zich het meest zorgen om hen maken.
Ik hoop dat het geluid bij ons thuis een aantal decibellen zal afne- men, dat we zachter zullen praten, met meer waardering en respect voor elkaar.
Ik hoop dat alle leden van de kerk volledig trouw aan de kerk zul- len blijven. De kerk heeft onze loya- le steun nodig, en u hebt de loyale steun van de kerk nodig.
Ik hoop dat het gebed een be- langrijkere rol in ons leven zal spe- len. Niemand kan in de toekomst kijken. We kunnen speculeren, maar we weten het niet zeker. We kunnen door ziekte getroffen worden. We kunnen met tegenspoed geconfron- teerd worden. We kunnen door angst bevangen worden. De dood kan haar koude en plechtige hand op ons of een dierbare leggen.
Moge onverzettelijk en onveran- derlijk geloof, ongeacht de toe- komst, als een poolster boven ons schijnen.
Momenteel staan we oog in oog met bepaalde problemen, ernstig en overweldigend, die ons zorgen baren. We hebben zeker de Heer nodig.
Toen ik naar huis ging voor de middagmaaltijd, zette ik de televi- sie aan en keek even naar het nieuws, toen moest ik denken aan de woorden uit de psalm: 'Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid?' (Zie Psalmen 2:1.) Ik heb alle oorlogen van de 205te eeuw meegemaakt. Mijn oud- ste broer ligt begraven in Frankrijk, gesneuveld in de Eerste Wereldoor- log. Ik heb de Tweede Wereldoor- log meegemaakt, de Koreaanse oorlog, Vietnam, de Golfoorlog, en minder ernstige conflicten. We zijn een ruziezoekend en moeilijk volk in onze onderlinge conflicten. We behoren ons tot de Heer te wenden en op Hem te vertrouwen. Ik moet
L I A H O N A 104
denken aan de indrukwekkende woorden van Kipling:
In verre streken smelten onze vloten; op duinen en kapen is men het vuur
aan het vergooien — zie, onze praal van weleer is aldus één met Nineve en Tyrus! Rechter aller volken, spaar ons nog
even, Opdat wij niet vergeten — opdat
wij niet vergeten! (Naar Rudyard Kipling, 'Reces- sional', in Masterpieces of Religious Verse, onder redactie van James Dalton Morrison [1948], blz. 512.)
Onze deugd zal ons veiligheid verschaffen. Onze rechtschapenheid zal ons kracht verschaffen. God heeft duidelijk gesteld dat Hij ons niet zal verlaten als wij Hem niet verlaten. Hij, die waakt over Israël, sluimert noch slaapt. (Zie Psalmen 121:4.)
En nu wij deze conferentie gaan afsluiten, wil ik, hoewel wij nog een slotgebed zullen hebben, onder deze omstandigheden een kort gebed uit- spreken:
O God, onze eeuwige Vader, gro- te Rechter aller volken, U die het heelal bestuurt, U, onze Vader en onze God, van wie wij kinderen zijn, wij verlaten ons op U in deze donke- re en ernstige tijd. Lieve Vader, ze- gen ons met geloof. Zegen ons met liefde. Zegen ons met naastenliefde in ons hart. Zegen ons met de geest van volharding om het afgrijselijke kwaad in deze wereld uit te roeien. Schenk bescherming en leiding aan wie actief betrokken zijn bij de strijd. Zegen hen; bewaar hun leven; behoed hen voor het kwaad en het gevaar. Neig uw oor naar hun dier- baren die bidden voor hun veilig- heid. Wij bidden voor de grote democratieën van deze aarde, waar- op U hebt toegezien bij de stichting van hun regeringen, waar vrede en vrijheid en democratische processen gemeengoed zijn.
O Vader, zie met barmhartigheid om naar deze natie en zijn vrienden in deze tijd van nood. Spaar ons en leer ons te wandelen met geloof in U en in uw geliefde Zoon, op wiens
barmhartigheid wij ons verlaten en op wie wij vertrouwen als onze Heiland en onze Heer. Zegen de zaak van vre- de en herstel die weer snel aan ons, dat bidden wij U nederig. Wilt U ons onze arrogantie vergeven, wilt U aan
onze zonden voorbijgaan, wilt U ons genadig zijn, dat ons hart zich in lief- de tot U zal wenden. Dat bidden wij nederig in de naam van Hem die ons allen liefheeft, Jezus Christus, onze Verlosser en Heiland. Amen. D
JANUARI 105
2 0 0 2
Bijeenkomst van de zustershulpvereniging
29 september 2001
Standvastig en onwrikbaar
Mary Ellen Smoot
Algemeen presidente van de ZHV
(We kunnen ons geloof niet de rug toekeren als er zich problemen voordoen, We keren ons niet af; we trekken ons niet terug; we raken niet ontmoedigd. '
in de wereld. Ik zal nooit meer de- zelfde zijn.
Ik vraag u voor mij te bidden nu ik een aantal dingen zeg die, naar ik hoop, tot uw hart zullen doordrin- gen en u dichter bij onze Heiland en Verlosser zullen brengen.
We hebben gekozen om standvas- tig en onwrikbaar te zijn in ons geloof vanwege de beloften van eeuwige heerlijkheid, eeuwige vooruitgang en blijvende gezinsbanden in het cele- stiale koninkrijk. We houden van on- ze gezinsleden en we weten dat we de grootste vreugde en vrede ontvangen als we zien dat zij, wanneer gecon- fronteerd met de beproevingen van het leven, rechtschapen keuzen doen om de wereld te overwinnen.
Af en toe neem ik het gezicht van een van mijn kinderen of kleinkinde- ren in mijn handen als ze iets doen wat hen onmiddellijk of op den duur schade kan toebrengen. Ik kijk ze dan diep in de ogen en leg ze zorgvul- dig uit dat we van ze houden en dat ze ons dierbaar zijn. Dan beschrijf ik welke schade er kan ontstaan door de daden waarvoor ze hebben gekozen.
Ik kan me voorstellen dat de Hei- land ons gezicht in zijn handen neemt en ieder van ons smeekt om standvastig en onwrikbaar en ge- trouw te blijven aan de God, die ons gemaakt heeft.
Soms komen er mensen en ge- beurtenissen in ons leven die sporen in ons hart achterlaten, waardoor we nooit meer dezelfde zijn.
Vanavond bidden we als presidi- um dat de woorden die vanavond gesproken worden, sporen in ons hart zullen achterlaten, en dat we als dochters van God flink, stand- vastig en onwrikbaar zullen blijven.
Op mijn reizen over de wereld hebben de getrouwe zusters van de zustershulpvereniging sporen in mijn hart achtergelaten. Ik heb hun toe- gewijde inspanningen gezien om el- kaar te dienen, zowel hier als elders
Zusters, ik zou uw gezicht in mijn handen willen nemen, u diep in de ogen willen kijken en u deelgenoot maken van een duidelijk beeld van uw belangrijke rol als geliefde dochter van God, wier 'leven inhoud, zin en richting heeft'. Wij zijn vrouwen die ons 'getuigenis van Jezus Christus [versterken] door gebed en schriftstu- die', die 'streven naar geestelijke kracht door gehoor te geven aan de ingevingen van de Heilige Geest'. Wij 'wijden ons toe aan het sterken van huwelijk en gezin, ervaren het moe- derschap als een edele taak en vinden vreugde in het vrouwzijn.'1 Wij zijn vrouwen van de zustershulpvereni- ging van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.
Voordat we in deze sterfelijke we- reld kwamen, woonden we samen bij onze liefhebbende hemelse Vader. Ik denk dat een van onze lievelings- onderwerpen de vraag was wat er zou gebeuren als we door de sluier zouden gaan en aan dit aardse be- staan zouden beginnen.
Nu zijn we hier. Maar hoewel ons iets verteld is van de moeilijkheden die we op aarde zouden tegenko- men, betwijfel ik of we begrepen of konden weten hoe veeleisend en zwaar, hoe vermoeiend en soms zelfs verdrietig, dit sterfelijk bestaan zou zijn. Ik betwijfel of we konden weten hoe veeleisend en moeilijk dit sterfe- lijk bestaan zou zijn. Ongetwijfeld hebben we allemaal wel eens het ge- voel gehad dat wat we meemaakten gewoon te zwaar was om te verdra- gen. Toch heeft de profeet Joseph Smith ons geleerd: 'Toen [wij] lid werd [en] van deze kerk, heb [ben] [wij] toegezegd God te zullen die- nen. Toen [we] dat [deden], ver- liepen we] (...) neutraal gebied, en daar [kunnen we] nooit meer terug- keren. Als [we] de Meester die [we] zou [den] dienen in de steek zouden laten, dan is dat op aanstichting van de boze, wat inhoudt dat [we] zijn bevelen opvolg [en] en zijn dienaar zijn.'2
Ik kan me voorstellen dat onze Heiland ons gezicht in zijn handen neemt, ons diep in de ogen kijkt en ons een zusterschap, de zustershulp- vereniging, belooft om ons te helpen
L I A H O N A 106
in onze beproevingen. Deze organi- satie voor alle vrouwen van de kerk heeft als doel ons te helpen tot de Heiland te komen en elkaar bij te staan in de hulp aan de zieken en de armen. De zusters van de ZHV zul- len de nieuwe leden omarmen en ie- dereen het gevoel geven nodig te zijn en gekoesterd te worden, ongeacht hun status op dat moment. Ze zullen hen die van de jonge vrouwen over- gaan naar de ZHV welkom heten en hen nauw betrekken bij alle activi- teiten. Maak gebruik van hen. We kunnen ons niet veroorloven hen kwijt te raken. Iedereen zal opge- bouwd en bemind worden. Iedereen zal de priesterschapsleiders volgen die ons door een nauwe doorgang leiden naar een veilige haven, zuive- re waarheid en een levensstijl die ge- past is voor dochters van God.
President Gordon B. Hinckley heeft de vrouwen van de kerk de volgende raad gegeven: 'Maak uw grote potentieel waar. Ik vraag niet of u meer doet dan binnen uw mo- gelijkheden ligt. Ik hoop dat u zich- zelf niet plaagt met de gedachte aan mislukking. Ik hoop dat u niet pro- beert doelen te stellen die uw ver- mogen te boven gaan. Ik hoop dat u gewoon doet wat u kunt, zo goed als
u kunt. Als u dat doet, zult u getuige zijn van wonderen.'3
Als ik zusters hoor zeggen: 'Het is gewoon te moeilijk om op huisbezoek te gaan', of 'Ik heb gewoon geen tijd om te bidden en in de Schriften te le- zen!' 'Ik heb teveel om handen in mijn gezin om ook de bijeenkomst ter verrijking van het persoonlijk en huiselijk leven bij te wonen', dan wil ik zeggen wat president Hinckley ons heeft aangeraden: 'Maak uw grote potentieel waar.' Misschien moeten we een stapje terug doen en naden- ken of wat we doen wel strookt met de zaken die voor ons het belangrijkst zijn. Als we het belangrijkste op de eerste plaats stellen, kunnen we elke dag leven zonder spijt.
We gaan niet alleen elke week naar de ZHV om gevoed en gekoesterd te worden en om liefde te voelen, maar ook om onze diensten aan te bieden. Soms ligt onze belangrijkste taak bin- nen de muren van ons eigen huis.
Lucifer doet alles wat hij kan om ons af te leiden van de allerbelang- rijkste zaken. Een van Satans doel- treffendste middelen is ons ervan te overtuigen dat het onmogelijk is om ons op geestelijke zaken te blijven concentreren, omdat het leven zulke dwingende eisen stelt.
Toen een rechtsgeleerde de Hei- land vroeg welk gebod het grootste was, antwoordde Jezus zonder aarze- len: 'Gij zult de Here, uw God, lief- hebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw ver- stand. (...) Het tweede, daaraan ge- lijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.'4 Dat zijn de belangrijkste geboden. Daaraan hangt de ganse wet en de profeten. Dat zijn de din- gen die het er het meeste toe doen. Als wij proberen die geboden na te leven, vloeien de andere daar van- zelf uit voort.
Hoe is onze band met onze he- melse Vader? Hebben we Hem met heel ons hart, onze ziel en ons ver- stand lief? Hoeveel houden we van onze gezinsleden, onze buren, onze zusters in de ZHV en onze naasten? Mede door die vragen zien wij in wat het belangrijkste is, en ze dienen als een maatstaf waaraan wij kunnen afmeten hoe ver we zijn.
Houden we van de Heer als we naar slechte films kijken, pornografi- sche lectuur lezen, of iets anders doen dat ons neerhaalt of dat niet gepast is voor een dochter van God? Tonen we onze liefde voor de Heer als we ons onfatsoenlijk kleden? Kort geleden sprak ik een grote groep jongeren toe,
JANUARI 2002 107
en een jongeman gaf me na de bijeen- komst dit briefje: 'Wilt u de vrouwen van de kerk alstublieft vertellen hoe- zeer ik hun fatsoen waardeer? Ik weet dat het moeilijk is om in onze wereld fatsoenlijke kleren te vinden. Maar vertel hun alstublieft dat het waarde heeft voor mij en voor de goede man- nen met wie ze zullen trouwen.'
We kunnen ons geloof niet de rug toekeren als er zich problemen voor- doen. We keren ons niet af; we trek- ken ons niet terug; we raken niet ontmoedigd. We gaan dapper en duidelijk voorwaarts en zijn een voorbeeld voor iedereen om ons heen, in fatsoen, ootmoed en geloof. Standvastig en onwrikbaar zijn, is een persoonlijke zoektocht met eeu- wige beloningen, want als we dat doen, zal 'Christus, de Here God, de almachtige, u als de zijne (...) verze- gelen, en [zult gij] ten hemel (...) worden gevoerd, opdat gij eeuwigdu- rende zaligheid en het eeuwige leven moogt hebben.'5
Een aantal jaren geleden heeft zuster Belle Spafford in haar af- scheidsrede tot de zusters van de ZHV gezegd: 'Ik denk dat de gemid- delde vrouw in deze tijd er goed aan zou doen om haar interesses onder de loep te nemen, haar activiteiten te evalueren, en dan stappen te onder- nemen om haar leven te vereenvou- digen, de belangrijkste zaken op de eerste plaats te zetten, met nadruk op de zaken die het meest lonend en blijvend zijn, en zich te ontdoen van de minst lonende activiteiten.'6
Soms is er een traumatische ge- beurtenis nodig om ons te laten in- zien wat het belangrijkste is. Een paar weken geleden hebben we een
van die dramatische gebeurtenissen meegemaakt die ons leven voorgoed hebben veranderd en waardoor we beseften dat we voorbereid moeten zijn. Het verlangen dat het vaakste werd uitgesproken door hen die rechtstreeks getroffen zijn door de recente terroristische aanslagen aan de oostkust van de Verenigde Staten, was dat ze alleen maar al hun fami- lieleden weer bij elkaar wilden heb- ben. Ik heb begrip voor die reactie.
Eerder dit jaar heb ik een zware operatie ondergaan en heb ik lang in het ziekenhuis gelegen. Toen ik na- dacht over mijn leven en welk ver- slag ik aan de Heer zou uitbrengen als ik naar huis geroepen zou wor- den, zag ik volkomen helder in dat het gezin een van de belangrijkste verantwoordelijkheden is die we hebben. Ik wist dat ik de grootste vreugde zou hebben als mijn kinde- ren, kleinkinderen en toekomstige achterkleinkinderen flink, standvas- tig en onwrikbaar in het geloof zouden blijven. Op die eenzame mo- menten in een donkere ziekenhuis- kamer, besefte ik dat wat wij binnen de muren van ons eigen huis doen, veel zwaarder weegt dan wat wij daarbuiten doen.
Zeker, bij tijd en wijle worden we bedolven onder zorgen, pijn en ver- driet. Maar we moeten ons daar niet aan overgeven. Eliza R. Snow, de tweede president van de ZHV, heeft geschreven:
'Ik zal doorgaan. (...) Ik zal glimla- chen als de stormen woeden en ik zal onbevreesd en triomferend de onstui- mige oceaan van moeilijkheden be- dwingen. (...) En het getuigenis van Jezus zal mij als een lamp leiden door
de portalen van de onsterfelijkheid, en zal mij inzicht geven in de heerlijk- heden van het celestiale koninkrijk.'7
O, kon ik maar elke zuster in de ogen kijken en haar laten voelen hoeveel enthousiasme er in die woor- den schuilt en haar écht laten begrij- pen wie zij is en waartoe zij in staat is. O, mogen de woorden van onze ver- klaring diep in ons wortelen: 'Wij zijn geliefde geestdochters van God. (...) [Wij zijn] wereldwijd verenigd in on- ze toewijding aan Jezus Christus. (...) Wij zijn vrouwen met geloof, deugd, visie en naastenliefde.'8
Ontmoediging, zorgen, pijn en ver- driet kunnen ons overvallen en ons op de proef stellen. Maar, lieve zusters in het evangelie, omdat het te laat is om terug te gaan, kunnen we flink en standvastig zijn en sporen achterlaten bij degenen wier leven we raken. We kunnen glimlachen als de stormen woeden en triomferend de onstuimige oceaan van moeilijkheden bedwin- gen. We kunnen door het getuigenis van Jezus Christus een lamp ontste- ken die ons door de portalen van de onsterfelijkheid zal leiden.
Dat wij glorieus de finish zullen halen, dat we onze energie zullen richten op de zaken die het belang- rijkst zijn, en dat we elkaar uiteinde- lijk zullen ontmoeten aan de andere zijde van de sluier en elkaar zullen omhelzen met de jubelende zekerheid dat we standvastig en onwrikbaar zijn gebleven, is mijn hoop en mijn gebed voor u, lieve zusters, in de naam van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
1. Verklaring van de zustershulpvereni- ging, in Mary Ellen Smoot, 'Verheugt u, gij dochter van Sion', Liakona, januari 2000, blz. 112.
2. 'Recollections of the Prophet Joseph Smith', Juvenüe Instructor, 15 augustus 1892, blz. 492.
3. Motherhood: A Heritage ofFaith (1995) , blz. 9.
4. Matteüs 22:37, 39.
5. Mosiah5:15.
6. A Womaris Reach (1974), blz. 23.
7. 'The Lord is My Trust,' Poems, Religious, Historica! and Political, deel 1 (1856), blz. 148-149.
8. Liakona, January 2000, blz. 112.
A H O N A 108
Sta pal
Virginia U. Jensen
Eerste raadgeefster in het algemene ZHV-presidium
'Laten we nooit vergeten dat we voor en met ons gezin een fundament bouwen op de rots van onze Verlosser. '
Mijn jongste dochter is met haar man jarenlang op zoek geweest naar de beste me- dische adviezen en de nieuwste we- tenschappelijke hulp om een baby te krijgen. Ze hebben gevast, gebeden, erop gehoopt en ernaar verlangd.
Uiteindelijk is bereikt waarnaar ze zo lang hebben verlangd, en is ze in verwachting van hun eerste kind. De dokter heeft kort geleden grondig onderzocht of de zwanger- schap goed verliep. Mijn dochter maakte zich daar erg zorgen over. Toen de afgesproken dag naderde, bleek dat haar man haar niet kon vergezellen, en ze vroeg of ik mee- ging. Ze zei: 'Mam, als er na alles wat we hebben doorgemaakt iets niet goed is, moet ik echt iemand bij me hebben.'
Ik was opgetogen dat ik van te- voren een glimp mocht opvangen van iemand die ik tot in de eeuwig- heid zal liefhebben en koesteren. Ik
wilde haar geruststellen dat alles in orde was; maar in mijn hart was ik ook bezorgd.
Toen de dokter de echo bekeken had, besprak hij zijn bevindingen met ons. Zijn eerste woorden wa- ren: 'Ik zou willen dat elke baby er zo volmaakt uitzag!' Ik kon me nau- welijks inhouden. Toen we naar onze auto liepen, kon ik mijn ge- voelens niet meer de baas, en ik be- gon te huilen. Er kwamen zoveel gevoelens bij me los. Ik huilde en wenste dat elke zwangere moeder diezelfde woorden kon horen. Ik huilde om elke vrouw die een baby wil maar niet kan krijgen. Mijn tra- nen stroomden voor alle vrouwen die kinderen willen maar geen man hebben gevonden. En ten slotte vergoot ik tranen van dankbaarheid met een intens verlangen dat onze familie deze baby een goed thuis zou bieden.
De Engelse dichter Wordsworth heeft een aantal van mijn gevoelens omtrent dit kleinkind en het gezin onder woorden gebracht door ons in herinnering te brengen:
'Geboren worden is slechts vergeten
en slapen. (...) In wolken van heerlijkheid Komen wij van God — ons thuis. ' (William Wordsworth, 'Ode: Inti- mations of Immortality from Recol- lections of Early Childhood')
Ons thuis hier op aarde is heilig door zijn verbondenheid met onze hemelse Vader en ons hemels thuis. Door mijn ervaring met mijn doch- ter werd ik me er opnieuw scherp
van bewust dat gezin en familie pri- oriteit hebben en van essentieel be- lang zijn. Het bracht me ook in herinnering dat wij als vrouwen met de natuurlijke neiging om lief te hebben, te koesteren en te onder- wijzen, geroepen zijn om ieder lid van ons gezin te beschermen en tot zegen te zijn. Omdat Hij baby's naar deze aarde stuurt, is het belangrijk voor de Heer dat wij, ongeacht onze omstandigheden, pal en onwrikbaar staan, en gezinnen blijven vormen als een bolwerk tegen de aanstor- mende golven van het kwaad. Het is onze taak om het gezin en de fa- milie te beschermen, waar ter we- reld we ons ook mogen bevinden.
'Ik geloof met heel mijn hart dat het gezin de beste plaats is om ons voor te bereiden op (...) het eeuwi- ge leven', heeft president David O. McKay gezegd. ('Blueprint for Fami- ly Living', Improvement Era, april 1963, blz. 252.) Maar hoe voeden we rechtschapen kinderen op in een wereld die steeds meer op Sodom en Gomorra lijkt?
President Howard W. Hunter heeft het historische verhaal ver- teld waarmee ik die vraag kan beantwoorden.
De laatste en beslissende strijd van de Napoleontische oorlogen is geleverd op 18 juni 1815 in het dorp Waterloo, in de buurt van Brussel. Wat we kennen als 'De slag bij Waterloo' wordt beschouwd als een belangrijk keerpunt in de he- dendaagse geschiedenis en heeft de politieke grenzen en het machts- evenwicht in Europa drastisch ver- anderd. Op een kritiek moment in die grote strijd tussen de strijd- krachten van de Franse keizer Na- poleon en de geallieerden onder commando van de Britse generaal Arthur Wellesley [beter bekend als de graaf van Wellingtonl , stormde een bezorgde officier het kantoor van de graaf binnen met de bood- schap dat ze, als de troepen niet on- middellijk werden teruggetrokken, zich moesten overgeven aan het grotere, Franse leger.
De graaf gebood: 'Sta pal!'
'Maar we zullen allemaal omko- men', antwoordde de officier.
JANUARI 2002 109
'Sta pal!' was weer het antwoord van de graaf.
(Zie Howard W. Hunter, That We Might Havejoy, blz. 148.)
'Sta pal!' luidde het bevel van de graaf; de overwinning was het ge- volg. Aan die twee woorden — sta pal — ontleen ik moed en raad. In deze tijd, zusters, zijn we betrokken bij een moeilijke strijd om de geest, het hart en zelfs de ziel van onze kinderen, kleinkinderen en andere familieleden. In dat gevecht hebben we veel krachtiger wapens en wa- penrustingen dan de troepen van de graaf van Wellington. Want ons staat de kracht ter beschikking die voortvloeit uit geloof in de Heer Jezus Christus en de kracht van de evangelieverordeningen. Om te overwinnen, moeten we ons wape- nen met geloof in de Heer, Jezus Christus, en moeten we pal staan in onze overtuiging.
In het Boek van Mormon lezen we over de Lamanieten 'die tot het ware geloof waren bekeerd; en zij wilden er niet van afwijken, want zij waren vastberaden, standvastig en onwrikbaar, gewillig om met alle
ijver de geboden des Heren te on- derhouden.' (3 Nephi 6:14.)
Uw krachtige en onwankelbare geloof en kennis van het evangelie van Jezus Christus en zijn plan voor u en uw gezin zal een grote bescher- ming vormen tegen strijdige stand- punten en kwade invloeden. Uw gehoorzaamheid en getrouwheid aan eeuwige verbonden en geboden kunnen gemoedsrust en, ja, zelfs ge- luk brengen te midden van de chaos van deze wereld. Gewapend met ge- loof kunt u pal staan en een thuis bieden dat de kinderen van onze he- melse Vader waardig is.
Toen ik eens op reis was in een gebied dat leed onder geweld en maatschappelijke onrust, merkte een opmerkzame priesterschapsdra- ger mijn bezorgdheid en hij sprak mij troost in.
Toen hij nog jong was, ontleende zijn moeder, die plotseling berooid al- leen kwam te staan, kracht aan de volgende woorden die ze las in een oud boek: 'Ik zei tegen de man bij de poort van het jaar: "Geef me licht opdat ik het onbekende veilig tege- moet kan treden", en hij antwoordde:
"Ga naar buiten, de duisternis in, en leg uw hand in Gods hand. Dat is be- ter voor u dan licht, en veiliger dan een bekende weg."' (Minnie Louise Haskins, Oxford Dictionary of Quota- tions, 4de editie, onder redactie van Angela Partington [1996], blz. 328.)
De moeder van mijn vriend heeft haar leven opnieuw opgebouwd en een stevig fundament gelegd door die aansporing op te volgen. Ook ik vond steun toen ik me zorgen maak- te, door het onbekende tegemoet te treden, gewapend met de kennis dat het gezelschap van de Heer beter was dan welke andere, aardse be- scherming ook.
Om pal te staan, moeten we in de kern van onze ziel weten dat de Heer ons altijd tot steun zal zijn als wij ste- vig zijn verankerd in de 'rots van onze Verlosser'. Dat wordt duidelijk gezegd in het vijfde hoofdstuk van Helaman. 'En nu, (...) bedenkt, bedenkt, dat gij op de rots van onze Verlosser, de Christus, de Zoon van God, uw fun- dament moet bouwen, opdat, wan- neer de duivel zijn krachtige winden zendt, ja, zijn pijlen in de wervelwind, ja, wanneer al zijn hagel en zijn
Op zaterdag 29 september 2001 vullen zusters het Conferentiecentrum voor de algemene ZHV-bijeenkomsf.
L I
A H O N A 110
krachtige storm u zullen striemen, dit geen macht over u zal hebben, om u mede te sleuren (...) en dit wegens de rots, waarop gij zijt gebouwd, die een vast fundament is; indien de mensen op dat fundament bouwen, kunnen zij niet vallen' (Heiaman5:12).
Zusters, de beloften van de Heer zijn betrouwbaar. Hij heeft zijn leven gegeven voor ons heil.
Om zelf vastberaden pal te staan en anderen daarbij te helpen, moet de boodschap van het herstelde evangelie stevig in ons hart geplant zijn, en moeten we het onze kinde- ren thuis leren. Geef uw kinderen en andere dierbare huisgenoten de geestelijke wapenrusting die ze elke dag nodig hebben als ze u en de vei- lige bescherming van uw huis verla- ten. Leer uw dierbaren hoe ze door vasten en bidden de machten van de hemel moeten gebruiken. Leer ze dat het heiligen van de sabbat ze voor de wereld zal beschermen. Leer ze gehoorzamen. Leer ze dat ze moe- ten streven naar Gods goedkeuring, niet naar die van mensen. Leer ze dat ze alleen door de Heiland lief te hebben en te volgen, en door ver- bonden te sluiten en zich eraan te houden, terug kunnen keren naar ons hemelse thuis. De waarheden van het evangelie en kennis van het heilsplan zijn wapens die uw gezins- leden kunnen gebruiken om Satans leger van het kwaad te overwinnen.
In onze rol als vrouw, moeder, grootmoeder, zus en tante, moeten we het voorbeeld geven en pal staan. Omdat we van ze houden, willen we onze familieleden een krachtig, rechtschapen voorbeeld geven dat ze kunnen navolgen. In alles wat we zeggen en doen, hoe we ons kleden, hoe we onze tijd besteden, in alle keuzen die we doen, tonen we wat we geloven, en dat wordt een voor- beeld voor ze dat ze kunnen volgen.
Lucy Mack Smith, de moeder van de profeet Joseph Smith, heeft in haar levensverhaal geschreven dat haar man en zij zich in het voorjaar van 1803 druk maakten om godsdienst. Ze schrijft over haar eigen zoeken naar de waarheid: 'Ik trok me terug in een stuk bos niet ver van mijn huis, waar ik aan de Heer vroeg of we het ware
evangelie mochten ontvangen.' (His- tory of Joseph Smith, onder redactie van Preston Nibley [1958], blz. 43.) Klinkt dat ons bekend in de oren?
Zeventien jaar later, in het voor- jaar van 1820, kwam de profeet Joseph Smith die op zoek was naar de waarheid, 'tot het besluit om het aan God te vragen. (...) [Ik] begaf mij dus het bos in om een poging te doen.' (Geschiedenis van Joseph Smith 1:13-14.)
Is het toeval dat de moeder en de zoon een groepje bomen kozen als de plek waar ze God vroegen de waarheid aan hen bekend te maken? Door het gebed van Joseph werd de hele wereld gezegend door de her- stelling van het evangelie van Jezus Christus. Het rechtschapen voor- beeld van een vrouw die pal staat in geloof is talloze anderen tot zegen.
Hoewel ik het fijn vind om echtge- note en moeder te zijn, geef ik toe dat het niet altijd gemakkelijk is. Ik heb begrip voor de gevoelens die een meisje op de basisschool onder woor- den bracht toen een vriendin van mij, haar leerkracht, de klas een brief aan God liet schrijven. Sharon schreef: 'Lieve God, ik denk dat het voor U heel moeilijk is om van iedereen op de wereld te houden. We zijn thuis maar met zijn vijven, maar ik kan het
gewoon niet.' Evenzo ben ik er zeker van dat mijn familieleden zouden zeg- gen dat het niet altijd makkelijk is om van mij te houden. Maar ik ben het met ouderling Loren C. Dunn eens, die heeft gezegd: 'Er bestaat niets dier- baardere of duurzamers dan het gezin.' ('Our Precious Families', Ensign, no- vember 1974, blz. 9.) Hoewel het ge- zinsleven soms moeilijk kan zijn, is het werk in ons gezin van het grootste be- lang. Als u ontmoedigd bent en het in uw gezin niet loopt zoals u wilt, sta dan pal in geloof en zeg, net als een ander schoolmeisje in haar brief aan God: 'Lieve God, ik doe mijn best.' Laat de moeilijkheden die inherent zijn aan het gezinsleven u niet over- matig ontmoedigen of de liefde beïn- vloeden die in het gezin kan heersen.
Laten we ons wapenen met geloof en pal staan in onze overtuiging. La- ten we nooit vergeten dat we voor en met ons gezin een fundament bou- wen op de rots van onze Verlosser. Laten we onze hand in Gods hand leggen. Met de hulp van de Heer kunnen we bouwen aan een gezin dat een rechtschapen vesting is.
Moge de Heer u zegenen in uw inspanningen om pal te staan in de verdediging van het gezin en de fa- milie, dat is mijn gebed in de naam van Jezus Christus. Amen. D
JANUARI 2002 111
Zijn wij niet allemaal moeder?
Sheri L. Dew
Tweede raadgeefster in het algemeen ZHV-presidium
'Het moederschap omvat meer dan kinderen krijgen. Het is de kern van wie we zijn als vrouw.'
Gelukkig bereikten we eindelijk het kerkgebouw. Maar door die ener- verende gebeurtenis begreep ik beter hoe moeders zich moeten voelen als ze hun eigen veiligheid in de waag- schaal stellen om een kind te be- schermen. Mijn zussen hadden me hun dochters toevertrouwd. Ik houd van ze, en ik zou alles hebben ge- daan om ze in veiligheid te brengen. Zo heeft onze Vader ons, vrouwen, zijn kinderen toevertrouwd, en Hij heeft ons gevraagd ze lief te hebben en ze door de gevaren van het sterfe- lijk leven heen veilig terug te leiden.
Liefhebben en leiden. Deze woor- den zijn een samenvatting van het allesomvattende werk van de Vader en de Zoon, maar ze zijn tevens de essentie van ons werk, want het is ons werk om de Heer met zijn werk te helpen. Hoe kunnen wij, als vrou- wen Gods in de laatste dagen de Heer het beste in zijn werk bijstaan?
Profeten hebben deze vraag her- haaldelijk beantwoord, zoals ook ze- stig jaar geleden het Eerste Presidium, toen zij het moederschap 'de hoogste, heiligste dienst' noemden die men 'het mensdom kan bewijzen'.1
Hebt u zich ooit afgevraagd waar- om profeten de leer van het moeder- schap — en het is leer — steeds weer hebben verkondigd? Ik wel. Ik heb lang en diep nagedacht over het werk van vrouwen Gods. En ik heb gewor- steld met wat de leer van het moeder- schap voor ieder van ons betekent. Door die kwestie voelde ik me ge- drongen te bidden, de Schriften te
Afgelopen zomer heb ik met vier nichtjes in de tienerleef- tijd een enerverende zondag- avond meegemaakt toen we van een hotel in een stad die we bezochten naar een nabijgelegen kerkgebouw liepen waar ik zou spreken. Ik had die wandeling al vele malen gemaakt, maar deze keer werden we plotseling omringd door een grote groep dron- ken mensen die naar een optocht wa- ren geweest. Het was geen goede plek voor vier jonge meisjes, of voor hun tante, zou ik eraan toe willen voegen. Maar omdat de straten waren afgeslo- ten voor verkeer, moesten we wel blij- ven lopen. Boven het lawaai uit riep ik naar de meisjes: 'Blijf dicht bij me'. Toen we door de dichtopeenge- pakte mensen manoeuvreerden, was de veiligheid van mijn nichtjes mijn enige zorg.
bestuderen en de tempel te bezoeken — waar ons steeds een verheffende leer wordt bijgebracht over onze ui- terst belangrijke rol als vrouw. Het is een leer waarover we duidelijk moe- ten zijn als we standvastig en onwrik- baar2 willen blijven met betrekking tot kwesties waarmee vrouwen steeds te maken krijgen. Want Satan heeft het moederschap de oorlog verklaard. Hij weet dat degenen die hun kind wiegen zijn hele aardse imperium om- ver kunnen werpen. En hij weet dat Gods koninkrijk zonder rechtschapen moeders die de volgende generatie liefhebben en leiden, zal falen.
Als we de grootsheid van het moe- derschap begrijpen, wordt duidelijk waarom profeten de uiterst heilige rol van de vrouw in bescherming hebben genomen. Terwijl wij geneigd zijn om het moederschap alleen in verband te brengen met kinderen krijgen, heeft het woord moeder in de taal van de Heer verschillende betekenissen. Van alle woorden die ze voor haar functie en haar wezen hadden kunnen kie- zen, gaven onze Vader en Adam aan Eva de naam moeder van alle leven- den3 — en nog wel voordat ze ooit een kind had gebaard. Net als bij Eva is ons moederschap al voor onze ge- boorte begonnen. Zoals mannen die het waardig waren in het voorsterfe- lijk leven tot priesterschapsdrager voor het sterfelijk leven geordend zijn4, zijn rechtschapen vrouwen voorsterfelijk begiftigd met het voor- recht van het moederschap.5 Het moederschap omvat meer dan kinde- ren krijgen, hoewel het dat zeker is. Het is de kern van wie we zijn als vrouw. Het is een beschrijving van onze identiteit, onze goddelijke status en aard, en de unieke eigenschappen die onze Vader ons gegeven heeft.
President Gordon B. Hinckley heeft gezegd: 'God heeft in vrouwen iets goddelijks geplant.'6 Dat 'iets' is de gave en de gaven van het moe- derschap. Ouderling Matthew Cow- ley heeft gezegd: 'Mannen hebben [in het sterfelijk leven] iets gekregen om hen tot heilanden van de mens te maken, maar moeders, vrouwen, niet. [Zij] worden geboren met een erfrecht, een ingewortelde bevoegd- heid om mensenzielen te redden
A H O N A 112
(...) en zijn de hernieuwende kracht in het leven van Gods kinderen.'7
Moederschap is niet wat er over- bleef toen onze Vader zijn zoons ze- gende met de ordening tot het priesterschap. Het was de ver- heffendste begiftiging die Hij zijn dochters kon geven, een heilige taak waardoor wij volwaardige partners zijn in het werk van God. Zoals pre- sident J. Reuben Clark jr. heeft ge- zegd, is het moederschap 'net zo'n goddelijke roeping en net zo belang- rijk als het priesterschap.'8
Het onderwerp moederschap ligt niettemin heel gevoelig, want het herinnert ons aan onze grootste vreugden en smarten. Dat is vanaf het begin zo geweest. Eva was 'ver- heugd' na de val, omdat ze besefte dat ze anders 'nooit zaad [zou] heb- ben gehad.'9 En toch, stelt u zich haar smart over Kaïn en Abel eens voor. Sommige moeders voelen pijn vanwege de kinderen die zij gebaard hebben; anderen voelen pijn omdat zij hier geen kinderen hebben gekre- gen. Daarover is ouderling John A. Widtsoe duidelijk geweest: 'Vrou- wen die buiten hun schuld de gave van het moederschap niet rechtst- reeks kunnen uitoefenen, kunnen dat plaatsvervangend doen.'10
Om redenen die de Heer bekend zijn, moeten sommige vrouwen wachten voordat ze kinderen kun- nen krijgen. Dat uitstel is voor geen enkele rechtschapen vrouw gemak- kelijk. Maar het tijdschema van de Heer neemt ons natuurlijke verlan- gen niet weg. Sommigen onder ons moeten dus gewoon een andere ma- nier zoeken om die moederlijke be- hoefte te bevredigen. En overal om ons heen zijn er mensen die behoef- te hebben aan liefde en leiding.
Eva heeft het voorbeeld gegeven. Ze heeft niet alleen kinderen gekre- gen, maar heeft gezorgd voor de hele mensheid toen ze het moedigste be- sluit nam dat een vrouw ooit heeft genomen en met Adam samen onze vooruitgang mogelijk maakte. Ze heeft als vrouw een voorbeeld gege- ven dat mannen kunnen respecteren en dat vrouwen kunnen volgen, waarmee ze een voorbeeld was van de kenmerken waarmee wij als
vrouw zijn begiftigd: heldhaftig ge- loof, fijngevoeligheid voor de Geest, afschuw van het kwaad en volkomen onzelfzuchtigheid. Net als de Hei- land, 'die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft'11, heeft Eva, om de vreugde dat ze de mensheid kon helpen, de val verdragen. Ze had ons voldoende lief om ons mede te leiden.
Als dochters van onze hemelse Vader en als dochters van Eva zijn wij allen moeder en zijn we dat ook altijd geweest. En allemaal hebben we de taak om lief te hebben en de opgroeiende generatie te leiden. Hoe zullen onze jonge vrouwen leren om te leven als vrouwen Gods als zij niet weten hoe vrouwen Gods eruitzien, met andere woorden wat we dragen, bekijken en lezen; hoe we onze tijd en onze geest vullen; hoe we ver- leiding en onzekerheid tegemoet treden; waarin we echte vreugde vin- den, en waarom fatsoen en vrouwe- lijkheid kenmerken zijn van een rechtschapen vrouw? Hoe zullen on- ze jongemannen leren om vrouwen Gods te respecteren als wij ze niet la- ten zien wat die deugden waard zijn?
Ieder van ons heeft de uiterst be- langrijke taak om een voorbeeld van rechtschapenheid te zijn, omdat onze jeugd dat misschien nergens anders ziet. Elke zuster in de ZHV, wat de be- langrijkste vrouwengemeenschap aan
deze kant van de sluier is, heeft de taak om onze jonge vrouwen te hel- pen met een prettige overgang naar de ZHV. Dat betekent dat onze vriendschap met hen lang vóór hun achttiende verjaardag moet beginnen. Ieder van ons kan voor iemand zor- gen — beginnend, natuurlijk, met de kinderen in onze eigen familie, maar ook ver daarbuiten. Ieder van ons kan door woord en daad laten zien dat het werk van de vrouwen in het konink- rijk van de Heer schitterend en heilig is. Ik herhaal: Wij zijn allemaal moeder in Israël, en het is onze roeping de op- groeiende generatie lief te hebben en te leiden door de gevaarlijke straten van het sterfelijk leven.
Weinigen onder ons zullen ons po- tentieel waarmaken zonder de koes- tering van zowel de moeder die ons heeft gebaard als de moeders die ons verzorgen. Kort geleden was ik opge- togen toen ik voor het eerst in jaren een van mijn jeugdleidsters weer zag. Als tiener zonder enig zelfvertrouwen ging ik altijd naast deze vrouw staan, omdat ze dan haar arm om me heen sloeg en zei: 'Jij bent gewoon een fij- ne meid!' Ze hield van me en daarom liet ik haar leiding aan mij geven. Hoeveel jongemannen en jongevrou- wen verlangen wanhopig naar uw liefde en leiding? Beseffen we ten vol- le dat onze invloed als moeder in Is- raël onvervangbaar en eeuwig is?
JANUARI 113
2 0 0 2
Toen ik opgroeide, was het niet ongewoon dat mijn moeder me mid- den in de nacht wakker maakte en zei: 'Sheri, pak je kussen en ga naar beneden.' Ik wist wat dat betekende. Het betekende dat er een orkaan kwam en dan was ik meteen bang. Maar dan zei moeder: 'Sheri, alles komt goed'. Haar woorden kalmeer- den mij altijd. Nu, tientallen jaren later, als het leven overweldigend of beangstigend lijkt, bel ik mijn moe- der om haar te horen zeggen: 'Alles komt goed.'
De recente, afschuwelijke gebeur- tenissen in de Verenigde Staten heb- ben nog eens beklemtoond dat we in een onzekere wereld leven. Er is nog nooit grotere behoefte geweest aan rechtschapen moeders — moeders die hun kinderen tot zegen zijn met een gevoel van veiligheid, en vertrouwen in de toekomst, moeders die hun kin- deren leren waar ze gemoedsrust en waarheid vinden, en dat de macht van Jezus Christus altijd groter is dan de macht van de tegenstander. Elke keer als we bouwen aan het geloof van een jonge man of jonge vrouw, of hun voortreffelijke eigenschappen aanmoedigen, elke keer als we iemand liefhebben of ook maar een klein stap- je leiden op het pad — zijn we trouw aan onze begiftiging als moeder en aan de opbouw van Gods koninkrijk. Geen enkele vrouw die het evangelie begrijpt, zal ooit denken dat ander werk belangrijker is, of zal ooit zeggen: 'Ik ben slechts moeder', want moeders genezen de ziel van de mens.
Kijk om u heen. Wie heeft u en uw invloed nodig? Als wij echt iets goeds tot stand willen brengen, dan zal dat gebeuren als we zorgen voor degenen die we het leven hebben ge- schonken en degenen voor wie we willen zorgen. Als we naast onze jeugd blijven staan — als we van ze houden — zullen zij in de meeste ge- vallen dicht bij ons blijven, wat in- houdt dat zij onze leiding accepteren.
Als moeder in Israël zijn wij het geheime wapen van de Heer. Onze invloed komt voort uit een goddelij- ke begiftiging die er vanaf het begin geweest is. Ik vraag me af of we in de voorsterfelijke wereld, toen onze Vader onze functie beschreef, niet
stomverbaasd waren dat Hij ons wil- de zegenen met een heilige taak die in zijn plan zo centraal stond, en dat Hij ons wilde begiftigen met gaven die zo belangrijk waren voor het lief- hebben en leiden van zijn kinderen. Ik vraag me af of we niet juichten van vreugde12, ten dele vanwege de edele status die Hij ons schonk in zijn koninkrijk. De wereld zal u dat niet vertellen, maar de Geest wel.
We mogen de Heer gewoon niet teleurstellen. En als de dag aanbreekt dat wij de enige vrouwen op aarde zijn die het moederschap iets edels en goddelijks vinden, zo zij het. Want het woord moeder is de defini- tie van een rechtschapen vrouw die vervolmaakt is in de hoogste graad van het celestiale koninkrijk, een vrouw die in aanmerking komt voor een eeuwig nageslacht, voor eeuwige wijsheid, vreugde en invloed.
Ik weet dat deze leringen over on- ze goddelijke rol absoluut waar zijn, en dat ze, als ze begrepen worden, al- le vrouwen gemoedsrust en een doel schenken. Lieve zusters, van wie ik meer houd dan ik onder woorden kan brengen, geeft u gehoor aan de uitdaging om in deze hachelijke tij- den moeder te zijn, hoewel dat uw volharding, moed en geloof tot het
uiterste op de proef zal stellen? Zult u standvastig en onwrikbaar zijn als moeder in Israël en als vrouw Gods? Onze Vader en zijn eniggeboren Zoon hebben ons een heilig rent- meesterschap gegeven en een heilige kroon in hun koninkrijk. Mogen wij ons daarin verheugen. En mogen we hun vertrouwen waardig zijn. In de naam van Jezus Christus. Amen. O
NOTEN
1. 'The Message of the First Presidency to the Church', ïmprovement Era, novem- ber 1942, blz. 761.
2. Mosiah5:15.
3. Mozes 4:26.
4. Zie Alma 13:2-4, 7-8.
5. Zie Spencer W. Kimball, The Role of Righteous Women', Ensign, november 1979, blz. 102.
6. Teachings ofGordon B, Hinckley (1997), blz. 387.
7. Matthew Cowley Speaks, 1954, blz. 109.
8. 'Our Wives and Our Mothers in the Eternal Plan', Relief Society Magazine, december 1946, blz. 801.
9. Mozes 5:11.
10. Priesthood and Church Government, bezorgd door John A. Widtsoe (1939), blz. 85.
11. Hebreeën 12:2.
12. Zie Job 38:7.
L I A H O N A 114
'Wees een voorbeeld'
President Thomas S. Monson
Eerste raadgever in het Eerste Presidium
(Vul uw verstand met waarheid; vul uw hart met liefde; vul uw leven met dienstbetoon. '
de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in geloof en in reinheid.'2
Ik wil u, zusters die hier in het Conferentiecentrum bijeen bent en in het publiek over de hele wereld, een drieledige formule geven die een onfeilbare gids is, waarmee u deze aansporing van de apostel Pau- lus kunt nakomen:
1. Vul uw verstand met waar- heid;
2. Vul uw hart met liefde;
3. Vul uw leven met dienstbe- toon.
Ten eerste, vul uw verstand met waarheid; we vinden geen waarheid als we ons met dwaling bezighouden. Waarheid wordt gevonden door het geopenbaarde woord van God te on- derzoeken, te bestuderen en na te le- ven. Wij nemen dwaling aan als we omgaan met dwaling. Wij leren waar- heid als we omgaan met waarheid.
De Heiland van de wereld heeft gezegd: 'Put woorden van wijsheid uit de beste boeken, zoekt weten- schap, ja, door studie alsmede door geloof.'3 En daar heeft Hij aan toe- gevoegd: 'Onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen.'4
Hij nodigt ieder van ons uit: 'Leer van Mij, en luister naar mijn woorden; wandel in de ootmoed van mijn Geest, en in Mij zult gij vrede hebben.'5
Een zuster uit de pionierstijd die een goed voorbeeld was van het uit- voeren van de opdracht die we van- avond gehoord hebben, die haar verstand, hart en ziel met waarheid vulde, was Catherine Curtis Spencer.
We zijn vanavond geïnspi- reerd door de bezielende boodschappen van het al- gemeen ZHV-presidium van de kerk. Hun smeekbede aan ons om stand- vastig en onwrikbaar te staan, is wijze raad waarmee we de beroering van onze tijd tegemoet kunnen treden en waarlijk bolwerken van bestendig- heid zijn in een zee vol verandering.
Laten we eens kijken naar woor- den van wijsheid die de apostel Paulus aan zijn dierbare Timoteüs geschreven heeft:
'Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen, door de huichelarij van leugensprekers, die in hun eigen geweten gebrandmerkt zijn.'1
Vervolgens komt Paulus' aanspo- ring en oproep aan Timoteüs, die evenzeer van toepassing is op ieder van ons: 'Wees een voorbeeld voor
Haar man, Orson Spencer, was een attente, goed opgeleide man. Zij was opgevoed in Boston en was ontwik- keld en beschaafd. Ze had zes kinde- ren. Haar zwakke gezondheid leed onder de ontberingen na het vertrek uit Nauvoo. Ouderling Spencer schreef haar ouders en vroeg of zij bij hen mocht wonen tot hij een wo- ning voor haar had geregeld in het westen. Hun antwoord luidde: 'Als ze haar waardeloze geloof afzweert, mag ze terugkomen — eerder niet.'
Zuster Spencer weigerde haar ge- loof af te zweren. Toen de brief van haar ouders haar was voorgelezen, vroeg ze haar man zijn bijbel te pak- ken en haar dit uit het boek Ruth voor te lezen: 'Dring er bij mij niet op aan, dat ik u in de steek zou la- ten, door van u terug te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik heen- gaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God.'6
Buiten woedde de storm, de huif van de kar lekte en vriendinnen hiel- den melkpannen boven het hoofd van zuster Spencer om haar droog te houden. Onder die omstandigheden, en zonder enige klacht te uiten, sloot ze voor de laatste keer haar ogen.
Ook al zal er niet noodzakelijker- wijs van ons gevraagd worden om ons leven te geven, laten we wel be- denken dat Hij onze stille gebeden hoort. Hij die alle daden ziet die wij in stilte verrichten, zal ons openlijk belonen als dat nodig is.
Wij leven in roerige tijden. Vaak is de toekomst onbekend; daarom is het goed als wij ons voorbereiden op onze- kerheden. Statistieken wijzen uit dat u ooit, vanwege de ziekte of het overlij- den van uw man, of uit economische noodzaak, de rol van kostwinner op u zult moeten nemen. Ik spoor u aan om een opleiding te volgen en vaardighe- den te leren waar vraag naar is, zodat u in een dergelijk noodgeval in staat bent om de kost te verdienen.
Uw talenten zullen toenemen als u studeert en leert. U zult uw kinde- ren beter kunnen helpen met hun huiswerk, en u zult gemoedsrust heb- ben door de wetenschap dat u zich hebt voorbereid op de noodgevallen die u in het leven kunt tegenkomen.
JANUARI 115
2 0 0 2
Conferentiegangers stromen in en uit het Conferentiecentrum en steken de straat over naar Temple Square
Om het tweede deel van onze formule — namelijk, vul uw hart met liefde — te illustreren, wend ik mij tot een prachtig verhaal in het boek Handelingen over een discipel uit Joppe, die Tabita heette, ook wel Dorkas genoemd. Zij wordt beschre- ven als een vrouw vol goede werken en aalmoezen.
'En het geschiedde in die dagen, dat zij ziek werd en stierf; en na haar gewassen te hebben, legde men haar in een bovenzaal.
'En daar [...] de discipelen hoor- den, dat Petrus daar was, [zonden zij] twee mannen tot hem met het verzoek: Kom zonder dralen met ons.
'En Petrus stond op en ging met hen mede. Toen hij daar aangeko- men was, bracht men hem naar de bovenzaal en al de weduwen kwa- men bij hem staan, en lieten hem onder tranen al de lijfrokken en
mantels zien, die [Tabita], toen zij nog bij hen was, gemaakt had.
'Maar Petrus zond hen allen naar buiten en knielde neder en bad. En hij wendde zich tot het lichaam en zeide: Tabita, sta op! En zij opende haar ogen en zag Petrus en ging overeind zitten, en hij gaf haar de hand en richtte haar op; toen riep hij de heiligen en de weduwen en stelde haar levend voor hen.
'En het werd bekend door geheel Joppe en velen kwamen tot geloof in de Here.'7
Wat mij betreft is de schriftuurlijke beschrijving van Tabita, waarin zij een vrouw wordt genoemd 'overvloedig in goede werken en aalmoezen', een de- finitie van enkele fundamentele taken van de ZHV; namelijk hulp aan de lij- denden, zorg voor de armen, en alles wat daarbij hoort. Vrouwen van de ZHY u bent waarlijk reddende enge- len. Dat komt op grote schaal naar
voren door humanitaire hulp aan hen die lijden vanwege kou, honger of an- dere beproevingen, waar zij ook zijn. Uw werk is ook duidelijk te zien in onze wijken, ringen en zendingsgebie- den. Elke bisschop in de kerk kan van die waarheid getuigen.
Ik herinner me dat ik als jonge dia- ken een deel van de wijk afging op de ochtend van de vastenzondag, dat ik elk gezin de kleine envelop gaf, wachtte tot er een bijdrage in gedaan was, en vervolgens terugging naar de bisschop. Op een keer begroette een bejaard lid, broeder Wright, die alleen woonde, me bij de deur en frommelde met zijn oude handen aan het touwtje waarmee de envelop was dichtgebon- den, en deed er een klein geldbedrag in. Zijn ogen glommen toen hij zijn bijdrage gaf. Hij vroeg me te gaan zit- ten en vertelde me over een voorval, vele jaren geleden, dat hij geen voed- sel meer in de kast had. In zijn honger
L i
A H O N A
116
had hij zijn hemelse Vader om voed- sel gebeden. Niet lang daarna keek hij uit het raam van zijn zitkamer en zag iemand naar de deur komen die een rode kar trok. Het was zuster Balm- forth, de ZHV-presidente, die de kar driekwart kilometer over het spoor naar zijn huis getrokken had. De kar puilde uit met voedsel dat de ZHV- zusters van de wijk verzameld hadden en waarmee zuster Balmforth de lege planken in broeder Wrights keuken vulde. Hij beschreef haar als 'een en- gel die door de hemel gezonden was'.
Zusters, u bent de belichaming van liefde. U bent het zonnetje in huis, u leidt uw kinderen in liefde; en terwijl uw man het hoofd van het gezin is, bent u beslist het hart van het gezin. Samen, door wederzijds respect en gedeelde taken, bent u een onoverwinnelijk team.
Ik vind het opmerkelijk dat als kinderen zorg en liefdevolle aan- dacht nodig hebben, ze zich wenden tot u — hun moeder. Zelfs de afge- dwaalde zoon of nalatige dochter die de noodzaak inziet om terug te ke- ren naar de omarming van het gezin, komt vrijwel altijd bij de moeder, die haar kind nooit heeft opgegeven.
De liefde van zijn moeder brengt het beste in een kind naar voren. U wordt het voorbeeld dat uw kinde- ren kunnen volgen.
Het eerste woord dat een kind leert en zegt, is over het algemeen het lieve 'mama'. Ik vind het opmer- kelijk dat zowel op het slagveld als in tijden van vrede het laatste woord dat een zoon voor zijn dood spreekt, meestal 'moeder' is. Zusters, wat hebt u een edele rol. Ik getuig dat uw hart vol liefde is.
Van het derde onderdeel van on- ze formule — namelijk, vul uw leven met dienstbetoon — wil ik twee af- zonderlijke voorbeelden noemen. Het ene van een lerares en de vér- strekkende invloed die zij heeft gehad op het leven van haar leerlin- gen, en het andere van een zende- lingechtpaar door wier dienstbetoon het licht van het evangelie gebracht is aan hen die in geestelijke duister- nis hadden geleefd.
Vele jaren geleden was er een jonge vrouw, Baur Dee Sheffield, die
lesgaf aan de jongevrouwen. Ze had zelf geen kinderen, hoewel haar man en zij er erg naar verlangden. Zij uit- te haar liefde door haar toewijding aan haar fijne jongevrouwen, die zij elke week lesgaf in eeuwige waarhe- den en levenslessen. Toen kwam er een ziekte, gevolgd door de dood. Ze was nog maar 27.
Elk jaar ondernamen haar jonge- vrouwen een pelgrimsreis van gebed naar het graf van hun lerares, waar ze telkens bloemen neerlegden en een kaartje met de tekst 'Voor Baur Dee, van je meisjes.' Aanvankelijk gingen er tien meisjes, toen vijf, toen twee, en uiteindelijk was er nog maar één, die nog steeds op Memo- rial Day naar het graf gaat en er een boeket neerlegt en een kaartje, zoals altijd met de tekst 'Voor Baur Dee, van je meisjes.'
Eens, bijna 25 jaar na de dood van Baur Dee, besefte het enige van 'haar meisjes' die het graf nog be- zocht, dat ze afwezig zou zijn op Me- morial Day, en ze besloot het graf van haar lerares enkele dagen eerder te bezoeken. Dus plukte ze bloemen, wikkelde er een lint om, deed er een kaartje bij, en deed net haar jas aan toen de deurbel ging. Ze deed open en werd begroet door een van haar huisbezoeksters, Colleen Fuller, die zei dat het haar niet gelukt was een afspraak te maken met haar huisbe- zoekcollega, waardoor ze besloten had om maar alleen en onaangekon- digd op pad te gaan, in een poging om haar huisbezoek nog voor het eind van de maand af te maken. Toen Colleen werd uitgenodigd om binnen te komen, zag ze de jas en de bloemen en verontschuldigde zich omdat ze blijkbaar stoorde.
'O, geen probleem', was het ant- woord. 'Ik ben net op weg naar de begraafplaats om bloemen te leggen op het graf van de vrouw die mij les heeft gegeven in de jongevrouwen, want ze had grote invloed op mij en de andere meisjes die ze lesgaf. Aan- vankelijk gingen we elk jaar met zijn tienen naar het graf om haar onze liefde en dank te betuigen, maar nu vertegenwoordig ik de groep.'
Colleen vroeg: 'Was de naam van je lerares misschien Baur Dee?'
'Ja', was het antwoord. 'Hoe weet je dat?'
Met ontroering in haar stem zei Colleen: 'Baur Dee was mijn tante — de zuster van mijn moeder. Sinds haar dood heeft mijn familie elke Memorial Day op haar graf een boe- ket bloemen gevonden, en een kaartje, ondertekend door de meis- jes van Baur Dee. Ze hebben altijd willen weten wie die meisjes waren, om ze te bedanken voor hun nage- dachtenis aan Baur Dee. Nu kan ik het ze vertellen.'
De Amerikaanse schrijver Thorn- ton Wilder heeft gezegd: 'Het groot- ste eerbetoon aan de doden is geen rouw, maar dankbaarheid.'
Het tweede voorbeeld van een le- ven dat gevuld is met dienstbetoon, waarmee ik zal besluiten, is de zen- dingsbelevenis van Juliusz en Doro- thy Fussek, die een oproep hadden ontvangen om een zending van an- derhalf jaar te vervullen in Polen. Broeder Fussek was in Polen gebo- ren. Hij sprak de taal. Hij hield van het volk. Zuster Fussek was Engels en wist weinig af van Polen en niets van het Poolse volk.
Maar met vertrouwen in de Heer gingen zij op pad om hun taak te vervullen. De woonomstandigheden
JANUARI 117
2 0 0 2
waren primitief, het werk was een- zaam en hun taak was gigantisch. Er was toen nog geen volledige zen- dingsorganisatie in Polen. De op- dracht die het echtpaar Fussek had gekregen, was om de weg voor te be- reiden zodat er een permanente zen- dingsorganisatie kon komen, dat er andere zendelingen geroepen kon- den worden, mensen onderricht konden ontvangen, gemeenten ge- sticht konden worden, en er kerken gebouwd konden worden.
Wanhoopten broeder en zuster Fussek wegens de enorme omvang van hun taak? Geen moment. Zij wisten dat hun roeping van God kwam, zij baden om zijn goddelijke hulp, en zij wijdden zich met heel hun hart aan hun werk. Ze bleven geen anderhalf, maar vijf jaar in
Polen. Alle doelen werden bereikt. Dat gebeurde tijdens een bijeen- komst waarbij de ouderlingen Russell M. Nelson, Hans B. Ringger en ik, vergezeld van ouderling Fussek, spraken met minister Adam Wopatka van de Poolse regering, en wij hoorden hem zeggen: 'Uw kerk is hier welkom. U mag kerken bouwen, u mag zendelingen sturen. U bent welkom in Polen. Deze man,' en hij wees op Juliusz Fussek, 'heeft uw kerk goed gediend met zijn vrouw. U kunt dankbaar zijn voor hun voor- beeld en hun werk.'
Laten wij, net als de Fusseks, doen wat we moeten doen in het werk van de Heer. Dan kunnen we, samen met Juliusz en Dorothy Fussek, de psalm 'Mijn hulp is van de Here' zingen.8
Mijn geliefde zusters, u bent echt
'een voorbeeld voor de gelovigen'. Moge onze hemelse Vader ieder van u zegenen, of u nu gehuwd bent of er alleen voor staat, thuis, in uw ge- zin, in uw leven — opdat u de heer- lijke begroeting van de Heiland van de wereld mag verdienen: 'Wèl ge- daan, gij goede en getrouwe slaaf.9 Ik bid dat, met deze zegen, in de naam van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
1. 1 Timoteüs 4:1-2.
2. 1 Timoteüs 4:12.
3. LV 88:118.
4. Johannes 5:39.
5. LV 19:23.
6. RuthlTÓ.
7. Handelingen 9:36-42.
8. Psalmen 121:2.
9. Matteüs 25:21.
Conferentiegangers wandelen door de poorten die naar Temple Square leiden.
L I A H O N A
118
Zij hebben ook tot ons gesproken
Verslag van de 171ste oktoberconferentie van 6-7 oktober 2001 voor de kinderen van de kerk
President Gordon B. Hincldey: Is dit een gevaarlijke tijd? Jazeker. Maar we hoeven niet bang te zijn. We kunnen thuis en in ons hart gemoedsrust hebben. We kunnen allemaal een goede invloed in de wereld zijn.
President Thomas S. Monson, eerste raadgever in het Eerste Presidium: mo- gen wij van deze dag af aan ons hart met liefde vullen. Mogen wij de tweede mijl gaan om allen in ons le- ven toe te laten die eenzaam of ter- neergeslagen zijn, of die op de een of andere manier lijden.
President James E. Faust, tweede raadgever in het Eerste Presidium: De overweldigende boodschap van de verzoening is de volmaakte liefde die de Heiland heeft voor ieder van ons. Het is een liefde vol erbarmen, ge- duld, genade, billijkheid, lankmoe- digheid, en vooral vergeving.
President Boyd K. Packer, waarne- mend president van het Quorum der Twaalf Apostelen: Ik houd van dit Boek van Mormon: een getuige van
Jezus Christus. Bestudeer het, dan kunt u zowel het Oude Testament als het Nieuwe Testament in de Bijbel begrijpen. Ik weet dat het waar is.
Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen: De Heer heeft al zijn kinderen lief. Hij wil dat zij allen de volheid ontvangen van zijn waarheid, en de overvloed aan zijn zegeningen. Hij weet het als zij er klaar voor zijn, en Hij wil dat wij luis- teren naar zijn aanwijzingen om ande- ren te vertellen over het evangelie.
Ouderling Joseph B. Wirthlin van het Quorum der Twaalf Apostelen: Het enige waar u zich om moet be- kommeren is dat u ernaar streeft zo goed mogelijk te zijn. En hoe doet u dat? Houdt het oog gericht op de doelen die er in dit leven het meest toe doen en beweegt u stap voor stap in de richting van die doelen.
Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen: Om op sommige momenten en tijdens over- denking blijvende gemoedsrust en
veiligheid te ontvangen, moet u zeker weten dat er een God in de hemel is die van u houdt; dat Hij alles bestuurt en u zal helpen. Die overtuiging is de kern van een sterk getuigenis.
Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen: Wij zouden [tiende en gaven] moeten be- talen als persoonlijke manier om onze liefde voor een milddadige en barm- hartige Vader in de hemel te laten zien. Door zijn genade heeft God de hongerigen brood gegeven en de ar- men kleding. Op verschillende tijden horen wij daar allemaal bij.
Ouderling Henry B. Eyring van het Quorum der Twaalf Apostelen: Als u de Schriften overpeinst en gaat doen wat u [bij uw doop] beloofd heeft, kan ik u beloven dat u meer liefde voor God gaat voelen en meer van zijn liefde voor u.
Ouderling H. Ross Workman van de Zeventig: God heeft zijn kinderen gezegend met profeten die hen on- derwijzen in zijn wegen en hen voor- bereiden op het eeuwige leven. (...) Gehoorzaamheid is essentieel voor de verwezenlijking van de zegenin- gen van de Heer, zelfs als we het doel van het gebod niet begrijpen.
Bisschop H. David Burton, Preside- rende bisschop: Onder onze jongeren wordt vulgaire en ruwe taal gemak- kelijk gebruikt om hun gevoelens tot uitdrukking te brengen. Jonge vrien- den, nu is het tijd om pal te staan en deze woorden uit je vocabulaire te verwijderen. (...) Vraag om kracht van je hemelse Vader. D
JANUARI 119
2 0 0 2
Leringen voor onze tijd 2002
Leringen voor onze tijd vormt het les- materiaal op de vierde zondag van de maand voor zowel de Melchizedekse priesterschap als de ZHV Hiervoor kiest het Eerste Presidium ieder jaar tien on- derwerpen met bronnenmateriaal uit. Hier volgen de onderwerpen met bron- nenmateriaal voor het jaar 2002. Het ring- of districtspresidium kiest nog twee onderwerpen.
De leerkracht kiest een of hoog- stens twee bronnen uit die het beste passen bij de behoeften van de leden van de groep of het quorum. De leid(st)ers en leerkrachten wordt aan- geraden discussies op gang te brengen, niet een preek of een presentatie te geven. Ze moeten manieren bedenken om de leden van de groep of het quo- rum te stimuleren de beginselen die in de discussie behandeld worden, in hun leven toe te passen. Wenken voor de voorbereiding en het leiden van de discussies in het quorum of de groep staan in Onderwijzen — geen grotere roeping en Leidraad onderwijs.
1. Jezus van Nazaret, Heiland en Koning
Matt. 1:18-21; Hand. 4:8-12; 3 Ne. 11:7-17.
'Bijzondere getuigen van Christus', Liahona, april 2001, blz. 2 (facultatief hierbij de video Bijzondere getuigen van Christus, 53584120).
Russell M. Nelson, 'Jezus de Chris- tus: onze Meester, en meer', Liahona, april 2000, blz. 4.
'Jezus Christus, ons vast funda- ment', les 1 in De vrouw in de kerk B.
2. Zich werkelijk bekeren, als gezin en als individu
Luc. 18:18-30; Mos. 4:6-7; 5:2; Alma 5:14-35.
Gordon B. Hinckley, 'Het wonder van geloof', Liahona, juli 2001, blz. 82.
L. Tom Perry, 'Discipelschap', Liahona, januari 2001, blz. 72.
Dallin H. Oaks, 'Opdracht tot wor- ding', Liahona, januari 2001, blz. 40.
'Naastenliefde', hoofdstuk 30 in Evangeliebeginselen.
3. Ons doopverbond trouw blijven
Matt. 3:13-17; 2 Ne. 31:5-20; Mos. 18:7-10.
James E. Faust, 'Wederom geboren', Liahona, juli 2001, blz. 68.
Robert D. Hales, 'Het doopver- bond: in het koninkrijk en van het ko- ninkrijk zijn', Liahona, januari 2001, blz. 6.
'De doop: een blijvend verbond', les 29 in Priesterschapsplichten en zegeningen A.
4. Vreugde en vrede als gevolg van de verzoening
Jes. 1:16-20; 2 Ne. 9:18-21; Alma 34:14-16; 38:8-9; LV 18:10-13.
Boyd K. Packer, ' "De hand van de Meester" ', Liahona, juli 2001, blz. 25.
Richard G. Scott, 'Het pad naar
vrede en vreugde', Liahona, januari 2001, blz. 31.
'Bekering', hoofdstuk 19 in Evangeliebeginselen.
5. Een getuigenis van de waarheid van evangeliebeginselen verkrijgen
Joh. 7:17; Alma 5:44-46; 32:27-28; Ether 12:6; Mro. 10:4-5; LV 6:20-23.
James E. Faust, 'Een groeiend getuigenis', Liahona, januari 2001, blz. 69.
Joseph B. Wirthlin, 'Zuiver getuige- nis', Liahona, januari 2001, blz. 27.
'Een getuigenis van het evangelie van Jezus Christus', les 26 in Priester- schapsplichten en zegeningen A.
L I A H O N 120
6. Onze kinderen een nalatenschap van geloof geven
Spr. 22:6; Matt. 5:13-16; Titus 2:1-8; 1 Ne. 1;1;LV 68:25-28.
Gordon B. Hinckley, 'Advies en een gebed van een profeet voor de jonge- ren', Liakona, april 2001, blz. 30.
David. B. Haight, 'Wees een sterke schakel', Liahona, januari 2001, blz. 23.
'Het gezin kan eeuwig zijn', hoofd- stuk 36 in Evangeliebeginselen.
7. Het gezin tegen het kwade beschermen
Jes. 52:11; Joh. 15:1-4; Jakob 3:10-12; LV 121:45.
Thomas S. Monson, 'Pornografie — een dodelijke bacillendrager', Liahona, november 2001, blz. 2.
Neal A. Maxwell, 'Het geruk en getrek van de wereld', Liahona, januari 2001, blz. 43.
'Zedelijke reinheid', les 34 in Priesterschapsplichten en zegeningen A.
8. Deelnemen aan zendingswerk, als gezin en als individu
Mare. 16:15; LV 18:15-16; 34:4-6; 60:1-2; 123:12; 88:81.
M. Russell Ballard, 'De leden zijn de sleutel', Liahona, sep. 2000, blz. 12.
Jeffrey R. Holland, ' "Gij zijt mijn getuigen"', Liahona, juli 2001, blz. 15.
'Zendingswerk', hoofdstuk 33 in Evangeliebeginselen.
9. De verloren schapen van de Heer zoeken en voeden
Luc. 10:25-37; Ef. 2:19; Alma 31:34-35; LV 18:15-16.
Thomas S. Monson, 'Uw eeuwige vaart', Liahona, juli 2000, blz. 56.
Henry B. Eyring, ' "Waakt met Mij" ', Liahona, juli 2001, blz. 44.
'Begeleiden: een taak van de priesterschap', les 10 in Priester- schapsplichten en zegeningen B.
10. De zegeningen van de tempel
Ps. 23:3-5; LV 109:12-23; 110:6-10.
Boyd K. Packer, 'De heilige tempel', De Ster, juni 1992, blz. 14.
Russell M. Nelson, 'Uw voorberei- ding op de tempelzegens', Liahona, juli 2001, blz. 37.
'Onze tempel- en familiehistorische taken', les 8 in Priesterschapsplichten en zegeningen B. D
Bijeenkomsten ter verrijking van het persoonlijk en huiselijk leven*
Ter voorbereiding van de bijeenkomsten ter verrijking van het persoonlijk en huiselijk leven stelt u zorgvuldig vast wat de behoeften van de zusters zijn. Indien van toepassing zorgt u ervoor dat als onderdeel van die bijeenkomst les- sen gevolgd kunnen worden waarin de zusters vaardigheid leren op het gebied van opvoeding en de onderlinge verstandhouding in het gezin. Leidraad voor het gezin (31180 120) en Huwelijk en gezin: leerkrachtenboek (35865 120) kunnen daarbij als bronmateriaal dienen. Zij zijn verkrijgbaar bij het distributiecentrum.
Presentaties
Thema-ideeën voor memiklassen**
Geestelijke ontwikkeling
(LV 88:63)
Huishoudelijke vaardigheden
(Spreuken 31:27)
Huwelijk en gezin
(Maleachi 4:6; Mosiah 4:15)
Harmonieuze relaties
(Matteüs 5:38^14; 25:40)
Zelfredzaamheid
(LV 88:119)
Hulpvaardigheid
(Spreuken 31:20; Mosiah 4:26)
Fysieke en emotionele gezondheid
(Mosiah 4:27; LV 10:4)
Algemene ontwikkeling en opleiding
(LV88:118; 130:18-19)
Alfabetisering
(Daniël 1:17; Mozes 6:5-6)
Culturele activiteiten
(LV 25:12)
Dienstdoen in de tempel Bidden en schriftstudie Inachtneming van de sabbat (LV 59)
'.■'..
Voedsel telen, bereiden en bewaren Ordelijkheid en netheid thuis De waarde van werken
'Het gezin: een proclamatie aan de wereld' (De Ster, oktober 1998, 24) Gezinsavond, gezinsgebed en schriftstudie Vaardigheid in opvoeden
Communicatie en het oplossen van conflictsituaties Bekering en vergiffenis Doeltreffend leiderschap
Voorraadvorming en noodsituaties Opleiding en middelenbeheer Gezondheid en hygiëne
Familie en naasten dienen Dienen in de kerk Dienstbetoonproject in de gemeenschap
Conditietraining en goede voeding Stressmanagement en ontspanning Dankbaarheid voelen en de zegenin- gen van de Heer zien
Patriarchale zegens
Talenten en creativiteit ontplooien
Altijd leren
Evangeliekennis
Geschiedenis en getuigenissen op
schrift
Onderwijs aan kleine kinderen en
kinderlectuur
Het belang van muziek in het gezin Literatuur en de schone kunsten Begrip voor andere culturen
*De 'Richtlijnen voor de bijeenkomst ter verrijking van het persoonlijk en huiselijk leven' was een bijla ge bij een brief van het Eerste Presidium, gedateerd 20 september 1999.
** Bronmateriaal voor de thema's van de lessen vindt men ook in: deel A en B van De vrouw in de kerk (31113 120 en 31114 120) en het lesboek Evangeliebeginsekn (31110 120).
JANUARI 2002 121
Hulpbronnen voor Aaronische pries- terschap, lesboek 3
Gebruiken in 2002, lessen 1-25
De volgende hulpbronnen kunnen als aanvulling op de lessen 1-25 in Aaronische priesterschap, lesboek 3 gebruikt worden. Ze dienen niet ter vervanging van die lessen. Gelieve de lessen te geven in de volgorde waarin ze in het boek staan. (K=De Kinder- ster/De Kindervriend.) NB: het lesboek bevat geen speciale les voor Pasen. Als u eenpaasles wilt geven (31 maart), kunt u conferentietoespraken gebruiken, als- mede artikelen en lofzangen die over de verzoening en de opstanding en het leven en de zending van de Heiland gaan.
Les 1 : De Godheid
Gordon B. Hinckley, 'De Vader, de Zoon en de Heilige Geest', De Ster, mrt 1998, blz. 2.
James E. Faust, 'Dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus', De Ster, feb 1999, blz. 2.
S. Michael Wilcox, 'Geen andere goden voor mijn aangezicht', De Ster, feb 1998, blz. 26.
Les 2: Het plan van zaligheid
Joseph. B. Wirthlin, 'De tijd om ons voor te bereiden', De Ster, jul 1998, blz. 15.
Henry B. Eyring, 'Het gezin', De Ster, okt 1998, blz. 12.
John B. Dickson, 'De weergaloze gaven', De Ster, okt 1999, blz. 18.
'Ik ben een kind van God', lofzang 195.
Les 3: Zonen van de levende God
Boyd K. Packer, 'Gij [rijt] Gods tempel', Liahona, jan 2001, blz. 85.
Russell M. Nelson, 'Wij zijn kinde- ren van God', Liahona, jan 1999, blz. 101.
'Ik weet dat mijn Verlosser leeft', lofzang 92.
Les 4: Ik heb de mogelijkheid en de vrijheid om te kiezen
Joseph B. Wirthlin, 'Jij moet kie- zen', De Ster, nov 1998, blz. 46.
Richard G. Scott, 'Het goede doen', Liahona, mrt 2001, blz. 10.
'Kies toch goed', lofzang 162.
Les 5: 'Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, o Lucifer!'
James E. Faust, 'De innerlijke vij- and', Liahona, jan 2001, blz. 54.
Richard C. Edgley, 'Satans zak vol snippen', Liahona, jan 2001, blz. 52.
Dennis Largey, 'Afzien van heden- daagse afgoden', De Ster, mrt 1998, blz. 16.
Les 6: De val van Adam
Russell M. Nelson, 'De verzoe- ning', De Ster, jan 1997, blz. 32.
Dallin H. Oaks, 'Het grote plan van gelukzaligheid', De Ster, jan 1994, blz. 67.
'Het aards conflict', Liahona, sep 2001, blz. 30.
Les 7: De verzoening overwint dood en hel
Gordon B. Hinckley, 'Het wonder- lijke en ware verhaal van Kerstmis', Liahona, dec 2000, blz. 2.
D. Todd Christofferson, 'De verlos- sing van de doden en het getuigenis van Jezus', Liahona, nov 2001, blz. 10.
Richard D. Draper, 'Christus' rol van Verlosser', Liahona, dec 2000, blz. 10.
LIAHONA 122
Les 8: De opstanding en het oordeel
Gordon B. Hinckley, ' "Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt" ', Liahona, jul 1999, blz. 82.
Dallin H. Oaks, 'Opstanding', Liahona, jul 2000, blz. 16.
'Om de wereld te overwinnen', Liahona, sep 2000, blz. 26.
Les 9: Gerechtigheid en genade
Richard G. Scott, 'Het pad naar vrede en vreugde', Liahona, jan 2001, blz. 31.
Jeffrey R. Holland, 'Kom en zie', De Ster, aug 1998, blz. 44.
Les 10: Een grote verandering
James E. Faust, 'Worden wederge- boren', De Ster, jun 1998, blz. 2.
Dallin H. Oaks, 'Opdracht tot wording', Liahona jan 2001, blz. 40.
Robert L. Millet, 'De natuurlijke mens afleggen', Liahona, aug 2000, blz. 6.
'U wil ik volgen, Heer', lofzang 153.
Les 1 1 : Geloof dat het eeuwige leven mogelijk maakt
James E. Faust, 'Het schild des geloofs', Liahona, jul 2000, blz. 20.
Jeffrey R. Holland, 'Als duiven op ons raamkozijn', Liahona, jul 2000, blz. 90.
Taylor Hartley, 'De beproeving van mijn geloof', De Ster, okt 1999, blz. 40.
'Trouw aan 't geloof', lofzang 170.
Les 12: Bekering
Boyd K. Packer, 'Gereinigd', De Ster, mei 1997, blz. 8.
Henry B. Eyring, 'Stel niet uit', Liahona, jan 2000, blz. 38.
'Gemoedsrust vinden', Liahona, jun 2000, blz. 32.
'O, komt tot Jezus', lofzang 85.
Les 13: Vergeving ontvangen zoals ook wij vergeven
Gordon B. Hinckley, 'Het is van u vereist alle mensen te vergeven', De Ster, nov 1991, blz. 2.
Henry B. Eyring, 'Opdat wij één mogen zijn', De Ster, jul 1998, blz. 74.
Yessika Delfin Salinas, ' "Bid voor uw vijanden'", Liahona, sep 2000, blz. 8.
Aurora Rojas de Alvarez, 'Door vergevensgezindheid zijn we één ge- worden', De Ster, okt 1999, blz. 44.
Roderick J. Linton, 'Een hart vol vergeving', De Ster, jun 1998, blz. 28.
Les 14: Het avondmaal
Robert D. Hales, 'Tot gedachtenis van Jezus', De Ster, jan 1998, blz. 25.
'Het offer van de Heiland waarde- ren', Liahona, jun 2001, blz. 26.
'Hoe kan ik weten of ik van het avondmaal mag nemen?', De Ster, apr
1999, blz. 22.
Les 15: Tot het einde toe volharden
Neal A. Maxwell, 'Lijden goed ver- dragen', De Ster, apr 1999, blz. 10.
Robert D. Hales, 'Zie, wij prijzen hen zalig die volhard hebben', De Ster, jul 1998, blz. 83.
Les 16: Jezus Christus, het Leven en het Licht van de wereld
Russell M. Nelson, 'Jezus de Chris- tus: onze Meester, en meer', Liahona, apr 2000, blz. 4.
Sharon G. Larsen, 'Jullie licht in de wildernis', De Ster, jul 1999, blz. 106.
'De Heer is mijn Licht', lofzang 57.
Les 17: De Heilige Geest
Boyd K. Packer, 'Tongen als van vuur die zich verdeelden', Liahona, jul
2000, blz. 7.
Sheri L. Dew, 'We zijn niet alleen', Liahona, jan 1999, blz. 112.
'Neem de Heil'ge Geest tot gids', lofzang 203.
Les 18: Gebed
Henry B. Eyring, '"In mijn hart ge- grift'", Liahona, jan 2001, blz. 99.
Julieta Arevyan de Alvarez, 'Dank- baarheid op een regenachtige dag', Liahona, mei 2000, blz. 26.
'Dacht gij aan 't gebed?', lofzang 96.
Les 19: Vasten
Thomas S. Monson, 'Bouwen aan uw eeuwig thuis', De Ster, okt 1999, blz. 2.
B. Wirthlin, 'De wet van vasten', Liahona, jul 2001, blz. 88.
Brigada Acosta de Pérez, 'Geze- gend door het vasten', De Ster, okt 1999, blz. 46.
Diane K. Cahoon, 'Het wonder van zuster Stratton', De Ster, mei 1999, K6.
Les 20: Tiende betalen — een geestelijke test
James E. Faust, 'De vensters van de hemel openen', De Ster, jan 1999, blz. 67.
Theodorus G. Baalman, 'De belof- te van de Heer toetsen', De Ster, dec 1998, blz. 26.
'Daar gij mij veel gegeven hebt', lofzang 151.
Les 2 1 : De taken van het quorum
M. Russell Ballard, 'Houden we het bij?', De Ster, jan 1999, blz. 6.
D. Todd Christofferson, 'Het pries- terschapsquorum', De Ster, jan 1999, blz. 47.
'Gij ouderlingen Israëls', lofzang
201. '
Les 22: De plichten van een priester
Thomas S. Monson, 'De priester- schap — machtig leger van de Heer', De Ster, jul 1999, blz. 56.
Dallin H. Oaks, 'De Aaronische priesterschap en het avondmaal', De Ster, jan 1999, blz. 43.
Les 23: De voorbereiding op het Melchizedeks priesterschap
Thomas S. Monson, 'Vandaag bepaalt morgen', De Ster, jan 1999, blz. 55.
Joseph B. Wirthlin, 'In het priester- schap groeien', Liahona, jan 2000, blz. 45.
Jeffrey R. Holland, '"Heiligt u"', Liahona, jan 2001, blz. 46.
Les 24: Volg de profeet
Gordon B. Hinckley, 'Advies en een gebed van een profeet voor de jongeren', Liahona, apr 2001, blz. 30.
Clyde J. Williams, 'De profeet volgen: een visie uit het Boek van Mormon', Liahona, jun, 2000, blz. 18.
'Komt, hoort naar eens profeten stem', lofzang 2 1 .
Les 25: Elke jongeman behoort een zending te vervullen
Thomas S. Monson, 'Wie God eert, eert God ook', De Ster, jan 1996, blz. 42.
Lance B. Wickman, 'Jouw toe- komst', Liahona, nov 2000, blz. 22.
'Uitgekozen Hem altijd te dienen', De Ster, aug 1999, blz. 26.
Janet Peterson, 'Nog steeds op de fiets', De Ster, apr 1999, blz. 26.
'Komt, alle zonen Gods', lofzang
202. D
JANUARI 2002 123
Hulpbronnen voor Jongevrouv/en, lesboek 3
Gebruiken in 2002, lessen 1-25
De volgende hulpbronnen kunnen als aanvulling op de lessen 1—25 gebruikt worden. Ze dienen niet ter vervanging van die lessen. Gelieve de lessen te geven in de volgorde waarin ze in het boek staan. NB: het lesboek bevat geen speciale les voor Pasen. Als u een speciale paasles wilt geven (31 maart) , kunt u conferentietoespraken ge- bruiken, alsmede artikelen en lofzangen die over de verzoening en de opstanding en het leven en de zending van de Hei- land gaan
Les 1 : Volg de profeet
Gordon B. Gordon B. Hinckley, 'De Vader, de Zoon en de Heilige Geest', De Ster, mrt 1998, blz. 2.
James E. Faust, 'Dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus', De Ster, feb 1999, blz. 2.
S. Michael Wilcox, 'Geen andere goden voor mijn aangezicht', De Ster, feb 1998, blz. 26.
Les 2: De Heiland leren kennen
Russell M. Nelson, 'Jezus de Chris- tus: onze Meester, en meer', Liahona, apr 2000, blz. 4.
Jeffrey R. Holland, 'Kom en zie', De Ster, aug 1998, blz. 44.
Sheri L. Dew, 'Onze enige kans', De Ster, jul 1999, blz. 77.
'O, komt tot Jezus', lofzang 85.
Les 3: Het evangelie in je dagelijks leven
Jeffrey R. Holland, '"Geeft dan uw vrijmoedigheid niet prijs'", Liahona, jun 2000, blz. 34.
Laury Livsey, 'Welkom op Rizal High', De Ster, mei 1998, blz. 10.
Linda Van Orden, 'De Heer op de eerste plaats zetten', De Ster, nov
1998, blz. 42.
Les 4: De voorbereiding op je rol als eeuwige partner
Gordon B. Hinckley, 'Wandelen in het licht van de Heer', De Ster, jan
1999, blz. 115.
Richard G. Scott, 'Het grote plan van gelukzaligheid', De Ster, jan 1996, blz. 67.
'Het celestiale huwelijk', De Ster, okt 1998, blz. 25.
Les 5: Thuis een geestelijke sfeer scheppen
M. Russell Ballard, 'Als een onuit- blusbare vlam', De Ster, jul 1999, blz. 101.
'Hoe kan ik mijn thuis gelukkiger en geestelijker maken?', De Ster, aug 1998, blz. 26.
'Als een hemel op aarde', lofzang 195.
Les 6: De onderwijstaak van de vrouw
Gordon B. Hinckley, 'Uw grootste opgave: moeder', Liahona, jan 2001, blz. 113.
Boyd K. Packer, 'Leer de kinderen', Liahona, mei 2000, blz. 14.
Ronald L. Knighton, 'De beste leerkrachten van onze kinderen wor- den', Liahona, jun 2001, blz. 36.
'Help mij bij het onderwijzen', lofzang 181.
LIAHONA 724
Les 7: Ons doel in dit leven
Thomas S. Monson, 'Je celestiale reis', De Ster, jul 1999, bk 114.
Russell M. Nelson, 'Wij zijn kinderen van God', Liahona, jan 1999, blz. 101.
'Ik ga daar waarheen Gij mij zendt', lofzang 179.
Les 8: Eeuwige gezinnen
Henry B. Eyring, 'Het gezin', De Ster, okt 1998, blz. 12.
Alfonso Castro Vazquez, '"Ik wil een eeuwig gezin'", Liahona, aug 2000, blz. 26.
'Ons gezin kan eeuwig zijn', lofzang 204-
Les 9: De eenheid in het gezin bevorderen
Thomas S. Monson, 'Bouwen aan uw eeuwig thuis', De Ster, okt 1999, blz. 2.
Henry B. Eyring, 'Opdat wij één mogen zijn', De Ster, jul 1998, blz. 74.
Robert E. Wells, 'Eenheid in het sa- mengestelde gezin', De Ster, jun 1999, blz. 28.
Tammy Munro, 'Samen lezen met Ben', Liahona, mei 2000, blz. 10.
'Als er liefde heerst', lofzang 192.
Les 10: Meewerken aan gezellige gezinsactiviteiten
Eerste Presidium, 'Brief van het Eerste Presidium', De Ster, dec 1999, blz. 1.
Paul ]. Rands, 'De gezinsavond hoeft niet volmaakt te zijn', De Ster, aug 1999, blz. 44.
D. Ray Thomas, 'Acht tips voor een sterker gezin', De Ster, dec 1999, blz. 30.
Les 11: Familiebanden
Robert D. Hales, 'Het gezin ster- ken: onze heilige taak', De Ster, jul 1999, blz. 37.
Dennis B. Neuenschwander, 'Brug- gen en eeuwige kostbaarheden', De Ster, jul 1999, blz. 98.
Les 12: De zegeningen van het priesterschap
Boyd K. Packer, 'Wat iedere ouder- ling — en ook iedere zuster — moet weten', De Ster, nov 1994, blz. 14.
Ray H. Wood, ' "Gemaakt zoals de Zoon van God'", De Ster, jul 1999, blz. 48.
Kerstin en Birgitta Strandberg, '"Leonard is verdronken"', De Ster, nov 1999, blz. 10.
Fuco Rey, 'Het priesterschap in mijn handen', De Ster, sep 1998, blz. 32.
Les 13: De priesterschap kan het gezin tot zegen zijn
Russell M. Nelson, 'Herders, lam- meren en huisonderwijzers', De Ster, apr 1999, blz. 42.
D. Lee Tobler, 'Het priesterschap thuis', De Ster, jul 1999, blz. 51.
Les 14: Een prachtige erfenis
Jeffrey R. Holland, 'Als duiven op ons raamkozijn', Liahona, jul 2000, blz. 90.
Stephen B. Oveson, 'Ons erfgoed', Liahona, jan 2000, blz. 34.
'Een engel van de Heer', lofzang 11.
Les 15: De zegeningen van het huis van Israël
James E. Faust, '"Doorgrond mij, O God, en ken mijn hart' ", De Ster, jul 1998, blz. 19.
Russell M. Nelson, 'De kinderen van het verbond', De Ster, jul 1995, blz. 29.
Marvin K. Gardner, '"Eén uit een stad en twee uit een geslacht": het be- gin van de kerk in Tsjernigov (Oekraï- ne)', De Ster, apr 1999, blz. 36.
Les 16: De begiftiging
Boyd K. Packer, 'De heilige tempel', De Ster, jun 1992, blz. 14.
Julia Hardel, 'De tempelreis', De Ster, feb 1997, blz. 8.
Kuteka Kamulete, 'Vanuit Zaïre naar het huis van de Heer', De Ster, aug 1997, blz. 8.
Les 17: Voorbereiding op de tempel
James E. Faust, 'De eeuwigheid ligt voor ons', De Ster, jul 1997, blz. 18.
Barbara Jean Jones, 'Tieners in de steigers', Liahona, nov 2000, blz. 8.
Tamara Leatham Bailey, 'Een tempelbezoeker', De Ster, mei 1999, blz. 46.
'Uw gewijde huis', lofzang 166.
Les 18: Het tempelhuwelijk
Richard G. Scott, 'De zegeningen van de tempel ontvangen', Liahona, jul 1999, blz. 29.
'Een bestendige liefde voeden', Liahona, mei 2000, blz. 25.
'Het celestiale huwelijk', De Ster, okt 1998, blz. 25.
Les 19: Ons erfgoed
David B. Haight, 'Wees een sterke schakel', Liahona, jan 2001, blz. 23.
Richard G. Scott, ' "Hindernissen voor geluk verwijderen" ', De Ster, jul 1998, blz. 95.
Donald L. Hallstrom, 'Cultiveer goede tradities', Liahona, jan 2001, blz. 34.
Les 20: De taken van een zendeling
L. Tom Perry, 'Neem de uitdaging aan', De Ster, sep 1999, blz, 44.
Roger Terry, 'Nog één', Liahona, mrt 2000, blz. 46.
Laury Livsey, 'Ik zal heengaan en doen', De Ster, feb 1998, blz. 8.
Les 21: Anderen over het evangelie vertellen
M. Russell Ballard, 'De leden zijn de sleutel', Liahona, sep 2000, blz. 12.
Mary Ellen Smoot, 'Wij zijn midde- len in Gods hand', Liahona, jan 2001, blz. 104-
Shane Wise en Chris tie Giles, 'Kijk om je heen', Liahona, mrt 2000, blz. 8.
Les 22: Een eeuwige perspectief
Jeffrey R. Holland, ' "Hogepriester van goede dingen die zullen komen"', Liahona, jan 2000, blz. 42.
Jay E. Jensen, 'Houd het eeuwig perspectief voor ogen', Liahona, jul
2000, blz. 32.
'Komt, heil'gen, komt', lofzang 15.
Les 23: Tegenslag te boven komen
Neal A. Maxwell, 'Het geruk en getrek van de wereld', Liahona, jan
2001, blz. 43.
L. Aldin Porter, '"Doch wij sloegen geen acht op hen", De Ster, apr 1999, blz. 30.
Les 24: Onze keuzevrijheid
Joseph B. Wirthlin, 'Jij moet kiezen', De Ster, nov 1998, blz. 46.
Richard G. Scott, 'Het goede doen', Liahona, mrt 2001, blz. 10.
Sharon G. Larsen, 'Keuzevrijheid: een zegen en een last', Liahona, jan 2000, blz. 12.
'Kies toch goed', lofzang 162.
Les 25: Gehoorzaamheid
James E. Faust, 'Gehoorzaamheid: het pad naar de vrijheid', Liahona, jul 1999, blz. 53.
Robert D. Hales, 'Het doopver- bond: in het koninkrijk en van het koninkrijk zijn', Liahona, jan 2001, blz. 6.
Denalee Chapman, 'De drie vra- gen', Liahona, nov 2000, blz. 46. □
JANUARI 2002 125
Algemene presidiums van de hulporganisaties
ZONDAGSSCHOOL
KERKNIEUWS
Ouderling John H. Groberg Eerste raadgever .
Ouderling Cecil 0. Samuelson jr. ■ President -
JONGEMANNEN
Ouderling Richard J. Maynes Tweede raadgever
Ouderling Glenn L Pace
Eerste i
Ouderling F. Meivin Hammond President
Ouderling Spencer J. Condie Tweede raadgever
ZUSTERSHULPVERENIGING
Zuster Virginia U. Jensen Eerste raadgeefster
Zuster Mary Ellen W. Smoot President
JONGEVROUWEN
Zuster Sheril. Dew Tweede raadgeefster
Zuster Carol B, Thomas Eerste raadgeefster
Zuster Margaret 0. Nadauld President
JEUGDWERK
Zuster Shgron G. Larsen
Tweede raadgeefster
Zuster SydneyS. Reynolds Eerste raadgeefster
Zuster Coleen K. Menfove President
Zuster Gayle M. Clegg Tweede raadgeefster
President James E. Faust draagt de namen van kerkfunctionarissen ter steunverlening voor tijdens de zaterdagmiddagbijeenkomst van de conferentie.
Mutaties zeventigen, jongemannen, zondagsschool
Mutaties in het Presidium der Zeventig die eerder, in juni 2001, waren aangekondigd, werden tijdens de zaterdagmiddagbijeen- komst van de conferentie door de kerkleden gesteund. Verder werden er negen leden van de Zeventig ont- heven, 24 gebiedszeventigen onthe- ven, drie nieuwe gebiedszeventigen geroepen, en werden de algemene presidiums van de zondagsschool en de jongemannen gereorganiseerd.
De ouderlingen Charles Didier en Cecil O. Samuelson jr. werden ge- steund als nieuwe lid van het Presi- dium der Zeventig. Zij vervangen de ouderlingen L. Aldin Porter en Marlin K. Jensen. Ouderling Porter werd ontheven, waarop hem het emeritaat werd verleend, en ouder- ling Jensen was in augustus 2001 al geroepen als lid van het presidium van het gebied Europa-Midden.
Ouderling Samuelson werd ge- steund als de nieuwe algemeen zondagsschoolpresident, met de
L I A H O 126
N A
ouderlingen John H. Groberg en Richard J. Maynes als raadgevers. Ouderling Jensen werd ontheven als algemeen zondagsschoolpresident, met zijn raadgevers, de ouderlingen Neil L. Andersen en John H. Groberg. Ouderling E Meivin Hammond van de Zeventig werd gesteund als de nieuwe algemeen jongemannenpresi- dent, met de ouderlingen Glenn L. Pace en Spencer J. Condie als raadge- vers. Ouderling Robert K. Dellen- bach, die werkzaam was als algemeen jongemannenpresident, was in augus- tus al geroepen als lid van het presidi- um van het gebied Oceanië. Tijdens
de conferentie werd hij ontheven, alsmede zijn raadgevers, de ouderlin- gen Hammond en John M. Madsen.
Samen met ouderling Porter wer- den de ouderlingen John K. Carmack, Vaughn J. Featherstone, L. Lionel Kendrick en Rex D. Pinegar onthe- ven als lid van het Eerste Quorum der Zeventig, en hun werd het eme- ritaat verleend.
Ook werden vier leden van het Tweede Quorum der Zeventig ont- heven als algemeen autoriteit: de ouderlingen Richard E. Cook, Wayne M. Hancock, Richard B. Wirthlin en Ray H. Wood. D
Op 14 september 2001 spreekt president Gordon B. Hinckley tijdens de herdenkingsdienst in de Tabernakel.
Kerk geeft troost en humanitaire hulp na terroristische aanslagen
De kerkleiders brachten na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 in New York, Wash- ington, D.C. en Pennsylvania bood- schappen van vrede en troost. Voor zover bekend zijn er vijf heiligen der laatste dagen omgekomen bij de aanslagen.
Carolyn Meyer-Beug (48), lid van de wijk Santa Monica 2 in de ring Los Angeles- Santa Monica (Califor- nië), en haar moeder, Mary Alice Wahlstrom (75), lid van de wijk Kaysville 17 in de ring Kaysville-Oost
(Utah) , bevonden zich aan boord van het eerste vliegtuig dat zich in het World Trade Center in New York boorde. De twee vrouwen hadden de tweelingdochters van zuster Beug naar de universiteit gebracht en wa- ren op weg naar huis.
Ivhan Luis Carpio Bautista (24), lid van de gemeente Richmond Hill 3 in het district Richmond Hill (New York) , werkte in een restaurant op de 107e verdieping van toren één van het World Trade Center toen de aan- slagen werden gepleegd. Hij was van
plan geweest 1 1 september vrij te ne- men vanwege zijn verjaardag, maar stemde erin toe om in te vallen voor een collega.
Brady Howell (26), lid van de wijk Crystal City in de ring Mount Vernon (Virginia), en Rhonda Ras- mussen (44), lid van de wijk Lake Ridge 2 in de ring Mount Vernon (Virginia), kwamen om bij de aan- slag op het Pentagon in Washington, D.C. Broeder Howell was als burger- werknemer werkzaam voor de Ame- rikaanse marine. Zuster Rasmussen was werkzaam als begrotingsanaliste voor het Amerikaanse leger. Haar man, met wie zij 26 jaar getrouwd was, werkte ook in het gebouw, maar die bleef ongedeerd.
Kort nadat zij van de aanslagen ge- hoord hadden, gaven de leden van het Eerste Presidium een verklaring uit waarin zij 'groot medeleven' be- tuigden aan van wie 'dierbaren, vrienden en kennissen zijn omgeko- men of gewond zijn geraakt bij de zin- loze gewelddaden van vandaag. Wij bidden voor de onschuldige slacht- offers van deze kwaadaardige aansla- gen. Wij vragen onze hemelse Vader om president [George W] Bush [van de Verenigde Staten] en zijn advi- seurs te leiden in hun reactie op deze verschrikkelijke gebeurtenissen.
'Wij voegen onze gebeden bij die van anderen dat de gemoedsrust en liefde van de Heiland ons allen zal leiden in deze moeilijke tijd.'
Op de avond van 11 september sprak president Gordon B. Hinckley tijdens een eerder gepland concert van het Mormoons Tabernakelkoor, dat was veranderd in een herden- kingsdienst. 'Hoe duister deze tijd ook is,' zei de president van de kerk, 'door de zware bewolking van angst en woede heen schijnt de heilige, heerlijke beeltenis van de Zoon van God. In deze omstandigheden zien wij op naar Hem.'
President Hinckley bracht ver- scheidene boodschappen van geloof en troost, zowel toen hij te gast was bij het programma Larry King Live, als tijdens een herdenkingsdienst die op 14 september in de Tabernakel werd gehouden, een dag die door president Bush als nationale dag van
JANUARI 127
2 0 0 2
gebed en herdenking was uitgeroe- pen. 'We kunnen de doden niet te- rughalen', zei president Hinckley, maar we kunnen wel 'onze hemelse Vader aanroepen om hen die veel geleden hebben troost en verlichting te brengen.' Hij sprak ook de hoop uit dat onze hemelse Vader de dag naderbij zou brengen waarop de mensen hun zwaarden zouden om- smeden tot ploegscharen en 'de oor- log niet meer leren' (zie Jesaja 2:4). Aan de herdenkingsdienst namen ook leden van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Aposte- len deel, alsmede andere algemene autoriteiten en het Tabernakelkoor. De dienst werd uitgezonden naar kerken in de Verenigde Staten.
Op 20 september kwam president Hinckley op uitnodiging van de pre- sident van de Verenigde Staten met 26 andere godsdienstige leiders met president Bush bijeen in het Witte Huis. 'Ik heb me nog nooit zo sterk gevoeld', zei president Bush, 'en die kracht komt van God.' Hij vroeg of de mensen wilden bidden om de vei- ligheid van het volk, en om hem te zegenen met wijsheid, kracht en een helder verstand.
Toen president Bush om een reac- tie van de aanwezigen vroeg, zei pre- sident Hinckley: 'Ik wil u alleen maar zeggen, meneer de president, dat wij achter u staan. Wij bidden voor u. Wij houden van dit "volk onder God".'
Op verzoek van het Eerste Presi- dium hielden alle units van de kerk in de Verenigde Staten op zondag 16 september een herdenkings- avondmaalsdienst. Over de hele we- reld reikten kerkleden hen die dierbaren hadden verloren in liefde en dienstbetoon de hand. Veel leden boden onderdak aan mensen die in New York en op luchthavens ge- strand waren.
Schenkingen van de kerk aan het Amerikaanse Rode Kruis werden grotendeels gebruikt voor het zoeken naar slachtoffers en voor reddings- werk, alsmede voor noodrantsoenen en onderdak, en andere benodigdhe- den. De afdeling Salt Lake City van het Rode Kruis gebruikte een deel van het geld om gestrande reizigers
in Salt Lake City van voedsel en on- derdak te voorzien. Er werd ook hulp verleend aan de familie van slachtoffers in New York.
Op 9 oktober gaf het Eerste Presi- dium toestemming voor de dis- tributie van dekens, hygiënesets, medische hulpgoederen en sets voor pasgeboren baby's onder Afghaanse vluchtelingen. D
Evangelieverbreiding via nieuwe website
De kerk heeft een nieuw hulp- middel om het evangelie te ver- breiden. Op een officiële website van de kerk, www.mormon.org, kan men in volkomen anonimiteit meer te weten komen over het evangelie.
De site werd op 5 oktober 2001 tijdens de algemene conferentie door ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen aangekondigd. 'Dit nieuwe initiatief heeft een potentieel dat net zo be- langrijk is als het uitgeven van ge- drukte brochures in de negentiende eeuw en ons gebruik van radio, tv en film in de twintigste eeuw', zei ouderling Oaks tijdens de conferen- tie. '(...) Leden van de kerk zal het helpen met het beantwoorden van vragen van vrienden, zowel rechtst- reeks als door verwijzing naar de site.'
Binnen drie dagen na de aankon- diging van mormon.org werden er 93.433 bezoeken van de site geregis- treerd, waarvan er 151 resulteerden in een aanvraag van een boek-van-mormon en 36 in een aanvraag van een bezoek door zendelingen. De be- zoekers waren afkom- stig uit Afrika; Azië; Australië; de Stille Zuidzee; het Cari- bisch gebied; Europa; het Midden-Oosten; en Noord-, Zuid- en Midden- Amerika .
Op mormon.org vindt men een combi- natie van geluids-,
beeld- en tekstelementen waarmee de fundamentele beginselen van de kerk in eenvoudige, makkelijk te be- grijpen termen worden uitgelegd. De inhoud is verdeeld over vier hoofd- categorieën: de kerk, het gezin, de aard van God, en het doel van het leven.
Links in elke categorie leiden naar fundamentele informatie over het onderwerp; nadere links leiden naar aanverwante onderwerpen, au- dio- of videoclips van kerkvideo's of toespraken door leden van het Eer- ste Presidium of het Quorum der Twaalf Apostelen. Wie meer wil we- ten, kan een gesprek met zendelin- gen aanvragen, of kerklectuur of -video's bestellen, of kan met een zoekmachine kijken welke wijk of gemeente het dichtst bij hen is (mo- menteel alleen voor de Verenigde Staten en Canada).
Andere informatie op mormon.org omvat onder meer antwoorden op veel gestelde vragen inzake sociale kwesties, theologie en kerkbeleid, in- formatie over ouderschap, gezinsrela- ties en communicatie; alsmede een zoekmachine en een verklarende woordenlijst voor een beter begrip van evangelietermen.
Kerkleden kunnen de site gebrui- ken om vrienden de webpagina's te sturen, of gratis digitale wenskaarten met evangelieverwante thema's.
Mormon.org is momenteel alleen in het Engels, maar de kerkleiders zeggen dat de site uiteindelijk in veel talen beschikbaar zal zijn. □
■ ■■ :• i .*'■■■•• • JESUSCHR13T
..,-■' / w&s,
We
come
ThiiSHia |
«mpai* ira*rtetsilfc>.kSKfatmCH |
ö»a* Bw ttwtfi tf Sant OsriK ü Lat&&y Siids. |
|
. Wiw |
ityrotoyiwjrfoBtetöoiiftwa. ";.-. |
e Chtirci |
itaSoi 1o süpSaiï owteSaft «bent |
^xvSp4?S0fGpdt andtbs |
|
lj€. We also «woungs ymi to vviw |
|
quently askêd questions - |
Op de homepage van www.mormon.org worden bezoekers verscheidene opties geboden om ant- woorden te vinden op vragen over de kerk.
A H O N A 128
Robert T. Barrett, De doop van Christus
'Toen kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes, om Zich door hem te laten dopen. Maar deze
trachtte Hem daarvan terug te houden en zeide: Ik heb nodig door U gedoopt te worden en komt Gij tot mij?
Jezus echter antwoordde en zeide tot hem: Laat Mij thans geworden, want aldus betaamt het ons alle
gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij Hem geworden' (Matteüs 3:13-15).
'Onze deugd zal ons
veiligheid verschaffen.
Onze rechtschapenheid zal
ons kracht verschaffen.
God heeft duidelijk gesteld
dat Hij ons niet zal
verlaten als wij Hem
niet verlaten.'
— President Gordon B. Hinckley, Zondagmiddag, 7 oktober 2001
i ir
HOP
^ *.
KW*
MfSf
zoo
:c\j :<m :cm =o
VERSLAG VAN DE 171STE
ALGEMENE OKTOBERCONFERENTIE
6-7 OKTOBER 2001