■■■■■■■.. ■.■.■.■: ■ ■■■■.,■■.
,v.'i..;;:.'-/v^-vï:'-^
■.'■: ; -■■-:■■■■
■'■'...-. - :
■
. ■■■ ■ ■■■
102E JAARGANG NUMMER 1 DE KERK VAN JEZUS CHRISTUS VAN DE HEILIGEN DER LAATSTE DAGEN ■ JANUARI 2002
LIAHONA
.
■
':.^:^.yr--::::\:-::i':J::t'::-.
^mmm^^'-:,
■
*.,. ■<?¥
: :. ■ A- y' -«'S-*
f 1/
*$£>
*5
#'^%:
•f» &■ • '
Iril
rk ."^t^h
mmTT 18
19
ft ••VtSl/I
, -■ K
m
\$*J^m
EJ
| n«|n*«r»flj
SS*
tó_^j*
■ fSêi
■J*\\:
<w.
?&]\l -.' Sï
■'f'»-'
RsW;
. *!V.
Ssfë
«*ÜSS
'&&¥■>
&
Verslag van de 1 7 1 ste
algemene oktoberconferentie van
De Kerk van Jezus Christus van
de Heiligen der Laatste Dagen
Toespraken en verloop van de conferentie die op 6-7 oktober
is gehouden in het Conferentiecentrum in Salt Lake City (Utah)
Bi
(
I
k hoef u er niet aan te herinne-
ren dat we in een gevaarlijke
tijd leven (...)', zei president
Gordon B. Hinckley op zondagmor-
gen, 7 oktober 2001. 'Maar ik wil
geen paniekzaaier zijn. Ik wil geen
onheilsprofeet zijn. Ik ben optimis-
tisch. Ik geloof niet dat dit de tijd
is dat we door een allesverterende
ramp overmand zullen worden. Ik
bid oprecht dat dit niet het geval
zal zijn. Er moet nog zoveel werk
voor de Heer verricht worden. Dat
moeten wij en onze kinderen na ons
verrichten.'
Hij voegde eraan toe: 'We hoe-
ven niet bang te zijn. We kunnen
thuis en in ons hart gemoedsrust
hebben. We kunnen allemaal een
goede invloed in de wereld zijn.'
In zijn toespraak op zondagmiddag
zei president Hinckley: 'Momenteel
staan we oog in oog met bepaalde
problemen, ernstig en overweldigend,
die ons zorgen baren. We hebben ze-
ker de Heer nodig. (...) Onze deugd
zal ons veiligheid verschaffen. Onze
rechtschapenheid zal ons kracht ver-
schaffen. God heeft duidelijk gesteld
dat Hij ons niet zal verlaten als wij
Hem niet verlaten.'
Voordat hij de bijeenkomst sloot,
bad president Hinckley dat de Heer
'MS
m
1
Uit een inscriptie op de
Salt Lake-tempel blijkt dat
dit het huis van de Heer is.
'de zaak van vrede [zegent] en [..-,-]
die weer snel aan ons [herstelt].'
De bijeenkomsten van de alge-
mene conferentie werden geleid
door president Hinckley en door
president Thomas S. Monson, eerste
raadgever in het Eerste Presidium,
en president James E. Faust, tweede
raadgever.
De bestuurlijke zaken die in de za-
terdagmiddagbijeenkomst van de
conferentie werden afgehandeld
betroffen de quorums der Zeventig
en het algemeen zondagsschool- en
jongemannenpresidium. Er waren
twee mutaties in het Presidium der
Zeventig; vijf leden van het Eerste
Quorum der Zeventig kregen hun
emeritaat; vier leden van het Tweede
Quorum der Zeventig werden onthe-
ven; 24 gebiedszeventigen werden
ontheven en drie geroepen; en het
algemeen zondagsschool- en jonge-
mannenpresidium werden gereorga-
niseerd. (Zie blz. 126 in deze uitgave.)
De conferentiebijeenkomsten zijn
via de satelliet uitgezonden naar ve-
le ringcentra in de Verenigde Staten
en Canada; het Caribisch gebied;
Mexico en Midden-Amerika; tien
landen in Zuid-Amerika; Groot-
Brittannië en Ierland; 19 andere Eu-
ropese landen; en Zuid-Afrika. De
algemene bijeenkomsten zijn via de
satelliet doorgegeven aan ruim 1500
radio- en televisiestations en kabel-
bedrijven in de Verenigde Staten en
Canada. De conferentie was ook te
zien bij BYUTV op Dish Network.
Alle algemene bijeenkomsten kon-
den ook op www.lds.org/broadcast
in 38 talen beluisterd worden. Waar
de uitzendingen niet te ontvangen
waren, zijn later videobanden ver-
spreid. — De redactie □
J A N U A R
1
2 0 0 2
Januari 2002 102e jaargang Nummer 1
LIAHONA 22981 -120
Officiële Nederlandstalige uitgave van De Kerk van
Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen
Het Eerste Presidium:
Gordon B. Hincldey, Thomas S. Monson, James E. Faust
Raad der Twaalf:
Boyd K. Packer, L. Tom Perry, David B. Haight,
Neal A. Maxwell, Russell M. Nelson, Dallin H. Oaks,
M. Russell Ballard, Joseph B. Wirthlin, Richard G. Scott,
Robert D. Hales, Jeffrey R. Holland, Henry B. Eyring
Editeur: Dennis B. Neuenschwander
Adviseurs: J. Kent Jolley, W. Rolfe Kerr, Stephen A. West
Directie afdeling leerplannen:
Hoofddirecteur: Ronald L. Knighton
Directeur redactie: Richard M. Romney
Directeur grafische vormgeving: Allan R. Loyborg
Redactie:
Hoofdredacteur: Marvin K. Gardner
Redacteur: Roger Terry
Assistent-redacteur: Jenifer Greenwood
Redactiemedewerkster: Susan Barrett
Assistent publicaties: Collette NebekerAune
Afdeling vormgeving:
Leidinggevend art-director: M. M. Kawasaki
Art-director: Scott Van Kampen
Senior vormgever: Sharri Cook
Vormgever: Thomas S. Chiid, Randall J. Pixton
Productiemanager: Jane Ann Peters
Productie: Reginald J. Christensen, Denise Kirby,
Kelli Pratt, Rolland F. Sparks, Kari A. Todd,
Claudia E. Warner
Digitale voorbewerking: Jeff Martin
Abonnementen (in VS):
Directeur: Kay W. Briggs
Distributiemanager: Kris T. Christensen
Vertaling:
CPB Vertaalbureau
Heschepad 1, NL-5341 GS Oss
Telefoon: 0412-690490; Fax: 0412-690266
Nieuwsredactie:
Nieuwsredacteur: Frans Heijdemann
Grovestins 64
NL-7608 HN Almelo
Telefoon: 0546 865984
Kopij liefst op diskette aanleveren.
Abonnementenadministratie:
Administratrice: J. CA. Kroon
Hengmeng 3
NL-5235 JW 's-Hertogenbosch
Telefoon/Fox: 073-6443685
E-mail: jcakroon@home.nl
Abonnementsprijs:
EUR 15,00. Het jaarabonnement kan elk gewenst
moment ingaan en wordt automatisch verlengd.
U ontvangteen acceptgirokaart (België: stortings-/
overschrijvingsformulier).
Stuur bijdragen en vragen, anders dan voor de rubriek
Kerknieuws naar: Liahona, Floor 24, 50 East North
Temple, Salt Lake City, UT 841 50-3223, USA; of e-mail
naar CUR-Liahona-IMag@ldschurch.org
De Liahona (een woord uit het Boek van Mormon dat
'kompas' of 'aanwijzer' betekent) wordt gepubliceerd
in het Albaans, Armeens, Bulgaars, Cambodjaans,
Cebuano, Chinees, Deens, Duits, Engels, Ests, Fijisch,
Fins, Frans, Haïtiaans, Hiligaynon, Hongaars, llokano,
Indonesisch, Italiaans, Japans, Kiribati, Koreaans,
Kroatisch, Lets, Litouws, Malagassisch, Marshalleilands,
Mongools, Nederlands, Noors, Oekraïens, Pools,
Portugees, Roemeens, Russisch, Samoaans, Sloveens,
Spaans, Tagalog, Tahitiaans, Tamil, Telugu, Thais,
Tongaans, Tsjechisch, Vietnamees, IJslands en Zweeds.
(Frequentie verschilt per taal.)
Uitgever:
©2002 by Intellectual Reserve, Inc. Alle rechten voorbe-
houden. Gedrukt in de Verenigde Staten van Amerika.
For Readers in the United States and Canada:
January2002 Vol. 102 No. 1. LIAHONA (USPS 31 1-480)
Dutch (ISSN 1 522-91 73) is published monthly by The
Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, 50 East North
Temple, Salt Lake City, UT 841 50. USA subscription price
is $10.00 peryear; Canada, $15.50 plus applicable
taxes. Periodicals Postage Paid at Salt Lake City, Utah and
at additional mailing offices. Sixty days' notïce required for
change of address. Include address label from a recent
issue; old and new address must be included. Send USA
and Canadian subscriptions to Salt Lake Distribution
Center at address below. Subscription help line:
1-800-537-5971 . Creditcard orders (Visa, MasterCard,
American Express) may be taken by phone. (Canada Poste
Information: Publication Agreement #4001 7431)
POSTMASTER: Send address changes to Salt Lake
Distribution Center, Church Magazines, PO Box 26368,
Salt Lake City, UT 84 126-0368.
REGISTER OP
ONDERWERP
Aaronische priesterschap 43, 47
Begeleiding 7
Bekering 19
Boek van Mormon 7 1
Dankbaarheid 37,49
Dienstbaarheid 16,51,53,57,68,
94, 115
Dood 68
Eenheid 10, 13, 40, 83
Fatsoen 75
Gebed 16, 87, 100, 104
Gehoorzaamheid 31, 83, 98
Geloof 10,16,24,31,94,104,106
Geluk 33,49
Getuigenis 100
Gezinsband 80, 96, 109
Heilige Geest 10, 100
Heilsplan 33
Heractivering 57
Hoop 4, 19
Insluiting 40, 75
Jezus Christus 19, 31, 68, 80, 109
Jongeren 43, 47, 77
Karakter 96
Kennis 35
Kuisheid 90
Leiderschap 77, 112
Liefde 7,40,68,77,94,96,112,
115
Morren 98
Naasten 40,75,94
Nederigheid 16, 53
Onderwijs 80
Opstanding 19, 68
Ouderschap 77, 80, 106, 109, 112,
115
Permanent studiefonds 60
Pioniers 49
Plicht 43,47,57
Priesterschap 13,51,57,60
Prioriteiten 35, 106
Profeten 24,98
Schriftstudie 16, 71, 87
Tegenspoed 4, 27, 106
Tiende 37,83
Toewijding 53
Vergeving 19
Verzoening 19, 33
Vloeken 75
Volharding 27
Volmaking 27
Voorbeeld 75,109
Vrede 83
Vrouwzijn 13
Waarheid 115
Zelfbeheersing 90, 96
Zelfredzaamheid 83
Zendingswerk 7, 87
Sprekers in alfabetische volgorde
Ballard, M. Russell 40
Burton, H. David 75
Clayton, L. Whitney 3 1
Dew, SheriL. 13,112
Didier, Charles 10
Eyring, Henry B. 16
Faust, James E. 19, 23, 53
Golden, Christoffel, jr. 33
Gonzalez, Waker F. 35
Haight, David B. 24
Hales, Robert D. 43
Hilbig, KeithK. 51
Hinckley, Gordon B. 4, 60, 83, 104
Holland, Jeffrey R. 37
Jensen, Virginia U. 109
Larsen, Sharon G. 77
Maxwell, Neal A. 90
Monson, Thomas S. 57, 68, 115
Nelson, Russell M. 80
Oaks, Dallin H. 7
Orton, Robert F. 94
Packer, Boyd K. 71
Perry, L. Tom 87
Peter son, Wayne S. 96
Samuelson, Cecil O-, jr. 47
Scott, Richard G. 100
Smoot, Mary Ellen W. 106
Snow, Steven E. 49
Wirthlin, Joseph B. 27
Workman, H. Ross 98
Huisonderwijs en huisbezoek: de conferentie-
nummers van de Liahona bevatten geen
huisonderwijs- of huisbezoekboodschap. Daarom
kiezen de huisonderwijzers en huisbezoeksters
gebedvol een conferentietoespraak uit die tegemoet
komt aan de behoeften van de gezinnen die zij
bezoeken.
Op de omslag: foto John tuke.
Foto's conferentie: de foto's van de conferentie zijn
genomen door Craig Dimond, Welden Andersen, John
Luke, Jed Clark, Matt Reier, Kelly Larsen, Tamra Ratieta,
Ellie Carter, Mark Hedengren en Robert Casey.
Conferentietoespraken op het internet: de
conferentietoespraken vindt u op de officiële website
van de kerk: www.lds.org.
LIAHONA
2
INHOUDSOPGAVE
1 VERSLAG VAN DE 1 71STE ALGEMENE OKTOBER-
CONFERENTIE VAN DE KERK VAN JEZUS CHRISTUS
VAN DE HEILIGEN DER LAATSTE DAGEN
ZATERDAGMORGENBIJEENKOMST
4 LEVEN IN DE VOLHEID DER TIJDEN
PRESIDENT GORDON B. HINCKLEY
7 ANDEREN OVER HET EVANGELIE VERTELLEN
OUDERLING DALLIN H. OAKS
1 0 EEN BRUG VAN GELOOF BOUWEN
OUDERLING CHARLES DIDIER
1 3 HET IS VOOR EEN MAN NOCH EEN VROUW GOED DAT
ZIJ ALLEEN ZIJN SHERI L DEW
1 6 GEBED
OUDERLING HENRY B. EYRING
1 9 ONZE VURIGSTE HOOP IS IN DE VERZOENING
PRESIDENT JAMES E. FAUST
ZATERDAGMIDDAGBIJEENKOMST
23 DE STEUNVERLENING AAN KERKFUNCTIONARISSEN
PRESIDENT JAMES E. FAUST
24 HET GELOOF VAN ONZE PROFETEN
OUDERLING DAVID B. HAIGHT
27 STAP VOOR STAP
OUDERLING JOSEPH B. WIRTHLIN
3 1 'KOM MIJN ONGELOOF TE HULP'
OUDERLING L WHITNEY CLAYTON
33 HET PLAN VAN ONZE VADER
OUDERLING CHRISTOFFEL GOLDEN JR.
35 DE EVANGELIEBEGINSELEN IN ONS HART SCHRIJVEN
OUDERLING WALTER F. GONZALEZ
37 'ALS EEN BESPROEIDE HOF'
OUDERLING JEFFREY R. HOLLAND
40 DE LEER VAN INSLUITING
OUDERLING M. RUSSELL BALLARD
PRIESTERSCHAPSBIJEENKOMST
43 ONZE PLICHT JEGENS GOD VERVULLEN
OUDERLING ROBERT D. HALES
47 ONZE PLICHT JEGENS GOD
OUDERLING CECIL O. SAMUELSON JR.
49 DANKBAARHEID
OUDERLING STEVEN E. SNOW
51 PRIESTERSCHAPSSCHAKELS VORMEN OF VOORTZETTEN
OUDERLING KEITH K. HILBIG
53 'EEN GROTE ZAAK'
PRESIDENT JAMES E. FAUST
57 DE PLICHT ROEPT
PRESIDENT THOMAS S. MONSON
60 BUKKEN OM IEMAND ANDERS OP TE RICHTEN
PRESIDENT GORDON B. HINCKLEY
ZONDAGMORGENBIJEENKOMST
68 DIT IS DE TIJD
PRESIDENT THOMAS S. MONSON
71 HET BOEK VAN MORMON: EEN GETUIGE VAN JEZUS
CHRISTUS PRESIDENT BOYD K. PACKER
75 PAL STAAN
BISSCHOP H. DAVID BURTON
77 'VREES NIET, WANT ZIJ, DIE BIJ ONS ZIJN, ZIJN
TALRIJKER' SHARON G. LARSEN
80 'UW EIGEN HUIS IN ORDE BRENGEN'
OUDERLING RUSSELL M. NELSON
83 DE TIJD WAARIN WIJ LEVEN
PRESIDENT GORDON B. HINCKLEY
ZONDAGMIDDAGBIJEENKOMST
87 DE TERUGGEKEERDE ZENDELING
OUDERLING L. TOM PERRY
90 HET ZEVENDE GEBOD: EEN SCHILD
OUDERLING NEAL A. MAXWELL
94 'HET GROTE EN EERSTE GEBOD'
OUDERLING ROBERT F. ORTON .
96 ONZE DADEN BEPALEN ONS KARAKTER
OUDERLING WAYNE S. PETERSON
98 MOR NIET
OUDERLING H. ROSS WORKMAN
100 DE KRACHT VAN EEN STERK GETUIGENIS
OUDERLING RICHARD G. SCOTT
1 04 'TOT W'U WEDERZIEN'
PRESIDENT GORDON B. HINCKLEY
ALGEMENE BIJEENKOMST VAN
DE ZUSTERSHULPVERENIGING
1 06 STANDVASTIG EN ONWRIKBAAR
MARY ELLEN W. SMOOT
1 09 STA PAL
VIRGINIA U. JENSEN
I 1 2 ZIJN WIJ NIET ALLEMAAL MOEDER?
SHERI L. DEW
I I 5 'WEES EEN VOORBEELD'
PRESIDENT THOMAS S. MONSON
64 ALGEMENE AUTORITEITEN VAN DE KERK VAN JEZUS
CHRISTUS VAN DE HEILIGEN DER LAATSTE DAGEN
1 1 9 ZIJ HEBBEN OOK TOT ONS GESPROKEN
120 HULPBRONNEN BIJ HET ONDERWIJS
1 26 ALGEMENE PRESIDIUMS VAN DE HULPORGANISATIES
126 KERKNIEUWS
JANUARI 2002
3
Zaterdagmorgenbijeenkomst
6 oktober 2001
Leven in de
volheid der tijden
President Gordon B. Hinckley
'Ondanks het onheil om ons heen, ondanks de vuiligheid die
we bijna overal zien, ondanks het conflict dat zich over de
wereld uitstrekt, kunnen wij beter worden.1
grote, wereldwijde kerk geworden,
en het is het overgrote deel van onze
leden nu mogelijk om als één grote
familie aan deze bijeenkomsten deel
te nemen, in vele talen, in vele lan-
den, maar allemaal met één geloof,
één leer en één doop.
Ik word vanmorgen bijna door
mijn gevoelens overmand als ik
denk aan wat de Heer voor ons
heeft gedaan.
Ik weet niet wat we in het voor'
bestaan hebben gedaan waardoor we
al die wonderbaarlijke zegeningen
die we bezitten, hebben verdiend.
We zijn naar de aarde gekomen in
deze geweldige periode in de lange
geschiedenis van de mensheid. Dit is
een fantastische tijd, de beste aller
tijden. Als we terugdenken aan het
lange geploeter van de mensheid,
vanaf de tijd van onze eerste ouders,
moeten we ons wel dankbaar voelen.
De periode waarin wij leven is de
volheid der tijden waarover in de
Schriften gesproken wordt; de perio-
de waarin God alle elementen van
voorgaande bedelingen bijeen heeft
gebracht. Vanaf de dag dat zijn ge-
liefde Zoon en Hij zich aan de jonge
Joseph openbaarden, is er een enor-
me waterval van licht over de we-
reld uitgestort. Het hart van de
mensen heeft zich tot. hun vaders
gekeerd ter vervulling van de woor-
den van Maleachi. Het visioen van
Joel is vervuld waarin hij verklaarde:
Geliefde broeders en zusters,
waar u zich ook bevindt,
welkom op deze grote we-
reldconferentie van De Kerk van Je-
zus Christus van de Heiligen der
Laatste Dagen. We zijn hier bij el-
kaar in ons prachtige nieuwe Confe-
rentiecentrum in Sak Lake City. Het
gebouw is vol of zal dat snel zijn. Ik
ben erg blij dat we dit gebouw heb-
ben. Ik ben dankbaar voor de inspi-
ratie die tot de bouw hiervan leidde.
Het is een opmerkelijk bouwwerk. Ik
zou willen dat we allemaal onder één
dak bijeen konden komen, maar dat
is onmogelijk. Ik ben innig dankbaar
dat we het wonder van televisie heb-
ben, van radio, de kabel, satellietuit-
zending en het internet. We zijn een
'Daarna zal het geschieden, dat
Ik mijn Geest zal uitstorten op al
wat leeft, en uw zonen en uw doch-
ters zullen profeteren; uw ouden zul-
len dromen dromen; uw jongelingen
zullen gezichten zien.
'Ook op de dienstknechten en op
de dienstmaagden zal Ik in die da-
gen mijn Geest uitstorten.
'Ik zal wonderen geven in de he-
mel en op de aarde, bloed en vuur
en rookzuilen.
'De zon zal veranderd worden in
duisternis en de maan in bloed,
voordat de grote en geduchte dag
des Heren komt.
'En het zal geschieden, dat ieder
die de naam des Heren aanroept, be-
houden zal worden, want op de berg
Zion en te Jeruzalem zal ontkoming
A H O N A
4
Het Conferentiecentrum loopt voor een conferentiebijeenkomst vol met leden.
zijn, zoals de Here gezegd heeft; en tot
de ontkomenen zullen zij behoren, die
de Here zal roepen' (Joel 2:28-32).
Er zijn in deze periode meer we-
tenschappelijk ontdekkingen gedaan
dan gedurende de gehele hieraan
voorafgaande geschiedenis van de
mensheid. Het vervoer, de commu-
nicatie, de medische wetenschap, de
volkshygiëne, het gebruik van
atoomkracht en het wonder van de
computer met alles wat daarbij be-
hoort, zijn in het bijzonder in onze
tijd tot bloei gekomen. Gedurende
mijn eigen leven heb ik wonder na
verbazend wonder tot stand zien ko-
men. En wij vinden dat gewoon.
Daarnaast heeft de Heer zijn
priesterschap van weleer hersteld.
Tijdens de afgelopen anderhalve
eeuw heeft Hij zijn kerk en koninkrijk
georganiseerd. Hij heeft zijn volk ge-
leid. Ze zijn getemperd in de smelt-
kroes van vreselijke vervolging. Hij
heeft de geweldige tijd waarin wij nu
leven tot stand gebracht.
We hebben alleen nog maar de
voorafschaduwing gezien van de
sterke macht ten goede die deze
kerk zal worden. En toch verbaas ik
me over wat er al is bereikt.
Ons ledental is gegroeid. Ik denk
dat we ook in getrouwheid zijn ge-
groeid. We verliezen nog te veel
broeders en zusters, maar de getrou-
wen zijn sterk. Zij die ons observe-
ren, zeggen dat wij ons onder de
vooraanstaande godsdiensten bevin-
den. We veranderen niet. De kijk
van de wereld op ons verandert. We
onderwijzen in dezelfde leer. We
hebben dezelfde organisatie. We ar-
beiden om dezelfde goede werken te
doen. Maar de oude haat verdwijnt,
de oude vervolging sterft af. Mensen
zijn beter op de hoogte. Ze beginnen
in te zien waar wij voor staan en wat
we doen.
Maar hoe geweldig deze tijd ook
is, het is een tijd vol gevaren. Het
kwaad is overal om ons heen. Het is
aantrekkelijk en verleidelijk, en
heeft in veel gevallen succes. Paulus
heeft gezegd:
'Weet wel, dat er in de laatste da-
gen zware tijden zullen komen:
'want de mensen zullen zelfzuch-
tig zijn, geldgierig, pochers, vermetel,
kwaadsprekers, aan hun ouders on-
gehoorzaam, ondankbaar, onheilig,
J A N U A R
5
2 0 0 2
'liefdeloos, trouweloos, lasteraars,
onmatig, onhandelbaar, afkerig van
het goede,
'verraderlijk, roekeloos, opgebla-
zen, met meer liefde voor genot dan
voor God,
'die met een schijn van gods-
vrucht de kracht daarvan verloo-
chend hebben; houd ook dezen op
een afstand' (2 Timoteüs 3:1-5).
. Al deze vormen van kwaad zijn
tegenwoordig gewoner en algemener
dan ze ooit zijn geweest. Daar zijn
we onlangs weer op gewezen door
wat er in New York, Washington en
Pennsylvania is gebeurd, waarover ik
morgen zal spreken. We leven in een
tijd waarin gewelddadige mensen
vreselijke, verachtelijke dingen
doen. We leven in een tijd van oor-
log. We leven in een tijd van arrog-
antie. We leven in een tijd van
slechtheid, pornografie en onzede-
lijkheid. Alle zonden van Sodom en
Gomorra waren rond in onze maat-
schappij. Onze jonge mensen heb-
ben nog nooit voor zulke enorme
moeilijkheden gestaan. Nog nooit
hebben we het wellustige aangezicht
van het kwaad duidelijker gezien.
Daarom, broeders en zusters, zijn
we voor deze heerlijke conferentie
bijeen gekomen om elkaar op te bou-
wen en te versterken, elkaar te hel-
pen en verheffen, bemoediging te
geven en het geloof op te bouwen, na
te denken over de wonderbaarlijke
zaken die de Heer ons beschikbaar
heeft gesteld, en ons besluit te ver-
sterken dat we het kwaad zullen
weerstaan in welke vorm het ook tot
ons moge komen.
We zijn gelijk een groot leger ge-
worden. We zijn een aanzienlijk volk
geworden. Men hoort ons als wij onze
stem verheffen. We hebben onze
kracht in tegenspoed bewezen. Onze
kracht is ons geloof in de Almachtige.
Geen enkele zaak onder de hemelen
kan het werk van God tegenhouden.
De tegenspoed zal zijn lelijke gezicht
misschien laten zien. De wereld mag
dan in beroering zijn met oorlogen en
geruchten van oorlogen, maar dit
werk gaat voorwaarts.
U bent vast wel bekend met deze
krachtige woorden van de profeet
Joseph: '(...) geen onheilige hand
kan de vooruitgang van het werk
stuiten; al woeden vervolgingen,
spannen benden samen, verzamelen
er zich legers en viert laster hoogtij,
toch zal Gods waarheid moedig, no-
bel en onafhankelijk voorwaarts
gaan, totdat zij in elk werelddeel is
doorgedrongen, elke streek heeft be-
zocht, elk land heeft overspoeld en
in elk oor heeft geklonken, totdat
Gods oogmerken zijn bereikt en de
grote Jehova zegt dat het werk is
volbracht.' (History of the Church,
deel 4, blz. 540.)
De Heer heeft ons het doel gege-
ven waar wij naartoe werken. Dat
doel is zijn koninkrijk opbouwen.
Dat is een geweldige onderneming
van grote aantallen mannen en
vrouwen, van geloof, van integriteit,
van liefde en zorg voor de mensheid,
waarbij we voorwaarts gaan om een
betere maatschappij te creëren, en
onszelf en anderen tot zegen zijn.
Als we inzien wat onze situatie en
ons doel is, kunnen we niet arrogant
worden. We kunnen niet zelfingeno-
men worden. We kunnen niet zelf-
voldaan of zelfzuchtig worden. We
moeten de hele mensheid de hand
toesteken. Zij zijn allemaal zoons en
dochters van God, onze eeuwige Va-
der, en Hij zal ons rekenschap vragen
van wat wij voor hen doen. Moge de
Heer ons zegenen. Moge Hij ons
sterk en machtig in goede werken
maken. Moge ons geloof stralen als
het zonlicht in de ochtend. Mogen
wij in gehoorzaamheid aan zijn god-
delijke geboden leven. Moge Hij met
genegenheid op ons neerzien. En
mogen wij, terwijl we voorwaarts
gaan, de mensheid tot zegen zijn
doordat we iedereen de hand reiken
en hen die vertrapt en onderdrukt
worden, verheffen, en hen die hon-
ger lijden en tekortkomen, voeden
en kleden, en allen om ons heen die
geen deel uitmaken van deze kerk,
liefde en behulpzaamheid schenken.
De Heer heeft ons de weg gewezen.
Hij heeft ons zijn woord, zijn raad,
zijn leiding, ja, zijn geboden gegeven.
We hebben veel goeds gedaan. Er is
veel waarvoor we dankbaar mogen
zijn en waarop we trots mogen zijn.
Maar we kunnen het nog beter doen,
veel beter.
Ik houd heel veel van u, mijn
broeders en zusters in deze grote be-
weging. Ik houd van u om wat u
bent geworden en om wat u kunt
worden. Ondanks het onheil om ons
heen, ondanks de vuiligheid die we
bijna overal zien, ondanks het con-
flict dat zich over de wereld uit-
strekt, kunnen wij beter worden.
Ik smeek de zegeningen des he-
mels op u af en betuig u mijn liefde,
en beveel de fijne boodschappen bij u
aan die u in de komende twee dagen
vanaf dit spreekgestoelte zult horen.
Dat doe ik in de heilige naam van
onze Heer, Jezus Christus. Amen. □
L I A H O N A
6
Anderen over het
evangelie vertellen
Ouderling Dallin H. Oaks
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'De beste zendelingen, zowel lid als voltijdzendeling, doen hun
zendingswerk uit liefde. (...) Als wij die liefde voor anderen
niet hebben, moeten we erom bidden. '
'Wie gelooft en zich laat dopen,
zal behouden worden, maar wie niet
gelooft, zal veroordeeld worden'
(Marcus 16:15-16).
Matteüs haalt dit gebod van de
Heiland aan: 'Gaat dan henen,
maakt al de volken tot mijn discipe-
len en doopt hen in de naam des
Vaders en des Zoons en des Heiligen
Geestes' (Matteüs 28:19).
Lucas verklaart: 'Aldus staat er
geschreven (...) dat in zijn naam
moest gepredikt worden bekering
tot vergeving der zonden aan alle
volken' (Lucas 24:46-47).
De hedendaagse profeten hebben
de aanwijzingen van de Heiland
toegepast op onze tijd en hebben
ons aangespoord om anderen over
het evangelie te vertellen.
President Gordon B. Hinckley
heeft voor onze tijd de klaroen ge-
stoken. In een wereldwijde satelliet-
uitzending voor zendelingen en
plaatselijke leiders heeft hij ge-
vraagd om een 'toename van en-
thousiasme' voor het zendingswerk
'op alle niveaus in de kerk'. ('Zoek
de lammeren, hoed de schapen', De
Ster, juli 1999, blz. 118.) Hoewel
zendelingen hun uiterste best moe-
ten blijven doen om mensen te vin-
den die zij kunnen onderwijzen,
verklaarde hij dat 'de betere manier
door middel van de leden van de
kerk is.' (Blz. 119.) Hij vroeg ieder
van ons om ons uiterste best te doen
de zendelingen te helpen bij het
Dank u, president Hinckley,
voor uw fijne boodschap.
Wij zijn allemaal uiterst
dankbaar voor uw energieke, geïn-
spireerde leiding in deze moeilijke
tijd. Onder die leiding gaan wij
voorwaarts met het werk van de
Heer, dat zo dringend nodig is in de-
ze wereld vol moeilijkheden.
Het goede nieuws van het evan-
gelie van Jezus Christus verkondi-
gen is een basisbeginsel van het
christelijk geloof. Drie auteurs van
evangeliën schrijven dat de Hei-
land ons daar opdracht toe heeft
gegeven.
In het boek Marcus staat: 'En Hij
zeide tot hen: Gaat heen in de gehe-
le wereld, verkondigt het evangelie
aan de ganse schepping.
zoeken van mensen die zij kunnen
onderwijzen. Hij vroeg ook of elke
ringpresident en bisschop 'de volle
verantwoording op zich [wilde] ne-
men voor het zoeken en begeleiden
van onderzoekers' in hun unit. (Blz.
121.) Verder smeekte president
Hinckley de zegeningen van de
Heer af over ieder 'in het uitvoeren
van de enorme opdracht die wij
hebben gekregen.' (Blz. 121.)
Hoewel het al twee en een half
jaar geleden is dat onze president
die smeekbede heeft laten horen,
hebben de meesten van ons nog niet
erg doeltreffend op zijn aansporing
gereageerd.
Ik heb de woorden van president
Hinckley onder gebed bestudeerd
en heb erover nagedacht hoe wij an-
deren over het evangelie kunnen
vertellen, en ik ben tot de conclusie
gekomen dat we drie dingen moeten
doen om gehoor te geven aan de
aansporing van onze profeet. Ten
eerste moeten we een oprecht ver-
langen hebben om anderen over het
evangelie te vertellen. Ten tweede
hebben we goddelijke hulp nodig. Ten
derde moeten we weten wat we moe-
ten doen.
I. VERLANGEN
Zoals bij zoveel andere zaken, be-
gint anderen over het evangelie ver-
tellen met een verlangen. Als wij
doeltreffender werktuigen in de
handen van de Heer willen worden
om anderen over zijn evangelie te
vertellen, moeten we een oprecht
verlangen hebben om dat te doen. Ik
geloof dat we dat verlangen ontwik-
kelen in twee stappen.
Ten eerste moeten we een sterk
getuigenis hebben van de waarheid
en het belang van het herstelde
evangelie van Jezus Christus. Dat
houdt in de allesovertreffende waar-
de van Gods plan voor zijn kinderen,
de essentiële rol van de verzoening
van Jezus Christus in dat plan, en de
rol van de Kerk van Jezus Christus in
de uitvoering van dat plan in het
sterfelijk leven.
Ten tweede moeten we liefde
hebben voor God en voor al zijn
kinderen. In hedendaagse openba-
ring wordt ons gezegd dat 'liefde,
JANUARI
7
2 0 0 2
met het oog alleen op de ere Gods
gericht, [ons] bevoegd [maakt] voor
het werk' (LV 4:5). De eerste apos-
telen uit deze bedeling werd gezegd
dat hun liefde 'overvloedig [moest]
zijn jegens alle mensen' (LV 112:11).
Door ons getuigenis van de waar-
heid en het belang van het herstelde
evangelie, zien wij de waarde in van
wat ons is gegeven. Door onze liefde
voor God en onze medemens krijgen
wij een verlangen om die grote gave
met iedereen te delen. De mate van
onze bekering is uitstekend af te le-
zen van de intensiteit van ons verlan-
gen om anderen over het evangelie
te vertellen.
In het Boek van Mormon staan
enkele prachtige voorbeelden van
de uitwerking die getuigenis en lief-
de hebben. Toen de zoons van Mo-
siah, die 'de allerergste zondaren'
waren geweest, hun getuigenis kre-
gen, 'wilden zij gaarne, dat de zalig-
heid aan alle schepselen zou worden
verkondigd, want zij konden niet
gedogen, dat de ziel van enig mens
verloren zou gaan' (Mosiah 28:3-4).
Later roept hun metgezel, Alma,
uit: 'O, dat ik een engel ware, dat ik
mocht uitgaan en spreken als met
de bazuin Gods, met een stem, die
de aarde zou doen beven' en 'het
plan der verlossing' verkondigen
aan elke ziel, 'zodat er geen verdriet
meer op de gehele aardbodem zou
zijn' (Alma 29:1-2).
Ik noem het zendingswerk ook
graag anderen laten delen in het
evangelie. Die term 'laten delen in'
geeft aan dat we iets buitengewoon
waardevols hebben en dat we het
aan anderen willen geven omdat het
hun tot zegen en voor hun welzijn is.
De beste zendelingen, zowel lid als
voltijdzendeling, doen hun zendings-
werk uit liefde. Dat is een les die ik al
als jongeman geleerd heb. Ik moest
op huisonderwijs bij een minder actief
lid, iemand die vele jaren ouder was
dan ik en al veel succes had gehad in
zijn beroep. Erop terugkijkend, besef
ik dat ik maar heel weinig liefdevolle
zorg voor de man voelde. Ik ging uit
plichtsgevoel, met een verlangen om
te rapporteren dat ik honderd pro-
cent huisonderwijs had gedaan. Op
een avond, vlak voor het einde van
de maand, belde ik hem om te vra-
gen of mijn collega en ik meteen
mochten langskomen voor een be-
zoek. Zijn vermanende antwoord
leerde mij een onvergetelijke les.
'Nee, ik geloof niet dat ik wil dat
jullie vanavond komen', zei hij. 'Ik
ben moe. Ik heb me al omgekleed
om naar bed te gaan. Ik ben aan het
lezen, en ik wil nu niet meer ge-
stoord worden alleen maar zodat jul-
lie deze maand honderd procent
huisonderwijs kunnen opgeven.' Dat
antwoord steekt mij nog steeds,
want ik wist dat hij mijn zelfzuchtige
motivatie had aangevoeld.
Ik hoop dat geen enkele persoon
die wij ooit benaderen met een uit-
nodiging om naar de boodschap van
het herstelde evangelie te luisteren,
aanvoelt dat wij daar een andere
reden voor hebben dan oprechte
liefde voor hem of haar, en een on-
zelfzuchtig verlangen om iets te ver-
tellen dat ons dierbaar is.
Als wij die liefde voor andere
mensen niet hebben, dan zouden we
erom moeten bidden. In de geschrif-
ten van de profeet Mormon wordt
ons geleerd: 'Bidt tot de Vader met
alle kracht, dat gij met deze liefde
moogt worden vervuld, die Hij op
allen, die oprechte volgelingen zijn
van zijn Zoon, Jezus Christus, heeft
uitgestort' (Moroni 7:47-48).
II. GODDELIJKE HULP/JUISTE TIMING
We hebben ook goddelijke hulp
nodig om ons te leiden als we ande-
ren over het evangelie willen vertel-
len. Net zoals ons verlangen zuiver
moet zijn, en in een getuigenis en in
liefde geworteld moet zijn, moeten
onze daden door de Heer geleid
worden. Het is zijn werk, niet ons
werk, en het moet op zijn wijze ge-
daan worden en met zijn timing, en
niet met onze timing. Anders leiden
onze inspanningen mogelijk alleen
maar tot frustratie en falen.
We hebben allemaal familieleden
of vrienden die het evangelie nodig
hebben, maar er nu niet in geïnteres-
seerd zijn. Om doeltreffend te zijn,
moeten onze inspanningen voor hen
geleid worden door de Heer, zodat
we handelen op de wijze en de tijd
dat zij er het meeste voor openstaan.
We moeten bidden om de hulp en
aanwijzingen van de Heer zodat wij
een werktuig in zijn handen kunnen
zijn voor iemand die er nu klaar voor
is — iemand die Hij nu door ons wil
laten helpen. Vervolgens moeten we
opletten, zodat we de ingevingen
van zijn Geest horen, en dat we er
gehoor aan geven als we ons zen-
dingswerk doen.
Die ingevingen zullen we echt
krijgen. Wij weten uit talloze getui-
genissen dat de Heer op zijn eigen
manier en zijn eigen tijd mensen
voorbereidt om zijn evangelie te aan-
vaarden. Die mensen zijn zoekende,
en als wij ernaar streven om ze te
vinden, zal de Heer hun gebeden
verhoren door de onze te verhoren.
Hij zal ingevingen en leiding geven
aan hen die ernaar verlangen, en er
oprecht naar streven, om leiding te
ontvangen in de vragen waar, wan-
neer en wie zij over het evangelie
moeten vertellen. Op die manier
geeft God ons overeenkomstig onze
verlangens (zie Alma 29:4; LV 6:8).
In hedendaagse openbaring heeft
de Heer ons gezegd: 'Er zijn nog ve-
len op aarde onder alle sekten, ge-
nootschappen en gezindten, die (...)
worden verblind (...) en die alleen
verre van de waarheid worden
gehouden, omdat zij niet weten,
waar zij deze kunnen vinden' (LV
123:12). Als wij 'als getuige van
God staan, in alle dingen en in alle
plaatsen' (Mosiahl8:9), zal de Heer
ons mogelijkheden geven om zoe-
kenden te vinden en hun te vertel-
len wat zij zoeken. Dat zal gebeuren
als wij ernaar streven leiding te
ontvangen, en als wij dit doen uit
oprechte, christelijke liefde voor an-
dere mensen.
De Heer heeft al zijn kinderen
lief. Hij wil dat zij allen de volheid
ontvangen van zijn waarheid, en de
overvloed aan zijn zegeningen. Hij
weet het als zij er klaar voor zijn, en
Hij wil dat wij luisteren naar zijn
aanwijzingen om anderen te vertel-
len over het evangelie. Als wij dat
doen, zullen zij die er klaar voor zijn
reageren op de boodschap over Hem
die heeft gezegd: 'Mijn schapen ho-
ren naar mijn stem en zij volgen Mij'
(Johannes 10:27).
A H O N A
8
III. HOE WE HET MOETEN DOEN
Als we een oprecht verlangen heb-
ben om anderen over het evangelie te
vertellen, en als we om goddelijke
hulp bij onze inspanningen hebben
gevraagd, wat moeten we dan doen?
Wat is de volgende stap? We begin-
nen bij het begin. We moeten dan
niet meer wachten op een nadere uit-
nodiging uit de hemel. Openbaring
komt meestal juist als we ons ijverig
inzetten.
De Heer heeft ons de volgende
instructie gegeven omtrent de vra-
gen wie en hoe: 'En laat uw predi-
king een ieder tot zijn naaste [zijn] ,
in zachtheid en nederigheid' (LV
38:41). 'Naaste' betekent uiteraard
niet alleen maar de mensen die
naast ons wonen, of vrienden en
kennissen. Toen de Heiland ge-
vraagd werd 'Wie is mijn naaste?',
vertelde de Heiland over een Sama-
ritaan die 'een naaste' herkende op
de weg naar Jericho. (Zie Lucas
10:25-37.) Onze naasten houdt dus
ook de mensen in die we tegenko-
men op onze dagelijkse reizen.
We dienen, net als Alma van wel-
eer, te bidden dat de Heer ons de
'kracht en wijsheid' geeft om onze
kennissen tot de Heer te 'mogen
brengen' (Alma 31:35). Wij bidden
bovendien om het welzijn van hun
ziel. (Zie Alma 6:6.)
We moeten ervoor zorgen dat we
uit liefde te werk gaan en niet in een
poging om er persoonlijk erkenning
of voordeel uit te halen. De waar-
schuwing aan hen die kerkfuncties
gebruiken om hun hoogmoed of ij-
dele ambitie te bevredigen (zie LV
121:37) slaat beslist ook op onze in-
spanningen om anderen over het
evangelie te vertellen.
De noodzaak om uit liefde te
werk te gaan, waarschuwt ons ook
voor manipulatie, of die nu echt of
slechts ingebeeld is. Mensen die niet
van ons geloof zijn, kunnen afge-
schrikt worden als zij ons iets een
'zendingswerktuig' horen noemen.
Een 'werktuig' is tenslotte iets dat we
gebruiken om een levenloos voor-
werp te manipuleren. Als we het dus
hebben over een 'zendingswerktuig',
kunnen we de indruk wekken dat we
iemand willen manipuleren. En die
indruk staat haaks op de onzelfzuch-
tige, mededeelzame geest van ons
zendingswerk.
President Hinckley zegt in zijn fij-
ne boodschap dat 'er overal kansen
zijn om anderen over het evangelie
te vertellen.' (De Ster, juli 1999, blz.
119.) Hij noemt veel voorbeelden
van wat wij kunnen doen. We dienen
zó te leven dat wat hij 'de enorme
kracht van het voorbeeld van een lid
van de kerk' (ibid.,119) noemde, de
mensen om ons heen zal beïnvloe-
den. 'De doeltreffendste zendingsbro-
chure die we ooit bij ons kunnen
dragen,' zei hij, 'is onze goede levens-
wijze en voorbeeld.' (Ibid., 121.) Wij
moeten oprecht vriendelijk zijn voor
iedereen.
President Hinckley heeft ons er-
aan herinnerd dat wij bij ieder met
wie wij in contact komen 'wat kerk-
lectuur.' (Ibid., 120-121.) kunnen
achterlaten. Wij kunnen ons huis
ter beschikking stellen 'om het zen-
dingswerk te steunen.' (Ibid., 119.)
'Het is gepast voor de zendelingen
om de leden om introducés te vra-
gen' (Ibid., 119), en als zij dat doen,
dienen wij te reageren.
Samenvattend zei president
Hinckley dat elk lid van de kerk
'voortdurend bezig [dient te] zijn
met het zoeken en aanmoedigen van
onderzoekers.' (Ibid., 121.)
En we kunnen ook andere dingen
doen, vooral als we ons gedragen
naar deze grote uitspraak van de
profeet Mormon: 'Ik vrees niet, wat
de mens kan doen; want volmaakte
liefde verdrijft alle vrees' (Moro.
8:16; zie ook 1 Johannes 4:18). We
kunnen vrienden uitnodigen naar
kerkbij eenkomsten of -activiteiten.
We kunnen positieve opmerkingen
maken over onze kerk en de uitwer-
king van haar leringen, en we kun-
nen mensen vragen of ze er meer
over willen horen.
Makkelijker nog: we kunnen een
pakje van deze aantrekkelijke ge-
schenkbonnen bij ons dragen en die
geven aan de mensen — zelfs ter-
loopse kennissen — met wie wij in
onze dagelijkse activiteiten in con-
tact komen. Deze bonnen zijn een
ideale manier om mensen uit te no-
digen de aanvullende waarheden te
onderzoeken die wij te bieden heb-
ben. Zij bieden, zonder opdringerig
te zijn, iets waardevols, maar of het
genoemde geschenk wordt besteld,
is afhankelijk van de keuze en het
initiatief van de ontvanger. Uit onze
ervaring blijkt dat een aanzienlijk
percentage van hen die bellen om
het aangeboden geschenk te bestel-
len, besluiten om het te laten bezor-
gen door mensen die hen er meer
over kunnen vertellen.
JANUARI
9
2 0 0 2
De kerk heeft net een extra ma'
nier aangekondigd om het evangelie
wereldwijd te verbreiden via het in-
ternet. Dit nieuwe initiatief heeft een
potentieel dat net zo belangrijk is als
het uitgeven van gedrukte brochures
in de negentiende eeuw en ons ge-
bruik van radio, tv en film in de twin-
tigste eeuw. De kerk heeft een nieuwe
internetsite geactiveerd waarnaar we
mensen kunnen verwijzen die geïnte-
resseerd zijn in informatie over de
kerk en haar leringen, en hoe zij een
kerk kunnen vinden waar zij samen
met ons kunnen aanbidden. Het
adres is www.mormon.org. Voor zen-
delingen zal in de praktijk blijken hoe
waardevol en nuttig deze nieuwe
hulpbron is. Leden van de kerk zal
het helpen met het beantwoorden
van vragen van vrienden, zowel
rechtstreeks als door verwijzing naar
de site. Bovendien kunnen we er digi-
tale wenskaarten versturen naar onze
vrienden, inclusief evangeliebood-
schappen en uitnodigingen.
IV. TOT SLOT
Ons is gevraagd om onze inspan-
ningen en onze doeltreffendheid in
het vertellen over het evangelie te
verdubbelen om de doeleinden van de
Heer met dit grote werk te bereiken.
Totdat wij dat doen, worden deze fijne
voltijdzendelingen — onze zoons en
dochters en onze edele medewerkers
in het werk van de Heer — niet opti-
maal gebruikt in hun grote opdracht
om te onderwijzen in het herstelde
evangelie van Jezus Christus.
We hebben het gehad over een
liefdevol verlangen, hemelse leiding
en manieren waarop wij het godde-
lijke gebod kunnen nakomen om on-
ze naasten te vertellen over het
evangelie. Het evangelie van Jezus
Christus is het helderste licht en de
enige hoop voor deze verduisterde
wereld. 'Daarom', leert Nephi ons,
'moet gij standvastig in Christus
voorwaarts streven, met onverzwak-
te hoop, en met liefde voor God en
alle mensen' (2 Nephi 31:20).
Ik getuig van Jezus Christus, onze
Heiland, en van zijn verlangen dat
wij vol overgave deelnemen aan dit
werk. In de naam van Jezus Christus.
Amen. D
Een brug van
geloof bouwen
Ouderling Charles Didier
van het Presidium der Zeventig
'Ons sterfelijk leven is de tijd voor de mens om God te
ontmoeten door een brug van geloof te bouwen en de deur van
de onsterfelijkheid en het eeuwige leven te openen. '
'een muur van onverdraagzaamheid'
of 'het lijkt wel of ik tegen een muur
praat'!
Bruggen zijn het tegenovergestel-
de van muren. Bruggen worden ge-
bouwd om te verbinden, om twee of
meer eenheden samen te voegen en
om eenheid te scheppen. Ze worden
gebouwd om belemmeringen te
overbruggen. Ook sommige bruggen
zijn beroemd geworden, zoals de
'Bridge of Sighs', de Allenby Bridge'
en vele andere. De term wordt ook
in onze taal gebruikt om vereniging
of eenheid uit te drukken, zoals 'een
kloof overbruggen' of 'onze verschil-
len overbruggen'.
Als we nadenken over ons sterfe-
lijk bestaan op deze aarde, het doel
van het leven en de uitdrukking van
Alma dat 'dit leven de tijd [is] voor
de mens om zich voor te bereiden
God te ontmoeten' (Alma 34:32),
wat is dan de manier van de Heer
om ons dit doel te helpen bereiken?
Met behulp van deze gelijkenis is het
eenvoudigweg het bouwen van een
brug van geloof om de muren van
ongeloof, onverschilligheid, angst en
zonde te overbruggen en te overwin-
nen. Ons sterfelijk leven is de tijd
voor de mens om God te ontmoeten
door een brug van geloof te bouwen
en de deur van de onsterfelijkheid en
het eeuwige leven te openen.
Hoe bouwen we zo'n brug van
geloof?
Toen ik als jongeman in de stad
In de hal van een groot adverten-
tiebureau hangt de volgende
spreuk ingelijst aan de muur: 'De
mens bouwt teveel muren en niet
genoeg bruggen' (bij JCDecaux, een
firma in Frankrijk).
Muren worden inderdaad meestal
gebruikt om twee of meer eenheden
fysiek, mentaal of zelfs geestelijk te
scheiden en om belemmeringen te
vormen. Ze worden gebouwd omdat
zij verdediging, bescherming en af-
scheiding vertegenwoordigen. Som-
mige muren zijn daarom beroemd
geworden: de muren van Jeruzalem,
de Chinese Muur, de Berlijnse Muur.
Muren worden in het hedendaagse
taalgebruik ook symbolisch gebruikt
om dit idee van afscheiding weer te
geven, zoals 'een muur van onbegrip',
L I A H O N A
10
De leden van het Eerste Presidium overleggen voorafgaand aan een conferentiebijeenkomst: president Gordon
B. Hinckley (midden); president Thomas S. Monson, eerste raadgever (links); president James E. Faust, tweede
raadgever (rechts).
Namen in België woonde, werd die
stad door een grote rivier van een
andere stad aan de overkant geschei-
den. In die tijd was er maar één brug
waardoor de beide steden met elkaar
werden verbonden. Die brug was ge-
bouw en herbouwd op de overblijfse-
len van een brug die eeuwen eerder
door de Romeinen was gebouwd. Hij
was te smal geworden voor het ver-
keer en er waren teveel kleine poor-
ten voor grote boten en aken. Er
moest een nieuwe brug gebouwd
worden, breder en met slechts één
poort. Het werk aan de fundering be-
gon al snel aan beide zijden van de
rivier. En binnen korte tijd stak er
van iedere kant een grote metalen
arm boven de rivier uit om in het
midden bij elkaar te komen. Ik vond
het bouwwerk prachtig en reed er
bijna iedere dag met mijn fiets langs.
Uiteindelijk brak de dag aan dat het
middelpunt, een stalen sluitstuk, tus-
sen de armen geplaatst werd. Er
stonden veel mensen te kijken naar
die nauwkeurige onderneming, de
laatste stap waardoor de twee armen
met elkaar verbonden werden en de
brug voor het eerst gebruikt kon
worden. Tijdens de plaatsing applau-
disseerden de toeschouwers en sloe-
gen de arbeiders de armen om elkaar
heen. De belemmering van de rivier
was overwonnen.
Ik noem deze ervaring vanwege de
symboliek. De brug is meer dan een
brug van metaal. Hij is het symbool
van de brug van geloof waardoor wij
als kinderen van onze hemelse Vader
in staat worden gesteld om Hem op-
nieuw te ontmoeten. Het sluitstuk
van de brug, de aansluiting, is symbo-
lisch voor de verzoening van Jezus
Christus, de Middelaar, de verbinding
tussen de sterfelijkheid en de onster-
felijkheid, de verbinding tussen de na-
tuurlijke mens en de geestelijke mens,
de verandering van het aardse leven
naar het eeuwige leven. Door Hem
kan de mens met onze hemelse Vader
verzoend worden en de muren van
zonde en sterfelijkheid overwinnen,
die belemmeringen die de geestelijke
en lichamelijke dood voorstellen. De
verzoening van Jezus Christus is het
middelpunt van het heilsplan, de be-
loofde hereniging met onze hemelse
Vader, zoals we in het boek Mozes
kunnen lezen: 'Dit is het plan van za-
ligheid, bestemd voor alle mensen,
door het bloed van mijn Eniggebore-
ne, die in het midden des tijds komen
zal' (Mozes 6:62).
De liefde van God, de andere
kant van de brug, is de beloning
voor ons geloof in zijn Zoon, Jezus
Christus. 'Want alzo lief heeft God
de wereld gehad, dat Hij zijn enigge-
boren Zoon gegeven heeft' (Johan-
nes 3:16). De grootste van alle ga-
ven Gods is het ultieme offer van
zijn Zoon, zijn verzoening, waardoor
niet alleen de onsterfelijkheid tot
stand wordt gebracht, maar ook het
eeuwige leven als we zijn geboden
onderhouden en tot het einde toe
volharden (zie LV 14:7).
En als we een brug van geloof pro-
beren te bouwen, moeten we een
sterk getuigenis van de Vader en de
Zoon en zijn verzoening ontwikke-
len. Deze brug van geloof zal het ver-
schil uitmaken tussen de realiteit van
eeuwig leven bij onze hemelse Vader
en eeuwige verwijdering van Hem als
we muren van zonde bouwen, waar-
door we van zijn liefde en barmhar-
tigheid worden afgescheiden.
De gave van de Heilige Geest is
de fundering van de brug van geloof.
Het eeuwig heil kan alleen verkregen
worden door middel van Jezus Chris-
tus en als wij ons geloof in Hem oefe-
nen, waardoor wij de kans krijgen
om ons van onze zonden te bekeren
en de verordeningen van het eeuwig
heil, de leuningen van de brug, te
ontvangen. De innerlijke gevoelens
en influisteringen om de belemme-
ringen van het leven te overwinnen
en de juiste beslissingen te nemen,
zullen wij ontvangen als we naar de
stem van de Heilige Geest luisteren.
Over de brug van geloof gaan is niet
JANUARI
11
2 0 0 2
zo eenvoudig als we misschien den-
ken.. Een brug kan alleen door de
kracht van de fundering de stormen
weerstaan. De stormen van het le-
ven, de crisissen van het geloof —
zoals de dood, ernstige ziekte, werke-
loosheid of financiële problemen —
zijn een onderdeel van ons aardse
bestaan. Soms zijn die crisissen zo
ernstig dat je aan het bestaan van
God en een Heiland gaat twijfelen.
Een roep om meer geloof in zo'n pe-
riode zal altijd beantwoord worden
door de Trooster, die de Heilige
Geest is. Hij 'zal voortdurend uw
metgezel zijn, (...) een onverander-
lijke scepter van gerechtigheid en
waarheid' (LV 121:46).
Ja, de oplossingen voor onze dage-
lijkse problemen kunnen we altijd
vinden door ons dagelijks zoeken,
door ons geloof en door de invloed
van de Heilige Geest, die ons alles
te binnen zal brengen (Johannes
14:26). Dit wil ik graag verduidelij-
ken door iets uit een brief te citeren
die een nieuw lid van de kerk jaren
geleden aan president Harold B. Lee
schreef, nadat die tijdens een ring-
conferentie had gesproken: 'Terwijl u
sprak, kwam een bepaalde gedachte
verscheidene malen bij mij op — dat
het leven van een lid van De Kerk
van Jezus Christus van de Heiligen
der Laatste Dagen te vergelijken is
met iemand die over een hangbrug
loopt, vanaf de doop in de kerk tot
aan de dood, over de woelige stroom
van wereldse invloeden en zonde.
Wanneer we de brug oplopen, ver-
schaft de nabijheid van de doop een
gevoel van veiligheid en geloof, maar
als we de stroom beneden zien en de
grote kloof die overbrugd moet wor-
den, wordt dat gevoel van veiligheid
vervangen door vlagen van twijfel en
angst, waardoor we het ritme van ge-
bed, geloof, liefde en werken kwijtra-
ken, zaken die onze vooruitgang
vergemakkelijken. De mist van twij-
fel en apathie komt opzetten en
vreet aan ons hart en aan ons ver-
stand, waardoor onze vooruitgang
wordt vertraagd en onze reactie op
de magnetische kracht van de liefde
die over de brug stroomt, beperkt.
Dan blijven we staan, knielen neer
totdat de kracht van liefde het geloof
herstelt en de tocht over de brug
richting geeft.' (Conference Report,
april 1965, blz. 15.)
Ten slotte, een brug van geloof is
niet af als ouders en kinderen niet
verenigd worden, zodat zij een eeuwig
gezin kunnen vormen. Het doel van
deze brug van geloof tussen generaties
is om één te worden, net als de Vader
en de Zoon één zijn — één in doel
om het eeuwige leven tot stand te
brengen. Om dat te kunnen bereiken,
heeft Hij ons geboden gegeven. Ten
eerste, dat kinderen hun ouders moe-
ten eren, en ten tweede, dat ouders
hun kinderen oprecht voor de Heer
leren wandelen (LV 68:28). Laat me
daar een voorbeeld van geven.
Als jongetje tijdens de Tweede
Wereldoorlog werd ons land bezet. Er
was overal gevaar om ons heen. Mijn
moeder heeft me toen een grootse les
over vertrouwen en eenheid geleerd
die ik nooit ben vergeten. Ze waar-
schuwde mij voor de gevaren van de
oorlog en zei eenvoudig: 'Vertrouw
op mijn woord en volg mij; luister
naar wat ik zeg. Als je dat doet, zal ik
je zo goed mogelijk beschermen.' Ik
luisterde naar mijn moeder omdat ik
van haar hield en haar vertrouwde.
Enige tijd later ging ik naar
school, en dat was voor mij een nieu-
we brug waar ik overheen moest. Als
voorbereiding op deze nieuwe erva-
ring buitenshuis, zei mijn moeder dat
ik naar de leerkracht moest luisteren
en gehoorzaam moest zijn. Opnieuw
vertrouwde ik op het advies van mijn
moeder. Ik besloot gehoorzaam
te zijn en nieuwe regels te accepte-
ren. De school werd een brug van
kennis in plaats van een muur van
onwetendheid.
Die les van vertrouwen en een-
heid was van essentieel belang om
één met mijn ouders, familieleden
en leerkrachten te worden. Hierdoor
was ik later in staat één met mijn
Heiland te worden door mij in zijn
kerk te laten dopen. Daardoor dacht
ik eraan als echtgenoot, vader en
grootvader vertrouwen en eenheid
onder mijn familieleden te ontwik-
kelen door de verbonden van de
tempel na te leven. In de woorden
van president Hinckley: 'In de tem-
pel gaat het om de onsterfelijkheid.
Hij vormt een brug tussen dit leven
en het leven hierna.' (Stand a Little
Talier, blz. 6.)
Het is in onze tijd zo gemakkelijk
om ons af te zonderen door wereldse,
geestelijke en zelfs familiale of gods-
dienstige muren te bouwen. Laten
we meer bruggen van geloof en een-
heid bouwen en leven in vrede, 'niet
gelijk de wereld die geeft' (Johannes
14:27), maar door Jezus Christus, de
Zoon van God. Hij is de brug van ge-
loof tot in de eeuwigheid.
Ik getuig dat Jezus de Christus is;
ik vertrouw op Hem en op zijn evan-
gelie van eeuwig heil om eens weer
herenigd te zijn. In de naam van Jezus
Christus. Amen. D
A H O N A
12
Het is voor een man
noch een vrouw goed
dat zij alleen zijn
Sheri L. Dew
Tweede raadgeefster in het algemeen ZHV-presidium
'Daarom zal in een huwelijk of gezin, een wijk of ring het
volle potentieel waarschijnlijk pas worden waargemaakt
als echtgenoten, ouders, mannen en vrouwen, doelgericht
samenwerken en elkaars kracht respecteren en erop vertrouwen. '
de ene arm voor het evenwicht af-
hankelijk is van de andere. Of dat ik
met één arm zoveel minder kon til-
len dan met twee. Of dat er dingen
waren die ik helemaal niet kon.
Door die handicap heb ik niet alleen
meer respect gekregen voor wie goed
met lichamelijke beperkingen om-
gaat, maar ik besefte ook hoeveel
meer je met twee armen kunt doen.
Twee zijn meestal beter dan één,1
zoals onze Vader bevestigde toen Hij
verklaarde dat 'het niet goed was,
dat de mens alleen ware'2 en een
hulpe voor Adam maakte — ie-
mand met onmiskenbare gaven op
wie hij kon vertrouwen, die hem be-
hulpzaam zou zijn bij het dragen van
de lasten van dit leven en die hem
in staat zou stellen te doen wat hij
niet alleen kon. Want 'in de Here is
evenmin de vrouw zonder man iets,
als de vrouw zonder man.'3
Satan begrijpt hoeveel macht man
en vrouw hebben als ze één zijn in
rechtschapenheid. Hij is nog steeds
gekwetst door zijn verbanning naar
eeuwige ballingschap toen Michaël
aanvoerder was van het hemelse le-
ger, samengesteld uit moedige man-
nen en vrouwen, verenigd in de zaak
van Christus, tegen hem. Om de be-
angstigende woorden van Petrus te
Al bijna vijf jaar valt mij de
zegen te beurt dat ik kan sa-
menwerken met zusters van
de ZHV en priesterschapsleiders van
Afrika tot aan de Amazone. Die er-
varingen hebben me doordrongen
van het belang van een fundamen-
teel evangeliebeginsel. Ik richt mij in
verband met dat beginsel vooral tot
de jong volwassen mannen en vrou-
wen van de kerk.
Deze zomer raakte ik geblesseerd
aan een schouder en heb ik weken-
lang een arm niet kunnen gebruiken.
Ik had me niet gerealiseerd hoezeer
gebruiken: 'De duivel gaat rond als
een brullende leeuw, zoekende wie hij
zal verslinden.'4 Lucifer wil graag hu-
welijken en gezinnen verslinden,
want hun dood bedreigt het heil van
alle betrokkenen en de levensvat-
baarheid van het koninkrijk van de
Heer. Daarom probeert Satan ons in
verwarring te brengen omtrent ons
rentmeesterschap en de verschillen
tussen man en vrouw. Hij overstelpt
ons met bizarre boodschappen over
geslacht, huwelijk, gezin en alle man-
vrouwrelaties. Hij wil ons laten gelo-
ven dat mannen en vrouwen zo
hetzelfde zijn dat onze unieke gaven
niet nodig zijn, of zo verschillend dat
er geen hoop is dat we elkaar ooit zul-
len begrijpen. Geen van beide is waar.
Onze Vader wist precies wat Hij
deed toen Hij ons schiep. Hij maakte
ons voldoende hetzelfde om van el-
kaar te houden, maar zo verschillend
dat we onze krachten en rentmeester-
schappen moesten bundelen om een
geheel te vormen. Geen man of
vrouw is volmaakt of compleet zonder
de ander. Daarom zal in een huwelijk
of gezin, een wijk of ring het volle po-
tentieel waarschijnlijk pas worden
waargemaakt als echtgenoten, ouders,
mannen en vrouwen, doelgericht sa-
menwerken en elkaars kracht respec-
teren en erop vertrouwen.
Die waarheden over het door
God gegeven rentmeesterschap van
mannen en vrouwen zijn grotendeels
onbekend in de hedendaagse wereld.
U vindt ze niet op de televisie — en,
droevig genoeg, zelfs niet in sommige
gezinnen en wijken. Maar ze zijn
niet onbekend aan de Heer, die ons
'een voorbeeld in alle dingen [heeft
gegeven], opdat [wij] niet (...) wor-
den misleid.'5 Het voorbeeld van de
Heer voor echtparen en grotendeels
aan alle mannen en vrouwen die in
zijn koninkrijk werkzaam zijn, is
door onze eerste ouders gegeven.
Adam en Eva, onze eerste ouders,
hebben het voorbeeld van de Heer
voor echtparen gegeven, en groten-
deels voor alle mannen en vrouwen
die in zijn koninkrijk werkzaam zijn.
Samen werkten ze,6 rouwden ze,7
waren ze gehoorzaam, kregen ze kin-
deren,8 onderwezen ze hun nage-
slacht in het evangelie,9 riepen ze de
JANUARI
13
2 0 0 2
naam van de Heer aan, 'hoorden
[ze] de stem des Heren',10 prezen de
naam van God,11 en wijdden zich aan
God toe. Herhaaldelijk wordt er in
de Schriften met betrekking tot
Adam en Eva gesproken over hen
samen.
Alleen met zijn priesterschap kon
Adam de val niet tot stand brengen,
en Eva kon dat evenmin alleen met
haar moederschap. Hun rollen waren
cruciaal en onderling verbonden. Ze
overlegden met elkaar, droegen sa-
men de lasten die ze niet alleen had-
den kunnen dragen, en daarna
trokken ze samen de wildernis van
het sterfelijk leven in met alle onze-
kerheden daarvan. Dat is het voor-
beeld van de Heer voor rechtschapen
mannen en vrouwen.
Sommigen van ons krijgen te ma-
ken met minder ideale omstandighe-
den. Ik ben daar een voorbeeld van.
En toch, jonge vrienden en vriendin-
nen in wier handen de toekomst van
de kerk en haar gezinnen ligt, moet ik
jullie vertellen dat jullie inzicht in dit
goddelijke patroon invloed zal hebben
op je huwelijk, je huisgenoten, je mo-
gelijkheid om het koninkrijk op te
bouwen, en op je eeuwige leven.
Jonge zusters, sommigen zullen
proberen jullie ervan te overtuigen
dat jullie, omdat jullie niet tot het
priesterschap geordend zijn, bedr-
ogen zijn. Zij hebben het gewoon-
weg mis en begrijpen het evangelie
van Jezus Christus niet. De zegenin-
gen van het priesterschap staan elke
rechtschapen man en vrouw ter be-
schikking. We kunnen allemaal de
Heilige Geest ontvangen, persoonlij-
ke openbaring krijgen en onze begif-
tiging ontvangen in de tempel
waaruit we 'gewapend' met macht
tevoorschijn komen.12 De macht van
het priesterschap heelt, beschermt
en maakt ons immuun voor de
machten van de duisternis. Het be-
langrijkste is dat de volheid van het
priesterschap, vervat in de hoogste
verordeningen van het huis des He-
ren alleen door man en vrouw sa-
men ontvangen kunnen worden.13
President Harold B. Lee heeft ge-
zegd: 'Zuivere vrouwelijkheid plus
priesterschap betekenen verhoging.
Maar de vrouw zonder de priester-
schap, of de priesterschap zonder
zuivere vrouwelijkheid brengt geen
verhoging tot stand.'14
Zusters, als vrouwen worden we
door de macht van het priesterschap
niet minder, we worden er beter
van. Ik weet dat dit waar is, want ik
heb het steeds weer ervaren.
Jullie toekomstige man en de
mannen waarmee jullie samenwer-
ken, hebben de steun nodig die
alleen jullie kunnen geven. Jullie
hebben een innerlijke, geestelijke
kracht waarover president James E.
Faust heeft gezegd dat je daarin die
van de man evenaart en 'hem zelfs
voorbij (streeft) ,'15 Schuif je geestelij-
ke verantwoordelijkheid niet van je
af. Door je geloof zul je fascineren.
Uren voor de spiegel zullen je niet
zo aantrekkelijk maken als wanneer
je de Heilige Geest bij je hebt. Wees
jullie gezin en de kerk tot zegen zo-
als alleen een vrouw van God dat
kan — met deugd, geloof, integriteit
en meegevoel dat geen grenzen
kent.
Jongemannen, jullie ordening tot
het priesterschap is een groot voor-
recht en een belangrijke taak, geen
vrijbrief om te overheersen. Wees
steeds waardig om die goddelijke
macht te gebruiken. Je hebt die ge-
kregen om te dienen. Een man is het
mooist wanneer hij door de Geest
wordt geleid en het priesterschap
dat hij draagt, eert.
Als je trouwt met een deugdzame
vrouw die de stem van de Heer her-
kent, zal ze je elke dag van je leven
tot zegen zijn. Denk maar aan Eva.
Zij was de eerste die zag dat de
vrucht van de boom goed was; en
toen ze ervan had genomen, 'gaf
[zij] ook aan haar man (...), en hij
at.'16 Zonder Eva zou onze vooruit-
gang geblokkeerd zijn. Ouderling
Dallin H. Oaks heeft verklaard dat
haar daad 'een heerlijke noodzaak
was waardoor de deur naar het eeu-
wige leven geopend werd. Adam
toonde wijsheid door hetzelfde te
doen.'17
Jongemannen, jullie zullen thuis
en in de kerk presideren, maar wees
nederig genoeg om te leren van de
L I A H O N A
14
vrouwen in jullie leven. Zij zullen in-
zicht, evenwicht en unieke wijsheid
brengen. En als er zich moeilijkhe-
den voordoen, zullen jullie de veer-
kracht zien van een vrouw die zich
aan Jezus Christus heeft toegewijd.
Dit goddelijke patroon voor man-
nen en vrouwen dat huwelijken en
gezinnen versterkt, versterkt ook de
kerk. Want de kerk kan pas volledig
aan de mate van haar schepping be-
antwoorden als getrouwe mannen
die het priesterschap dragen, én
rechtschapen vrouwen die het fijn
vinden om werkzaam te zijn onder
leiding van de priesterschap, samen-
werken. Steeds weer heb ik die
vreugde ervaren.
Ik denk aan een bijeenkomst in
Brazilië waar ik een vertaalster had
die niet zeker wist of ze mijn Engels
in Portugees om kon zetten. Maar al
gauw bleek dat zij en ik met onge-
woon gemak communiceerden. Na
de bijeenkomst merkte ik hoe dat
kwam. Ik kwam erachter dat de alge-
meen autoriteit die daar presideerde
niet alleen de hele bijeenkomst let-
terlijk op het puntje van zijn stoel
had gezeten om de vertaalster te
souffleren als haar woorden niet hele-
maal goed gekozen waren, maar ook
had hij een andere priesterschapslei-
der opdracht gegeven om de hele bij-
eenkomst voor ons te bidden.
Die algemene autoriteit bouwde
een zekerheid in waardoor ik de op-
dracht kon vervullen die hij me had
gegeven. Zo'n ondersteuningssys-
teem kent geen einde, want er is
geen einde aan de goede werken van
rechtschapen mannen en vrouwen
die elkaar respecteren en hun sikkels
inslaan om te maaien, zij aan zij, in
de wijngaard van de Heer. Als wij
Gods koninkrijk willen opbouwen,
moeten wij, als mannen en vrouwen
van God, elkaar opbouwen. Er be-
staat geen probleem — met active-
ring, mensen in de kerk houden,
gezinnen, jeugd, wat dan ook — dat
we niet kunnen oplossen als we in
raden overleggen en elkaar helpen.
Lieve jonge vrienden en vrien-
dinnen, leer nu welk patroon de
Heer voor mannen en vrouwen
heeft vastgesteld. Denk na over de
schriftuurlijke verslagen over Adam
Dit uitzicht vanaf het podium achter de quorums der Zeventig laat zien dat
het Conferentiecentrum helemaal vol is.
en Eva, en kijk wat de Heer jou leert
om jouw huwelijk, jouw gezin en
jouw werk in de kerk sterker te ma-
ken. De recente verwoestende ge-
beurtenissen in de Verenigde Staten
lijken erop te wijzen dat er moeilijke
tijden in het verschiet liggen. Maar
het zal een tijd zijn die gevuld is met
moedig vertrouwen als de mannen
en vrouwen van jouw generatie zich
als nooit tevoren in rechtschapen-
heid verenigen. Er zijn geen grenzen
aan wat je kunt verwezenlijken als
jullie samenwerken onder de leiding
van de priesterschap.
De patronen van onze Vader hel-
pen ons misleiding vermijden. Ver-
trouw op de Heer en niet op de
wereld voor je ideeën en idealen in
verband met mannen en vrouwen.
Want, jonge vrienden en vriendin-
nen, jullie zijn de ouders en de leiders
die voor deze ongekende tijd zijn be-
waard omdat onze Vader jullie kent
en weet dat jullie hebben wat nodig is
om de wereld het hoofd te bieden en
onbevreesd het koninkrijk op te bou-
wen. Doe het samen, want het is niet
goed dat een man of een vrouw alleen
is. Bouw elkaar op, en samen zullen
jullie de prachtige lasten van dit leven
kunnen dragen, en op jullie hoofd zal
eeuwige heerlijkheid vermeerderd
worden.18 De Heer heeft rechtscha-
pen mannen en vrouwen nodig die
zijn koninkrijk opbouwen. Ik weet dat
dit waar is. God is onze Vader. Zijn
eniggeboren Zoon is de Christus. Dit
is hun werk en hun heerlijkheid. In
de naam van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
1. Zie Prediker 4:9.
2. Mozes3:18; zie ook Abraham 5:14.
3. 1 Korintiërs 11:11.
4. 1 Petrus 5:8.
5. LV 52:14.
6. Zie Mozes 5:1.
7. Zie Mozes 5:27.
8. Zie 2 Nephi 2:20.
9. Zie Mozes 5:12.
10. Mozes 5:4.
11. Zie Mozes 5:12.
12. Zie LV 109:22.
13. Zie LV 131:1-4; LV 132:19-20.
14. The Teachings ofHarold B. Lee,
(1996), blz. 292.
15. Zie 'Wat het inhoudt een dochter
van God te zijn', Liahona, januari 2000,
blz. 123.
16. Mozes 4:12.
17. 'Het grote plan van gelukzaligheid',
De Ster, januari 1994, blz. 67.
18. Zie Abraham 3:26.
JANUARI
15
2 0 0 2
Gebed
Ouderling Henry B. Eyring
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Met (...) geloof kunnen we bidden voor wat we willen en op
prijs stellen wat we ook krijgen. Alleen met dat geloof zullen
we met de ijver bidden die God verlangt. '
De wereld is in beroering. Er
zijn oorlogen en geruchten
van oorlogen. De economie
van hele werelddelen wankelt. Over-
al ter wereld mislukken oogsten door
gebrek aan regen. En de mensen die
in gevaar zijn, hebben de hemel
overstelpt met gebeden. In het open-
baar en privé smeken ze op aarde
God om hulp, troost en leiding.
U heeft waarschijnlijk, net als ik
onlangs, gemerkt dat de gebeden
niet alleen talrijker, maar ook inni-
ger zijn geworden. Ik zit tijdens een
bijeenkomst vaak op het podium
naast iemand die gevraagd is het ge-
bed uit te spreken. Ik heb in stille
verbazing zitten luisteren. De woor-
den die werden gesproken, zijn
duidelijk door God geïnspireerd,
welsprekend en wijs. En de toon is
die van een liefhebbend kind dat om
hulp vraagt, niet zoals aan een aard-
se vader, maar aan een almachtige
hemelse Vader, die onze behoeften
kent, voordat we vragen.
De tendens om in een ontwrichte
wereld vurig te bidden, is zo oud als
de mensheid. In periodes van ramp-
spoed en gevaar wenden de mensen
zich in gebed tot God. Zelfs koning
David zag wat er gebeurde. U herin-
nert zich zijn woorden in het boek
Psalmen wel:
'Daarom is de Here een burcht
voor de verdrukte, een burcht in tij-
den van nood.
'Daarom vertrouwen op U wie uw
naam kennen, want Gij hebt nooit
verlaten wie U zoeken, o Here.'1
Het grote verlangen om vurig te
bidden en de algemene acceptatie
ervan is mij en anderen opgevallen.
De afgelopen dagen heeft meer dan
eens iemand tegen mij gezegd, heel
intens en met een bezorgde klank in
zijn stem: 'Ik hoop dat die verande-
ring blijvend is.'
Die bezorgdheid is terecht. Dat le-
ren we uit eigen ervaring en uit Gods
kroniek over de omgang met zijn kin-
deren. Afhankelijkheid van God kan
snel verdwijnen als gebeden verhoord
zijn. En als de narigheid vermindert,
wordt er ook minder gebeden. In het
Boek van Mormon wordt dat verhaal
steeds weer verteld.
In het boek Helaman staat: 'O,
hoe hebt gij uw God kunnen verge-
ten, juist nu hij u heeft bevrijd?'2 En
verderop staat in datzelfde boek, na-
dat God met genadige goedheid ge-
beden had beantwoord, wordt dat
vreselijke patroon weer ter sprake
gebracht:
'En aldus kunnen wij zien, hoe
vals en ook hoe onbestendig het
menselijk hart is; ja, wij kunnen
zien, dat de Here in zijn grote en on-
eindige goedheid hen zegent en
voorspoedig doet zijn, die hun ver-
trouwen in Hem stellen.
'Ja, juist ten tijde, wanneer Hij
zijn volk voorspoedig doet zijn, door
de opbrengst van hun landerijen, en
de vermeerdering van hun kleinvee
en hun grootvee, en van hun goud
en hun zilver en allerlei kostbare
voorwerpen van iedere soort en be-
werking, en door hun leven te spa-
ren, en hen uit de handen hunner
vijanden te bevrijden, en door het
hart van hun vijanden te verzach-
ten, opdat dezen geen oorlogen aan
hen zouden verklaren, ja, kortom,
wanneer Hij alles doet, wat voor het
welzijn en geluk van zijn volk moge-
lijk is, ja, te dien tijde kunnen wij
zien, dat zij hun hart verstokken en
de Heilige met de voeten treden; ja,
en dit wegens hun zorgeloosheid en
hun buitengewoon grote voorspoed.
'En aldus zien wij, dat, wanneer de
Here zijn volk niet met vele beproe-
vingen kastijdt, ja, wanneer Hij hen
niet bezoekt met de dood, schrik,
hongersnood en allerlei pestilentie,
zij Hem niet indachtig willen zijn.'3
En uit de volgende woorden van
datzelfde boek leren we ook waarom
we de bron van onze zegeningen zo
makkelijk vergeten en ophouden
met in geloof bidden omdat we daar
de noodzaak niet meer van inzien:
'O, hoe dwaas, en hoe ijdel, en
hoe boosaardig en duivels zijn de
mensenkinderen; en hoe vlug om
het kwade te doen, en hoe traag om
het goede te doen; ja, hoe gretig om
naar de woorden van de boze te luis-
teren, en hun hart op de ijdele din-
gen der wereld te zetten!
'Ja, hoe vlug om zich in hoog-
moed te verheffen; ja, hoe vlug om
te roemen en allerlei ongerechtighe-
den te bedrijven; en hoe traag zijn
zij om de Here, hun God, indachtig
te zijn en aan zijn raadgevingen ge-
hoor te geven, ja, hoe traag om de
paden der wijsheid te bewandelen!
'Ziet, zij verlangen niet, dat de
Here, hun God, die hen heeft ge-
schapen, over hen zal regeren en
hen besturen; ondanks zijn grote
A H O N A
16
goedheid en zijn barmhartigheid je-
gens hen slaan zij zijn raadgevingen
in de wind, en zij willen niet dat Hij
hun Leidsman zal zijn.'4
In die drie korte verzen zien we
drie redenen voor de bedroevende
ontwikkeling waarin we afstand ne-
men van nederig gebed. Ten eerste:
hoewel God ons dringend vraagt om
te bidden, wordt dat door de vijand
van onze ziel gebagatelliseerd en
vervolgens bespottelijk gemaakt.
In 2 Nephi wordt terecht gewaar-
schuwd: 'En nu, mijn geliefde broe-
deren, bemerk ik, dat gij nog in uw
hart overlegt; en het doet mij leed,
dat ik hierover moet spreken. Want
indien gij naar de Geest zoudt willen
luisteren, die de mens leert te bid-
den, dan zoudt gij weten dat gij
moet bidden; want de boze geest
leert een mens niet te bidden, maar
leert hem, dat hij niet moet bidden.'5
Ten tweede: We vergeten God
door onze ijdelheid. Een beetje wel-
vaart en vrede, of zelfs een kleine po-
sitieve wending, kan ons een gevoel
van onafhankelijkheid geven. We
kunnen al snel het gevoel krijgen dat
we ons leven onder controle hebben,
dat we er zelf die positieve wending
aan hebben gegeven, en niet God,
die met ons communiceert door de
stille, zachte stem van de Geest.
Hoogmoed veroorzaakt zoveel lawaai
in ons binnenste dat de zachte stem
van de Geest moeilijk te horen is. En
al gauw, in onze ijdelheid, willen we
er zelfs niet meer naar luisteren. We
kunnen al snel denken dat we hem
niet nodig hebben.
De derde oorzaak is diep in ons ge-
worteld. Dat zit in onze natuur. Wij
zijn geestkinderen van een liefdevolle,
hemelse Vader die ons in de sterfelijk-
heid heeft geplaatst om te zien of we
zouden kiezen — in vrijheid zouden
kiezen — om zijn geboden te onder-
houden en tot zijn geliefde Zoon zou-
den komen. Zij dwingen ons niet. Dat
kan niet, want dat zou niet in over-
eenstemming zijn met het heilsplan.
En daarom hebben we een door God
ingegeven verlangen om verantwoor-
delijk te zijn voor onze eigen keuzen.
Dat verlangen om onze eigen keu-
zen te doen, is onderdeel van ons in-
gebouwde verlangen om vooruitgang
Conferentiegangers passeren de Salt Lake-tempel op weg naar het
Conferentiecentrum.
te maken in de richting van het eeu-
wige leven. Maar het kan, als we het
leven slechts door onze sterfelijke
ogen bekijken, afhankelijkheid van
God moeilijk of zelfs onmogelijk
maken als we een dergelijk over-
weldigend verlangen naar onaf-
hankelijkheid voelen. Deze ware
leerstelling kan dan hard klinken:
'Want de natuurlijke mens is een
vijand van God, en is dat geweest se-
dert de val van Adam en zal dat voor
eeuwig en immer zijn, tenzij hij zich
aan de ingevingen des Heiligen Gees-
tes overgeeft, en de natuurlijke mens
afsterft en een heilige wordt door de
verzoening van Christus, de Here, en
wordt gelijk een kindeke, onderwor-
pen, zachtmoedig, nederig, geduldig,
vol liefde, gewillig zich aan alles te
onderwerpen wat de Here geschikt
acht hem op te leggen, evenals een
kind zich aan zijn vader onderwerpt.'6
Wie zich als een kind onderwer-
pen, doen dat omdat ze weten dat
de Vader alleen wil dat zijn kinderen
gelukkig zijn en omdat Hij alleen
weet hoe. Dat is het getuigenis dat
we nodig hebben om te blijven bid-
den als een nederig kind, zowel in
goede als in slechte tijden.
Met dat geloof kunnen we bidden
voor wat we willen en op prijs stel-
len wat we ook krijgen. Alleen met
dat geloof zullen we met de ijver
bidden die God verlangt. In die ge-
vallen waarin God ons gebiedt te
bidden, gebruikt Hij woorden als
'bidden zonder ophouden', 'bidt al-
tijd', en 'krachtig gebed'.
Dat gebod houdt niet in dat we
veel woorden hoeven te gebruiken. In
feite heeft de Heiland ons geleerd dat
we niet in herhaling hoeven te vallen.
Voor het ijverige gebed dat God ver-
langt hoeven we niet breedsprakig te
zijn noch ons urenlang af te zonderen.
Dat wordt heel duidelijk in Alma in
het Boek van Mormon geleerd:
'En als gij de Here niet overluid
aanroept, laat dan uw hart voortdu-
rend tot Hem in gebed uitgaan voor
het welzijn van hen, die rondom u
zijn.'7
ANUARI 2002
17
Ons hart kan alleen naar God uit-
gaan als het vervuld is met liefde voor
Hem en vertrouwt op zijn goedheid.
Joseph Smith heeft ons als jongen al
een voorbeeld gegeven hoe we kun-
nen beginnen met bidden vanuit een
hart, vervuld met liefde voor God, en
vervolgens de rest van ons leven on-
ophoudelijk kunnen blijven bidden,
Joseph ging naar het bos om te
bidden, omdat hij geloofde dat een
liefhebbende God zijn gebed zou be-
antwoorden en zijn verwarring zou
wegnemen. Hij kreeg die zekerheid
doordat hij het woord van God las,
en een getuigenis ontving van de
waarheid ervan. Hij vertelde dat hij
in Jakobus las: '(...) [d]at hij ze van
God begere, die een iegelijk milde-
lijk geeft, en niet verwijt; en zij zal
hem gegeven worden.'8 Zijn geloof
om God in gebed te vragen, kreeg
hij toen hij nagedacht had over een
tekst waardoor hij de zekerheid
kreeg dat God liefdevol is. Hij bad
zoals wij moeten bidden met geloof
in een liefdevolle God.
Hij bad niet alleen om te luisteren,
maar ook om te gehoorzamen. Hij
vroeg niet alleen om de waarheid te
weten te komen. Hij was bereid om te
doen wat God hem ook zou vertellen.
Uit zijn verslag blijk dat hij bad met
de oprechte bedoeling om zich te
schikken naar het antwoord dat hij
ontving, ongeacht wat het was.
'Nog nooit had een tekst uit de
Schriften een menshart sterker getrof-
fen dan deze, toen, het mijne. Hij
leek wel met grote kracht in iedere
vezel van mijn hart door te dringen.
Ik dacht telkens en telkens weer over
deze tekst na, in het besef dat, als ie-
mand ooit wijsheid van God nodig
had, ik het was; ik immers wist niet
wat ik moest doen, en als ik niet meer
wijsheid zou krijgen dan ik toen bezat,
zou ik het nooit te weten komen;
want de godsdienstleraars van de ver-
schillende sekten vatten dezelfde bij-
belteksten zo verschillend op, dat al
iemands vertrouwen aan de hand van
de Bijbel tot een oplossing te komen
de bodem werd ingeslagen.'9
De Vader en zijn geliefde Zoon
verschenen hem in antwoord op zijn
gebed. En hem werd verteld wat hij
moest doen, zoals hij verlangd had.
Hij gehoorzaamde als een kind. Hem
werd verteld zich bij geen van de
kerken aan te sluiten omdat ze alle-
maal ongelijk hadden. Hij deed wat
hem gezegd was. En door zijn ge-
trouwheid werden zijn gebeden in de
dagen, maanden en jaren daarna be-
antwoord met een overvloed aan
licht en waarheid. De volheid van
het evangelie van Jezus Christus en
de sleutels van Gods koninkrijk wer-
den op aarde hersteld. Zijn nederige
afhankelijkheid van God leidde tot
zegeningen voor alle kinderen van
onze hemelse Vader. Door de herstel-
ling van het evangelie met bevoegd-
heden en heilige verordeningen,
hebben we de kans om de onafhan-
kelijkheid te kiezen, die onbetaalbaar
is — vrij te zijn van de slavernij van
zonde door de reinigende macht van
de verzoening van Jezus Christus.
De zending van Joseph Smith was
uniek, en toch kan zijn nederig gebed
ons tot voorbeeld zijn. Hij begon —
en dat moeten wij ook doen — met
geloof in een liefdevolle God die met
ons kan en wil communiceren en ons
wil helpen. Dat geloof was gebouwd
op indrukken die hij kreeg toen
hij nadacht over de woorden van
Gods dienstknechten in de Schriften.
Wij kunnen en moeten het woord
van God veelvuldig en aandachtig
bestuderen. Als we nonchalant wor-
den in onze studie van de woorden
van Gods dienstknechten, worden
onze gebeden nonchalant.
Als we de woorden des levens van
onze profeten negeren, houden we
misschien niet op met bidden, maar
onze gebeden zullen steeds hetzelfde
en ondoordachter worden, zonder
blijk te geven van een oprechte be-
doeling. Ons hart kan niet uitgaan
naar een God die we niet kennen, en
door de Schriften en de woorden
van de levende profeten leren we
Hem kennen. Als we Hem beter
kennen, houden we meer van Hem.
We moeten Hem ook dienen om
van Hem te gaan houden. Joseph
Smith deed dat, gaf in zijn dienst
uiteindelijk zelfs zijn leven. Joseph
bad met de bedoeling om te gehoor-
zamen. Die gehoorzaamheid houdt
altijd hulp aan anderen in. Door ons
aandeel in Gods werk voelen we een
deel van wat Hij voelt en leren we
Hem kennen.
'Want hoe kent iemand de mees-
ter die hij niet heeft gediend, en die
voor hem een vreemdeling is, en
verre is van de gedachten en voor-
nemens van zijn hart?'10 Naarmate
onze liefde voor Hem toeneemt,
wordt ook ons verlangen om de Va-
der in gebed te naderen, groter.
L I
A H O N A
18
De woorden en de muziek van de-
ze conferentie zullen u ertoe brengen
te doen wat u sterkt tegen het gevaar
om nederig gebed na te laten. Door
wat u hoort, zult u zich gedrongen
voelen de Schriften te bestuderen.
Geef daar gehoor aan. U zult er tij-
dens deze conferentie aan herinnerd
worden dat u, toen u afdaalde in de
wateren van de doop, beloofd heeft te
dienen. Kies ervoor te gehoorzamen.
Als u de Schriften overpeinst en
gaat doen wat u beloofd heeft, kan ik
U beloven dat u meer liefde voor God
gaat voelen en meer van zijn liefde
voor u. En daarbij zullen uw gebeden
uit uw hart komen, vol dank en sme-
king. U zult zich afhankelijker voelen
van God. U zult de moed vinden om
in zijn dienst te zijn, zonder angst, en
met vrede in uw hart. En u zult Hem
niet vergeten, ongeacht wat de toe-
komst brengt.
Ik geef u mijn getuigenis dat God,
de Vader leeft. Hij houdt van ons.
Hij hoort onze gebeden en verhoort
ze met wat voor ons het beste is. Als
we Hem leren kennen door zijn
woorden en in zijn dienst, zullen we
nog meer van Hem gaan houden. Ik
weet dat dit waar is.
De volheid van het evangelie van
Jezus Christus en de ware kerk van
Jezus Christus zijn hersteld door de
profeet Joseph Smith. De sleutels
van het priesterschap zijn alleen in
deze kerk. Ik weet zo zeker als ik leef
dat president Gordon B. Hinckley de
sleutels op aarde draagt en gebruikt.
Jezus Christus leeft en Hij leidt zijn
kerk in deze tijd. Hij zal u in deze
conferentie onderwijzen door middel
van zijn dienstknechten.
In de heilige naam van Jezus
Christus. Amen. □
NOTEN
1. Psalmen 9:10-11.
2. Hekman 7:20.
3. Helaman 12:1-3.
4. Helaman 12:4-6.
5.2Nephi32:8.
6.Mosiah3:19.
7. Alma 34:27.
8. Jakobus 1:5; zie Geschiedenis van
Joseph Smith 1:11.
9. Geschiedenis van Joseph Smith 1:12.
10.Mosiah5:13.
Onze vurigste hoop
is in de verzoening
President James E. Faust
Tweede raadgever in het Eerste Presidium
'Ons heil hangt af van ons geloof in de verzoening en de
aanvaarding ervan. Die aanvaarding vereist een constante
inspanning om haar beter te begrijpen. '
Beminde broeders, zusters en
vrienden, op deze ochtend sta
ik deemoedig voor u, omdat ik
wil spreken over de belangrijkste ge-
beurtenis in de hele geschiedenis. Die
uitzonderlijke gebeurtenis was de on-
vergelijkelijke verzoening van onze
Heer en Heiland, Jezus de Christus.
Het was het belangrijkste dat ooit
heeft plaatsgehad, en toch is het heel
moeilijk te begrijpen. De reden waar-
om ik alles over de verzoening wil
weten, is voor een deel zelfzuchtig:
ons heil hangt af van ons geloof in de
verzoening en de aanvaarding ervan.1
Die aanvaarding vereist een constan-
te inspanning om haar beter te begrij-
pen. Door de verzoening maken we
vooruitgang in het sterfelijk leven
doordat we de mogelijkheid krijgen
volmaakt te worden.2 We hebben al-
lemaal gezondigd en we moeten ons
bekeren om ons deel van de schuld te
betalen. Als we ons oprecht bekeren,
wordt de rest van die schuld betaald
door de schitterende verzoening van
de Heiland.3
Paulus heeft eenvoudig uitgelegd
hoe noodzakelijk de verzoening is.
'Want evenals in Adam allen ster-
ven, zo zullen ook in Christus allen
levend gemaakt worden.'4 Eer de
wereld was, is Jezus Christus aange-
steld en geordend tot onze Verlosser.
Doordat Hij de Zoon van God is,
door zijn zondeloos leven, het ver-
gieten van zijn bloed in de hof van
Getsemane, zijn verschrikkelijke
dood aan het kruis en daarna zijn
herrijzenis uit het graf, is Hij de oor-
zaak van ons heil geworden en heeft
Hij de volmaakte verzoening voor
de hele mensheid bewerkstelligd.5
Door zoveel mogelijk van de ver-
zoening en de herrijzenis van Chris-
tus te begrijpen, komen we meer te
weten over Hem en zijn zending.6
Naarmate we meer inzicht krijgen
in zijn zoenoffer, komen we nader
tot Hem. De verzoening houdt in
dat we één worden met Hem. De
aard van de verzoening en de gevol-
gen ervan zijn zo oneindig, zo on-
peilbaar en zo diepgaand dat het de
kennis en het bevattingsvermogen
van de sterfelijke mens te boven
gaat. Ik ben diep dankbaar voor het
beginsel van verlossende genade.
JANUARI
19
2 0 0 2
Veel mensen denken dat ze alleen
maar hoeven te belijden dat Jezus
de Christus is en dat ze dan alleen
door genade verlost worden. We
kunnen niet door genade alleen
verlost worden, want we 'weten, dat
wij na alles, wat wij kunnen doen,
slechts door genade zalig worden.'7
Een paar jaar geleden heeft presi-
dent Gordon B. Hinckley een soort
gelijkenis verteld over 'een schooltje
in de bergen van Virginia waar de
jongens zo baldadig waren dat geen
leraar ze in het gareel kreeg.
'Op een goede dag solliciteerde er
een jonge leerkracht. Ze vertelden
hem dat elke leerkracht een vrese-
lijk pak rammel had gekregen, maar
de leerkracht nam het risico. De
eerste schooldag vroeg de leerkracht
of de jongens hun eigen regels wil-
den maken, met de straf voor over-
treding van de regels. De klas kwam
met tien regels die op het bord wer-
den geschreven. Toen vroeg de leer-
kracht: "Wat doen we met iemand
die de regels overtreedt?"
"Tien stokslagen op de rug, zon-
der jas aan", was het antwoord.
'Een dag of wat later werd de lun-
ch van "Bolle Tom" gestolen. "De
dief werd opgespoord — een klein,
hongerig joch van een jaar of tien."
'Toen kleine Jim zijn straf kwam
halen, smeekte hij of hij zijn jas
mocht aanhouden. "Uit die jas", zei
de leerkracht. "Je was erbij toen de
regels werden opgesteld!"
'De jongen deed zijn jas uit. Hij
had geen overhemd aan en ze zagen
een knokig, verzwakt lijfje. Toen de
leerkracht, met de stok in de hand,
aarzelde, sprong Bolle Tom op en
stelde zich beschikbaar om de straf
van de jongen te ondergaan.
' "Goed dan, er is een wet die toe-
staat dat iemand de plaats van een
ander inneemt. Zijn jullie het ermee
eens?" vroeg de leerkracht.
'Na vijf slagen op Toms rug brak
de stok. De klas snikte. Kleine Jim
was op zijn tenen gaan staan en had
beide armen om de nek van Tom
heengeslagen. "Tom, het spijt me dat
ik je boterhammen heb gestolen,
maar ik had zo'n honger. Tom, ik zal
tot aan mijn dood van je blijven
houden omdat jij de klappen voor
me hebt opgevangen. Ja, ik zal altijd
van je houden!"'8
Toen haalde president Hinckley
Jesaja aan: 'Nochtans, onze ziekten
heeft Hij op Zich genomen, en onze
smarten gedragen; (...) Om onze
overtredingen werd Hij doorboord,
om onze ongerechtigheden verbrij-
zeld; de straf die ons vrede aan-
brengt, was op Hem, en door zijn
striemen is ons genezing geworden.'9
Niemand weet hoe zwaar het was
wat onze Heiland heeft doorstaan,
maar door de macht van de Heilige
Geest kunnen we iets begrijpen van
de hemelse gave die Hij ons heeft
geschonken.10 In de woorden van
onze avondmaalslofzang:
Wij weten niet, beseffen niet
de smart die Hij doorstond,
maar wij geloven: 't was voor ons
dat Hij daar werd gewond.11
Voor ons heeft Hij zoveel pijn ,
'onbeschrijflijk lijden' en 'overstel-
pende kwellingen' doorstaan.12 Zijn
intense lijden in de hof van Getse-
mane, waar Hij alle zonden van alle
andere stervelingen op zich nam,
deed Hem 'van pijn (...) sidderen
en uit iedere porie bloeden, en zowel
lichamelijk als geestelijk (...)
lijden.'13 'En Hij werd dodelijk be-
angst en bad des te vuriger'14 en zei:
'Mijn Vader, indien deze beker niet
kan voorbijgaan, tenzij dan dat Ik
die drinke, uw wil geschiede!'15 Hij
werd verraden door Judas Iskariot
en verloochend door Petrus. Hij
werd bespot door de hogepriesters
en hun functionarissen; in het ge-
rechtsgebouw werd Hij ontkleed, ge-
slagen, bespuwd en gegeseld.16
Hij werd naar Golgota geleid,
waar nagels in zijn handen en voeten
werden gedreven. Urenlang hing Hij
in doodsstrijd aan een houten kruis
waarop door Pilatus was geschreven:
'JEZUS DE NAZOREEËR, DE KO-
NING DER JODEN.'17 De avond
viel en 'omstreeks het negende uur
riep Jezus met luider stem, zeggende:
Eli, Eli, lama sabachtani? Dat is:
Mijn God, mijn God, waarom hebt
Gij Mij verlaten?'18 Niemand kon
Hem helpen; Hij trad de wijnpers al-
leen.19 Toen riep Jezus 'wederom met
luider stem en gaf de geest.'20 En 'een
van de soldaten stak met een speer
in zijn zijde en terstond kwam er
bloed en water uit.'21 'De aarde beef-
de', en 'de hoofdman en zij, die met
hem Jezus bewaakten, zagen de aard-
beving en wat er plaats had en zij
werden zeer bevreesd en zeiden:
Waarlijk, dit was een Zoon Gods.'22
Met de woorden van de lofzang:
'Laat ons niet vergeten, Heiland, dat
Gij voor ons leed en stierft.'23 Ik
vraag me af hoeveel druppels bloed
er voor mij zijn vergoten.
Wat Hij deed, kon alleen een
God. Als de eniggeboren Zoon van
de Vader in het vlees, erfde Jezus
goddelijke eigenschappen. Hij was
de enige die ooit geboren werd die
deze uiterst belangrijke en boven-
aardse daad kon stellen. Als de eni-
ge zondeloze Mens die ooit op aarde
heeft geleefd, was Hij niet onderhe-
vig aan de geestelijke dood. Door
zijn goddelijke aard bezat Hij ook
macht over de lichamelijke dood. Zo
heeft Hij voor ons gedaan wat we
zelf niet kunnen. Hij verbrak de
koude greep van de dood. Hij heeft
voor ons ook de grootste en vredige
vertroosting van de gave van de
Heilige Geest mogelijk gemaakt.24
De verzoening en de opstanding
maken veel mogelijk. De verzoening
reinigt ons van de zonde, op voor-
waarde van onze bekering. Bekering is
de voorwaarde waarop genade wordt
verleend.25 Na alles wat we kunnen
doen om de laatste penning te beta-
len en onze fouten goed te maken,
wordt de genade van de Heiland in
ons leven van kracht door de verzoe-
ning die ons reinigt en ons kan ver-
volmaken.26 Christus' herrijzenis heeft
de dood overwonnen en schonk ons
de zekerheid van leven na de dood.
Hij heeft gezegd: 'Ik ben de opstan-
ding en het leven; wie in Mij gelooft,
zal leven, ook al is hij gestorven.'27 De
opstanding is onvoorwaardelijk en
van toepassing op iedereen die ooit
geleefd heeft of zal leven.28 Het is een
gratis geschenk. President John Taylor
heeft dat duidelijk beschreven toen
hij zei: 'De graven zullen worden geo-
pend en de doden zullen de stem van
de Zoon van God horen, en zij zullen
voortkomen, wie het goede hebben
L I A H O N
20
President Gordon B. Hinckley wuift naar de aanwezigen in het Conferentiecentrum. Achter hem (vlnr) de
ouderlingen Jeffrey R. Holland, Robert D. Hales en Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen,
en de presidenten Thomas S. Monson en James E. Faust, raadgevers in het Eerste Presidium.
gedaan in de opstanding van de
rechtvaardigen, en wie het kwade
hebben gedaan in de opstanding van
de onrechtvaardigen.'29
In verband met onze daden in dit
leven en de verzoening heeft presi-
dent J. Reuben Clark jr. ons deelge-
noot gemaakt van het volgende
waardevolle inzicht:
'Ik denk dat [de Heiland] de
laagste straf zal geven die de wet
voor onze overtreding eist. Ik geloof
dat Hij in zijn gerechtigheid alle on-
eindige liefde, zegen, barmhartigheid
en vriendelijkheid die Hij heeft, zal
inzetten. (...)
En anderzijds, denk ik dat Hij, als
onze beloning voor goed gedrag aan
de orde is, ons het maximale zal ge-
ven, de zonde die we hebben begaan
in overweging genomen.'30
Als we naar de Heer terugkeren,
zal Hij zoals Jesaja schreef, veelvul-
dig vergeven.31
Ons is geboden om de belangrijke
gebeurtenissen van de bemiddeling,
de kruisiging en de verzoening te ge-
denken door wekelijks het avond-
maal te gebruiken. In de geest van de
avondmaalsgebeden nemen we van
het brood en het water ter gedachte-
nis aan het lichaam en het bloed dat
voor ons geofferd is, en we behoren
Hem te gedenken en zijn geboden te
onderhouden opdat wij altijd zijn
Geest bij ons zullen hebben.
Onze Verlosser heeft alle zonden,
pijnen, gebreken en ziekten op zich
genomen van iedereen die ooit ge-
leefd heeft en zal leven.32 Niemand
heeft ook maar enigermate geleden
als Hij. Hij kent onze beproevingen
uit eigen ervaring. Ik vergelijk het een
beetje met ons, als we zouden probe-
ren de Mount Everest te beklimmen
en niet verder kwamen dan de eerste
meters. Maar Hij heeft alle 8.640 me-
ter naar de top van de berg geklom-
men. Hij heeft meer geleden dan
enige andere sterveling zou kunnen.
De verzoening komt niet alleen de
zondaar ten goede, maar ook dege-
nen tegen wie gezondigd is — de
slachtoffers. Door te vergeven wie
'tegen u zondigt' (BJS, Matt. 6:13),
brengt de verzoening een mate van
vrede en troost teweeg bij wie on-
schuldig slachtoffer zijn geworden
van de zonden van anderen. De be-
langrijkste bron voor genezing van de
ziel is de verzoening van Jezus Chris-
tus. Dat is waar, of het nu gaat om de
pijn van een persoonlijke tragedie of
van zo'n vreselijke, nationale ramp
als we kortgeleden in New York,
Washington D.C., en bij Pittsburgh
hebben meegemaakt.
Een zuster die een pijnlijke schei-
ding heeft doorgemaakt, schreef hoe
ze kracht ontleende aan de verzoe-
ning. Ze schreef: 'Onze scheiding
(...) ontsloeg me niet van de plicht
om te vergeven. Ik wilde het echt,
maar het was of me iets werd gebo-
den waartoe ik eenvoudig niet in
staat was.' Haar bisschop gaf haar
een doeltreffend advies: 'Houd in uw
hart een plaats vrij voor vergeving,
en als ze komt, sta er dan voor open.'
Vele maanden gingen voorbij, waarin
ze worstelde om te kunnen vergeven.
Ze vertelde: 'Tijdens die lange mo-
menten van gebed (...) was ik aan-
gesloten op een levengevende bron
van troost van mijn hemelse Vader.
Ik voelde dat Hij niet teleurgesteld
naar me keek omdat ik nog niet kon
vergeven; Hij treurde eerder met mij
samen toen ik huilde. (...)'
'Wat er uiteindelijk in mijn hart
gebeurde, is voor mij een verbazing-
wekkend en wonderbaarlijk bewijs
van de verzoening van Christus. Ik
had de verzoening altijd gezien als
een middel om bekering van de zon-
daar effectief te maken. Ik had me
JANUARI
21
2 0 0 2
niet gerealiseerd dat het degene tegen
wie gezondigd is, mogelijk maakt om
in zijn of haar hart de zoete vrede van
vergeving te ontvangen.'33
Wie gekwetst zijn, behoren al het
mogelijke te doen om hun beproe-
vingen te verwerken, en de Heiland
zal 'zijn volk hulp (...) verlenen vol-
gens hun krankheden.'34 Hij zal onze
lasten helpen dragen. Sommige
wonden zijn zo pijnlijk en diep dat
ze niet kunnen genezen zonder de
hulp van een hogere macht en de
hoop op volmaakte gerechtigheid en
herstelling in het volgende leven.
Omdat de Heiland alles heeft gele-
den wat wij ooit kunnen voelen of
meemaken,35 kan Hij de zwakken
helpen sterker te worden. Hij heeft
het allemaal zelf meegemaakt. Hij
begrijpt onze pijn en zal zelfs in onze
donkerste uren bij ons zijn.
Wij verlangen naar de grootste ze-
geningen van de verzoening — een-
wording met Hem, in zijn goddelijke
tegenwoordigheid zijn, persoonlijk
bij onze naam worden genoemd als
Hij ons liefderijk welkom heet met
een stralende glimlach, ons met
open armen opwacht om ons te hul-
len in zijn grenzeloze liefde.36 Wat zal
dat een heerlijke, prachtige ervaring
zijn als we ons waardig genoeg voe-
len om in zijn tegenwoordigheid te
zijn! De kosteloze gave van zijn grote
zoenoffer voor ieder van ons is de
enige manier waarop we voldoende
verhoogd kunnen worden om vóór
Hem te staan en Hem van aange-
zicht tot aangezicht te aanschouwen.
De overstelpende boodschap van de
verzoening is de volmaakte liefde die
de Heiland heeft voor ieder van ons.
Het is een liefde vol erbarmen, ge-
duld, genade, billijkheid, lankmoe-
digheid, en vooral vergeving.
De slechte invloed van Satan kan
alle hoop die we hebben om onze fou-
ten te overwinnen, vernietigen. Hij
wil dat we denken dat we verloren
zijn, en dat er geen hoop is. Daar te-
genover reikt Jezus ons de hand om
ons op te beuren. Door onze bekering
en de gave van de verzoening kunnen
we ons voorbereiden totdat we het
waardig zijn vóór Hem te staan.
Dat getuig ik in de naam van Jezus
Christus. Amen. D
NOTEN
l.Mosiah 4:6-7.
2. Moroni 10:32.
3. 2Nephi25:23.
4. 1 Korintiërs 15:22.
5. Zie Bible Dictionary, Atonement',
blz. 617.
6.Jakob4:12.
7. 2 Nephi 25:23; cursivering
toegevoegd.
8. 'Pres. Hinckley: Christmas a
Result of Redeeming Christ', Church
News, 10 december 1994, blz. 4.
9. Jesaja 53:4-5.
10. 1 Korintiërs 12:3.
11. 'Er is een heuvel ver van hier',
lofzang 130.
12. John Taylor, The Mediation and
Atonement [1892], blz. 150.
13. LV 19:18.
14. Lucas 22:44.
15. Matteüs 26:42.
16. Matteüs 26:47-75, 27:28-31.
17. Johannes 19:19.
18. Matteüs 27:46.
19. Zie LV 133:50.
20. Matteüs 27:50.
21. Johannes 19:34.
22. Matteüs 27:51, 54.
23. 'Bij 't gebed voor 't brood en 't
water', lofzang 115.
24. Johannes 15:26.
25. Alma 42:22-25.
26. 2 Nephi 25:23; Alma 34:15-16,
42:22-24; Moroni 10:32-33.
27. Johannes 11:25.
28. Handelingen 24:15.
29. John Taylor, The Gospel Kingdom,
blz. 118. Zie ook Johannes 5:28-29.
30. As Ye Sow (...)', Brigham Young
University Speeches of the Year, 3 mei
1955, blz. 7.
31. Jesaja 55:7.
32. Alma 7:11-12.
33. Naam bij de redactie bekend, 'My
Journey to Forgiving', Ensign, februari
1997, blz. 42-43.
34. Alma 7:12.
35. Alma 7:11.
36. Alma 26:15; Mormon 5:11; 6:17;
Mozes 7:63.
A H O N A
22
Zaterdagmiddagbijeenkomsf
6 oktober 2001
De steunverlening aan
kerkfunctionarissen
President James E. Faust
Tweede raadgever in het Eerste Presidium
Broeders en zusters, president
Hinckley heeft mij verzocht
de algemene autoriteiten, de
gebiedszeventigen en de leden van
de algemene presidiums van de
hulporganisaties ter steunverlening
voor te stellen.
Wij stellen u voor Gordon Bitner
Hinckley steun te verlenen als pro-
feet, ziener en openbaarder en presi-
dent van De Kerk van Jezus Christus
van de Heiligen der Laatste Dagen;
Thomas Spencer Monson als eerste
raadgever in het Eerste Presidium;
en James Esdras Faust als tweede
raadgever.
Wie hiermee instemt, maakt dat
kenbaar.
Wie er niet mee instemt, maakt
dit kenbaar.
Wij stellen u voor Thomas Spen-
cer Monson steun te verlenen als
president van het Quorum der
Twaalf Apostelen; Boyd Kenneth
Packer als waarnemend president
van het Quorum der Twaalf Aposte-
len; en de volgende broeders als lid
van dat quorum: Boyd K. Packer,
L. Tom Perry, David B. Haight,
Neal A. Maxwell, Russell M. Nelson,
Dallin H. Oaks, M. Russell Ballard,
Joseph B. Wirthlin, Richard G.
Scott, Robert D. Hales, Jeffrey R.
Holland, en Henry B. Eyring.
Wie hiermee instemt, maakt dat
kenbaar. Wie tegen is, eveneens.
Wij stellen u voor de raadgevers
in het Eerste Presidium en de twaalf
apostelen steun te verlenen als pro-
feet, ziener en openbaarder.
Wie hiermee instemt, maakt dat
kenbaar. Wie tegen is, eveneens.
Wij stellen u voor de ouderlingen
L. Aldin Porter en Marlin K. Jensen
te ontheffen als lid van het Presidi-
um der Zeventig. Ook stellen wij u
voor de ouderlingen L. Aldin Porter,
Vaughn J. Featherstone, Rex D. Pi-
negar, John K. Carmack, en L. Lio-
nel Kendrick te ontheffen als lid van
het Eerste Quorum der Zeventig en
hen de status van emeritus lid van
het Eerste Quorum der Zeventig te
verlenen. Wie hiermee kan instem-
men, maakt dit kenbaar.
Met dank voor hun diensten als
lid van het Tweede Quorum der
Zeventig ontheffen wij de ouderlin-
gen Richard B. Wirthlin, Richard E.
Cook, Wayne M. Hancock, and
Ray H. Wood en de volgende
gebiedszeventigen: Norman C.
Boehm, Jess L. Christensen, Dale L.
Dransfield, David W Eka, James E.
Beeld op Temple Square om de offers te herdenken die de handkarpioniers
gebracht hebben.
JANUARI
23
2 0 0 2
Griffin, Esteban Guevara, Ronald J.
Hammond, Thomas A. Holt, Ernst
Husz, Julio H. Jaramillo, Lloyd W.
Jones, Seiji Katanuma, J. Grey Larkin,
Haruyoshi Nakamura, Karl E.
Nelson, Jesüs Nieves, Rodrigo Obeso,
James S. Olson, Glen A. Overton,
William W Parmley, Steven H. Pond,
Michael T. Robinson, Jorge W.
Ventura, en Craig T. Vincent. Wie
met ons hun waardering willen ui-
ten, maken dat kenbaar door de
hand op te steken.
Wij stellen u voor met een woord
van dank de ouderlingen Marlin K.
Jensen, Neil L. Andersen, en John H.
Groberg te ontheffen als het alge-
meen zondagsschoolpresidium; en de
ouderlingen Robert K. Dellenbach,
E Meivin Hammond, en John M.
Madsen als het algemeen jongeman-
nenpresidium. Wie hiermee instemt,
maakt dat kenbaar door de hand op
te steken.
Wij stellen u voor steun te verle-
nen aan de ouderlingen Charles
Didier en Cecil O. Samuelson als lid
van het Presidium der Zeventig. Wie
hiermee instemt, maakt dat kenbaar.
Wie tegen is, eveneens.
Wij stellen u voor steun te verle-
nen aan Carlos J. Garcia, R. Randall
Huff, en John W. Yardley als gebieds-
zeventigen. Wie hiermee instemt,
maakt dat kenbaar. Wie tegen is,
eveneens.
Wij stellen u voor steun te verle-
nen aan de ouderlingen Cecil O.
Samuelson, John H. Groberg, en
Richard J. Maynes als het algemeen
zondagsschoolpresidium en de ouder-
lingen E Meivin Hammond, Glenn L.
Pace, en Spencer J. Condie als het al-
gemeen jongemannenpresidium. Wie
hiermee instemt, maakt dat kenbaar.
Wie tegen is, eveneens.
Wij stellen u voor de andere alge-
mene autoriteiten, gebiedszeventi-
gen en algemene presidiums van de
hulporganisaties zoals die nu in
functie zijn, te steunen. Wie hiermee
instemt, maakt dat kenbaar. Wie er
niet mee instemt, maakt dit kenbaar.
Naar het zich laat aanzien, is de
steunverlening unaniem bevestigend
geweest.
Dank u, broeders en zusters, voor
uw geloof en gebeden. □
Het geloof van
onze profeten
Ouderling David B. Haight
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Wat wij nodig hebben, is het geloof van Brigham Young en het
geloof van Gordon B. Hinckley en het geloof van de mensen
die onze profeten en leiders zijn. '
Ik hoop dat u, evenals ik, een
warm gevoel in uw hart had toen
ik mijn hand opstak om steun te
verlenen aan president Hinckley als
president van de kerk, en als pro-
feet, ziener en openbaarder, en van
de andere functionarissen die u zijn
voorgesteld. Wat een geweldige ge-
legenheid voor ons allen om onze
huidige profeet op aarde te kunnen
steunen — maar niet alleen door
uw hand eventjes op te steken,
maar door in uw hart en ziel te voe-
len dat u hem niet alleen steunt
maar dat u onderschrijft wat hij
heeft gedaan en wat hij voor ons
heeft gedaan als onze vertegenwoor-
diger naar de wereld toe. We zijn
dankbaar voor de fantastische,
geïnspireerde manier waarop hij met
de wereld heeft gecommuniceerd en
haar heeft toegesproken, met name
de afgelopen dagen en weken.
Een paar jaar geleden was Arturo
Toscanini dirigent van het New York
Philharmonic Orchestra in New
York en hij verzorgde als zodanig ie-
dere zaterdag een radio -uitzending.
Op zekere dag ontving hij per post
een verfrommeld gelig briefje waarin
stond:
'Geachte meneer Toscanini, ik ben
een eenzame schaapherder in de ber-
gen van Wyoming. Ik heb twee kost-
bare bezittingen: een oude viool en
een radio die op batterijen loopt. De
batterijen beginnen leeg te raken en
mijn viool is zo ontstemd dat ik er niet
meer op kan spelen. Zou u aanstaande
zaterdag in uw radioprogramma alstu-
blieft een A willen laten horen?'
De volgende week maakte Arturo
Toscanini tijdens de uitzending be-
kend: 'Voor een splinternieuwe
vriend in de bergen van Wyoming zal
het gehele New York Philharmonic
Orchestra nu unisono een zuivere A
laten horen.' En ze speelden een zui-
vere A. Vervolgens kon die eenvou-
dige, eenzame man zijn A-snaar
stemmen, en daarop ook zijn E-snaar
en D-snaar en G-snaar afstemmen.
Is het geen interessante gedachte
voor de vele mensen die mij op dit
ogenblik horen - wier viool ofwel le-
ven misschien een beetje ontstemd
is — dat we naar een algemene con-
ferentie van de kerk kunnen komen
L I A H O
24
N A
en de fijne boodschappen kunnen
beluisteren die worden gebracht?
Wij die in de gelegenheid zijn om
hier te spreken, bidden met kracht
dat we de energie en sterkte en vita-
liteit mogen hebben, zoals ik nu, ter-
wijl ik in de nazomer van mijn leven
ben, om te getuigen van de waar-
heid van dit werk — want ik ben
daar een getuige van.
Ik verkeer in de omstandigheid
— evenals velen onder u, en zoals
vele anderen zouden wensen — dat
ik in een mormoons gezin ben opge-
groeid en een product van de kerk
ben. Ik had de kans om erop uit te
gaan, in de wereld te verkeren en
met mensen in allerlei posities om te
gaan, of dat nu de overheid was of
het bedrijfsleven of wat dan ook,
maar in ieder geval contact te heb-
ben met mensen en hun te vertellen
van de gevoelens in mijn hart.
President Hinckley heeft vaak in
onze bijeenkomsten gezegd, en ik
denk dat het en public was, dat er in
zijn kantoor achter zijn stoel een
plaat van Brigham Young hangt. En
soms als president Hinckley een
drukke dag achter de rug heeft en
een zware dag met heel veel moeilij-
ke beslissingen, draait hij zich om in
zijn stoel en kijkt naar de plaat van
Brigham achter hem, en stelt hem
dan hardop of in gedachten de vraag:
'Broeder Brigham, wat zou u doen?'
of 'Welk advies zou u me geven?'
Denk eens aan wat er de laatste
paar jaar allemaal gebeurd is. U
bent allemaal goed op de hoogte
van de inspiratie en leiding die pre-
sident Hinckley ontvangen heeft bij
de groei van de kerk — de bouw
van tempels, de restauratie van het
vroegere Hotel Utah tot een prach-
tig gebouw dat nu naar de profeet
het Joseph Smith Memorial Building
heet, en dit opmerkelijke bouw-
werk, het Conferentiecentrum,
waarin we ons vandaag bevinden —
zo'n gebouw is waarschijnlijk ner-
gens ter wereld te vinden. En voor
ons die nu een aantal jaren nauw
met president Hinckley hebben sa-
mengewerkt en naar hem hebben
geluisterd, was dat een geweldige
ervaring en zegen, daar wij de geïn-
spireerde uitbreiding die gaande is,
konden waarnemen en voelen en
meemaken.
Als we eens naar Brigham Young
kijken en nadenken over de inspira-
tie en leiding die deze bijzondere
man ontving, herinneren we ons hoe
hij in staat was om de tragische leeg-
te als gevolg van de dood van de
profeet Joseph Smith te vullen, hoe
hij naar voren trad en door inspira-
tie en openbaring de eindperiode
van het verblijf in Nauvoo en de
planning van de reis naar het westen
leidde en stuurde. We herinneren
ons het ononderbroken werk aan de
tempel te Nauvoo in die tijd en de
organisatie daarvan zodat het voort
kon gaan. En dan de grote groepen
huifkarren die naar het westen trok-
ken en tenslotte in Salt Lake City
aankwamen. Dat zou het Zion wor-
den waar zij konden aanbidcfen en
onderwijzen en prediken en kerken
bouwen, en alles konden doen wat
nodig was, zodat deze beschaving en
cultuur die we hebben, zouden kun-
nen uitdijen en groeien.
Denk u eens in hoe geïnspireerd
de profeet Brigham Young was toen
hij de mensen niet alleen de grote
stad Salt Lake City liet bouwen, maar
ze ook uitzond om al die andere plaat-
sen te vestigen. Het was geniaal dat
hij de mensen erop uit stuurde en de
verder weg gelegen valleien en gebie-
den liet bekijken, zodat de pioniers
die deze vallei binnenstroomden
daarheen konden gaan en zich vesti-
gen, huizen en steden en nederzettin-
gen bouwen, en hun persoonlijkheid,
karakter en talenten ontwikkelen.
Dus in plaats van één grote stad
werden er onder zijn leiding zo'n
360 plaatsjes in Wyoming, Nevada,
President Gordon B, Hinckley begeleidt na een conferentiebijeenkomst zijn
vrouw, Marjorie, bij het verlaten van het Conferentiecentrum. Zij worden
gevolgd door de presidenten Thomas S. Monson en James E. Faust,
raadgevers in het Eerste Presidium, en Boyd K. Packer, waarnemend
president van het Quorum der Twaalf Apostelen.
JANUARI 2002
25
Arizona, zuidelijk Idaho en Utah
opgebouwd.
Als de mensen erop uit gingen en
die kleine plaatsjes vestigden, ont-
wikkelden ze hun talenten en capaci-
teiten door in het schoolbestuur of de
dorpsraad te werken of leiding te ge-
ven in de nederzetting. Ze werden de
burgers van dat gebied en begonnen
scholen te bouwen en de gemeen-
schap uit te breiden. We zien wat er
gebeurd is in die gebieden waarvan
Brigham Young een visie had en ze
op gang bracht. Stel u voor hoe dat
zich ontwikkeld heeft — bijvoorbeeld
een plaatsje als Las Vegas (Nevada),
zodat mensen via die plaats naar San
Bernardino (Californië) konden rei-
zen. Men kwam per boot in San Pe-
dro (Californië) aan, ging naar San
Bernardino voor de nodige uitrusting
en voorraden om naar deze vallei te
komen, en reisde vervolgens door
naar de randgemeenschappen tot in
het zuidelijke Sanpete County of het
noordelijke Idaho, of ergens anders.
Ik ben een product van die on-
derneming. Toen de familie van mijn
moeder hier in Salt Lake City aan-
kwam, werden ze naar Tooele ge-
stuurd om zich daar te vestigen.
Later werden ze naar Idaho gezon-
den omdat daar een zaagmolen en
een graanmolen gebouwd moesten
worden. De familie van mijn vader
maakte deel uit van deze kolonise-
ring in Farmington (Utah) — een
kolonisering waardoor mensen ster-
ker werden en allerlei kansen kre-
gen. In plaats van in de menigte van
een grote stad op te gaan, werd hun
gevraagd naar een kleiner plaatsje te
verhuizen waar ze hun capaciteiten
konden ontwikkelen, waar meer
scholen zouden zijn en de behoefte
aan leerkrachten, en waar mensen
met talent hun mogelijkheden zou-
den ontplooien. Uiteindelijk werd
mijn familie gevraagd Farmington en
Tooele te verlaten, hun mooie ak-
kers te verkopen en naar zuidelijk
Idaho te gaan. Daar was in die tijd
niets anders te vinden dan alsem.
In zo'n kleine nederzetting wer-
den mijn moeder en vader verliefd
op elkaar. Tegen de tijd dat ze twintig
jaar waren en wilden trouwen, waar
gingen ze trouwen? In de tempel in
Een rij wachtenden voor het Conferentiecentrum slingert zich via een trap
aan de buitenkant van het gebouw naar boven.
Logan (Utah). Hoe gingen ze daar-
heen? Met paard en wagen. Hoe
lang duurde dat? Nou, vijf a zes da-
gen. Autowegen of mooie paden?
Natuurlijk niet. Ze reisden over pa-
den die bestonden uit karrensporen
over en door de alsem en over rot-
sen. Waar gingen ze trouwen? Waar
werden ze verzegeld? Er was maar
één plaats mogelijk — in de tempel.
Ze gingen met paard en wagen.
Dat werd een deel van mijn erf-
goed. Men groeide dus op in zulke
kleine plaatsjes. Vervolgens besloot
de kerk academies te openen en er
werden er ongeveer dertig in die af-
gelegen gebieden gestart. Ook bij
ons in het dorp kwam zo'n school,
en daardoor kwamen veel mensen
uit aangrenzende gebieden in die
plaats wonen om een hogere oplei-
ding te krijgen. Die hogere opleiding
was natuurlijk slechts een middelba-
re school, maar het werd een acade-
mie genoemd.
Ik spreek dus over de inspiratie die
de profeet Brigham Young ontving
toen men zich hier vestigde, bij de
opbloei van dit berggebied rond Salt
Lake City. Kijk eens wat we nu zijn
en hoe we zijn gegroeid. Denk aan de
zegen die we genieten in de vorm van
president Hinckley als onze profeet,
ziener, openbaarder en leider. En la-
ten we een visie ontwikkelen van wat
er gebeurt en wat er nog zal gebeuren
als we maar genoeg geloof hebben
om voort te zetten waaraan men hier
begonnen is. Besef wat er nog staat te
gebeuren en wat er nu wordt gedaan.
President Hinckley bespreekt vaak
met ons dat hij graag meer geloof on-
der ons volk zou zien groeien. Dat ge-
loof een resultaat is van het naleven
van de beginselen van het evangelie,
leven zoals we moeten en onze kin-
deren opvoeden zoals dat behoort.
En dan te zien hoe zij groeien en hun
karakter en persoonlijkheid zodanig
ontwikkelen dat ze een toonbeeld
worden van waar we in geloven en
wat we hopen te doen en te bereiken.
U herinnert zich allemaal de man
die een maanzieke zoon had. Hij
ging naar de Heiland toe en vroeg
de Heiland of Hij die kwade geest
uit zijn zoon wilde drijven. En de
man zei tegen de Heiland: 'Ik heb
het aan uw discipelen gevraagd,
maar zij konden het niet.' De Hei-
land zegende de jongen. De kwade
geest verliet hem onmiddellijk en de
discipelen van de Heiland kwamen
naar Hem toe en zeiden: 'Waarom
L I A H O N A
26
konden wij dat niet? Waarom waren
we er niet toe in staat?' (Zie Matteüs
17:14-21.) De Heiland zei ook: 'Gij
(...), kleingelovigen' (Matteüs 16:8).
Als u maar het geloof had van zo'n
klein — ik probeer me de naam van
de boom te herinneren. [President
Hinckley zegt: 'Mosterd.'] Mosterd!
Dank u, president. (Ik houd de presi-
dent dichtbij me in de buurt om me
te helpen.) Als u maar het geloof van
een mosterdzaadje had. Velen van u
hebben misschien nooit een mosterd-
zaadje gezien. Een paar jaar geleden
zaten we in Jeruzalem in een auto en
de chauffeur zei: 'O, daar staat een
mosterdboom.' En ik zei: 'Laten we er
even naar kijken.' We stapten dus uit
om die mosterdboom te bekijken. Er
hing een peukje aan en ik kon het
openmaken. Het leek op de peukjes
van een johannesbroodboom. Ik zag
de piepkleine zaadjes, niet veel groter
dan een peperkorrel.
Probeer de gelijkenis van de Hei-
land goed te begrijpen. Als u slechts
zo weinig geloof had als dat piepklei-
ne mosterdzaadje — ik had er een in
mijn hand en kon hem nauwelijks
zien — als u zo'n beetje geloof had,
kon u tegen de berg zeggen: 'Ver-
plaats u van hier daarheen', en hij
zou verplaatst worden als u zoveel
geloof had. (Zie Matteüs 17:20.) 'O,
gij kleingelovigen.'
Dus het geloof dat wij nodig heb-
ben, is het geloof van Brigham
Young en het geloof van Gordon B.
Hinckley en het geloof van de men-
sen die onze profeten en leiders zijn.
God leeft. Ik weet dat Hij echt be-
staat en ik weet dat Hij van ons
houdt. Ik weet dat. En ik weet dat
Jezus de Christus is, de zoon van God.
ik heb die invloed gevoeld. Ik ben er
getuige van. Ik weet dat Joseph Smith
een profeet is en dat alle historische
verslagen van wat hij als werktuig in
de herstelling heeft gedaan, waar zijn,
en dat de profeten door de jaren
heen, inclusief president Hinckley,
door God geroepen zijn. Het werk is
waar. Ik geef u mijn liefde en mijn ge-
tuigenis dat in mijn hart brandt. Elke
dag van mijn leven hoop ik iemand te
vertellen en iemand te helpen begrij-
pen dat dit werk waar is. In de naam
van Jezus Christus. Amen. D
Stap voor stap
Ouderling Joseph B. Wirthlin
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'We hoeven vandaag niet volmaakt te zijn. We hoeven niet
beter te zijn dan een ander. We moeten alleen zo goed mogelijk
doen wat wij kunnen.'
wereld hun pareloester is, hebben
anderen het gevoel dat zij zelf de pa-
reloester zijn, uit de oceaan geplukt,
opengebroken en beroofd van alles
wat hun dierbaar is.
Wat uw huidige situatie ook is,
wat uw emotionele of geestelijke
toestand ook is, ik wil u graag raad
geven waar u, ongeacht waar u nu
staat in uw reis door dit sterfelijk le-
ven, wat aan zult hebben.
We hebben veel ontvangen waar-
voor we dankbaar kunnen zijn. En ik
denk dat we een deel van onze zor-
gen zullen vergeten als we bedenken
hoeveel zegeningen we hebben.
Kalmte en vreugde zullen zeker uw
deel zijn als u beseft dat we als kerk
onder het leiderschap van onze ge-
weldige president, president Gordon
B. Hinckley, zeer gezegend zijn. Dat
zal ons kracht geven.
Onlangs heb ik gelezen over Erik
Weihenemayer, een man van drieën-
dertig jaar die ervan droomde de
Mount Everest te kunnen beklimmen
— een prestatie die een uitdaging
zou zijn voor de meest bedreven
klimmers van de wereld. In feite be-
reikt negentig procent van hen die de
poging wagen, nooit de top. De tem-
peraturen daar dalen tot vijftig gra-
den onder nul. Naast de extreme
kou, windsnelheden van honderd zes-
tig kilometer per uur, dodelijke berg-
spleten en lawines, moet de klimmer
uitdagingen als grote hoogte, zuur-
stoftekort en misschien onhygiënisch
eten en drinken overwinnen. Sinds
1953 zijn minstens 165 klimmers om-
gekomen bij hun poging om de top
op 8.839 meter hoogte te bereiken.
Geliefde broeders en zusters,
het is mij een voorrecht hier
voor u te staan en mij getui-
genis te geven over de waarheid van
het evangelie dat is hersteld. We
hebben net geluisterd naar ouderling
David B. Haight — 95 jaar. Ik hoop
maar dat mijn geheugen op die leef-
tijd half zo goed is dat van hem —
als ik zolang leef.
Ik vind het heerlijk als de heili-
gen bijeenkomen. Of het nu is als
gezin in een bescheiden onderko-
men of met duizenden in enorme za-
len, de hemelen verheugen zich als
zij die de naam van Jezus Christus
liefhebben en eren, bijeenkomen om
in zijn naam te aanbidden.
Wij maken allemaal iets anders
mee in ons leven. Terwijl sommigen
vandaag vervuld zijn van vreugde,
hebben anderen het gevoel dat hun
hart zal breken van verdriet. Hoewel
sommigen het gevoel hebben dat de
JANUARI
21
2 0 0 2
Ondanks de risico's staan er ieder
jaar honderden klaar om de tocht te
wagen, onder andere Erik. Maar er
is een belangrijk verschil tussen Erik
en alle andere klimmers die het eer-
der hadden geprobeerd: Erik is vol-
slagen blind.
Toen Erik dertien jaar was, ver-
loor hij zijn gezichtsvermogen als ge-
volg van een erfelijke ziekte in het
netvlies. Hoewel hij veel van wat hij
graag wilde doen niet meer kon, was
hij vastbesloten zijn leven niet te
verspillen met gevoelens van depres-
siviteit en nutteloosheid. Hij begon
toen zijn grenzen te verleggen.
Op zestienjarige leeftijd ontdekte
hij het bergbeklimmen. Door het
oppervlak van een rots af te tasten
vond hij steunplekken voor zijn
handen en voeten zodat hij kon
klimmen. Zestien jaar later ging hij
de Mount Everest beklimmen. Het
verslag van zijn tocht staat, zoals u
zich voor kunt stellen, vol beangsti-
gende en levensbedreigende uitda-
gingen. Maar uiteindelijk bereikte
Erik de top aan de zuidkant en
schaarde zich zo bij allen die hem
voor waren gegaan; een van de wei-
nigen die op de top van de hoogste
berg ter aarde hebben gestaan.
Toen hem gevraagd werd, hoe hij
het had gedaan, zei Erik: 'Ik zei
steeds tegen mezelf: blijf op het doel
gericht. Laat al die twijfel en angst
en frustratie daar niet tussen komen.'
Maar belangrijker nog, hij zei: 'Neem
iedere dag stap voor stap.'1
Ja, Erik heeft de Mount Everest
bedwongen door gewoon de ene
voet voor de andere te zetten. En hij
ging daarmee door totdat hij de top
bereikte.
Net als Erik kennen wij waar-
schijnlijk obstakels die ons belemme-
ren. Wellicht voeren wij zelfs excuses
aan om duidelijk te maken waarom
we niet kunnen doen wat we willen.
Maar misschien kunnen we, als we in
de verleiding zijn om ons gebrek aan
prestatie goed te praten, eens aan
Erik denken, die, ondanks het verlies
van zijn gezichtsvermogen, iets be-
reikte waarvan velen dachten dat het
onmogelijk was, gewoon doordat hij
de ene voet voor de andere zette.
Een oude spreuk luidt dat een
reis van duizend mijl met een enkele
stap begint.
Soms maken we ons het voort-
gaan moeilijker dan nodig is. We
kunnen een reis van duizend kilome-
ter nooit maken door te tobben over
hoe lang die zal duren of hoe moeilijk
die zal zijn. We maken zo'n reis door
elke dag stap voor stap te nemen en
dat keer op keer te herhalen totdat
we onze bestemming bereiken.
Hetzelfde beginsel is van toepas-
sing op de vraag hoe u en ik geestelijk
tot grote hoogten kunnen klimmen.
Onze hemelse Vader weet dat we
onze tocht moeten beginnen op het
punt waar we nu staan. 'Als u een
ladder opklimt,' legde de profeet Jo-
seph Smith uit, 'moet u onderaan
beginnen en u stap voor stap om-
hoog bewegen totdat u bovenaan
komt. Zo is het ook met de beginse-
len van het evangelie — u moet bij
het eerste beginsel beginnen en
doorgaan totdat u alle beginselen
van de verhoging leert beheersen.
Maar u zult ze pas beheersen als u al
lang door de sluier bent gegaan.'2
Onze hemelse Vader houdt van
ons allemaal en begrijpt dat klim-
men voorbereiding, tijd en vastbe-
slotenheid vergt. Hij begrijpt dat we
af en toe een fout maken, dat we
struikelen, dat we ontmoedigd ra-
ken, en het misschien zelfs op willen
geven en tegen onszelf zeggen dat
het de worsteling niet waard is.
We weten dat het de moeite waard
is, want de prijs — het eeuwige leven
— is 'de grootste van alle gaven
Gods.'3 En om te kwalificeren moeten
we de ene stap na de andere doen en
doorgaan om de geestelijke hoogten
te bereiken waarnaar we verlangen.
In de heilige Schrift wordt een
eeuwig beginsel geopenbaard: 'Het is
niet nodig, dat een mens harder
loopt dan zijn kracht hem toelaat.
En verder is het nuttig, dat hij naar-
stig zij, opdat hij daardoor de prijs
moge behalen.'4
We hoeven niet snel te zijn. We
moeten alleen gestaag doorgaan en
ons in de juiste richting bewegen.
We moeten doen wat we kunnen, de
ene stap na de andere.
Toen ik jong was, hield ik van
hardlopen. Hoewel u het misschien
moeilijk kunt geloven, heb ik enkele
wedstrijden gewonnen. Ik ben niet
zo snel meer. Feitelijk weet ik niet
eens of ik het er goed vanaf zou
brengen in een wedstrijd waarin de
enige andere mededingers de andere
leden van het Quorum der Twaalf
Apostelen zouden zijn.
Mijn vermogen om hard te lopen
is niet zo geweldig meer. Ik verheug
me op die tijd in de toekomst dat ik,
met een herrezen lichaam, weer
over een veld kan sprinten en de
wind door mijn haren kan voelen.
Maar ik sta niet echt stil bij het feit
dat ik dat nu niet kan.
L I
A H O N A
28
Algemene autoriteiten en leden van het koor steunen kerkleiders tijdens de zaterdagmiddagbijeenkomst van de
conferentie.
Dat zou onverstandig zijn. In
plaats daarvan doe ik de stappen die
ik wel kan doen. Ondanks de beper-
kingen van mijn leeftijd, kan ik nog
één stap tegelijk doen. Het enige dat
mijn Vader in de hemel nu van mij
vereist, is dat ik doe wat ik kan. En
dat is ook alles wat Hij van u ver-
eist, ongeacht onze handicaps, be-
perkingen of onzekerheden.
John Wooden was misschien wel
de beste coach in de geschiedenis van
het college basketbal. Vier seizoenen
lang werd hij niet één keer verslagen.
Zijn teams hebben tien nationale
kampioenschappen gewonnen. Ooit
hebben zijn teams achtentachtig keer
achter elkaar gewonnen.5
Een van de eerste dingen die
coach Wooden er bij zijn spelers in-
pompte, was iets wat zijn vader hem
geleerd had toen hij als jongen op de
boerderij opgroeide. 'Maak je niet te
veel zorgen over beter worden dan
iemand anders', zei zijn vader. 'Leer
van anderen, ja. Maar probeer niet
alleen maar beter dan zij te zijn. Daar
heb je geen controle over. Probeer in
plaats daarvan, en werk daar heel
hard aan, zo goed te zijn als je maar
kunt. Daar heb je wel controle over.'6
Laat me een hypothetisch voor-
beeld geven van een lieve zuster in
een gegeven wijk met volmaakte
kinderen, die nooit in de kerk sto-
ren. Ze werkt aan de twintigste gene-
ratie van haar familiegeschiedenis,
haar huis is om door een ringetje te
halen, ze heeft het boek Marcus uit
het hoofd geleerd en breit wollen
truien voor weeskinderen in Roe-
menië. Ik zeg absoluut niets ten
nadele van deze lofwaardige doelen.
Maat als u nu in de verleiding komt
om uw handen in de lucht te gooien
en op te geven vanwege deze lieve
zuster, denk er dan aan dat u even-
min een partij voor haar bent als ik
voor de leden van het Quorum der
Twaalf bij de zestig meter sprint.
Het enige waar u zich om moet
bekommeren is dat u ernaar streeft
zo goed mogelijk te zijn. En hoe doet
u dat? U houdt het oog gericht op de
doelen die er in dit leven het meest
toe doen en beweegt u stap voor stap
in de richting van die doelen.
Ik weet dat velen vinden dat het
pad moeilijk begaanbaar en de weg
donker is. Maar net als Erik, de
moedige bergbeklimmer, zijn we niet
zonder gids.
We hebben Schriften waarin de
wil van God aan de mensheid door
de eeuwen heen staat geopenbaard.
Als wij ons in het woord van God
verheugen, stellen we onze geest
open voor eeuwige waarheden en
ons hart voor de vriendelijk influis-
teringen van de Heilige Geest. Gods
woord, in de vorm van de Schriften
en de profeten van deze tijd, is waar-
lijk een 'een lamp voor [onze] voet
en een licht op [ons] pad.'7
Als we lezen over de grote zielen
die ons zijn voorgegaan, komen we
tot de ontdekking dat ook zij hun
perioden van ontmoediging en ver-
driet kenden. We ontdekken dat ze
hebben doorgezet ondanks tegen-
spoed, soms zelfs ondanks hun eigen
zwakheden. We ontdekken dat ook
zij voorwaarts bleven gaan, de ene
stap na de andere. Wij kunnen zoals
die rechtschapen zielen zijn, waar-
over Lehi zei dat zij 'de ijzeren roede
vastgrepen; en zij drongen zich naar
voren door de donkere mist heen,
(...) totdat zij bij de boom kwamen
en van de vrucht ervan aten.'8
We hebben ook een levende pro-
feet, president Gordon B. Hinckley.
Hij geeft raad en profetische leiding
in onze tijd.
Door zijn raad en onze gebeden
kunnen wij de hemel bereiken en
persoonlijk met de Oneindige com-
municeren. Door geloof kan zelfs de
hemel ten bate van ons worden be-
wogen. Deuren zullen opengaan en
wij zullen antwoord krijgen.
Denk eens aan Joseph Smith. Als
jongen zag hij zich omgeven door ver-
warrende en tegenstrijdige stemmen
en snakte ernaar te weten welke van
alle kerken de juiste en ware was. Hij
voelde zich ook blind — omgeven
door het duister van zijn tijd. Toen hij
in het boek Jakobus in het Nieuwe
Testament had gelezen, geloofde hij
de woorden van de apostel vanouds
JANUARI
29
2 0 0 2
die zei: 'Indien echter iemand van u
in wijsheid tekortschiet, dan bidde hij
God daarom, die aan allen geeft, een-
voudigweg en zonder verwijt; en zij
zal hem gegeven worden.'9 Joseph ge-
loofde die woorden en trok zich op
een lentemorgen in 1820 terug in een
stuk bos om zijn ziel in gebed te ver-
heffen en zijn hemelse Vader om wijs-
heid te vragen.
Het antwoord op zijn gebed ver-
vulde hem met licht en richting.
Onze hemelse Vader en zijn geliefde
Zoon verschenen aan hem. Hun lei-
ding verjoeg de dikke duisternis die
hem had aangegrepen en die hem
dreigde te vernietigen. Ze verjoeg
zijn verwarring voorgoed.
Vanaf dat ogenblik tot aan zijn
martelaarsdood bijna een kwart
eeuw daarna wijdde Joseph Smith
zich aan het pad dat hem door de
Vader en de Zoon was gewezen. Sta
er eens bij stil hoe pijnlijk zijn leven
was. Sta eens stil bij het lijden en
de vervolging die hij te verduren
had. Toch ging hij door, stap voor
stap; hij heeft nooit opgegeven; hij
heeft er nooit aan getwijfeld dat
zijn hemelse Vader, als hij zelf maar
deed wat hij kon, voor de rest zou
zorgen.
Broeders en zusters, onze tijd hier
is zo kort. Ik kan me goed inleven in
de gevoelens van de profeet Jakob
toen hij zei: 'Ons leven is als een
droom voorbijgegaan.'10
Onze tijd zal maar al te snel voor-
bij zijn. Laten we, nu we het kunnen
■ — nu we nog tijd hebben — in de
juiste richting lopen en de ene stap
na de andere doen.
Dat is gemakkelijk. We hoeven
vandaag niet volmaakt te zijn. We
hoeven niet beter te zijn dan een an-
der. We moeten alleen zo goed mo-
gelijk doen wat wij kunnen.
Hoewel u zich wellicht moe voelt,
hoewel u de weg soms misschien niet
ziet, weet dat uw Vader in de hemel
zijn rechtschapen volgelingen nooit in
de steek zal laten. Hij zal u niet zonder
troost laten. Hij zal aan uw zijde zijn
en u iedere stap op de weg begeleiden.
Luister naar deze prachtige woor-
den, geschreven door president
Joseph Fielding Smith waarmee hij
dit leven beschrijft.
Schijnt de reis u wat lang, en het
pad soms zo steil?
Raakt met distels en doornen gij
slaags?
Wondt gaan stenen uw voet bij uw
worst'len omhoog
naar de top, door de hitte des daags?
Voelt g'u zwak en bedroefd en neer-
slachtig misschien,
nu gij onder uw vracht gaat gebukt?
Schijnt het kruis u te zwaar, dat u
op werd gelegd?
Deelt geen ander de last, die u
drukt?
Zonder vrees zij uw hart nu gij zijt
onderweg;
er is Eén, die gestadig u wenkt.
Zie met blijdschap omhoog, grijp
Hem kloek bij de hand,
die naar 't hoogste geluk u dan
brengt.
't Land zo heilig en rein, waar geen
moeite bestaat,
— zonder zond' volgt gij immer zijn
stem —
waar geen traan wordt gestort, want
men vindt er geen leed;
grijp zijn hand en treed binnen met
Hem.11
Mogen wij de moed hebben om
onze eigen Mount Everest te beklim-
men; mogen wij stap voor stap op de
reis door het leven voorwaarts gaan
totdat we het beste dat we in ons
hebben, bereiken.
Onze hemelse Vader leeft en kent
ons en houdt van ieder van ons. Je-
zus is de Christus, de Zoon van God,
de Heiland en Verlosser van ieder-
een, de Vredevorst. Joseph Smith is
de profeet van de herstelling, en pre-
sident Gordon B. Hinckley is nu on-
ze profeet, ziener en openbaarder. Ik
geef u dit getuigenis, en het is mijn
getuigenis dat u gelukkig en content
zult zijn als u uw best doet. Dit is
mijn gebed in de naam van Jezus
Christus. Amen. □
NOTEN
1. 'Everest Grueling for Blind Man',
Deseret News, 5 juni 2001, A12; zie ook
Karl Taro Greenfield, 'Blind to Failure',
Time, 18 juni 2001.
2. Joseph Smith, Encyclopedia of Joseph
Smith's Teachings, samengesteld door
LarryE. Dahl en Donald Q. Cannon
(1997), blz. 519.
3. LV 14:7.
4. Mosiah 4:27.
5. http://www.coachwooden.com/
bio.shtml
6. http://www.coachwooden.com/
bodysuccess.shtml
7. Psalmen 119:105.
8. 1 Nephi 8:24.
9. Jakobus 1:5.
10. Jakob 7:26.
11. 'Schijnt de reis u wat lang?', Heilige
lofzangen, nr. 150.
A H O N A
30
'Kom mijn
ongeloof te hulp'
Ouderling L. Whitney Clayton
van de Zeventig
We stimuleren het proces van geloofsversterking als we doen
wat goed is — : groeiend geloof is daarvan altijd het gevolg. ■
Eens voegde de Heiland zich
bij een grote menigte, die luis-
terde naar een gesprek tussen
zijn discipelen en de schriftgeleer-
den. Hij vroeg de schriftgeleerden
toen: 'Waarom zijt gij met hen aan
het redetwisten?'
Een man kwam naar Hem toe,
knielde voor Hem neer en ant-
woordde dat hij de discipelen ge-
vraagd had bij zijn zoon een kwade
geest uit te werpen, maar 'zij hebben
hem niet kunnen genezen'. De va-
der smeekte Hem: 'Maar als gij iets
kunt doen, help ons en heb medelij-
den met ons!
'Jezus zeide tot hem: Als Gij
kunt! Alle dingen zijn mogelijk voor
wie gelooft.
'Terstond riep de vader van de
knaap uit en zeide: Ik geloof, kom
mijn ongeloof te hulp!'
De Heiland sprak toen de kwade
geest bestraffend toe: '(...) Ga van
hem uit en kom niet meer in hem.
En [de geest] ging uit onder ge-
schreeuw en hevige stuiptrekkingen.
Wij allemaal hebben moeilijke,
zelfs wanhopige uren doorgemaakt
waarin we onder tranen op onze
knieën vielen en net als die vader
smeekten: 'Heer, ik geloof; kom
mijn ongeloof te hulp.'
Zoals de Heiland klaarstond om
die vader te helpen wiens zoon
'maanziek'2 was, zo staat Hij ook
klaar om in deze tijd ons ongeloof te
hulp te komen, zodat we met geloof
onze worstelingen in dit leven kun-
nen overleven en 'als overwinnaar
uit de strijd [mogen] komen.'3
Geloof in de Heer Jezus Christus
is het eerste evangeliebeginsel.4 Ge-
loof is '[hoop] op dingen, die niet
worden gezien, maar die waar zijn'5
'Iemand die geloof heeft, is altijd ge-
motiveerd om (...) lichamelijk en
mentaal in actie te komen.'6 'Geloof
in Jezus Christus houdt in dat we
zoveel vertrouwen in Hem hebben,
dat we gehoorzaam zijn aan wat Hij
ons ook gebiedt. Zonder gehoor-
zaamheid is er geen geloof.'7
'Zo is dan geloof uit het horen'
van het woord van God, en het is
een geestelijke gave.8 Geloof groeit
als we niet alleen horen, maar ook
handelen naar het woord van God,
gehoorzaam aan de waarheden die
ons geleerd zijn.9
Het antwoord van Maria op de
aankondiging van de engel is een
schitterend voorbeeld. Maria kreeg
van de engel Gabriël te horen: 'Gij
zult zwanger worden en een zoon ba-
ren, en gij zult Hem de naam Jezus
geven. Deze zal groot zijn en Zoon
des Alle rhoogs ten genoemd worden.'
Maria zei toen gehoorzaam tegen Ga-
briël: 'Zie, de dienstmaagd des Heren;
mij geschiede naar uw woord.'10
Bij een andere gelegenheid '(...)
Zag [Jezus] twee broeders, Simon,
die Petrus genoemd wordt, en And-
reas, diens broeder, een net in zee
werpen; want zij waren vissers.
'En Hij zeide tot hen: Komt ach-
ter Mij en Ik zal u vissers van men-
sen maken.
'Zij nu lieten terstond hun netten
liggen en volgden Hem.'11
Na de herrijzenis van de Heiland
gingen Petrus en andere discipelen
vissen. Maar 'die nacht vingen zij
niets. Toen het reeds morgen werd,
stond Jezus aan de oever; de discipe-
len wisten echter niet, dat het Jezus
was.' Hij zei tegen hen: 'Werpt uw
net uit aan de rechterzijde van het
schip en gij zult vinden. Zij wierpen
het (net) uit en konden het niet
meer trekken vanwege de menigte
der vissen.'12
Zo'n geloofsversterkende gehoor-
zaamheid zien we ook in het leven
van de profeet Joseph Smith. Na de
nachtelijke bezoeken van de engel
Moroni op 21 september 1823, ging
Joseph 's morgens met zijn vader aan
het werk. Omdat hij bijna de hele
nacht wakker was geweest, 'bleek
[hij] zo uitgeput te zijn, dat [hij] er
helemaal niet toe in staat was.' Zijn
vader zei dat hij weer naar huis
moest gaan, en '[hij] begaf [zich] op
weg (...); maar [zijn] krachten bega-
ven [hem] geheel, en [hij] viel (...)
hulpeloos op de grond en lag daar
enige tijd zonder [zich] ook maar van
iets bewust te zijn.' Toen hij bijkwam,
'keek [hij] op en zag boven [zijn]
hoofd dezelfde boodschapper staan,
evenals tevoren door licht omgeven.'
Hij gebood Joseph om 'naar [zijn] va-
der te gaan en hem te vertellen van
het visioen en de opdrachten die
[hij] had ontvangen.' Hoewel hij be-
grijpelijkerwijs moe was, ging hij ge-
hoorzaam 'terug naar [zijn] vader in
JANUARI 2002
31
het veld en vertelde hem alles.' Zijn
vader antwoordde 'dat het van God
was en dat [hij] moest heengaan en
doen wat de afgezant des hemels
[hem] had opgedragen.' Toen verliet
Joseph, uitgeput maar gehoorzaam,
'het veld en begaf [zich] naar de
plaats waar volgens de bode de pla-
ten bewaard lagen', een paar kilome-
ter verderop.13
Elke dag besluiten we wat we wel
en niet zullen doen en kunnen daarbij
uit talloze mogelijkheden kiezen. Als
het onze eerste prioriteit is de gebo-
den blijmoedig te gehoorzamen, en
niet mopperen of oordelen over wat
Hij ons gebiedt, worden we dienst-
maagden van de Heer en vissers van
mensen, en werpen we ons net uit
aan de rechterzijde van ons eigen
schip. We doen gewoon wat de Heer
heeft geboden, ook als we moe zijn, in
het vertrouwen dat Hij ons zal helpen
om precies te doen wat Hij vraagt.14
Als we dat doen, komt de Heer ons
ongeloof te hulp en wordt ons geloof
krachtig, levend en onwankelbaar. De
profeet Joseph Smith schreef vanuit
de gevangenis in Liberty: 'Zeer gelief-
de broeders, laten wij daarom blijmoe-
dig alles doen wat in ons vermogen
ligt, en dan mogen wij onbewogen
staan met de volste verzekering, de za-
ligheid Gods en de openbaarmaking
van zijn arm te kunnen zien."5
Ongeacht wie we zijn of waar we
wonen, er is altijd veel routine en
herhaling in ons dagelijks leven.
Daarbij moeten we heel bewust
doen wat het belangrijkste is. Dat
houdt ook in dat we allereerst ruim-
te maken voor de minimale, dage-
lijkse vereisten voor gelovig gedrag:
oprechte gehoorzaamheid, nederig
gebed, serieuze schriftstudie en on-
zelfzuchtige hulp aan anderen. Geen
andere vitaminen die we dagelijks
innemen, versterken de spieren van
ons geloof zo snel. We moeten ook
niet vergeten dat oprecht vasten ons
geloof versterkt. Dat is vooral be-
langrijk als we in geloof proberen af
te rekenen met ingeroeste karakter-
fouten die we alleen kwijtraken
'door bidden en vasten.'16
Geloof in de Heer Jezus Christus
ontwikkelen is een proces dat stap
voor stap, regel op regel en gebod op
gebod verloopt. We stimuleren het
proces van geloofsversterking als we
doen wat goed is — groeiend geloof
is daarvan altijd het gevolg.17 Als we
dagelijks ons geloof oefenen door
gebed, studie en gehoorzaamheid,
zal de Heiland ons ongeloof te hulp
komen en wordt ons geloof een
schild dat 'alle vurige pijlen van de
goddelozen (...) [kan] uitblussen.'18
Alma heeft gezegd dat we elke ver-
leiding van de duivel kunnen weer-
staan met ons geloof in de Heer
Jezus Christus.19 We kunnen echter
niet de belangrijke ingrediënten van
het geloof negeren of verwerpen en
toch 'een rijke oogst' verwachten.
Wij zien in deze tijd talloze voor-
beelden van ontwikkelend geloof
van kerkleden. Als jongemannen,
jongevrouwen en volwassen echtpa-
ren een zendingsoproep aanvaarden,
als echtparen zich in deugd voorbe-
reiden op een huwelijk in de heilige
tempel, als ouders hun kinderen oe-
fenen volgens de eis van hun weg20,
Via grote schermen aan de rechter- en linkerkant van het Conferentiecentrum krijgen de aanwezigen een
betere blik op de spreker.
A H O N A
32
versterken zij hun geloof in de Heer
Jezus Christus. Als wij de sabbat hei-
ligen, onze roeping grootmaken, onze
tiende en vastengaven betalen, nieu-
we leden in de kerk verwelkomen in
de groep waarin ze thuishoren, en
vrienden en buren vragen zich te
verdiepen in de waarheden van het
evangelie, versterken we ons geloof.
Als we ervoor kiezen onze zonden na
te laten en ons willen bekeren, en zo-
wel in goede als in woelige tijden op
onze knieën vallen om te bidden,
ontwikkelen we een krachtig geloof.
Dan merken we dat er in ons ei-
gen leven gebeurt wat in het Boek
van Morraon wordt beschreven:
'Nochtans vastten en baden zijn dik-
wijls, en werden sterker en sterker in
hun ootmoed, en steeds standvasti-
ger in het geloof van Christus, zodat
hun ziel met blijdschap en vertroos-
ting werd vervuld, ja, zodat hun hart
werd gereinigd en geheiligd, welke
heiliging geschiedde, omdat zij hun
hart aan God hadden gewijd.'21
Ik weet dat de Heiland leeft en dat
Hij ons ongeloof te hulp komt. In de
naam van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
1. Zie Marcus 9:14-29; zie ook
Matteüs 17:14-18.
2. Matteüs 17:15.
3. LV 10:5.
4. Zie Geloofsartikelen 1:4; Bible
Dictionary, 'Faith,' blz. 670.
5 . Alma 3 2: 2 1 ; zie ook Hebreeën 11:1;
Ether 12:6.
6. Bible Dictionary, blz. 670.
7. Evangeliebeginselen, blz. 18.
8. Zie Romeinen 10:17; Moroni 10:11;
Bible Dictionary, blz. 669.
9. Zie Bible Dictionary, blz. 669-670.
10. Lucas 1:31-32, 38.
11. Matteüs 4:18-20.
12. Johannes 21:2-4, 6.
13. Geschiedenis van Joseph Smith
1:47-50.
14. ZielNephi3:7.
15. LV 123:17.
16. Matteüs 17:21; zie ook
Marcus 9:29.
17. Zie Bible Dictionary, blz. 669.
18. LV 27:17.
19. Alma 37:33.
20. Zie Spreuken 22:6.
21. Helaman 3:35.
Het plan van
onze Vader
Ouderling Chrisfoffel Golden jr.
van de Zeventig
'[Het is] de wens van de Vader ons allemaal in de gelegenheid
te stellen een volheid van vreugde te ontvangen, de volheid die
Hij bezit. '
we de gelegenheid hadden om onze
talenten en vaardigheden te ontwik-
kelen. In die gezegende, voorsterfe-
lijke sfeer 'hebben [wij] het goede
gekozen', zijn we 'vrij gelaten goed of
kwaad te kiezen', hebben we 'een zeer
groot geloof geoefend' en hebben we
'goede werken' gedaan. Daarom heb-
ben we onze eerste staat behouden en
heeft onze Vader ons op zijn beurt ge-
ordend om in dit leven bepaalde
voorrechten te ontvangen.3
Zo wordt ook in openbaring van
de laatste dagen bekendgemaakt dat
onze hemelse Vader een groot plan
van zaligheid heeft vastgesteld voor
al zijn geestkinderen die hun eerste
staat hadden behouden.4 Dat houdt
in dat we eens zoals onze Vader in de
hemel kunnen worden en alle eigen-
schappen en rechten kunnen bezit-
ten die Hij nu heeft. De apostel
Petrus bracht de heiligen in herinne-
ring dat de goddelijke kracht van de
Heer 'ons met alles, wat tot leven en
godsvrucht strekt [heeft] begiftigd'
opdat wij 'daardoor deel [zouden]
hebben aan de goddelijke natuur
(,..)'5 Die bewering van Petrus kun-
nen we stoutmoedig vinden, en we
geven toe dat het een heel leven en
meer vergt om zo ver te komen, maar
toch worden zijn gedachten bevestigd
in de opdracht van de Heiland: 'Gij
dan zult volmaakt zijn, gelijk uw he-
melse Vader volmaakt is.'6
Het plan van de Vader vereiste
ook dat allen die hun eerste staat
In een openbaring die de profeet
Joseph Smith in juni 1830 ontving,
wordt ons verteld wat de bedoe-
ling van onze hemelse Vader is: 'Want
zie, dit is mijn werk en mijn heerlijk-
heid — de onsterfelijkheid en het
eeuwige leven van de mens tot stand
te brengen.'1 Volgens die verklaring is
het de wens van de Vader ons alle-
maal in de gelegenheid te stellen een
volheid van vreugde te ontvangen, de
volheid die Hij bezit, in zijn volmaak-
te en verheerlijkte staat.2
In deze gedenkwaardige laatste da-
gen verklaren wij dat God, onze eeu-
wige Vader, leeft. We getuigen dat we
vóór dit leven als zijn geestkinderen
in zijn tegenwoordigheid zijn geweest.
Tijdens ons voorsterfelijk leven zijn
we onderwezen in een omgeving waar
JANUARI
33
2 0 0 2
Conferentiegangers passeren op Temple Square de Tabernakel.
hadden behouden, in een sterfelijke,
of tweede staat, beproefd en getest
zouden worden. In die omstandighe-
den moeten we zelf handelen en
onszelf en God bewijzen dat we al
zijn geboden onderhouden, en zonde
en tegenspoed te boven komen.7
Sinds de val van Adam en door de
aard van de sterfelijke mens, heeft de
mens de neiging ontwikkeld om
Gods wetten te overtreden, en is hij
daardoor onderworpen aan de eisen
der gerechtigheid. En toch, wegens
de voorkennis van onze hemelse Va-
der en door het grote plan van geluk
heeft Hij een plan van barmhartig-
heid bedacht. Dat voorzag in een
manier waarop aan de zware eisen
der gerechtigheid werd voldaan door
een oneindige verzoening.8
Jezus Christus, vanaf het begin
Degene die de Vader had gekozen9,
bezat alle kenmerken en eigenschap-
pen die nodig waren om door zijn
verzoening de wetten van gerechtig-
heid en barmhartigheid met elkaar
in harmonie te brengen. 10
Door de verzoening, heeft koning
Benjamin gezegd, kunnen we de
natuurlijke mens afleggen als we ge-
hoor geven aan de ingevingen van de
Heilige Geest.11 Het is daarom ons
getuigenis dat allen die tot Christus
komen, door gehoorzaamheid aan de
wetten en verordeningen van het
evangelie geloof kunnen oefenen om
'eeuwigdurende zaligheid en het eeu-
wige leven' te verkrijgen.12
Wij getuigen ook dat we pas kon-
den voldoen aan alle voorwaarden
van het grote plan van geluk toen
onze hemelse Vader en zijn Zoon,
Jezus Christus, na de Grote Afval,
door middel van Joseph Smith het
evangelie hadden hersteld.13
Onze dierbare profeet, president
Gordon B. Hinckley, heeft gezegd dat
'(...) het verslag van de profeet over
deze gebeurtenissen waar is, dat de
Vader (...) heeft getuigd van de god-
delijke natuur van zijn Zoon, dat de
Zoon de jonge profeet aanwijzingen
heeft gegeven, waarna er een reeks ge-
beurtenissen volgde die leidden tot de
stichting van "de enige ware en leven-
de kerk op de ganse aardbodem.""4
Het is het innige verlangen van
alle getrouwen om hun tweede staat
te behouden. We hoeven niet alleen
onze weg terug naar huis te zoeken.
De Heer heeft zijn koninkrijk op
aarde gevestigd waarin Gods uitver-
korenen vergaderd kunnen worden.
De Heer heeft ons in zijn liefde-
volle zorg voorzien van alle belang-
rijke middelen die nodig zijn om ons
een weg te banen langs de vele val-
kuilen die de boze op ons pad heeft
geplaatst.15
Die onmisbare middelen omvatten
de verordeningen en verbonden van
het evangelie waarin de macht van de
verzoening zichtbaar is.16 We hebben
ook de heilige Schriften die ons voor-
zien van een maatstaf om waarheid
van dwaling te onderscheiden.17
Het is belangrijk dat we leven in
een gezegende tijd waarin de Heer
zijn wachters, de levende apostelen
en profeten, in ons midden heeft ge-
plaatst. Zij dragen alle noodzakelijke
sleutels en de bevoegdheid die nodig
zijn om de verordeningen van heil
en verhoging te bedienen.18
Bovendien hebben wij, als ge-
doopte leden van de kerk van Chris-
tus, de buitengewone gave van de
L I A H O N A
34
Heilige Geest. De Heiland heeft op
de avond vóór zijn lijden voor onze
zonden tegen zijn discipelen gezegd:
'De Geest (. . .) zal (...) u de weg wij-
zen tot de volle waarheid.'19
Johannes de Openbaarder zag in
een hemels visioen dat het plan van
onze Vader in vervulling ging en hij
beschreef de toestand van degenen
die grote beproevingen hadden door-
staan en hun kleed hadden gewassen
in het bloed van het Lam. Hij zag hoe
zij de wereld hadden overwonnen,
voor Gods troon stonden en Hem
dienden in zijn tempel. De Heer was
in hun midden, terwijl de getrouwen
niet meer hongerden en dorstten, en
God had alle tranen gedroogd.20
We hoeven niet te vrezen, maar
we moeten met geloof het grote plan
van geluk van onze hemelse Vader
volgen. Wij roepen iedereen op om
de genade en barmhartigheid van
de Heer te ontvangen, want Hij is
'machtig om te behouden' en 'zal
[ons] geenszins verlaten'21
Ik bid dat de Heer ons zegent in
dit belangrijke streven. In de naam
van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
l.Mozes 1:39.
2. Zie Mozes 7:67; LV 76:69-70.
3. Zie Alma 13:3-13; 1 Petrus 1:20.
4. Alma 42:8.
5. 2 Petrus 1:3-4-
6. Matteüs 5:48; zie ook 3 Nephi 12:48.
7. Matteüs 7:21; Openbaring 3:21;
LV 98:14-15.
8. Zie Alma 42:15.
9. Zie Mozes 4:2.
10. Leringen van het evangelie, instituuts-
lesboek, blz. 22.
H.ZieMosiah3:19.
12. Mosiah 5:15; Moroni 10:32.
13. Ziel Nephi 11:13-36;
2 Nephi 3:5-11.
14. LV 1:30; 'Special Witnesses of
Christ,' Liahona, april 2001, blz. 24.
15. Zie Mozes 4:3-4; LV 93:39.
16. Johannes 3:5; Mosiah 5:1-2;
LV 76:50-54.
17. Zie Alma 4:19; 31:5.
18. Zie Matteüs 10:1-15; LV 1:14-15;
21:1-8.
19. Johannes 16:13.
20. Openbaring 7:14-17.
21. Zie Deuteronomium 7:7-18.
De evangeliebeginselen
in ons hart schrijven
Ouderling Walter F. Gonzalez
van de Zeventig
'Kennis alleen is niet genoeg. We moeten de tijd nemen
om de beginselen toe te passen. '
met het Boek van Mormon. Nephi
bad dat de woorden die hij in zwak-
heid had geschreven, voor ons sterk
gemaakt zouden worden; 'want ze be-
wegen hen goed te doen; ze geven
hun kennis betreffende hun vaderen;
en ze spreken van Jezus, en bewegen
hen in Hem te geloven, en tot het
einde te volharden, hetgeen het eeu-
wige leven is' (2 Nephi 33:4) .
Ik heb gezien hoe steeds meer le-
den in Zuid-Amerika leiding vinden
in de leer en de evangeliebeginselen.
Het blijft onze taak, in Zuid-Amerika
en overal elders, te zoeken naar de
beginselen in de Schriften en de lerin-
gen van de profeten, en die 'niet met
inkt (...), maar met de Geest van de
levende God, niet op tafelen van
steen, maar op tafelen van vlees in de
harten' (2 Korintiërs 3:3) te schrijven.
Dat vergt tijd. Het vergt zowel tijd om
de waarheden van het evangelie te le-
ren als om ze toe te passen.
Voor de meeste Zuid-Amerikaan-
se leden begon onze kennismaking
met de evangeliebeginselen met tijd
vrijmaken om naar de lessen en het
getuigenis van de zendelingen te luis-
teren. We namen de tijd om te luis-
teren, en nu zijn we de zendelingen
die in ons land gewerkt hebben al-
leen maar dankbaar. Onze diepe
dankbaarheid betreft niet alleen de
zendelingen, maar ook hun familie.
(Nu sturen honderden Zuid-Ameri-
kanen hun eigen kinderen op zen-
ding om de blijde boodschap van het
herstelde evangelie te verkondigen.)
Wie van ons behoren tot de eerste
Engels is de taal van de herstel-
ling. In deze conferentiebijeen-
komst is Engels, gesproken met
een accent, het symbool van de we-
reldwijde groei van de kerk. Ik kom
uit Zuid-Amerika, waar de kerk
enorm is gegroeid. Toen ik dertig jaar
geleden lid werd, hadden we 108 dui-
zend leden en zes ringen. Toen had-
den we geen tempel. Nu hebben we
twee miljoen 600 duizend leden en
557 ringen. Er zijn elf tempels in ge-
bruik en twee in aanbouw. Nephi, de
zoon van Lehi, heeft gezegd: 'Maar
ik, Nephi, heb geschreven wat ik heb
geschreven, en ik acht het van grote
waarde, in het bijzonder voor mijn
volk. Want des daags bid ik onop-
houdelijk voor hen, en des nachts is
mijn peluw nat van tranen om hun-
nentwil.' (2 Nephi 33:3.) Die oprech-
te roep wordt in onze tijd verhoord
JANUARI 2002
35
generatie kerkleden, zijn ook heel
dankbaar voor onze ouders, die geen
lid waren, dat ze ons rechtschapen
beginselen hebben bijgebracht waar-
door we voorbereid waren om de
boodschap van het evangelie te her-
kennen en te ontvangen.
De zendelingen hebben de aanzet
gegeven tot het aanleren van de leer
en de evangeliebeginselen; maar het
evangelie in ons hart houden is een
aanhoudende taak die tijd vergt.
Kennis alleen is niet genoeg. We
moeten de tijd nemen om de begin-
selen toe te passen. Nephi wist bij-
voorbeeld dat de Heer onze gebeden
beantwoordt. Eeuwen geleden paste
hij die kennis toe en zorgde zo voor
eeuwige zegeningen voor ons, in on-
ze tijd. Als we aandachtig lezen, zien
we dat Nephi in groot geloof tot
God bad omdat hij wist dat God
zijn 'geroep' zou horen. (Zie 2 Nephi
33:3.) Wat zijn we Nephi dankbaar
dat hij de tijd nam om zijn kennis
toe te passen. Wat zijn we dankbaar
dat Nephi die kennis in zijn hart
schreef, niet 'met inkt (...) maar
met de Geest van de levende God.'
Net als kennis vergt discipel-
schap ook tijd. Soms zien we dat
een beginsel waar is, maar verande-
ren we onze prioriteiten niet om tijd
te maken en dat beginsel na te le-
ven. Zo lopen we waardevolle kan-
sen mis om een verandering van
hart te ontwikkelen zoals de Heilige
Geest ons leert. Denk eens even na
over het voorbeeld van Enos die de
toepassing van de kennis die hij van
zijn vader ontving, uitstelde. Uitein-
delijk nam hij de tijd om volgens die
kennis te leven; daardoor hebben
wij vele zegeningen ontvangen.
Enos zegt dat hij in het bos op jacht
was toen zijn hart diep geraakt werd
door de leringen van zijn vader over
het eeuwige leven en de vreugde
van de heiligen. Daarom besloot hij
tijd te maken om te bidden. (Zie
Enos 1:3-4.) In goddelijk antwoord
op zijn gebed sloot de Heer met
Enos een verbond dat Hij de kro-
nieken op een door Hem bepaald
moment onder de Lamanieten te-
voorschijn zou laten komen. (Zie
Enos 1:16.) God beantwoordt onze
gebeden. Enos schreef dit beginsel
niet op de stenen tafels maar op de
tafels van vlees in zijn hart, en ver-
kreeg daardoor kennis van een hoger
niveau. Dat bracht hem zegeningen,
maar ook ons, in onze bedeling.
Talloze zaken belemmeren ons in
onze goede bedoelingen om tijd vrij
te maken voor het aanleren van een
evangeliebeginsel en vooral voor het
naleven ervan. De overvloed aan in-
formatie over welk onderwerp dan
ook via de media kan bijvoorbeeld
overweldigend zijn. Zo'n overvloed
aan informatie kan er de oorzaak
van zijn dat sommigen 'zich te allen
tijde laten leren, zonder ooit tot er-
kentenis der waarheid te kunnen
komen' (2 Timoteüs 3:7).
Allemaal kunnen we onszelf eva-
lueren, bepalen wat ons ervan weer-
houdt tijd te nemen om een bepaald
evangeliebeginsel na te leven, ons
dan bekeren en de nodige maatrege-
len treffen zodat we tijd hebben om
dat evangeliebeginsel toe te passen.
Als we dat doen, heeft de Heer be-
loofd dat we net als Enos zijn waar-
heden beter zullen begrijpen. De
Heiland heeft gezegd: 'Indien iemand
diens wil doen wil, zal hij van deze
leer weten, of zij van God komt, dan
of Ik uit Mijzelf spreek' (Johannes
7:17).
Tijd vrijmaken om de evangelie-
beginselen te leren, erover na te
denken en vooral ze toe te passen,
zal ons de vreugde en de vrede bren-
gen die van de Geest komen. In
Zuid-Amerika en andere delen van
de wereld zal de kerk blijven bloei-
en, omdat steeds meer leden de
evangeliebeginselen niet met inkt,
maar met de Heilige Geest zullen
blijven schrijven; niet op tafels van
steen, maar op de tafels van vlees in
hun hart. Ik getuig dat de waarhe-
den in de Schriften onze verstande-
lijke waardering kunnen veranderen
in een eenwording met Christus, als
we de tijd nemen om die waarheden
in ons leven te integreren. Ik weet
dat de Heiland de levende Christus
is. Daarvan getuig ik. In de naam
van Jezus Christus. Amen. □
L I A H O N A
36
Als een
besproeide hof
Ouderling Jeffrey R. Holland
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Wij zouden [tiende en gaven] moeten betalen als persoonlijke
manier om onze liefde voor een milddadige en barmhartige
Vader in de hemel te laten zien.'
nu ruim duizend ringen in andere
werelddelen. Er zijn nu 125 tempels
in gebruik of aangekondigd, waar-
van meer dan de helft (64) buiten
de Verenigde Staten. En ik was al
bijna 16 jaar voordat er slechts één
tempel buiten de Verenigde Staten
en Canada was.
We hebben meegemaakt dat de
openbaring werd ontvangen waar-
door het priesterschap aan alle goe-
de mannen op de juiste leeftijd kan
worden gegeven, een zegen die het
werk op veel plaatsen in de wereld
heeft versneld. We hebben meege-
maakt dat onze Schriften, volledig
of gedeeltelijk, in bijna honderd ta-
len zijn uitgegeven. We hebben de
langverwachte vorming meege-
maakt van de quorums van zeventig
met geweldige mannen afkomstig
uit vele naties, die op hun beurt in
vele naties werkzaam zijn. Onlangs
heeft president Hinckley het perma-
nente studiefonds bekendgemaakt,
dat het potentieel bezit om velen,
tot in de verste uithoeken van de
aarde, tot zegen te zijn. En zo wordt
de kerk steeds internationalen
Ik geef deze korte samenvatting
om u nu op een ander wonder te
wijzen — nog een openbaring, zo u
wilt — een wonder dat misschien de
meeste leden van de kerk is ontgaan.
In zekere zin was het ook niet de be-
doeling dat het op zou vallen. Ik heb
het over het besluit van de algemene
autoriteiten, ruim tien jaar geleden,
Zeker en gestaag verbreidt De
Kerk van Jezus Christus van
de Heiligen der Laatste Dagen
zich, zoals geprofeteerd, over de aar-
de. In de woorden van Daniël is het
de steen die 'zonder toedoen van
mensenhanden (...) van de berg
losraakte'.1 De beste beschrijving die
Jesaja kon geven aan hetgeen hij
voorzag, was 'wonderlijk en wonder-
baar'.2 Het is een wonder! Die her-
stelling en verbreiding van het
evangelie van Jezus Christus zijn
vervuld van allerlei wonderen,
openbaringen en manifestaties. Veel
daarvan hebben in onze dagen
plaatsgevonden.
Ik was 17 jaar voordat er ook
maar ergens buiten Noord-Amerika
een ring van Zion bestond. Er zijn
om van de leden van de kerk, zowel
hier als in andere landen, geen aan-
vullende bijdragen meer te verlan-
gen voor bijzondere projecten en om
ze niet meer te verplichten aan be-
paalde fondsen bij te dragen.
Die beslissing werd genomen
midden in de periode van interna-
tionale groei die ik zojuist heb
beschreven, maar hoe was dat fi-
nancieel mogelijk? Hoe konden we
naar plaatsen gaan die nog verder
weg lagen en waar de economische
situatie vaak nog slechter was en te-
gelijkertijd onze mensen vrijwaren
van alle aanvullende financiële aan-
slagen? Het zou lijken of het logi-
scher was geweest om precies het
tegengestelde te doen.
Hoe is het dan gegaan? Ik zal u
vertellen hoe het is gegaan — met
het oprechte geloof van de kant van
de broeders in het Presidium dat al-
le leden, tot en met het nieuwste
lid, het beginsel van tiende en vrij-
willige gaven zouden eren en we er
door getrouwheid aan zo'n goddelijk
beginsel wel zouden komen.
Ik hoorde nog niet bij het Quo-
rum der Twaalf toen die belangrijke
beslissing werd genomen, maar ik
kan me voorstellen hoe die uitvoerig
werd besproken, en wat voor geloof
er van die liefhebbende en voorzich-
tige mannen werd vereist. Wat te
doen als de kerk geen aanvullende
bijdragen meer vergde en de heili-
gen hun tiende en gaven niet betaal-
den? Voor zover ik weet, is dat idee
nooit serieus overwogen. De alge-
mene autoriteiten handelden met
geloof — geloof in God, geloof in
het geopenbaarde beginsel, geloof in
ons. Ze hebben nooit achterom ge-
keken. Dat was een schitterende
(maar haast onopgemerkte) dag in
het volwassen worden van De Kerk
van Jezus Christus van de Heiligen
der Laatste Dagen.
Maar om dat besluit te eren,
moeten wij, als individuele leden
van de kerk, net zo volwassen zijn.
Ik wil u graag vijf redenen noemen
waarom wij allen, rijk of arm, door-
gewinterd lid of recente bekeerling,
getrouw onze tienden en gaven
moeten betalen.
Ten eerste: betaal het en leer het
JANUARI
37
2 0 0 2
In dit uitzicht vanuit het noordoosten op het centrum van Salt Lake City zijn kantoorgebouwen en gebouwen van
de kerk te zien.
uw kinderen en kleinkinderen, de
opkomende generatie, die, als we
niet oppassen, op zou kunnen groei'
en in deze gezegende nieuwe werk-
wijze van de kerk zonder ook maar
iets te begrijpen van hoe er gezorgd
wordt dat er tempels, kerkgebou-
wen, seminaries en activiteiten ko-
men. Laat uw kinderen weten dat
veel van de zegeningen van de kerk
er zijn omdat u en zij tienden en ga-
ven aan de kerk geven, en dat die
zegeningen praktisch niet op een an-
dere manier mogelijk zijn.
Neem uw kinderen dan met u mee
naar de tiendeafrekening aan het ein-
de van het jaar, zoals de kleinzoon
van president Howard W Hunter en-
kele jaren geleden door zijn vader
werd meegenomen. Bij die gelegen-
heid maakte de bisschop zijn genoe-
gen kenbaar dat de jonge broeder
Hunter een volledige tiende wilde be-
talen. Terwijl hij de muntjes in ont-
vangst nam, vroeg hij de jongen of hij
dacht dat het evangelie waar was.
Toen de jongen zijn volledige tiende,
14 cent, overhandigde, zei de zevenja-
rige dat hij dacht dat het evangelie
waar was, maar 'het kost wel een boel
geld.'3 Maar aan de gebouwen, pro-
gramma's en materialen die ik heb ge-
noemd hangt een prijskaartje, en dat
is een belangrijke les die onze kinde-
ren al in hun jeugd moeten leren.
Ten tweede: betaal uw tiende om
aanspraak te kunnen maken op de
zegeningen die zijn beloofd aan hen
die dat doen. 'Beproeft Mij toch
daarmede, zegt de Here der heer-
scharen, of Ik dan niet voor u de
vensters van de hemel zal openen en
zegen in overvloed over u uitgieten.'4
President Joseph F. Smith vertelde al-
tijd graag het verhaal over zijn moe-
der, Mary Fielding Smith, die, nadat
ze in N au voo haar man als martelaar
was kwijtgeraakt en met vijf vaderlo-
ze kinderen naar het westen was ge-
trokken, in haar armoede nog steeds
haar tiende betaalde. Toen iemand
op het tiendekantoor eens de mis-
plaatste suggestie deed dat zij van de
enige aardappels die ze had kunnen
oogsten, geen tiende zou moeten ge-
ven, zei ze tegen die man: 'William,
je moet je schamen. Zou je mij een
zegen willen ontzeggen? Als ik mijn
tiende niet betaalde, zou ik ver-
wachten dat de Heer mij zijn zegens
zou onthouden. Ik betaal mijn tien-
de niet alleen omdat het een wet
van God is, maar omdat ik verwacht
ervoor gezegend te worden. [Ik heb
een zegen nodig.] Door me aan deze
en andere wetten te houden, ver-
wacht ik (...) in staat te zijn voor
mijn gezin te zorgen.'5
Ik kan niet alle manieren opnoe-
men waarop zegeningen zullen volgen
op gehoorzaamheid aan dit beginsel,
maar ze zullen komen op een manier
die veel verder gaat dan alleen het fi-
nanciële. In mijn leven bijvoorbeeld
heb ik de vervulling gezien van Gods
belofte 'Dan zal ik, u ten goede, de
afvreter dreigen.'6 Die zegen, bescher-
ming tegen hem die ons wil vernieti-
gen, hebben mijn geliefden en ik
rijkelijk ontvangen, meer dan ik on-
der woorden kan brengen. Ik geloof
dat die goddelijke bescherming, ten-
minste voor een deel, is gekomen
door ons vaste besluit om individueel
en als gezin tiende te betalen.
Ten derde: betaal uw tiende om te
laten zien dat het bezit van materiële
L I A H O N A
38
goederen en het vergaren van we-
reldse rijkdom niet het belangrijkste
doel van uw bestaan is. Een jonge
echtgenoot en vader die van een
studenteninkomen leeft, vertelde
mij onlangs: 'De beslissende mo-
menten voor ons als heiligen der
laatste dagen komen wanneer we
rechtstreeks tegen de stroom in on-
ze cultuur op moeten zwemmen.
Tiende betalen is zo'n moment. Ter-
wijl we in een wereld leven waar het
verkrijgen van materiële zaken be-
langrijk is, en wantrouwen in ieder-
een die of alles wat iets met ons
geld wil, in de hand wordt gewerkt,
schudden wij al die zelfzucht af om
vrijwillig, vol vertrouwen en royaal
te geven. Door dat te doen, zeggen
we werkelijk dat we anders zijn, dat
we Gods eigen volk zijn. In een
maatschappij die ons voorhoudt dat
geld het belangrijkst voor ons is,
zeggen wij nadrukkelijk dat dit niet
'7
zo is.
President Spencer W. Kimball
heeft eens verteld over een man die
zich beroemde op zijn grote grondbe-
zit en enorme eigendommen — bos-
sen en wijngaarden, kudden en
velden, vijvers en huizen, allerlei
soorten bezit. Hij beroemde zich
daarop, maar tot het einde van zijn
leven wilde hij er geen tiende van be-
talen, of zelfs maar erkennen dat het
gaven van God waren. President
Kimball sprak toen op de begrafenis
van die man, en merkte op dat deze
grootgrondbezitter te ruste werd ge-
legd in een klein, rechthoekig stuk
grond, 'ter grootte van de lengte van
een lange man en de breedte van een
zware.'8 Het antwoord op de eeuwen-
oude vraag: 'Hoeveel heeft hij nage-
laten?' is: 'Alles' — daar kunt u zeker
van zijn. We zouden er dus goed aan
doen om schatten te vergaren in de
hemel, waar geen belastingen maar
leerstellingen betekenis geven aan
woorden als nalatenschap, erfenis,
testament en wilsbeschikking.9
Ten vierde: betaal uw tienden en
gaven omdat u eerlijk en rechtscha-
pen bent en ze God rechtmatig toeko-
men. Een van de opvallendste regels
in de Schriften is Jehova's krachtig
gestelde vraag: 'Mag een mens God
beroven? [Wij vragen:] Waarin
beroven wij U? [En Hij antwoordt:]
In de tienden en de heffing.'10
Tiende betalen is niet een symbo-
lisch bedrag geven dat we uit een
soort liefdadigheid aan God schen-
ken. Tiende betalen is een schuld in-
lossen. Ouderling James E. Talmage
heeft het eens beschreven als een
contract tussen ons en de Heer. Hij
stelde zich voor dat de Heer zei: ' "Je
hebt veel nodig in deze wereld —
voedsel, kleding, een onderdak voor
je gezin en jezelf, de normale gemak-
ken van het leven. (...) Je zult de
middelen hebben om die dingen te
verkrijgen; maar onthoud dat ze van
Mij zijn, en Ik verwacht van jou dat
je Mij huur betaalt van hetgeen Ik je
in handen heb gegeven. Je zult ech-
ter niet je hele leven dezelfde inkom-
sten hebben, [dus] (...) in plaats van
wat sterfelijke landeigenaars doen —
die vereisen dat je vooruit betaalt,
wat je lotgevallen of vooruitzichten
ook mogen zijn — zul je Mij [alleen]
betalen wanneer je wat hebt ontvan-
gen; en je zult Mij betalen overeen-
komstig hetgeen je ontvangt. Als het
zo zou zijn dat je inkomen in een ze-
ker jaar overvloedig is, dan [zal je
tien procent] wat meer zijn; en als
het zo is dat het volgende jaar er een
van tegenspoed is en je inkomen niet
is zoals het geweest is, dan [zal je
tien procent] minder zijn. [Wat de
omstandigheden ook mogen zijn, de
tiende zal eerlijk zijn.] "
'Hebt u ooit een verhuurder ge-
vonden die bereid was om een
dergelijk billijk contract met u te
sluiten?' vraagt ouderling Talmage.
'Wanneer ik de gulheid van dit alles
overdenk,' zegt hij, 'krijg ik het ge-
voel in mijn hart dat ik mijn gezicht
nauwelijks naar de hemel zou kun-
nen wenden (...) als ik probeerde
[God] te onthouden wat [rechtma-
tig van Hem is].'11
Dat brengt ons bij de vijfde re-
den om onze tienden en gaven te
betalen. Wij zouden ze moeten be-
talen als persoonlijke manier om
onze liefde voor een milddadige en
barmhartige Vader in de hemel te
laten zien. Door zijn genade heeft
God de hongerigen brood gegeven
en de armen kleding. Op verschil-
lende tijden horen wij daar allemaal
bij, hetzij in materiële of in geeste-
lijke zin. Voor ieder van ons zijn het
evangelie en de zegeningen ervan
doorgebroken als het licht van de
dageraad, en is de duisternis van
onwetendheid en verdriet, angst en
wanhoop verdreven. In natie na na-
tie hebben zijn kinderen geroepen
en heeft de Heer geantwoord. Door
de verbreiding van zijn evangelie
over de wereld, verlicht God de las-
ten van de vermoeiden en laat Hij
de verdrukten vrij. Zijn liefhebben-
de goedheid heeft het leven van on-
ze leden, rijk of arm, dichtbij of ver
weg, gemaakt 'als een besproeide
hof en als een bron, waarvan het
water niet teleurstelt'.12
Ik wil mijn diepste dankbaarheid
uiten voor alle zegeningen van het
evangelie, vooral voor de grootste
van Gods gaven, de verzoenende
gave van Gods Eniggeboren Zoon.
Ik weet dat ik de hemel nooit voor
enige gunst terug kan betalen, maar
er zijn veel manieren waarop ik
mijn dankbaarheid moet proberen te
tonen. Een van die manieren is
door tienden en vrijwillige gaven te
betalen. Ik wil iets teruggeven, maar
ik wil niet (met de woorden van
koning David) iets geven 'wat niets
kost'.13
Ik getuig dat het beginsel tiende
van God afkomstig is, verkondigd in
een schriftuurlijke eenvoud dat zijn
goddelijke herkomst verraadt. Het is
mijn gebed dat wij allen deze zegen
voor altijd veilig stellen. In de naam
van Jezus Christus. Amen. □
NOTEN
I. Daniël 2:45.
2.Jesaja29:14.
3 . Geciteerd door David B. Haight,
De Ster van oktober 1981, blz. 57.
4. Maleachi3:10.
5 . Conference Report, april 1 900,
blz. 48.
6. Maleachi3:ll.
7. Persoonlijke correspondentie.
8. Conference Report, april 1968, blz. 74.
9. Zie Matteüs 6:19-21.
10. Maleachi 3:8.
II. The Lord's Tenth (brochure, 1968),
blz. 10-11.
12. Jesaja 58:11; zie ook Jesaja 58:6-10.
13. 2 Samuël 24:24.
JANUARI
39
2 0 0 2
De leer van insluiting
Ouderling M. Russell Ballard
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Als wij ware discipelen van de Heer, Jezus Christus, zijn,
zullen we al onze naasten altijd liefdevol de helpende hand
bieden. '
Het kan een mooie, heldere
herfstdag als vandaag zijn
geweest. De Heiland onder-
richtte een aantal van zijn discipe-
len, toen een man, die alleen als
'wetgeleerde' staat aangeduid,
vroeg: 'Meester, wat moet ik doen
om het eeuwige leven te beërven?'
Jezus kende het hart van deze
man en begreep dat de vraag een
zwakke poging was om Hem iets te-
genstrijdigs over de wet van Mozes
te laten zeggen.
De Heiland reageerde door zelf
twee vragen te stellen: 'Wat staat in
de wet geschreven? Hoe leest gij?'
Zoals verwacht kon de wetgeleer-
de de wet citeren: 'Gij zult de Here,
uw God, liefhebben uit geheel uw
hart en met geheel uw ziel en met
geheel uw kracht en met geheel uw
verstand, en uw naaste als uzelf.'
'Gij hebt juist geantwoord', zei de
Heiland. 'Doe dat en gij zult leven.'
Maar de wetgeleerde was daar
niet mee tevredengesteld. Hij wist
dat de Joden strenge regels hadden
over omgang met mensen die niet
van hun geloof waren. Daarom wilde
hij de Heer meer informatie ontlok-
ken, in de hoop Hem op een tegen-
strijdigheid te betrappen: 'En wie is
mijn naaste?' vroeg hij.
Het was opnieuw tijd voor onder-
richt. Jezus gebruikte een van zijn
favoriete en doeltreffendste onder-
wijsmethoden: een gelijkenis, wel-
licht een van de geliefdste en
bekendste gelijkenissen in het hele
christendom.
U kent de gelijkenis, dat een man
vanuit Jeruzalem naar Jericho on-
derweg was, werd beroofd en half-
dood achtergelaten. Er kwam een
priester voorbij aan de overkant;
ook een Leviet bleef niet staan om
hem te helpen. Toen zei Jezus:
'Doch een Samaritaan, die op reis
was, kwam in zijn nabijheid, en toen
hij hem zag, werd hij met ontferming
bewogen.
'En hij ging naar hem toe, ver-
bond zijn wonden, goot er olie en
wijn op; en hij zette hem op zijn ei-
gen rijdier, bracht hem naar een her-
berg en verzorgde hem.'
Toen stelde Jezus de wetgeleerde
nog een vraag: 'Wie van deze drie
dunkt u, dat de naaste geweest is
van de man, die in handen der ro-
vers was gevallen?'
En de wetgeleerde antwoordde:
'Die hem barmhartigheid bewezen
heeft.'
Toen gaf Jezus zijn laatste instruc-
ties aan de wetgeleerde - en aan
iedereen die de gelijkenis van de
barmhartige Samaritaan leest: 'Ga
heen, doe gij evenzo.' (Zie Lucas
10:25-37.)
Iedere keer dat ik die gelijkenis
lees, ben ik onder de indruk van de
kracht en de eenvoud ervan. Maar
hebt u zich ooit afgevraagd waarom
de Heiland een Samaritaan uitkoos
als held van dit verhaal? Er was nog-
al wat antipathie tussen de Joden en
de Samaritanen in de tijd van Chris-
tus. Onder normale omstandighe-
den wilden deze twee groepen niets
met elkaar te maken hebben. Het
was nog steeds een goede, leerzame
gelijkenis geweest als de man die in
de handen van rovers was gevallen,
door een mede -Jood was gered.
Uit zijn opzettelijke gebruik van
Joden en Samaritanen blijkt duide-
lijk dat we allemaal naasten van el-
kaar zijn en dat we elkaar moeten
liefhebben, achten, respecteren en
dienen, ondanks al onze verschillen
- waaronder religieuze, politieke en
culturele verschillen.
Die instructie maakt ook tegen-
woordig deel uit van de leringen van
De Kerk van Jezus Christus van de
Heiligen der Laatste Dagen. Toen
hij de belangrijkste leerstellingen
van de herstelde kerk vermeldde,
heeft Joseph Smith gezegd: 'Wij ei-
sen het goed recht de almachtige
God te vereren volgens de stem van
ons eigen geweten, en kennen alle
mensen hetzelfde goed recht toe,
hoe, waar of wat zij ook mogen vere-
ren' (Geloofsartikelen 1:11).
Gelukkig begrijpen veel van onze
leden deze leer, en leven die in hun
dagelijks leven na. Ik las onlangs
een artikel over een tragische dood
in een gemeenschap hier in Utah.
De verdrietige weduwe werd geci-
teerd: 'We zijn overspoeld met hulp.
We zijn geen lid van de mormoonse
kerk, maar de plaatselijke wijk heeft
ons geholpen met maaltijden, ande-
re hulp en vertroostende woorden.
Het was een volkomen uitstorting
van liefde, en daar zijn we dankbaar
voor.' (The Provo Daily Herald, 'For-
mer Ute's Death Leaves Wife Coping,
Wondering', 11 augustus 2001, blz.
A-3.)
En zo hoort het ook. Als wij ware
L I A H O N A
40
discipelen van de Heer, Jezus Chris-
tus, zijn, zullen we al onze naasten
altijd liefdevol de helpende hand
bieden, vooral in tijden van nood. In
de Church News stond onlangs een
verhaal van twee vrouwen die een
sterke vriendschapsband hebben,
een 'Joodse arts uit New York en een
huismoeder [lid van de kerk] met
zes kinderen uit Utah, die nu allebei
in Dallas (Texas) wonen.'
De zuster uit onze kerk zei: 'Als
iemand had geprobeerd om met een
computer te bepalen of onze vriend-
schap mogelijk was, denk ik niet dat
we de eerste ronde overleefd zouden
hebben. (...)
Een vrouw met een drukke art-
senpraktijk zou volgens mij weinig
interesse hebben om over de kleur
van de servetjes voor de vergadering
van de schoolraad te praten.
'Maar onze veronderstellingen
zijn niet altijd juist - ze kunnen de
wortels vernietigen van iets dat kan
bloeien en groeien. Ik ben zo dank-
baar dat we veronderstellingen aan
de kant hebben gezet.' ('Unlikely
Friends Sharing a Lifetime', Church
News, 18 augustus 2001, blz. 10.)
Waarnemingen en veronderstel-
lingen kunnen uitermate gevaarlijk
en oneerlijk zijn. Er zijn leden van
onze kerk die niet met een glimlach,
een handdruk en liefdevol dienstbe-
toon de helpende hand aan hun
naasten bieden. Er kunnen mensen
bij ons in de buurt komen wonen die
geen lid van de kerk zijn en een
vooroordeel hebben over de kerk en
haar leden. Goede buren moeten ui-
teraard hun uiterste best doen om
elkaar te begrijpen en vriendelijk
voor elkaar te zijn, ongeacht gods-
dienst, nationaliteit, ras of cultuur.
Soms hoor ik dat leden mensen
van andere geloofsrichtingen beledi-
gen door ze te negeren en ze nergens
bij te betrekken. Dat geldt vooral
voor gebieden waar de leden in de
meerderheid zijn. Ik heb gehoord dat
sommige kleingeestige ouders hun
kinderen verbieden om met kinderen
te spelen die geen lid van de kerk zijn.
Dergelijk gedrag is niet in overeen-
stemming met de leringen van de
Heer, Jezus Christus. Ik kan niet be-
grijpen waarom leden van onze kerk
zoiets kunnen laten gebeuren. Ik ben
al mijn hele leven lid van de kerk. Ik
ben op zending geweest, ik ben twee
keer bisschop geweest, zendingspresi-
dent, een van de zeventigen en nu
ben ik apostel. Ik heb nooit een leer
van uitsluiting verkondigd - en heb
die nooit horen verkondigen. Ik heb
nooit iets anders gehoord dan dat de
leden van deze kerk aangemoedigd
worden om liefdevol, vriendelijk en
verdraagzaam te zijn, en welwillend
ten opzichte van onze vrienden en
naasten van andere geloofsrichtingen.
De Heer verwacht veel van ons.
Ouders, leer uw kinderen en prakti-
seer zelf het beginsel insluiting en
niet uitsluiting vanwege godsdiensti-
ge, politieke of culturele verschillen.
Het is waar dat wij in de wereld
de volheid van het evangelie van Je-
zus Christus verkondigen, dat door
middel van de profeet Joseph Smith
op aarde is hersteld, en dat wij onze
leden aanmoedigen om met anderen
over het evangelie te praten en hun
getuigenis te geven. Maar het is
nooit het beleid van de kerk geweest
dat de mensen die niet luisteren of
onze boodschap niet accepteren ver-
meden of genegeerd moeten wor-
den. Het tegenovergestelde is zelfs
^rtïw».
JANUARI 2002
41
waar. President Gordon B. Hinckley
heeft ons zelfs herhaaldelijk herin-
nerd aan deze taak die wij als volge-
lingen van de Heer, Jezus Christus,
hebben. Ik citeer er slechts één:
'Wij zijn allemaal individuen. We
zijn allemaal anders. Er moet respect
voor die verschillen bestaan. (...)
Wij moeten harder werken om,
ondanks afwijkende leerstellingen en
denkbeelden, wederzijds respect, ge-
duld en verdraagzaamheid voor el-
kaar te ontwikkelen. U en ik zijn het
misschien niet eens. Maar met re-
spect en beleefdheid is het mogelijk.'
(Teachings of Gordon B. Hinckley, blz.
661,665.)
Als lid van De Kerk van Jezus
Christus van de Heiligen der Laatste
Dagen begrijpen we dat we een Volk
[Gode] ten eigendom' (1 Petrus 2:9)
zijn. Onze leerstellingen en geloofs-
overtuigingen zijn belangrijk voor
ons. We houden ze stevig vast en
koesteren ze. Ik zeg niet dat we dat
niet moeten doen. Onze eigenheid en
de unieke boodschap van het herstel-
de evangelie van Jezus Christus zijn
noodzakelijke elementen om de be-
volking op aarde een duidelijke keus
te bieden. Ik wil ook niet adviseren
dat we relaties aangaan waardoor wij
of ons gezin geestelijk risico lopen.
We moeten echter begrijpen dat niet
iedereen onze leer van de herstelling
van het evangelie van Jezus Christus
zal accepteren. Over het algemeen
zijn onze naasten die geen lid van de
kerk zijn, goede en eerzame mensen -
even goed en eerzaam als waar wij
naar streven. Zij geven om hun gezin,
net als wij. Ze willen de wereld verbe-
teren, net als wij. Ze zijn vriendelijke,
liefdevolle, grootmoedige en trouwe
mensen - net als waar wij naar stre-
ven. Bijna 25 jaar geleden heeft het
Eerste Presidium gezegd: 'Onze bood-
schap (...) is er een van liefde en zorg
voor het eeuwig welzijn van alle men-
sen, ongeacht religieuze achtergrond,
ras of nationaliteit, in het besef dat
we waarlijk broeders en zusters zijn,
omdat we zoons en dochters van de-
zelfde hemelse Vader zijn.' (Verklaring
van het Eerste Presidium, 15 februari
1978.)
Dat is onze leer - een leer van in-
sluiting. Dat geloven we. Dat heb-
ben we geleerd. Door die leer
behoren wij van alle mensen op aar-
de de liefdevolste, vriendelijkste en
verdraagzaamste mensen te zijn.
Ik wil graag drie eenvoudige din-
gen noemen die we kunnen doen
zodat anderen in onze omgeving
zich niet uitgesloten voelen.
Ten eerste, leer uw buren kennen.
Verzamel informatie over hun gezin,
hun werk en hun zienswijze. Kom
met hen samen als ze dat willen.
Wees niet opdringerig en heb geen
bijbedoelingen. Vriendschap mag
nooit met een ander doel worden
ontwikkeld; de vriendschap zelf
moet het doel zijn. Ik kreeg onlangs
een brief van een vrouw die pas naar
Utah verhuisd was. Ik zal een klein
stukje citeren: 'Ouderling Ballard, ik
moet zeggen dat als ik mijn buren
gedag zeg of naar hen zwaai, zij hele-
maal niet reageren. Als ik ze tijdens
mijn ochtend- of avondwandeling
begroet, zeggen ze niets terug. Ande-
re kleurlingen zeggen dat zij dezelfde
ervaring hebben.' Als er leden van
de kerk in haar buurt wonen, moe-
ten die weten dat dat niet mag ge-
beuren. Laten wij zinvolle relaties
van wederzijds vertrouwen en begrip
ontwikkelen met mensen van andere
achtergronden en geloofsrichtingen.
Ten tweede, ik geloof dat het
goed zou zijn als we een aantal zin-
sneden uit onze woordenschat zou-
den verwijderen: 'niet-lid' en
'niet-mormoon'. Dergelijke woorden
kunnen vernederend en kleinerend
zijn. Ik beschouw mijzelf ook niet als
'niet-katholiek' of 'niet-joods'. Ik
ben een christen. Ik ben lid van De
Kerk van Jezus Christus van de Hei-
ligen der Laatste Dagen. Zo wil ik
graag genoemd worden - wie en wat
ik ben, en niet wie ik niet ben. La-
ten wij de mensen in onze omgeving
met dezelfde beleefdheid behande-
len. Als we een algemeen woord wil-
len gebruiken, is 'buren' of 'naasten'
in de meeste gevallen gepast.
En ten derde, als onze naasten
geïrriteerd of gefrustreerd raken
door een geschil met De Kerk van
Jezus Christus van de Heiligen der
Laatste Dagen of door een wet die
we om morele redenen steunen,
raad hen dan niet aan om te verhui-
zen, ook niet als grapje. Ik kan niet
begrijpen dat een lid van onze kerk
zoiets zou kunnen zeggen! De pio-
niers zijn door onjuist geïnformeerde
en onverdraagzame mensen van
plaats tot plaats verdreven. Zij heb-
ben veel moeilijkheden en vervol-
gingen moeten doorstaan omdat zij
anders dachten, handelden en ge-
loofden dan andere mensen. Als we
iets van onze geschiedenis hebben
geleerd, hoop ik dat we respect voor
de rechten van alle mensen hebben
geleerd, zodat we in vrede met el-
kaar kunnen leven.
Nu wil ik me graag richten tot de
mensen die geen lid van onze kerk
zijn. Als er kwesties zijn waar u zich
L I A H O N A
42
zorgen over maakt, laten we daar
dan over praten. We willen graag
helpen. Ik hoop echter dat u be-
grijpt dat onze leerstellingen en le-
ringen van de Heer afkomstig zijn,
dus soms moeten we ons erbij neer-
leggen dat we het niet eens worden,
maar dat kunnen we op vriendelijke
wijze doen. In onze gemeenschap-
pen kunnen en moeten we beleefd
en beschaafd met elkaar omgaan
en respect voor elkaar hebben. Hier
in Utah heeft een groep burgers de
'Alliance for Unity' (federatie voor
eenheid) opgericht. Dit initiatief
wordt door onze kerk en andere ker-
ken en organisaties gesteund. Een
van de doelstellingen is 'een samen-
leving op te bouwen waar verschil-
lende standpunten erkend en
gewaardeerd worden.' Misschien is
er geen beter moment voor de men-
sen op aarde om met elkaar samen
te werken.
Slechts een aantal uren voordat
Hij aan het pijnlijke, lichamelijke en
geestelijke proces van de verzoening
begon, kwam de Heiland met zijn
discipelen bijeen om aan het Pascha
deel te nemen - zijn laatste maaltijd
- en om hun zijn laatste instructies
te geven. Een van die instructies is
de inspirerende verklaring die ons
leven kan veranderen: 'Een nieuw
gebod geef Ik u, dat gij elkander lief-
hebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat
gij ook elkander liefhebt.
'Hieraan zullen allen weten, dat gij
discipelen van Mij zijt, indien gij lief-
de hebt onder elkander' (Johannes
13:34-35).
Dat heeft Jezus zijn discipelen
geleerd - en ook 'een wetgeleerde'
- door middel van de gelijkenis
van de barmhartige Samaritaan.
En dat leert Hij ons tegenwoordig
door middel van hedendaagse pro-
feten en apostelen. Heb elkaar lief.
Wees vriendelijk voor elkaar, on-
danks grote verschillen. Behandel
elkaar met respect en fatsoen. Ik
weet en getuig dat Jezus de Chris-
tus is, onze Heiland en Verlosser.
En ik weet dat Hij van ons alle-
maal verwacht dat wij zijn aan-
moediging opvolgen om betere
naasten te worden. In de naam van
Jezus Christus. Amen. □
Priesterschapsbijeenkomst
6 oktober 2001
Onze plicht jegens
Godvervullen
Ouderling Robert D. Hales
van het Quorum der Twaalf Apostelen
(ïk beloof je dat je door het verdienen van de onderscheiding
Plicht jegens God een levend getuigenis zult ontvangen waar
je de rest van je leven steun aan zult ontlenen. '
Al vele jaren zijn het Eerste Pre-
sidium en het Quorum der Twaalf
Apostelen uiterst bezorgd om het
welzijn van onze jongeren in deze
moeilijke tijden. Op 28 september
2001 heeft het Eerste Presidium een
brief gestuurd aan de priesterschaps-
leiders in de Verenigde Staten en
Canada, waarin staat:
'In januari 2000 hebben wij in ge-
bieden buiten de Verenigde Staten
en Canada waar geen scouting was
een prestatieprogramma voor de
Aaronische priesterschap geïntro-
duceerd. Het doel (...) is om de
jongemannen te helpen met hun
voorbereiding op het Melchizedeks
priesterschap, de begiftiging, een
voltijdzending, het huwelijk en het
vaderschap. (...) [Dat internationale
programma blijft van kracht en] is
nu aangepast voor gebruik in de
Verenigde Staten en Canada zodat
het ook de belangrijke rol van scou-
ting omvat voor de ontwikkeling
van de jongemannen. (...) [en het
gaat heten:] Aaronische priesterschap:
onze plicht jegens God vervullen.
In drie gidsen — Aaronische pries-
terschap: onze plicht jegens God vervul-
len voor diakenen, leraars en priesters
— wordt het programma uitgelegd.
Jongemannen die aan de eisen vol-
doen in al die gidsen, ontvangen de
onderscheiding Plicht jegens God.
Wat een vreugde is het om
voor de priesterschap te
staan en het koninklijke
leger van God toe te spreken. Het is
belangrijk dat wij weten wie wij zijn:
zonen van God met het Aaronisch
priesterschap en het Melchizedeks
priesterschap, hersteld in deze bede-
ling. Het is belangrijk dat wij weten
wat wij proberen te bereiken in het
leven: namelijk met onze gezinsle-
den terugkeren naar de tegenwoor-
digheid van onze hemelse Vader.
Omdat wij daarmee gezegend zijn, is
het ook belangrijk dat wij onze
plicht jegens God leren kennen en
die vervullen.
JANUARI 2002
43
'Wij kondigen ook een nieuw,
vereenvoudigd jongevrouwenboek
Mijn persoonlijke vooruitgang aan en
een herzien boekje Voor de kracht van
de jeugd. Al dit materiaal is bijge-
werkt om de jongeren te helpen met
het ontwikkelen van groter geloof en
grotere moed in de huidige wereld.
Verder kondigen wij een Leidraad
voor ouders en leidinggevenden van jon-
geren aan om de ouders en leidingge-
venden te helpen met het sterken
van onze jongeren. In deze leidraad
wordt aangegeven hoe belangrijk en
ondersteunend de rol van de weke-
lijkse activiteitenavond is.
'Wij willen dat alle jongemannen
ernaar streven om de onderschei-
ding kroonverkenner en de onder-
scheiding Plicht jegens God te
verdienen. Wij willen dat alle jonge -
vrouwen ernaar streven de onder-
scheiding Voorbeeldige jongevrouw
te verdienen. Als de jongeren aan
die doelen werken, zullen ze vaar-
digheden en eigenschappen ontwik-
kelen die hen naar de tempel zullen
leiden en hen voorbereiden op een
leven vol dienstbaarheid aan hun
gezin en de Heer.
'Exemplaren van dit materiaal wor-
den tegen december 2001 naar alle
ringen gestuurd voor distributie onder
de wijken, om in januari 2002 ge-
bruikt te worden.' (Brief van het Eer-
ste Presidium, 28 september 2001.)
Aldus eindigde de gedenkwaardige
brief van het Eerste Presidium.
Wij leven in een uiterst moeilij-
ke periode van de wereldgeschiede-
nis, waarin Satan heen en weer
gaat over de aarde onder de kinde-
ren van God om allerlei soorten
kwaad te doen en de verlangens
van ónze rechtvaardige God te
dwarsbomen. Uit de Schriften leren
wij dat Satans kwade bedoelingen
met de mensen op aarde steeds
erger zullen worden naarmate de
wederkomst van onze Heer en Hei-
land, Jezus Christus, naderbij komt.
(Zie 2 Tessalonicensen 2:1-10; LV
10:33; 52:14; 86:3-10.)
Er is nog nooit een tijd in deze
laatste dagen geweest als nu, waarin
de boodschap van het Eerste Presi-
dium en het Quorum der Twaalf zo
sterk is dat ouders, bisschoppen en
leidinggevenden van hulporganisa-
ties ervoor moeten zorgen dat jullie,
jongemannen, begrijpen wie je bent
en wat je kunt worden — niet alleen
in dit sterfelijke leven, maar in de
eeuwigheid die volgt.
Door de onderscheiding Plicht je-
gens God kunnen jongemannen be-
ter de moeilijkheden van het leven
aan en kunnen zij beter de doelein-
den van de Aaronische priester-
schap bereiken.
Het Eerste Presidium en het Quo-
rum der Twaalf Apostelen hebben
uitgelegd: 'Wij hopen dat je de on-
derscheiding Plicht jegens God ver-
dient en dat het een symbool wordt
van je voorbereiding op het Melchi-
zedeks priesterschap.' (Aaronische
priesterschap — diaken: onze plicht je-
gens God vervullen, [2001], blz. 4.)
Om de onderscheiding Plicht je-
gens God te verdienen, behaal je
doelen op de volgende terreinen:
• Getrouwheid in priesterschap-
staken en normen
• Betrokkenheid bij gezinsactivi-
teiten
• Deelname aan quorumactivi-
teiten
• Een dienstbetoonproject in het
kader van de Plicht jegens God uit-
voeren
• Doelen behalen in elk van de
volgende vier categorieën: waarvan
de kern de priesterschapstaken zijn:
geestelijke ontwikkeling; lichamelij-
ke ontwikkeling; scholing, karakter-
vorming en beroepsplanning; en
burgerschap en sociale ontwikkeling.
Als je voldoet aan de vereisten
van deze priesterschapstaken en ei-
genschappen, bereid je je voor op de
Melchizedeks-priesterschapstaken
en toekomstige uitdagingen. Ik be-
loof je dat je door het verdienen van
de onderscheiding Plicht jegens God
een levend getuigenis zult ontvan-
gen waar je de rest van je leven
steun aan zult ontlenen.
Waar dat wordt aangeboden, kan
ook de scouting je daarbij helpen.
Wij moedigen je aan om deel te ne-
men aan de scouting. Veel scouting-
vereisten kunnen meetellen voor de
certificaten Plicht jegens God.
Scouting maakt deel uit van het
AP-activiteitenprogramma. De
onderscheiding Plicht jegens God is
een priesterschapsonderscheiding
met vereisten waardoor je je geeste-
lijk ontwikkelt en je je priester-
schapstaken uitvoert.
Enkele grote zegeningen van deze
programma's zijn dat jullie, jongeren
van de kerk, duidelijk zullen begrij-
pen wie jullie zijn; dat je rekenschap
aflegt voor wat je doet; dat je de
verantwoording op je neemt voor je
levenswijze; en dat je in staat bent
doelen te stellen om te bereiken
waarvoor je naar de aarde gestuurd
bent. Wij verzoeken je dringend om
heel goed je best te doen.
Jongemannen, ga elke dag op je
knieën en spreek de verlangens van je
hart tegenover God uit. Hij is de bron
van alle wijsheid en zal je gebeden
verhoren. Wees nederig en bereid om
te luisteren naar de ingevingen van
de Geest. Lees dagelijks in de Schrif-
ten. Versterk je getuigenis. Betaal
tiende en vastengaven. Gedenk en
onderhoud de verbonden die je hebt
gesloten bij de doop, en hernieuw ze
elke week door deel te nemen aan het
avondmaal. Als je nu je doopverbon-
den nakomt, kun je je beter voorbe-
reiden op de tempelverbonden die je
in de toekomst zult sluiten.
Dat is de kern van je plicht je-
gens God. Door je plicht jegens God
te vervullen, ben je niet alleen jezelf
maar ook anderen tot zegen.
Dienstbetoon is een van de doe-
len van de Aaronische priester-
schap. Een van de vereisten voor de
onderscheiding Plicht jegens God is
dat je elk jaar een dienstbetoonpro-
ject doet, dat je de kans biedt om
een belangrijke dienst te verrichten
bij je thuis, in de kerk of in de sa-
menleving. Help en dien je andere
mensen, dan ontdek je dat de vol-
gende schrifttekst een erg belangrijk
deel uitmaakt van het evangelie:
'Want voor zoverre gij het aan de
minste van dezen doet, doet gij het
aan Mij' (LV 42:38).
Ik hoop dat de ouders en de bis-
schoppen — die president zijn van
de Aaronische priesterschap — zul-
len begrijpen dat de jongemannen en
de jonge vrouwen voor wie zij verant-
woordelijk zijn, voorbereid zijn om
juist in deze tijd naar de aarde te
A H O N A
44
gaan met een heilig en heerlijk doel
Het is een grote zegening om je te
kwalificeren voor het Melchizedeks
priesterschap en het te ontvangen.
Jullie, jongemannen, hebben een
edele roeping om rechtschapen
mannen te worden, in kracht toe te
nemen en anderen ten goede te
beïnvloeden. Jullie, jongemannen,
zijn de toekomst van de kerk.
Wij hebben allemaal vooruitgang
geboekt sinds we uit de tegenwoor-
digheid van onze hemelse Vader naar
de aarde zijn gegaan. Onze eerste tien
jaar in dit leven waren een grote leer-
ervaring. Er werd om ons gegeven en
voor ons gezorgd. We leerden lopen,
praten en dit lichaam onder controle
houden. We leerden wat keuzevrij-
heid is — dat keuzen gevolgen heb-
ben. Velen van ons zijn gedoopt toen
ze acht jaar waren, wat volgens de
Schriften de leeftijd van verantwoor-
delijkheid is waarop we goed van
kwaad kunnen onderscheiden, zodat
we weten wie wij zijn — kinderen
van God — waarom we hier op aarde
zijn, en wat we proberen hier te berei-
ken. (Zie LV 68:25, 27.)
Vanaf onze doop tot ons twaalfde
jaar hebben onze familieleden, pries-
terschapsleiders en leidinggevenden
van hulporganisaties ons evangeliebe-
ginselen en -normen geleerd die ons
erop voorbereidden om het priester-
schap te dragen. Het Aaronisch pries-
terschap wordt het voorbereidende
priesterschap genoemd. Deze tweede
tien jaar van ons leven is een periode
van voorbereiding. Het is een tijd
waarin we ons voorbereiden om de
grote beslissingen te nemen die voor
ons liggen. We bereiden ons voor op
het Melchizedeks priesterschap, onze
tempelverbonden en al onze priester-
schapstaken, zodat we onze plicht je-
gens God kunnen vervullen.
De keuzen die je nu doet, hebben
rechtstreekse gevolgen voor het aan-
tal en de soort kansen die je in de toe-
komst krijgt. Elke dagelijkse beslissing
beperkt of verbreedt je mogelijkhe-
den. Neem je goede beslissingen in
deze periode van voorbereiding, dan
ben je klaar om in de toekomst ook
goede beslissingen te nemen.
Bedenk eens op welke terreinen
je de volgende tien jaar van je leven
— als je in de twintig bent — beslis-
singen gaat nemen: al dan niet
waardig zijn om naar de tempel te
gaan, zending, studie, beroep, eeuwi-
ge partner, kinderen. Die tien jaar
vol beslissingen is geen tijd om bang
voor te zijn. Het is een tijd om van
de zegeningen te genieten waarop
je je hebt voorbereid. 'Wanneer gij
zijt voorbereid, zult gij niet vrezen'
(LV 38:30).
Een van de grootste gaven die je
bij de doop hebt gekregen, is de gave
van de Heilige Geest. Met de gave
van de Heilige Geest kun je geïnspi-
reerde leiding krijgen om die belang-
rijke beslissingen te nemen.
In de voorbereidende periode van
je leven is het erg belangrijk om
geestelijke groei tot stand te bren-
gen, maar ook lichamelijke groei,
scholing, persoonlijke ontwikkeling,
beroepsvoorbereiding, sociale en
burgerschapsvaardigheden. Al die
eigenschappen behoren tot je pries-
terschapstaken en daarmee word je
geholpen met de beslissingen die
nog voor je liggen in de volgende
tien jaar van je leven.
Belangrijk onderdeel van je plicht
jegens God vervullen is, op elke leef-
tijd, een discipel van Jezus Christus te
zijn, wat inhoudt dat je zijn uitnodi-
ging aanneemt: 'Kom hier, volg Mij'
(Lucas 18:22). Om de Heiland te vol-
gen, moeten we weten wie Hij is —
de Zoon van God — en moeten we
zijn naam op ons nemen, zijn zoen-
offer indachtig zijn, en zijn geboden
onderhouden. We sluiten die verbon-
den bij de doop, en we hernieuwen
onze doopverbonden elke keer dat we
deelnemen aan het avondmaal.
We leren uit de gebeden van de
Heiland tot zijn Vader in de hemel
grote lessen van discipelschap en
plicht jegens God. In het grote ho-
gepriesterlijke gebed zegt Hij: 'lic heb
U verheerlijkt op de aarde door het
werk te voleindigen, dat Gij Mij te
doen gegeven hebt' (Johannes 17:4;
cursivering toegevoegd) .
Toen Jezus Christus in de Hof
van Getsemane leed voor de zonden
van de hele mensheid, bad Hij:
'Mijn Vader, indien het mogelijk is,
laat deze beker Mij voorbijgaan;
doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij
Een moment van bezinning in het Conferentiecentrum.
JANUARI
45
2 0 0 2
wilt' (Matteüs 26:39; cursivering
toegevoegd) .
Discipelschap en plicht jegens
God zijn ook te zien in het leven
van profeten overal in de Schriften.
De lessen die we leren van die profe-
ten, zijn toe te passen in ons eigen
leven.
De jonge Joseph Smith zei: 'Ik ge-
hoorzaamde, keerde terug naar mijn
vader in het veld en vertelde hem al-
les' (Geschiedenis van Joseph Smith
1:50; cursivering toegevoegd).
Elia lging [...] heen en deed naar
het woord des Heren' (1 Koningen
17:5; cursivering toegevoegd).
'En Noach deed het; geheel zoals
God het hem geboden had, deed
hij' (Genesis 6:22; cursivering toe-
gevoegd) .
Jozua leerde zijn volk: 'Maar ik en
mijn huis, wij zullen de Here dienen.
(...) En het volk zeide tot Jozua: De
Here, onze God, zullen wij dienen, en
naar zijn stem zullen wij horen (Jozua
24:15, 24; cursivering toegevoegd) .
Alma zei: 'O, gedenk, mijn zoon,
om in uw jeugd wijsheid te leren; ja,
leer in uw jeugd de geboden van God te
Onderhouden1 (Alma 37:35; cursive-
ring toegevoegd) .
Het Eerste Presidium en het Quo-
rum der Twaalf Apostelen hebben
alle dragers van het Aaronisch pries-
terschap aangeraden:
'Je leeft in een tijd met grote moei-
lijkheden en kansen. Je bent geroepen
om iets goeds tot stand te brengen in
de wereld. Als zoon van God kun je,
met de macht van het Aaronisch
priesterschap, veel goeds doen.
'Je kunt dienstbetoon verrichten,
en van je tijd, talenten en energie
geven zonder aan een beloning te
denken. Je kunt priesterschapstaken
uitvoeren, zoals [het klaarzetten,
ronddienen en zegenen] van het
avondmaal, [vastengaven ophalen,
andere mensen helpen en] op huis-
onderwijs gaan. Je kunt andere men-
sen met jouw voorbeeld opbouwen.
Je kunt jezelf sterken, je geloof en
getuigenis opbouwen, en het evan-
gelie naleven terwijl je erover leert
en andere mensen erover vertelt.
'Je hebt de opdracht om te leren
wat je hemelse Vader wil dat je doet,
en vervolgens je best te doen om
zijn wil te volgen. (...)
'De Heer heeft geloof in je en Hij
heeft een belangrijke opdracht voor
je. Hij zal je helpen als je je tot Hem
wendt in gebed. Luister naar de in-
gevingen van de Geest. Gehoorzaam
de geboden. Sluit en onderhoud ver-
bonden die je voorbereiden op de
tempel. Overleg met je ouders en je
leiders om doelen te stellen en er-
naar te streven die te halen. Je krijgt
een sterk gevoel dat je wat presteert
als je je plicht vervult en je voorbe-
reidt op de spannende uitdagingen
van de toekomst.' (Aaronische pries-
terschap — priester: onze plicht jegens
God vervullen [2001], blz. 4-5.)
Broeders van de Aaronische
priesterschap, stel nu je doelen en ga
werken aan het behalen van de on-
derscheiding Plicht jegens God en
de onderscheiding kroonverkenner.
Je zult gezegend worden voor je in-
spanningen.
Ik houd van de jeugd van de kerk.
Ik heb groot respect en veel bewon-
dering voor de goede keuzen die jul-
lie dagelijks doen. Jullie zijn zo
getrouw in deze moeilijke tijden, on-
danks de vele obstakels die voor je
liggen. Je bent je aan het voorberei-
den om in de toekomst vader en
priesterschapsleider in de kerk te zijn.
Het is van groot belang dat wij al-
lemaal inzien dat wij in de laatste be-
deling, van de volheid der tijden,
leven — dat wij ons voorbereiden op
de wederkomst van Jezus Christus en
dat de tegenstander in deze laatste
dagen nog meer kwaad op de wereld
kan loslaten. Het is ons gebed dat alle
jongeren van de kerk de kracht zullen
hebben om de vurige pijlen van de te-
genstander te weerstaan en dat wij,
als ouders en priesterschapsleiders —
ja, wij, hun herders — onze kinderen
tot steun kunnen zijn in hun trouw
aan het evangelie van Jezus Christus.
Ik getuig van de waarheid van dit
werk en van de herstelling van het
priesterschap in deze laatste dagen.
Ik beloof je dat je gezegend zult wor-
den wegens je getrouwheid, en ik
verklaar samen met de profeet Al-
ma: 'Ik heb u deze dingen gezegd,
opdat ik een besef uwer plichten je-
gens God in u mocht opwekken, op-
dat gij onberispelijk voor Hem
moogt wandelen; opdat gij moogt
wandelen volgens de heilige orde
Gods' (Alma 7:22). Dat iedere Aa-
ronisch-priesterschapsdrager zijn
plicht jegens God zal vervullen en
eervol zal terugkeren bij zijn hemel-
se Vader, is mijn gebed. In de naam
van Jezus Christus. Amen. □
L I A H o N A
46
Onze plicht
jegens God
Ouderling Cecil O. Samuelson
van de Zeventig
'Het priesterschap dragen en je plicht jegens God nakomen is
niet alleen een heel ernstige verantwoordelijkheid, maar ook
een opmerkelijk voorrecht. '
antwoordde Samuël: 'Spreek, want
uw knecht hoort.'3
Wanneer we het leven van Sa-
muël volgen, kunnen we zien dat hij
zijn plicht jegens God is nagekomen.
'Samuël nu groeide op, en de Here
was met hem en liet geen van zijn
woorden ter aarde vallen.'4 Daar-
door werd Samuël zelf een groot
profeet en leider.
Ik hoop dat jullie, jongemannen
van de Aaronische priesterschap in
deze tijd, begrijpen dat ook jullie, zo-
als Samuël, een heilige plicht heb-
ben jegens God. Samuël had een
heel goede moeder, Hanna, en een
geweldige priesterschapsleider, Eli.
De meesten van jullie hebben ook
geweldige ouders en geïnspireerde
priesterschapsleiders, die voor jullie
zorgen en die klaarstaan om jullie en
je ouders te helpen bij je streven om
je plicht jegens God na te komen.
President Gordon B. Hinckley
heeft over jullie en over jullie genera-
tie van jonge mensen gezegd: 'Ik heb
(...) altijd grote liefde voor de jonge-
mannen en jonge vrouwen van de
kerk gehad. (...) We hebben jullie
erg lief, en bidden voortdurend dat
wij in staat zullen zijn jullie te hel-
pen. Jullie leven is vol moeilijke be-
slissingen, en bovendien vol dromen,
hoop en verlangens om datgene te
vinden waardoor je gemoedsrust en
geluk zult vinden. (...)
'Ik beloof je dat God je niet in de
steek zal laten als je doet wat Hij wil
Als jongeman was ik onder
de indruk van het verhaal
in het Oude Testament
over Samuël, wiens leven door zijn
dankbare moeder, Hanna, aan God
was toegewijd. Als jongen ging hij al
in de tempel wonen om daar te wer-
ken. Eens werd hij 's nachts drie
maal door de Heer geroepen, en el-
ke keer antwoordde hij 'Hier ben
ik'1, menend dat hij was geroepen
door zijn leraar, de hogepriester Eli.
Samuël 'kende de Here nog niet;
nog nooit was hem een woord des
Heren geopenbaard.'2 De wijze Eli
wist dat en begreep dat de Heer de
jonge knaap had geroepen. Daarom
leerde hij Samuël hoe hij moest ant-
woorden, en de volgende keer toen
hij door de Heer werd geroepen,
en je laat leiden door zijn geboden.'5
Laat ik jullie, met deze belofte
van de profeet in gedachte, herinne-
ren aan de hulpmiddelen die de
kerk jullie biedt om je te helpen je
plicht jegens God na te komen, zo-
als ze zijn genoemd door ouderling
Hales en de brief van het Eerste
Presidium. De doeleinden van het
Aaronisch priesterschap dragen er-
toe bij dat jullie:
• Je bekeren tot het evangelie
van Jezus Christus en volgens zijn
leringen leven.
• Getrouw werkzaam zijn in
priesterschapsroepingen en de taken
vervullen die je hebt uit hoofde van
je priesterschapsambt.
• Zinvol dienstbetoon verrich-
ten.
• Je voorbereiden op het Melchi-
zedeks priesterschap en de tempel-
verordeningen en zo leven dat je die
kunt ontvangen.
• Je voorbereiden op een eervolle
zending.
• Zo veel mogelijk leren en je er-
op voorbereiden om een goede
echtgenoot en vader te worden.
• Vrouwen, meisjes en kinderen
respecteren zoals het hoort.
Door het programma Plicht je-
gens God kun je deze doeleinden
van het Aaronisch priesterschap te
bereiken. Om de onderscheiding
Plicht jegens God te kunnen krij-
gen, moet je voldoen aan een aantal
doelen van het Aaronisch priester-
schap; verder moet je deelnemen
aan gezinsactiviteiten, bepaalde
quorumactiviteiten en een dienstbe-
toonproject in het kader van een
Plicht jegens God, een persoonlijk
verslag bijhouden en persoonlijke
doelen bereiken in de volgende vier
categorieën:
• Geestelijke ontwikkeling
• Lichamelijke ontwikkeling
• Scholing, karaktervorming en
beroepsplanning
• Burgerschap en sociale ontwik-
keling
Als je aan de scouting kunt deel-
nemen, zul je wel merken dat veel
van de vereisten voor de scouting
overeenkomen met wat je moet
doen voor de onderscheiding Plicht
jegens God. Zowel van Plicht jegens
JANUARI
47
2 0 0 2
God als van de scoutingactiviteiten
leren we dat we voorbereid moeten
zijn op 'elk noodzakelijk' terrein.6 De
onderscheidingen Plicht jegens God
en kroonverkenner [of soortgelijke
onderscheidingen] vullen elkaar aan.
Het Eerste Presidium en het
Quorum der Twaalf hebben jullie
lief en willen jullie sterken in deze
steeds moeilijker wordende tijden.
Daarom hebben ze een vernieuwde
brochure samengesteld: Voor de
kracht van de jeugd: onze plicht jegens
God vervullen, met aanvullend mate-
riaal voor de jongemannen, jonge-
vrouwen, ouders en leiders.
Als jullie, jongemannen van de
Aaronische priesterschap, ernaar
streven de onderscheiding Plicht
jegens God te behalen, zoals de
jonge vrouwen ook aan hun per-
soonlijke vooruitgang werken, zul-
len jullie ook samen met hen als
getuigen van God staan. Dat getui-
genis komt tot uitdrukking in wat
je zegt, maar ook in hoe je leeft en
de geboden onderhoudt.
Je weet dat de onderscheiding
Plicht jegens God te ontvangen niet
het uiteindelijke doel is, maar dat
het erom gaat dat je die eigenschap-
pen verwerft waardoor je je beter
kunt richten op je plicht jegens God.
Deze eigenschappen zullen je op het
juiste spoor houden om de gedrags-
normen na te leven en klaar te zijn
voor de heilige taken en kansen die
vóór je liggen. Door die eigenschap-
pen kun je nu gelukkig, rein en sterk
zijn, en je ook voorbereiden op be-
langrijke gebeurtenissen voor de
eeuwigheid, zoals de zegeningen van
de heilige tempel ontvangen, op zen-
ding gaan en uiteindelijk aan een
goede partner worden verzegeld in
het huis des Heren.
Toen Alma de mensen in het land
Gideon onderwees, maakte hij het
volgende duidelijk in woorden die
nog steeds dezelfde betekenis heb-
ben: 'Nu, mijn geliefde broederen, ik
heb u deze dingen gezegd, opdat ik
een besef uwer plichten jegens God
in u mocht opwekken, opdat gij on-
berispelijk voor Hem moogt wande-
len; opdat gij moogt wandelen
volgens de heilige orde Gods, naar
welke orde gij zijt ontvangen.'7
Jullie die het priesterschap hebt
ontvangen, zullen willen wandelen
volgens deze 'heilige orde' waarin je
bent geroepen en geordend. Je
merkt dat er bij elke zegening die is
beloofd, verantwoordelijkheid
hoort. Door aan die verantwoorde-
lijkheid te voldoen, krijg je de gele-
genheid om anderen te dienen en
jezelf geestelijk te ontwikkelen. Dat
zijn belangrijke stappen in je ont-
wikkeling om meer op Jezus te gaan
lijken.
De Heiland, die alles voor ons
heeft geleden, heeft moeilijkheden
gehad die lijken op sommige proble-
men waarmee wij te maken krijgen
in onze jaren als Aaronisch-priester-
schapsdrager.8 Je weet nog wel van
Jezus' ervaring op de leeftijd waarop
de meesten van ons diaken worden.
Hij was met zijn familie en anderen
naar de tempel gegaan. Toen het tijd
werd om naar huis te gaan, was Hij
niet bij Maria en Jozef. Ze zullen wel
hebben aangenomen dat hij bij an-
dere goede vrienden of familieleden
was. Pas toen Hij er nog steeds niet
was, werden ze ongerust. Als goede
ouders deden Maria en Jozef wat jul-
lie ouders onder dergelijke omstan-
digheden zouden hebben gedaan:
ze gingen Hem zoeken. Ze vonden
Jezus in de tempel, en waarschijnlijk
zullen alleen ouders en grootouders
hun gemengde gevoelens kunnen
begrijpen toen Maria en Jozef
merkten dat Hij veilig was, maar
ook een beetje verbaasd waren
door zijn reactie. Heeft een van jul-
lie wel eens zoiets meegemaakt? We
kennen allemaal het gesprek dat
volgde: 'En toen zij Hem zagen,
stonden zij versteld en zijn moeder
zeide tot Hem: Kind, waarom hebt
Gij ons dit aangedaan? Zie, uw va-
der en ik zoeken U met smart! En
Hij zeide tot hen: Waarom hebt gij
naar Mij gezocht? Wist gij niet, dat
Ik bezig moet zijn met de dingen
mijns Vaders?'9
Jezus had kunnen zeggen: Weet u
niet dat ik mijn plicht jegens God
vervul?
Volgens president Harold B. Lee
is de betekenis van Jezus' antwoord
te vinden in afdeling 64 van de Leer
en Verbonden.10 President Lee heeft
gezegd: 'Als iemand priesterschaps-
drager wordt, dan wordt hij een ver-
tegenwoordiger van de Heer. Hij
moet van zijn roeping begrijpen dat
hij bezig is met het werk van de
Heer. Dat is wat het groot maken
van het priesterschap betekent. Stel
u voor dat de Meester ieder van u
A H O N A
48
die vraag stelt, zoals die Jongen het
Jozef en Maria vroeg: Wist gij niet,
dat ik bezig moet zijn met de dingen
mijns Vaders? Wat u ook doet vol-
gens de wil de Heren, is de zaak des
Heren.'11 Daarom is het priester-
schap dragen en je plicht jegens God
nakomen niet alleen een heel ernsti-
ge verantwoordelijkheid, maar ook
een opmerkelijk voorrecht.
Soms kun je het gevoel hebben
dat je ouders en leiders reageren
zoals Maria en Jozef. Lucas schrijft,
na Jezus' antwoord in de vorm van
zijn belangrijke vraag over de din-
gen van zijn Vader: 'En zij begrepen
het woord niet, dat Hij tot hen
sprak.'12
Let toch goed op wat Jezus deed!
Het is een voorbeeld van wat wij
moeten doen als we werkelijk onze
plicht jegens God willen vervullen.
'En Hij ging met hen terug en kwam
te Nazaret en was hun onderdanig.
(...) En Jezus nam toe in wijsheid
en grootte en genade bij God en
mensen.'13
Je moet bedenken dat je plicht je-
gens God heel duidelijk verbonden
is met je plicht jegens je eigen fami-
lieleden, in het bijzonder je ouders.
Door niet alleen God onderworpen
en onderdanig te zijn zoals het be-
hoort, maar ook onze ouders en
priesterschapsleiders, kunnen we on-
ze plicht jegens God werkelijk ver-
vullen. Mogen wij allen zoals Samuël
zijn, die tot de Heer zei: 'Spreek,
want uw knecht hoort.'14 In de naam
van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
1. Ziel Samuël 3:4-8.
2. 1 Samuël 3:7.
3. 1 Samuël 3:10.
4.1 Samuël 3:19.
5. 'Advies en een gebed van een profeet
voor jongeren', Liahona, april 2001, blz. 30.
6. Zie LV 88:119.
7. Alma 7:22.
8. Zie Alma 7:11 en LV 18:11.
9. Lucas 2:48-49.
10. Zie LV 64:29.
11. Harold B. Lee, Stand Ye in Holy
Places (1974), blz. 255.
12. Lucas 2:50.
13. Lucas 2:51-52.
14. 1 Samuël 3:10.
Dankbaarheid
Ouderling Steven E. Snow
van de Zeventig
'Onze dankbaarheid kan groter worden als we steeds denken
aan onze zegeningen en in ons dagelijks gebed daarvoor danken.1
'Wil je mij vertellen', antwoordde
de man, 'dat jij woont op twee en
een half uur rijden van een van de
zeven wereldwonderen en dat je er
nog nooit bent geweest!'
'Dat klopt', zei Paul.
Even later antwoordde de man:
'Nou, ik kan dat wel begrijpen. Mijn
vrouw en ik wonen al meer dan
twintig jaar in Manhattan en we zijn
nog nooit naar het vrijheidsbeeld
geweest.'
'Ik wel', zei Paul.
Is het geen ironie dat we vaak ve-
le kilometers willen rijden om de
wonderen van de natuur of om de
creaties van mensen te bekijken,
maar de schoonheid in onze eigen
achtertuin niet opmerken?
Ik veronderstel dat het in de
menselijke aard ligt om ons geluk er-
gens anders te zoeken. Het najagen
van een carrière, rijkdom en materie
kan ons perspectief verduisteren en
leidt vaak tot een gemis aan waarde-
ring voor onze huidige overvloedige
zegeningen.
Het is riskant om ons te blijven
afvragen waarom ons niet meer is
gegeven. We worden echter geze-
gend en nederiger als we blijven stil-
staan bij de vraag waarom we zoveel
hebben gekregen.
Een oud gezegde luidt: 'We zijn
rijk als we met weinig tevreden zijn.'
In zijn brief aan de Filippenzen
schreef Paulus: 'Niet dat ik dit zeg,
als zou ik gebrek lijden; want ik heb
geleerd met de omstandigheden
waarin ik verkeer, genoegen te ne-
men' (Filippenzen 4:11).
Alma gaf zijn zoon Helaman de
raad die alle vaders hun kinderen
Sommigen van ons die in het zui-
den van Utah zijn opgegroeid,
zochten werk bij de vele tank-
stations langs de oude verkeersweg 91
die toen door het centrum van St.
George liep. Mijn jongere broer, Paul,
was toen 18 en werkte bij Tom's Ser-
vice, een tankstation, ongeveer drie
straten van ons huis verwijderd.
Op een goede dag in de zomer
kwam een auto met een kenteken-
plaat van New York daar tanken.
(Voor broeders onder de dertig: in die
tijd kwam er echt iemand naar buiten
die je tank vulde met benzine, je ra-
men waste en je oliepeil nakeek.)
Terwijl Paul de voorruit schoonmaak-
te, vroeg de bestuurder hoe ver het
was naar de Grand Canyon. Paul ant-
woordde dat het 274 kilometer was.
'Ik heb mijn hele leven de Grand
Canyon al willen zien', riep de man
uit. 'Hoe is het daar?'
'Ik weet het niet', antwoordde
Paul. 'Ik ben er nog nooit geweest.'
JANUARI
49
2 0 0 2
Boven; Leden van de quorums der Zeventig luisteren naar een conferentiebijeenkomst.
behoren te
Heer in alles
u ten goede
u des nacht
geven: 'Raadpleeg de
wat gij doet, en Hij zal
leiden; ja, wanneer gij
s nederlegt, leg u dan
.**
wÈmm
mBÊ: - "'■
ü».
V4«i«-i'
UT W É
^BÈÈÈÈÈÈËÈÈ
?*** • * |
4?3»e , ■
.HoL'
neder in des Heren hoede, opdat Hij
in uw slaap over u moge waken; en
wanneer gij des morgens opstaat,
laat uw hart dan vol dankbaarheid
tot God zijn; en indien gij deze din-
gen doet, zult gij ten laatsten dage
worden verheven' (Alma 37:37).
Alma zegt: 'Laat uw hart vol
dankbaarheid tot God zijn'. De Heer
wil dat we danken. In Tessalonicen-
zen lezen we: 'Dankt in alles, want
dat is de wil Gods in Christus Jezus
ten opzichte van u' (1 Tessalonicen-
zen 5:18).
Als priesterschapsdrager behoren
we voortdurend te streven naar meer
dankbaarheid. Onze dankbaarheid
kan groter worden als we steeds den-
ken aan onze zegeningen en in ons
dagelijks gebed daarvoor danken.
President David O. McKay heeft
gezegd: 'De jongeman die de deur
achter zich sluit, de gordijnen dicht-
trekt en daar in stilte God om hulp
smeekt, behoort eerst zijn hart uit te
storten in dankbaarheid voor zijn
gezondheid, vrienden, dierbaren,
voor het evangelie, voor het teken
van Gods bestaan. Eerst behoort hij
zijn zegeningen te tellen en ze één
voor één te noemen.' (Conference
Report, april 1961, blz. 7-8.)
We doen er goed aan in al onze
gebeden onze dankbaarheid te ui-
ten. Vaak bidden we om bepaalde
zegeningen die we, met ons beperkte
inzicht, menen nodig te hebben.
Omdat de Heer gebeden beant-
woordt volgens zijn wil, zal Hij zeker
verheugd zijn als we nederige dank-
gebeden opzenden.
Broeders, laten we de volgende
keer als we bidden, de Heer niet het
ene verzoek na het andere doen,
maar zo attent zijn om Hem te be-
danken voor alles waarmee Hij ons
heeft gezegend.
President Joseph E Smith heeft
gezegd: 'De geest van dankbaarheid
is altijd aangenaam en bevredigend,
want daarmee gepaard gaat de be-
reidheid om anderen te helpen; lief-
de, vriendschap en goddelijke
invloed zijn het gevolg. Men zegt dat
dankbaarheid het geheugen van het
hart is.' (Joseph F. Smith, Gospel
Doctrine, 5de editie [1939], blz. 262.)
In oktober 1879 werd een groep
L i
A H O N A
50
van 237 heiligen der laatste dagen
uit diverse, kleine nederzettingen in
het zuidwesten van Utah geroepen
om een nieuwe nederzetting te ves-
tigen in wat we nu kennen als San
Juan County in het zuidoosten van
Utah. De tocht moest eigenlijk zes
weken duren, maar duurde bijna
een halfjaar. Hun strijd en hun hel-
dendaden zijn goed vastgelegd, met
name hun schijnbaar onmogelijke
opdracht om de rivier de Colorado
over te steken bij een plaats die
Hole-in-the-Rock heet. Wie daar
geweest zijn, verbazen zich erover
dat aangespannen wagens door die
nauwe spleet in de rode rotsen kon-
den afdalen en de Colorado in de
diepte bereiken. Toen ze echter de
Colorado waren overgestoken,
wachtten hun nog zware beproevin-
gen op weg naar San Juan County.
Moe en uitgeput stonden ze begin
april 1880 voor hun laatste obstakel,
Comb Ridge. Dat is een steile berg-
kam van bijna 305 meter hoog.
120 jaar later hebben we op een
zonnige lentedag met ons gezin
Comb Ridge beklommen. De berg-
kam is steil en gevaarlijk. We kon-
den ons moeilijk voorstellen dat
wagens, trekdieren, mannen, vrou-
wen en kinderen die konden be-
klimmen. Maar onder onze voeten
bevonden zich de sporen van de
wielen, het bewijs van hun inspan-
ningen, zo lang geleden. Hoe voel-
den ze zich na zo veel te hebben
doorstaan? Waren ze verbitterd na
die vele maanden van ploeteren en
ontberingen? Bekritiseerden ze hun
leiders dat die hun zo'n zware taak
hadden gegeven, dat ze zoveel
moesten opgeven? Onze vragen
werden beantwoord toen we de top
van Comb Ridge bereikten. Daar
stonden de woorden, zo lang gele-
den in de rode zandsteen gekrast:
'Wij danken U, o God'.
Broeders, ik bid dat ons hart ver-
vuld mag blijven van dankbaarheid
en waardering voor wat we hebben,
en dat we niet blijven stilstaan
bij wat we niet hebben. Ik bid dat
wij, priesterschapsdragers, dankbaar
zullen zijn in alles wat we doen.
In de naam van Jezus Christus.
Amen. D
vormen of voortzetten
Ouderling Keith K. Hilbig
van de Zeventig
'Wanneer we op rechtvaardige wijze met heel ons hart dienen,
(.-. .) versterken we onze priesterschapsschakel en verhinden
we hem nog vaster met hen die ons zijn voorgegaan en die ons
zullen volgen. '
en dienst doen in het koninkrijk,
waardoor ze gezinnen van generatie
op generatie met elkaar verbinden.
Over uw individuele schakel in die
priesterschapsketen wil ik vanavond
spreken.
-In elke bedeling werd aan getrou-
we mannen het priesterschap gege-
ven om de doeleinden van de Heer
te bewerkstelligen. De Schriften ver-
halen hoe het priesterschapsgezag
van profeet op profeet werd doorge-
geven, beginnend bij Adam.
Wij maken figuurlijk deel uit van
die priesterschapsketen die teruggaat
tot de begintijd van de aarde. Elk
van ons is nu echter letterlijk betrok-
ken bij de uiterst belangrijke taak om
onze eigen sterke priesterschapsscha-
kel te vormen, waardoor we met on-
ze eigen voorvaders en ons eigen
nageslacht worden verbonden.
Als iemand er niet in slaagt het
Melchizedeks priesterschap te ont-
vangen of het te eren, zal zijn scha-
kel ontbreken, en zal het eeuwig
leven onbereikbaar zijn. (Zie LV
76:79; 84:41-42.) Daarom is de gro-
te taak die wij als kerk verrichten,
de boodschap van de herstelling te
brengen aan allen die bereid zijn te
luisteren en allen voor te bereiden
die verlangen naar de zegeningen
van het priesterschap en de tempel.
Dat wij vanavond het voorrecht
hebben om het priesterschap van
God te dragen, vindt zijn oorsprong
In deze grote menigte priester-
schapsdragers, hier en over heel
de wereld bijeengekomen, zitten
verschillende generaties — tiendui-
zenden zoons, vaders, grootvaders
en zelfs overgrootvaders — die allen
geloof in Christus hebben, ernaar
streven zijn geboden te onderhou-
den en Hem verlangen te dienen.
Sommigen maken deel uit van
een lange traditie van mannen die
het priesterschap dragen in de loop
van jaren. Anderen zijn in hun fami-
lie de eersten die het priesterschap
van God draagt. Maar allen hebben
de gelegenheid — en de verant-
woordelijkheid — om een keten te
vormen of voort te zetten van goede
mannen die het priesterschap eren
JANUARI
51
2 0 0 2
in ons voorsterfelijk bestaan. De pro-
feet Alma legde uit wie de mannen
waren die op aarde tot het Melchize-
deks priesterschap zijn geordend:
'Zij waren volgens de voorkennis
van God wegens hun buitengewoon
groot geloof en goede werken sedert
de grondlegging der wereld geroepen
en voorbereid; in de eerste plaats wa-
ren zij vrijgelaten goed of kwaad te
kiezen; zij hebben het goede gekozen
en een zeer groot geloof geoefend, en
daarom werden zij geroepen met een
heilige roeping (...)' (Alma 13:3).
Het is al lang de bedoeling van de
Heer dat u een vormer of voortzet-
ter bent van de keten van getrouwe
priesterschapsdragers in uw familie.
Door uw geloof en verstandig ge-
bruik van uw keuzevrijheid — in het
voorsterfelijk bestaan en in dit ster-
felijk bestaan — werd het u moge-
lijk de 'heilige roeping' tot het
priesterschap te ontvangen.
De profeet Joseph Smith heeft in
1844 gezegd:
'Eenieder die een roeping heeft
om tot de inwoners der aarde te pre-
diken, is tot dat doel reeds geordend
in de grote raadsvergadering in de
hemel vóór deze wereld bestond.'
(Teachings of the Prophet Joseph Smith,
bezorgd door Joseph Fielding Smith,
blz.365.)
Of u nu de eerste in uw familie
bent of tot de vijfde generatie be-
hoort die het priesterschap draagt,
we zijn allen naar de aarde gekomen
met een persoonlijk erfdeel van ge-
trouwheid en voorsterfelijke orde-
ning. Dat te weten, geeft ons een
sterk verlangen om het priester-
schap altijd te eren en zodoende een
familie van vele generaties in de
kerk en in het celestiale koninkrijk
te vormen of voort te zetten.
Vaak definiëren we priesterschap
als de macht en bevoegdheid om in
Gods naam op aarde te handelen.
Maar de Heiland, ons gezin en onze
medemens dienen behoort ook tot de
definitie van het priesterschap. De
Heiland verlangt van ons dat we ons
priesterschap in de eerste plaats uit-
oefenen om anderen tot zegen te zijn.
We kunnen onszelf niet dopen of een
zegen geven, en evenmin kunnen wij
de tempelverordeningen voor onszelf
verschaffen. Maar iedere priester-
schapsdrager heeft anderen nodig om
zijn priesterschapsgezag en -macht in
liefde uit te oefenen en eenieder van
ons te helpen met zijn geestelijke
vooruitgang.
Ik heb de kans gehad om het be-
lang van dienstbetoon door het
priesterschap niet alleen te leren
door te kijken hoe mijn grootvader,
vader en broer hun roeping groot
maakten, maar ook te leren van de
broeders in mijn wijk die voor mij
een voorbeeld van een goed pries-
terschapsdrager waren.
Toen ik pas als leraar in het Aaro-
nisch priesterschap was geordend,
was mijn eerste huisonderwijscollega
Henry Wilkening, een hogepriester
die bijna 60 jaar ouder was dan ik. Hij
was een Duitse immigrant, schoen-
maker van beroep, klein van gestalte,
maar een energieke en getrouwe her-
der voor de gezinnen die ons waren
toegewezen. Bij onze maandelijkse
bezoeken draafde ik achter hem aan,
want hij leek altijd sneller te lopen en
trappen te beklimmen dan ik kon. We
kwamen bij mensen in moeilijke situ-
aties die voor mij, met mijn be-
schermde leventje, nog nieuw waren.
Hij verwachtte van mij dat ik elke
keer een deel van de les gaf en dat ik
alle afspraken maakte, maar meestal
AH O NA
52
luisterde en keek ik naar hem wan-
neer hij broeders en zusters hielp met
uiteenlopende geestelijke en sociale,
economische en emotionele behoef-
ten, die ik als veertienjarige nog niet
had gekend.
Ik ben gaan beseffen hoeveel goeds
één getrouwe priesterschapsdrager
kan doen. Ik heb gezien hoe broeder
Wilkening een sterke priesterschaps-
schakel voor zichzelf smeedde door
zijn liefhebbende dienstbetoon aan
die gezinnen in nood — en aan mij in
mijn jeugd.
De vele priesterschapsdragers naar
wie ik heb gekeken toen ik opgroeide,
hebben mij geleerd dat dienstbetoon
door het priesterschap aan anderen
niet afhangt van een bepaalde titel of
specifieke roeping of officiële functie
in het koninkrijk. Die gelegenheid
komt juist door en is een deel van het
feit dat iemand het priesterschap van
God heeft ontvangen.
President J. Reuben Clark jr. heeft
tijdens de algemene conferentie van
april 1951 wijselijk het volgende ge-
zegd: 'Bij onze dienst aan de Heer
gaat het er niet om waar u Hem dient
maar hoe. In De Kerk van Jezus
Christus van de Heiligen der Laatste
Dagen neemt iemand de plaats in
waarvoor hij of zij op de juiste wijze
wordt geroepen, een plaats die ie-
mand niet verlangt of weigert.' (Con-
ference Report, april 1951, blz. 154.)
Wanneer we op rechtvaardige wij-
ze met heel ons hart dienen, welke
taak ons ook wordt gegeven, verster-
ken we onze priesterschapsschakel en
verbinden we hem nog vaster met
hen die ons zijn voorgegaan en die
ons zullen volgen.
Ik geef plechtig getuigenis van de
goddelijke aard en het zoenoffer van
de Heiland, en van de herstelling
van zijn priesterschap, dat wij mogen
dragen — en ik bid dat iedere zoon
en vader die aan deze bijeenkomst
deelneemt, vanavond zal besluiten
om de Heer te dienen door het
priesterschap getrouw te eren en
door zijn persoonlijke schakel stevig
vast te maken aan de priesterschaps-
keten die hem, zijn voorvaders en
zijn nageslacht voor eeuwig aan el-
kaar zal verbinden. In de naam van
Jezus Christus. Amen. D
'Een grote zaak'
President James E. Faust
van hét Quorum der Twaalf Apostelen
'Mogen we allemaal trouw zijn in de alledaagse, gewone
dingen, waarmee we tonen dat we de gedragsnormen naleven,
want daardoor komen we in aanmerking voor grote zaken. '
Geliefde broeders, van de pries-
terschap Gods overal ter we-
reld, ik vind het fijn tot u
gerekend te worden. Vanavond wil ik
de priesterschap van de kerk opwek-
ken tot meer toewijding bij de zaken
die geloof, karakter en spiritualiteit
ontwikkelen. Het zijn de normale
verplichtingen van de priesterschap
waaraan we dagelijks, wekelijks,
maandelijks — jaar in, jaar uit — be-
horen te voldoen. Het werk van de
kerk is afhankelijk van fundamentele
zaken als tiende betalen; de zorg voor
gezin en priesterschapstaken; de zorg
voor de armen en behoeftigen; dage-
lijks bidden, de Schriften bestuderen;
gezinsavond; huisonderwijs, deelna-
me aan quorumactiviteiten; en de
tempel bezoeken. Als de president
van de kerk ons roept, zouden we
klaar moeten en kunnen staan, en
bereid zijn om 'een grote zaak' te
doen, zoals meebouwen aan de Nau-
voo-tempel, maar velen zijn niet zo
enthousiast over sommige fundamen-
tele zaken.
We kennen allemaal het verhaal
uit het Oude Testament over
Naaman, de legeroverste van de
Arameeërs, die melaats was. Een
Israëlitisch dienstmeisje vertelde de
vrouw van Naaman dat er in Israël
een profeet was die hem kon gene-
zen. Naaman kwam met zijn paar-
den en wagens naar het huis van
Elisa, die een boodschapper stuurde
met instructies voor Naaman: 'Ga
heen en baad u zevenmaal in de
Jordaan, dan zal uw lichaam weer
gezond worden en gij zult rein zijn.'1
Jongens, jullie weten wel hoe laat
het is als je je handen aan je moeder
laat zien: zij zegt dat je ze moet was-
sen! Maar Naaman was geen jongen.
Hij was de overste van het Arameese
leger en hij voelde zich beledigd dat
Elisa hem gelastte zich in de Jordaan
te gaan wassen. Dus 'werd Naaman
toornig en ging heen.'2 Een van Naa-
mans dienaren die wijsheid bezat,
was het niet met hem eens en zei: 'Zo
die profeet tot u een grote zaak ge-
sproken had, zoudt gij ze niet gedaan
hebben? Hoeveel te meer, nu hij tot u
gezegd heeft: Was u en gij zult rein
zijn?'3 Toen bekeerde Naaman zich en
volgde de raad van de profeet op. De
melaatsheid verdween 'en zijn li-
chaam werd weer gezond als het
lichaam van een kleine jongen, en
hij was rein.'4 'Een grote zaak' was in
dit geval buitengewoon eenvoudig en
gemakkelijk.
JANUARI
53
2 0 0 2
In de hedendaagse geschiedenis
van de kerk kennen we tegengestelde
voorbeelden van mannen die de
Heer rijk gezegend had. Een van hen,
Hyrum Smith, bleef volkomen trouw
en toegewijd, zelfs tot in de dood, ter-
wijl de ander, Oliver Cowdery, on-
danks het feit dat hij getuige was
geweest van een aantal grote zaken
in de geschiedenis van de herstelling,
werd verblind door zijn persoonlijke
ambities en zijn hoge positie in de lei-
ding van de kerk verloor.
Oliver Cowdery heeft met de pro-
feet Joseph Smith veel diepgaande
gebeurtenissen van de herstelling
meegemaakt, zoals hun doop onder
gezag van Johannes de Doper, de
verlening van het Aaronisch pries-
terschap, de wonderbare verschij-
ningen in de Kirtland- tempel, en hij
heeft eigenhandig '(op een paar
bladzijden na) het hele Boek van
Mormon opgeschreven zoals de pro-
feet [Joseph Smith] hem dicteerde.'5
Niemand, behalve de profeet, is
meer gezegend met de bediening
van engelen dan Oliver Cowdery.
Maar toen de profeet Joseph
moeilijkheden ondervond, had Oli-
ver kritiek op hem en raakte van
hem vervreemd. Ondanks de pogin-
gen van de profeet om vriendschap
met hem te sluiten, stond hij vijan-
dig tegenover de profeet en de kerk.
en hij werd op 12 april 1838 geëx-
communiceerd.
Een paar jaar na de dood van de
profeet bekeerde Oliver zich en liet
merken dat hij in de kerk terug wil-
de komen. Daarop schreef Brigham
Young hem op 22 november 1847
een uitnodiging om 'tot het huis van
onze Vader terug te keren, waarvan
u bent afgedwaald, (...) en om uw
getuigenis van de waarheid van het
Boek van Mormon te hernieuwen.'6
Oliver verscheen voor het hoge-
priestersquorum en zei: "Broeders,
een aantal jaren ben ik van u ge-
scheiden geweest. Ik verlang er nu
naar om terug te keren. Ik wil nede-
rig en een van u zijn. - — Ik streef
niet naar status. Ik wil slechts bij u
horen. — Ik ben uit de kerk, ik ben
geen lid van de kerk, ik wil weer lid
worden. Ik wil door de deur binnen-
komen. Ik ken de deur. Ik ben hier
niet gekomen om met voorrang be-
handeld te worden. Ik kom nederig
en onderwerp me aan het besluit
van het quorum — want ik weet dat
hun besluiten goed zijn en gehoor-
zaamd moeten worden.'7
Hij gaf ook zijn getuigenis: 'Vrien-
den en broeders, mijn naam is Cow-
dery, Oliver Cowdery. In het begin
van de geschiedenis van deze kerk
was ik één met u. (...) In mijn han-
den heb ik de gouden platen gehad
waarvan het Boek van Mormon ver-
taald is. Ik heb ook de uitleggers vast-
gehouden. Dat boek is waar. Sidney
Rigdon heeft het niet geschreven. De
heer Spaulding heeft het niet ge-
schreven. Ik heb het zelf opgeschre-
ven zoals de profeet het dicteerde.'8
Hoewel Oliver terugkwam, verloor
hij zijn hoge plaats in de kerk.
In tegenstelling daarmee, heeft
president Heber J. Grant over Hyrum
Smith gezegd:
'Er bestaat geen beter voorbeeld
van de liefde van een oudere broer
dan die van Hyrum Smith voor de
profeet Joseph Smith. (...) Ze waren
zo één, zo toegenegen en liefdevol
als stervelingen maar konden zijn.
(...) Er was nooit een sprankje af'
gunst in het hart van Hyrum Smith.
Geen enkele man kon in leven of
dood loyaler, oprechter, trouwer zijn
dan Hyrum Smith aan de profeet
van de levende God.'9
Hij kwam tegemoet aan elke be-
hoefte en elk verzoek van zijn jonge-
re broer, Joseph, die de kerk leidde
en de openbaringen ontving die wij
nu hebben. Hyrum was standvastig,
dag in, dag uit, maand in, maand
uit, jaar in, jaar uit.
Na de dood van hun broer Alvin,
voltooide Hyrum het houten huis
voor hun ouders. Toen Joseph de
gouden platen had ontvangen, zorg-
de Hyrum voor de houten kist waar-
in ze werden opgeborgen en veilig
waren. Toen de platen vertaald wa-
ren, vertrouwde Joseph het manu-
script voor de drukker aan Hyrum
toe. Hyrum bracht de bladzijden,
vaak in gezelschap van Oliver Cow-
dery, dagelijks naar de letterzetter en
weer terug.10
Hyrum werkte als boer en arbei-
der om zijn gezin te onderhouden,
maar toen de kerk in 1830 georgani-
seerd was, aanvaardde hij de roeping
om de gemeente Colesville te presi-
deren. Hij trok met zijn vrouw en
gezin in bij het gezin van Newell
Knight en besteedde veel tijd 'aan
de verkondiging van het evangelie,
waar hij maar iemand trof die wilde
luisteren.'11 Hij was zo'n goede zen-
deling dat hij niet alleen in de buurt
van zijn huis predikte, maar ook aan
de oostkust en in het zuiden van de
A H O N A
54
Verenigde Staten. In 1831 ging hij
met John Murdock naar Missouri en
weer terug en verkondigde onder-
weg het evangelie.12
Toen de bouw van de Kirtland-
tempel in 1833 in zicht kwam, nam
Hyrum onmiddellijk zijn zeis ter
hand om onkruid van het perceel
van de tempel te verwijderen en hij
begon het fundament te graven.
Toen in 1834 Zionskamp werd geor-
ganiseerd, assisteerde Hyrum Lyman
Wight bij de werving van deelne-
mers aan het kamp en leidde hij een
groep heiligen van Michigan naar
Missouri.
Toen hij zo zijn trouw in kleine
dingen bewezen had, werd Hyrum in
december 1834 assistent-president
van de kerk. Hij werkte onder lei-
ding van zijn jongere broer, de pro-
feet Joseph. Hij was altijd een bron
van kracht en troost voor zijn broer,
hetzij in de kerk, hetzij in de gevan-
genis van Liberty. Toen de vervol-
gingen losbraken en Joseph in 1844
vluchtte voor de bende in Nauvoo,
ging Hyrum met hem mee. Toen ze
op de oever van de rivier stonden na
te denken of ze terug zouden gaan,
wendde Joseph zich tot Hyrum met
de vraag: 'Jij bent de oudste, wat
zullen we doen?'
'Laten we teruggaan, onszelf aan-
geven en zien wat er gebeurt', ant-
woordde Hyrum.13
Ze keerden terug naar Nauvoo en
werden naar Carthage overgebracht,
waar ze enkele minuten na elkaar als
martelaar stierven. Hyrum was zijn
taak trouw gebleven tot in de dood.
In alle opzichten was hij een discipel
van de Heiland. Maar door zijn
trouw door dik en dun werd hij wer-
kelijk groot. In tegenstelling daarmee
was Oliver Cowdery groots toen hij
de platen in zijn handen hield en
door engelen bediend werd, maar
toen van hem gevraagd werd trouw
te blijven door de aanhoudende be-
proevingen en moeilijkheden heen,
wankelde Oliver en werd hij afvallig.
We bewijzen onze liefde voor de
Heiland niet alleen maar door 'een
grote zaak' te doen. Zou jij gaan als
de profeet je vroeg op zending te
gaan in de een of andere uitheemse
plaats? Je zou misschien je uiterste
best doen om te gaan. Maar hoe zit
het met het betalen van tiende. Hoe
zit het met huisonderwijs? We tonen
onze liefde voor de Heiland door
kleine daden van geloof, toewijding
en vriendelijkheid jegens anderen
die ons karakter verfijnen. Dat heb-
ben we heel goed gezien in het leven
van dr. George R. Hill III, voormalig
algemeen autoriteit, die een paar
maanden geleden is gestorven.
Ouderling Hill was een gezagheb-
bende op het gebied van steenkool
en een bekend wetenschapper. Hij
ontving veel onderscheidingen en
eerbewijzen voor zijn wetenschappe-
lijke prestaties. Hij was faculteits-
voorzitter aan het College of Mines
and Mineral Resources and Enviro-
tech, en hoogleraar techniek aan de
University of Utah. Maar als per-
soon was ouderling Hill nederig, be-
scheiden en volkomen toegewijd.
Hij is bisschop geweest van drie ver-
schillende wijken en regionaal verte-
genwoordiger voordat hij geroepen
werd als algemeen autoriteit. Na zijn
ontheffing als algemeen autoriteit,
werd hij raadgever in een bisschap
van een wijk. Terwijl zijn gezond-
heid achteruit ging, was hij nog di-
recteur van de conservenfabriek van
de ring en lid van een wijkkoor. Hij
vervulde die laatste roepingen met
dezelfde toewijding als alle andere.
Hij deed waarvoor hij geroepen was
— het hoefde niet 'een grote zaak'
te zijn.
Een vriend heeft eens gezegd: 'Als
we onze talenten, onze aardse of aca-
demische eer, of onze steeds beperk-
tere tijd op het altaar aan God
offeren, verbindt ons hart zich met
Hem door dat offer en voelen we
hoe onze liefde voor Hem toeneemt.'
'Welk werk we in het koninkrijk
ook doen — lesgeven, gedroogde
groenten inblikken op Welfare
Square — het heeft veel minder
waarde voor ons als we het alleen
zien als iets wat moet. (...) Maar als
we ons voorstellen dat we onze ta-
lenten of onze tijd op het altaar voor
God leggen, zoals een bijeenkomst
in de kerk die eigenlijk niet gelegen
komt, dan wordt ons offer persoon-
lijk en een eerbetoon aan Hem,'14
Een verhaal van onze dierbare
s
*» " a *»
JANUARI
55
2 0 0 2
ambtgenoot, ouderling Henry B.
Eyring, illustreert dat beginsel van
toewijding nog beter. Dat verhaal
gaat over zijn vader, de grote geleer-
de Henry Eyring, die werkzaam was
in de hoge raad van de ring Bonne-
ville. Hij was verantwoordelijk voor
de welzijnsboerderij, wat ook inhield
dat er op een veld uien onkruid
gewied moest worden. In die tijd
was hij bijna tachtig en leed hij aan
botkanker. Hij nam het wieden op
zich, hoewel hij zoveel pijn had dat
hij zich op zijn buik en ellebogen
voortbewoog. Door de pijn kon hij
niet knielen. Toch glimlachte en
lachte hij, praatte hij vrolijk met de
anderen die op die dag onkruid
wiedden. Ik citeer nu wat ouderling
Eyring over die gebeurtenis heeft
gezegd:
'Toen al het werk gedaan was en
al het onkruid gewied was, zei ie-
mand tegen hem: "Mijn hemel,
Henry! Dat onkruid heb je er toch
zeker niet uitgetrokken? Dat is twee
dagen geleden bespoten, en het zou
toch zijn doodgegaan."
'Pa lachte alleen maar hard.
Hij vond het een beste grap. Hij
vond het een grote grap. Hij had
de hele dag het verkeerde onkruid
uitgetrokken. Het was bespoten en
zou toch doodgaan.
'Ik vroeg hem: "Pa, hoe kon u dat
nou leuk vinden?"
(...) Hij zei iets wat ik nooit zal
vergeten. (...) Hij zei: "Hal, ik was
daar niet voor het onkruid." '15
Kleine zaken kunnen groot wor-
den. De televisie, een grote zegen
voor de mensheid, is uitgevonden
door een tiener in Idaho die met een
schijfeg rechte voren ploegde op het
land van zijn vader. Hij stelde zich
voor dat hij rechte lijnen van het
ene elektronische apparaat naar het
andere kon overbrengen.16 Vaak zien
we de mogelijkheden niet als we
schijnbaar kleine dingen doen. Die
veertienjarige jongen deed gewoon,
alledaags werk toen hij dat buiten-
gewone idee kreeg. Zoals Nephi eens
gezegd heeft: 'En zo zien wij, dat de
Her e met kleine middelen grote din-
gen teweeg kan brengen.'17
Jongemannen, jullie vormen een
uitverkoren generatie met een veel-
belovende toekomst. De toekomst
kan eisen dat je wedijvert met ande-
re jongemannen op een wereldwijde
markt. Je hebt een speciale opleiding
nodig. Je kunt voor een opleiding
worden gekozen, niet vanwege de
een of andere buitengewone presta-
tie of een grote zaak, maar omdat je
kroonverkenner bent, de onder-
scheiding 'Plicht jegens God' hebt
gekregen, omdat je je seminarie
hebt afgemaakt of op zending bent
geweest.
In de gelijkenis van de talenten
kreeg degene die zijn talenten ver-
meerderd had, te horen: 'Wél ge-
daan, gij goede en getrouwe slaaf;
over weinig zijt gij getrouw geweest,
over veel zal ik u stellen; ga in tot
het feest van uw heer.'18 Mogen we
allemaal trouw zijn in de alledaagse,
gewone dingen, waarmee we tonen
dat we de gedragsnormen naleven,
want daardoor komen we in aan-
merking voor grote zaken. In de
naam van Jezus Christus. Amen. □
NOTEN
1. 2 Koningen 5:10.
2. 2 Koningen 5:12.
3. 2 Koningen 5:13.
4. 2 Koningen 5:14.
5. Reuben Miller, dagboek, 1848-1849,
kerkelijke archieven, 21 oktober 1848.
6. Brief van Brigham Young aan Oliver
Cowdery, 22 november 1847, aangehaald
door Susan Eaton Black in Wko's Who in
the Doctrine and Covenants, blz. 76.
7. Miller, dagboek, 1848-1849, kerke-
lijke archieven, november 1848.
8. Miller, dagboek, 1848-1849, kerke-
lijke archieven, 21 oktober 1848.
9. Heber J. Grant, 'Hyrum Smith and
His Distinguished Posterity', Improvement
Era, augustus 1918, blz. 854-855.
10. Ronald K. Esplin, 'Hyrum Smith:
The Mildness of a Lamb, the Integrity of
Job', Ensign, februari 2000, blz. 32.
11. 'Newell Knight's Journal', uit
'Scraps of Biography' in Classic Experiences
and Adventures (1969), blz. 65.
12. Zie LV 52:8-10.
13. Zie 'Hyrum Smith — Patriarch'
geciteerd in Ensign, februari 2000, blz. 36.
14. James S. Jardine, On Becoming a
DiscipleScholar, blz. 80.
15. Henry B. Eyring, 'Waiting upon the
Lord', BYU, haardvuuravond, 30 septem-
ber 1990, blz. 7-8.
16. Verhaal over Philo Farnsworth,
'Dr. X's Instant Images', U S. News &
World Report, 17 augustus 1998, blz. 44.
17. 1 Nephi 16:29.
18. Matteüs 25:23.
L I A H O N A
56
De plicht roept
President Thomas S. Monson
Eerste raadgever in het Eerste Presidium
'Wij hebben allen de plechtige taak om het priesterschap te eren
en om vele dierbare zielen tot de Heer te brengen.'
gehoor geven aan onze plicht ge-
woon angstaanjagend is. Ik heb
zoiets ervaren in de dagen voor de
Algemene Conferentie van april
1966. Dat is 35 jaar geleden, maar ik
kan het me nog levendig herinneren.
Ik had de opdracht om tijdens een
van de conferentiebijeenkomsten te
spreken, en ik had een boodschap
voorbereid en uit het hoofd geleerd,
getiteld 'Uw Goliat ontmoeten'. Die
was gebaseerd op het verhaal van het
beroemde gevecht tussen David en
Goliat in lang vervlogen tijden.
Toen kreeg ik een telefoontje van
president David O. McKay. Het ge-
sprek ging ongeveer als volgt: 'Broe-
der Monson, hier is president McKay.
Hoe gaat het met u?'
Ik antwoordde: 'O, met mij gaat
het goed, president, en ik kijk uit
naar de conferentie.'
'Dat is waar ik over bel, broeder
Monson. De bijeenkomst van zater-
dagmorgen zal zondag nogmaals
worden uitgezonden, als paasbood-
schap van ons aan de wereld. Ik zal
over een onderwerp spreken dat bij
Pasen past, en ik zou graag willen
dat u datzelfde thema in die belang-
rijke bijeenkomst behandelt.'
'Natuurlijk, president. Dat zal ik
graag doen.'
Toen begon de reikwijdte van dat
korte gesprek pas goed tot me door
te dringen. Opeens was 'Uw Goliat
ontmoeten' niet zo geschikt als paas-
boodschap. Ik wist dat ik me hele-
maal opnieuw moest voorbereiden.
Er was nog maar weinig tijd. Mijn
'Goliat' stond nu werkelijk voor me.
Die avond maakte ik de keukenta-
fel leeg en zette mijn schrijfmachine
Mijn beste broeders, het is
een enorme verantwoor-
delijkheid, maar voor mij
ook een formidabel voorrecht, om
gehoor te geven aan de opdracht om
u vanavond toe te spreken. De alge-
mene conferentie, inclusief de alge-
mene priesterschapsbijeenkomst,
waar we naar hebben uitgekeken —
of we nu hier zijn of hem volgen via
de satelliet of de televisie — brengt
vreugde in ons hart.
De Heer heeft duidelijk gezegd wat
onze verantwoordelijkheid is, en Hij
heeft ons in afdeling 107 van de Leer
en Verbonden een plechtige opdracht
gegeven: 'Laat daarom nu eenieder
met zijn plicht bekend worden, en het
ambt waartoe hij is aangesteld, met
alle ijver leren uitoefenen."
Soms is de vervulling van onze
plicht, gehoor geven aan een godde-
lijke roeping of op een ingeving van
de Geest reageren, niet al te moei-
lijk. Maar het komt ook voor dat het
op tafel, en een flinke stapel schrijf-
papier, met naast me een behoorlijke
prullenmand om alle valse starts op
te vangen die zulke voorbereidingen
begeleiden. Ik begon om 7 uur 's
avonds en had om 1 uur 's nachts
nog niet één regel geschreven waar ik
tevreden over was. De prullenbak
was vol, maar mijn geest beslist niet.
Wat moest ik doen? De klok tikte
door — en niet zo zachtjes ook. Ik
onderbrak mijn werk om te bidden.
Spoedig daarna dacht ik aan het
verdriet van mijn buren, Mark en
Wilma Shumway, om het verlies van
hun jongste kind, kort geleden. Ik
dacht bij mezelf: Misschien zou ik
rechtstreeks tot hen kunnen spreken en
daarbij tot alle anderen, want wie heeft
niet iemand verloren die hem dierbaar
is en reden gehad om te treuren? Mijn
vingers haastten zich over het toet-
senbord van de schrijfmachine,
maar ze konden mijn gedachten
nauwelijks bijhouden.
Toen het eerste flauwe morgen-
licht door ons keukenraam viel, had
ik mijn boodschap klaar. Nu restte
nog de taak om hem uit het hoofd
te leren en aan de wereld te bren-
gen. Zelden heb ik zo geworsteld om
aan een opdracht van de profeet te
voldoen. Ik zal die ervaring nooit
vergeten.
Twee monumentale schriftplaat-
sen kwamen in me op aan het einde
van die conferentiebijeenkomst, U
kent ze beide, broeders. Ze hebben
geen uiterste geldigheidsdatum.
Eeuwen geleden heeft Nephi gezegd:
'Ik zal heengaan en doen, wat de
Here heeft bevolen, want ik weet,
dat de Here geen geboden aan de
kinderen der mensen geeft, zonder
tevens de weg voor hen te bereiden,
zodat zij zullen kunnen volbrengen,
wat Hij hun gebiedt'.2
De tweede is deze belofte van de
Heer zelf aan u en aan mij uit de
Leer en Verbonden: 'Ik zal voor uw
aangezicht uitgaan. Ik zal aan uw
rechterhand en aan uw linkerhand
zijn, en mijn Geest zal in uw hart
zijn, en mijn engelen zullen rondom
u zijn om u te bemoedigen.'3
Velen van ons die hier vanavond
bij elkaar zijn dragen het Melchize-
deks priesterschap, terwijl anderen
JANUARI 2002
57
Conferentiegangers, met op de achtergrond de waterval buiten een raam
op het zuiden in het Conferentiecentrum.
het Aaronisch priesterschap dragen.
Wij hebben allen de plechtige taak
om het priesterschap te eren en hard
te werken om vele dierbare zielen tot
de Heer te brengen. We denken er-
aan dat Hij heeft gezegd: 'Gedenkt,
dat de waarde van zielen groot is in
Gods ogen.'4 Doen we alles wat we
behoren te doen? Herinneren we ons
dan ook die woorden van president
John Taylor: 'Als u uw roeping niet
grootmaakt, zal God u verantwoorde-
lijk stellen voor hen die u had kunnen
redden als u uw plicht had gedaan.'5
Het verlangen om iemand anders
te helpen, de zoektocht naar een
verloren schaap, zal niet altijd on-
middellijk succes hebben. Soms is de
vooruitgang langzaam — zelfs on-
merkbaar. Dat was ook de ervaring
van Gill Warner, met wie ik al heel
lang bevriend ben. Hij was pas als
bisschop geroepen toen Douglas,
een lid uit zijn wijk dat op zending
was, een overtreding beging, waarna
hem het lidmaatschap van de kerk
werd ontnomen. Zijn vader was be-
droefd; zijn moeder was totaal van
de kaart. Douglas verhuisde kort
daarna naar een andere staat. De ja-
ren vlogen voorbij, maar bisschop
Warner, die intussen hogeraadslid
was, bleef zich afvragen wat er van
Douglas geworden was.
In 1975 bezocht ik de ringconfe-
rentie van de ring van broeder War-
ner. Zondagmorgen vroeg hielden we
een priesterschapsleidersvergadering.
Ik sprak over het disciplinaire sys-
teem van de kerk en dat het nodig
was om ernstig en liefdevol te wer-
ken aan de redding van wie ook
maar was afgedwaald. Gill Warner
stak zijn hand op en schetste kort
het verhaal van Douglas. Tenslotte
stelde hij me een vraag: 'Behoort het
nog steeds tot mijn taak om Douglas
terug te brengen in de kerk?'
Gill herinnerde me er later aan dat
ik zijn vraag direct en zonder aarze-
ling had beantwoord: Ik had gezegd:
'Aangezien je zijn vroegere bisschop
bent en hem kende en van hem hield,
zou ik denken dat je alles zal willen
doen om hem terug te brengen.'
Zonder dat Gill Warner dat wist,
had de moeder van Douglas de week
daarvoor gevast en gebeden dat er
iemand naar voren zou komen die
haar zoon zou helpen redden. Gill
hoorde dat toen hij, na de vergade-
ring, het gevoel kreeg dat hij haar
moest bellen om te vertellen dat hij
had besloten hulp te bieden.
Gill begon zijn lange reis van ver-
lossing. Hij nam contact op met
Douglas. Ze haalden herinneringen
op aan de gelukkige tijd van weleer.
Hij gaf zijn getuigenis, betuigde zijn
liefde en wekte langzaamaan ver-
trouwen. Het ging allemaal heel
langzaam. Vaak raakte hij ontmoe-
digd, maar stap voor stap bleek
Douglas vooruitgang te maken. Uit-
eindelijk werden zijn gebeden beant-
woord, zijn pogingen beloond en de
overwinning behaald. Douglas' doop
werd goedgekeurd.
De doopdatum werd vastgesteld,
de leden van het gezin kwamen bij
elkaar en de vroegere bisschop Gill
Warner vloog naar de stad waar
Douglas woonde en verrichtte de
verordening.
Door de liefde in zijn hart en met
verantwoordelijkheidsgevoel voor
een vroegere priester in het Aaro-
nisch priesterschap — het quorum
dat hij presideerde — was bisschop
Warner 'uitgegaan om te redden',
zodat er niet één verloren zou gaan.
Er kunnen er nog wel meer zijn,
maar ik heb zelf drie bisschoppen ge-
kend die, toen ze hun wijk presideer-
den, een priestersquorum van 48 of
meer jongemannen hadden — met
andere woorden: een volledig pries-
tersquorum volgens de definitie in de
Schriften. Die drie bisschoppen wa-
ren Alvin R. Dyer, Joseph B. Wirthlin
en Alfred B. Smith. Lieten zij zich
door hun taak van de wijs brengen?
Helemaal niet. Door hun ijverige in-
zet en met hulp van liefhebbende ou-
ders en de zegeningen van de Heer,
leidden die bisschoppen elk lid van
hun priestersquorum — vrijwel zon-
der uitzondering — tot de ordening
tot ouderling in het Melchizedeks
priesterschap, een zending en een
huwelijk in de tempel des Heren. Nu
zijn broeder Dyer en broeder Smith
hun eeuwige rust ingegaan, maar ou-
derling Joseph B. Wirthlin, lid van
het Quorum der Twaalf Apostelen, is
vanavond hier. Ouderling Wirthlin,
uw dienstbetoon en leiding aan deze
jongemannen, die intussen ouder zijn
geworden, zullen we nooit vergeten.
Als jongen van twaalf was ik secre-
taris van mijn diakenenquorum. Ik
denk met plezier terug aan de vele
opdrachten die wij als leden van dat
quorum hebben mogen uitvoeren. Ik
denk dan meteen aan het avondmaal
ronddienen, de maandelijkse vasten-
gaven inzamelen en voor elkaar zor-
gen. Maar er gebeurde iets vreselijks
bij de leidersvergadering van onze
wijkconferentie. Die werd gepre-
sideerd door William F. Perschon, lid
van ons ringpresidium. Hij riep een
aantal wijkfunctionarissen naar voren
om te spreken. Toen stond president
L I A H O N A
58
Perschon zonder enige waarschuwing
op en zei: 'We zullen nu horen van
Thomas S. Monson, secretaris van het
diakenenquorum, die ons verslag zal
doen van zijn werk en zijn getuigenis
zal geven.' Ik kan me niets meer her-
inneren van wat ik heb gezegd, maar
ik ben die ervaring nooit vergeten.
Broeders, denk altijd aan de ver-
maning van de apostel Petrus:
'[Wees] altijd bereid tot verantwoor-
ding aan al wie u rekenschap vraagt
van de hoop, die in u is'.6
Tijdens de Tweede Wereldoorlog
had ik het voorrecht om president
van het lerarenquorum te zijn. Men
vroeg mij de raad uit Leer en Ver-
bonden 107:86 uit het hoofd te le-
ren en vervolgens toe te passen: 'En
zo is het de plicht van de president
over het ambt van leraar om [de]
leraars te presideren, met hen in
raadsvergadering bijeen te komen,
en hun de plichten van hun ambt te
onderwijzen, zoals de verbonden dit
aangeven.' Ik heb mijn best gedaan
om naar die opdracht te leven.
In dat quorum was een jongeman,
Fritz Hoerold. Hij was klein van ge-
stalte maar groot in moed. Kort nadat
Fritz 17 was geworden, gaf hij zich op
voor de marine van de Verenigde Sta-
ten en ging hij naar de opleiding. Hij
kwam op een groot oorlogsschip in
een aantal van die bloedige gevech-
ten op de Stille Oceaan terecht. Het
schip liep zware schade op en veel op-
varenden werden gedood of gewond.
Fritz keerde na zo'n gevecht naar
huis terug en kwam weer in ons lera-
renquorum. De adviseur van het
quorum vroeg hem ons toe te spre-
ken. Hij zag er schitterend uit in zijn
blauwe uniform met oorlogsonder-
scheidingen. Ik weet nog dat ik Fritz
vroeg of hij een goede raad voor ons
had. We waren per slot van rekening
van dezelfde leeftijd. Met een zure
glimlach antwoordde hij: 'Geef je
nooit als vrijwilliger op!'
Ik heb Fritz vanaf die tijd niet
meer gezien tot ik, enkele jaren gele-
den, een artikel in een tijdschrift las
over diezelfde zeegevechten. Ik vroeg
me af of Fritz Hoerold nog zou leven,
en zo ja, of hij ergens in Salt Lake
City woonde. Via een telefoontje
vond ik hem, en ik stuurde hem het
tijdschrift. Hij en zijn vrouw bedank-
ten me. Aangezien ik erachter was
gekomen dat Fritz nog niet tot ouder-
ling was geordend en dus nog nooit
naar de tempel was geweest, schreef
ik hem een brief om hem aan te moe-
digen zich klaar te maken voor de ze-
geningen van de tempel. Tweemaal
zagen we elkaar toevallig bij een res-
taurant. Zijn lieve echtgenote, Joyce,
spoorde me telkens aan: 'Blijf aan die
man van mij werken.' Zijn dochters
zeiden dat ze het met de aansporing
van hun moeder eens waren. Ik ging
door met aanmoedigen.
Een paar weken geleden zag ik bij
de familieberichten in de krant dat
Het Mormoons Tabernakelkoor verzorgt de muziek tijdens drie bijeenkomsten van de algemene conferentie.
JANUARI 2 00 2
59
Joyce, de vrouw van Fritz, was over-
leden. Wat wenste ik dat ik meer
succes had gehad met mijn privé-
project om Fritz naar de tempel te
krijgen. Ik noteerde de tijd en plaats
van de begrafenisdienst van zuster
Hoerold, verzette andere afspraken
en ging naar de dienst. Beiden lieten
we wel wat tranen. Hij vroeg mij om
als laatste te spreken.
Toen ik opstond om te spreken,
keek ik Fritz en zijn gezin aan en zei:
'Fritz, ik ben hier vandaag als presi-
dent van het lerarenquorum waar jij
en ik eens lid van waren.' Ik hield
hem voor hoe hij en zijn gezin een
'eeuwig gezin' konden worden door
de tempelverordeningen — verorde-
ningen waarin ik beloofde te officie-
ren wanneer het zover zou zijn.
Terwijl ik tranen van emotie on-
derdrukte besloot ik mijn woorden
door tegen Fritz te zeggen, terwijl zijn
gezin en alle aanwezigen het konden
horen en zien: 'Fritz, mijn goede
vriend en medematroos, jij hebt
moed, jij bent vastbesloten. Je hebt je
leven voor je land in de waagschaal
gesteld in een tijd van gevaar. Fritz,
nu moet je naar de fluit van de boots-
man luisteren: "Allemaal aan boord
— anker lichten — voor je reis naar
de verhoging." Joyce wacht daarginds
op jou. Ik weet dat jouw lieve kinde-
ren en kleinkinderen voor je bidden.
Fritz, als president van je lerarenquo-
rum van lang geleden zal ik me er
met hart en ziel voor inzetten om er
zeker van te zijn dat je de boot niet
mist die jou en je geliefden naar cele-
stiale heerlijkheid zal brengen.'
Ik gaf hem de marinegroet. Fritz
stond op en salueerde terug.
Broeders, moge eenieder van ons
gehoor geven aan dat makkelijk te
onthouden versje: 'Doe je plicht, dat
kun je best. Dan zorgt de Heer wel
voor de rest.' Dat bid ik in de naam
van Jezus Christus. Amen. □
NOTEN
1. LV 107:99.
2. lNephi3:7.
3. LV 84i88.
4. LV 18:10.
5. Deseret News Semiweekly, 6 augustus
1878, blz. 1.
6. 1 Petrus 3:15.
Bukken om iemand
anders op te richten
President Gordon B. Hinckley
'Laten we ons hart openstellen, laten we andere mensen
oprichten, laten we onze portemonnee opendoen, laten we
meer liefde tonen voor onze naasten. '
uitverkoren geslacht, een koninklijk
priesterschap' (1 Petrus 2:9).
Broeders, laten we het priester-
schap dat we dragen waardig zijn.
Laten we dicht bij de Heer leven.
Laten we een goede echtgenoot en
vader zijn.
Elke man die thuis een tiran is, is
het priesterschap niet waardig. Hij
kan geen goed middel zijn in de han-
den van de Heer als hij geen respect,
vriendelijkheid en liefde toont je-
gens de partner van zijn keuze.
Zo zal ook elke man die zijn kinde-
ren een slecht voorbeeld geeft, die
zich niet kan beheersen, of die be-
trokken is bij oneerlijke of onzedelijke
praktijken, merken dat de macht van
zijn priesterschap is weggenomen.
Ik herinner u eraan 'dat de rech-
ten van het priesterschap onafschei-
delijk met de machten des hemels
zijn verbonden, en dat de machten
des hemels niet bestuurd noch aan-
gewend kunnen worden, dan alleen
volgens de grondbeginselen van
gerechtigheid.
'Dat ze op ons kunnen worden
bevestigd is waar, doch wanneer wij
het ondernemen onze zonden te be-
dekken, of onze hoogmoed, onze ij-
dele eerzucht te bevredigen, of in
enige mate van ongerechtigheid be-
stuur, heerschappij over of dwang op
de menselijke zielen uit te oefenen,
ziet, dan onttrekken de hemelen
zich, de Geest des Heren is be-
droefd, en wanneer deze Zich heeft
teruggetrokken — vaarwel dan het
Broeders, als ik kijk naar deze
grote zaal vol mannen en be-
sef dat er verspreid over de
hele wereld nog tienduizenden zijn
die, één van hart en één van geest,
allemaal het gezag van het priester-
schap van de levende God dragen,
word ik stil en deemoedig. Ik vraag
om leiding van de Heilige Geest.
Zoveel priesterschapsdragers bij
elkaar is uniek in de wereld. U bent
de legers van de Heer, mannen die
bereid zijn de tegenstander van de
waarheid te bestrijden, mannen die
klaar staan om iets goeds tot stand
te brengen, mannen die een getuige-
nis van de waarheid hebben, man-
nen die veel opgeofferd en gegeven
hebben voor deze belangrijke zaak.
Moge de Heer u zegenen, steunen
en grootmaken. 'Gij (...) zijt een
L I A H O N A
60
priesterschap of het gezag van die
man' (LV 121:36-37).
Broeders, laten we goede mannen
zijn omdat de Heer ons begunstigd
heeft met zijn goddelijke macht.
Nu iets anders, wat ermee in ver-
band staat.
In april heb ik tijdens onze pries-
terschapsbijeenkomst een nieuw pro-
gramma aangekondigd. Ik sprak toen
over het grote aantal zendelingen uit
Zuid-Amerika, Mexico, de Filipijnen
en andere gebieden. Zij geven ge-
hoor aan hun oproep en werken zij
aan zij met hun Noord-Amerikaanse
broeders en zusters. Ze ontwikkelen
een sterk getuigenis. Ze gaan anders
leven. Ze hebben veel succes omdat
ze hun landstaal spreken en de cul-
tuur van hun land kennen. Ze bele-
ven een prachtige periode van hard
en toegewijd werken.
Dan worden ze ontheven en gaan
terug naar huis. Hun ouderlijk gezin
leeft in armoede, en velen vallen te-
rug in dezelfde situatie, niet in staat
om zich daar bovenuit te worstelen
door gebrek aan vaardigheden en
omdat het moeilijk blijft passend
werk te vinden.
Ik heb met u gesproken over het
permanente emigratiefonds dat in de
pionierstijd van de kerk werd opge-
richt om de armen uit Engeland en
Europa te helpen. Er werd een fonds
opgericht waaruit kleine leningen
werden toegekend, waardoor dertig-
duizend leden vanuit hun geboorte-
land naar Zion konden emigreren.
Ik vertelde u dat we datzelfde be-
ginsel gingen toepassen en het perma-
nente studiefonds gingen oprichten.
Met het geld dat onze mensen zouden
schenken, en niet met tiendegeld,
zouden we een kapitaal vormen waar-
van we de winst zouden gebruiken
om onze jonge broeders en zusters
een opleiding te laten volgen om voor
beter werk in aanmerking te komen.
Ze zouden vaardigheden ontwikkelen
waarmee ze genoeg konden verdienen
om hun gezin goed te onderhouden
en de armoede te boven te komen die
zijzelf en voorgaande generaties ge-
kend hadden.
Er zat niets in het fonds in de
periode dat we er plannen voor
maakten. Maar in geloof zijn we
doorgegaan en we hebben een be-
scheiden organisatie in het leven ge-
roepen om te verwezenlijken wat
volgens ons nodig was. Het doet mij
genoegen dat ik u kan vertellen dat
er geld is binnengekomen, tiendui-
zenden dollars, honderdduizenden
dollars, miljoenen zelfs. Dat kwam
van milddadige kerkleden die de
Heer liefhebben en minder fortuin-
lijke mensen willen helpen het eco-
nomisch beter te krijgen. We hebben
nu veel geld. Het is niet alles wat we
nodig hebben. We hopen dat er bij-
dragen zullen blijven komen. De
grootte van het kapitaal bepaalt
hoeveel mensen geholpen kunnen
worden.
Nu, een half jaar later, wil ik ver-
slag uitbrengen van wat er bereikt
is. Allereerst hebben we ouderling
John K. Carmack geroepen. Hij heeft
zoveel goed werk gedaan in het Eerste
Quorum der Zeventig en heeft tijdens
deze conferentie het emeritaat gekre-
gen. Hij is een ervaren advocaat, een
bekwaam zakenman, een man met
veel talenten. Hij is aangesteld tot di-
recteur, en hoewel hij gepensioneerd
is als een van de zeventigen, zal hij al
zijn tijd aan deze taak besteden.
Ouderling Richard E. Cook van
de Zeventig, die ook het emeritaat
heeft gekregen, zal hem helpen met
de financiën. Ouderling Cook is as-
sistent-hoofd van de boekhouding bij
Ford geweest, heeft ervaring met in-
ternationale financiën, is een zeer be-
kwaam leider en iemand die de Heer
en de kinderen van de Heer liefheeft.
Achter wachtende conferentiegangers buiten het Conferentiecentrum
verheffen zich de spitsen van de Salt Lake-tempel.
JANUARI
61
2 0 0 2
We hebben deze twee broeders
aan één kant versleten, en nu draai-
en we ze om zodat We ze aan de an-
dere kant kunnen verslijten.
Ze werken samen met broeder
Rex Allen, een expert in organisatie
en scholing; en met broeder Chad
Evans, die veel ervaring heeft met
voortgezet onderwijs.
Alle vier stellen zij hun tijd
en expertise zonder compensatie
beschikbaar.
Het programma loopt. Deze broe-
ders hebben het heel zorgvuldig en
op goede grondbeginselen in gang
gezet. We hebben het gebied waar
het allereerst operationeel is nog be-
perkt, maar als we meer middelen
krijgen, zal dat uitgebreid worden.
Deze broeders zijn begonnen de
bestaande organisaties van de kerk
te benutten. Het programma heeft
de priesterschap als basis en zal
daarom succes hebben. Het begint
bij de bisschoppen en ringpresiden-
ten. Ze werken geweldig samen met
de kerkelijke onderwijsinstellingen,
de bureaus van de afdeling arbeids-
bemiddeling en andere instellingen.
Eerst is het ingevoerd in Peru, Chili
en Mexico, gebieden met een groot
aantal teruggekeerde zendelingen
waar de nood hoog is. De plaatselij-
ke leiders zijn enthousiast en toege-
wijd. De begunstigden leren ware
beginselen van zelfredzaamheid.
Hun visie op hun potentieel is aan-
zienlijk verbreed. Ze kiezen een goe-
de, plaatselijke opleiding en betalen
die zoveel mogelijk zelf, via hun ou-
ders of uit andere, plaatselijke bron-
nen. Ze zijn erkentelijk, gewillig en
dankbaar voor de kansen die ze krij-
gen. Ik zal u twee of drie voorbeel-
den geven.
Het eerste is dat van een jonge-
man die in Cochabamba (Bolivia)
op zending is geweest. Hij woont
met zijn gelovige moeder en nichtjes
in een arme buurt. Hun huisje heeft
een cementen vloer, één kale gloei-
lamp, het dak lekt en het raam is
stuk. Hij was een succesvolle zende-
ling. Hij zegt:
'Mijn zending was het beste wat
ik ooit heb gedaan. Ik heb geleerd
de geboden te gehoorzamen en ge-
duldig te zijn in mijn beproevingen.
Ik heb ook wat Engels geleerd en ik
kan mijn geld, tijd en vaardigheden
beter benutten.
'Toen mijn zending ten einde
was, vond ik het moeilijk om naar
huis te gaan. Mijn Amerikaanse col-
lega's gingen terug naar de universi-
teit. Maar er is veel armoede in ons
land. Het is moeilijk om een oplei-
ding te volgen. Mijn moeder doet
haar best, maar zij kan ons niet hel-
pen. Ze heeft zoveel geleden, en ik
ben haar hoop.
'Toen ik hoorde van het perma-
nente studiefonds, was ik zo blij. De
profeet toonde zijn erkentelijkheid
voor ons werk. Ik was ontzettend
blij. (...) Ik kon studeren, zelfred-
zaam worden, een gezin stichten,
mijn moeder helpen.
'Ik ga boekhouden studeren op
een plaatselijke school waar ik kan
studeren en werken. Het is een kor-
te cursus van maar drie jaar. Ik moet
blijven werken als conciërge, maar
dat is niet erg. Als ik mijn diploma
heb en werk heb als boekhouder, ga
ik een hogere opleiding volgen in in-
ternationale handel.
'Dit is onze kans, die moeten we
niet voorbij laten gaan. De Heer
heeft vertrouwen in ons. Ik heb vele
malen in het Boek van Mormon ge-
lezen dat de Heer tegen de profeten
zei dat wij, als we de geboden onder-
houden, voorspoedig zullen zijn in
het land. Dat gaat in vervulling. Ik
ben God zo dankbaar voor deze
prachtige kans om te ontvangen wat
mijn broers en zussen niet hadden,
dat ik onze familie kan helpen, mijn
doelen kan verwezenlijken. En ik
betaal de lening graag terug om te
zorgen dat anderen ook zo gezegend
worden. Ik weet dat de Heer me zal
zegenen als ik dat doe.'
Is dat niet mooi? Nog een voor-
beeld. Een jongeman in Mexico-
Stad kreeg een lening toegewezen
van ongeveer duizend dollar om een
opleiding tot dieselmonteur te vol-
gen. Hij zei:
'Ik beloof dat ik mijn uiterste best
zal doen zodat ik tevreden zal zijn
over mijn inzet. Ik weet dat dit een
waardevol en belangrijk programma
is. Daarom probeer ik er voor de
toekomst zoveel mogelijk profijt van
te hebben. Ik wil de armen kunnen
helpen en mijn huisgenoten advise-
ren. Ik dank mijn Vader in de hemel
voor dit prachtige en geïnspireerde
programma.'
Onlangs is een lening toegekend
aan een andere jongeman in Mexi-
co-Stad die in Las Vegas (Nevada)
op zending is geweest. Hij wil graag
tandtechnicus worden. Zijn oplei-
ding vergt dat hij vijftien maanden
hard moet werken. Hij zegt:
'Ik beloof dat ik, als ik mijn studie
met de hulp van het permanente
studiefonds heb afgerond, de lening
zal terugbetalen zodat andere terug-
gekeerde zendelingen die zegenin-
gen ook kunnen ontvangen.'
En zo zijn we begonnen het onze
getrouwe, competente jonge man-
nen en vrouwen mogelijk te maken
de maatschappelijke ladder te be-
klimmen waardoor ze het financieel
beter krijgen. Door de veel betere
kansen zullen ze de armoedecirkel
doorbreken waarin zij en degenen
die hen zijn voorgegaan, zolang ge-
vangen hebben gezeten. Ze zijn op
zending geweest en zullen in de kerk
werkzaam blijven. In hun vaderland
zullen ze leiders worden in dit be-
langrijke werk. Ze zullen hun tiende
en hun vastengaven betalen waar-
door de kerk dit werk over de hele
wereld kan uitbreiden.
We gaan er vanuit dat er aan het
einde van dit jaar ongeveer 1200
deelnemers zijn. We schatten dat
het er over drie jaar drieduizend
zijn. De mogelijkheden zijn er. De
nood is hoog. Misschien mislukt het
soms. Maar de grote meerderheid zal
presteren naar verwachting, zowel
jonge mannen als jonge vrouwen.
Onze enige beperking zal het geld
zijn. Nogmaals vragen we iedereen
die dat wil, een bijdrage te geven,
klein of groot. Dan kunnen we dit
grootse werk uitbreiden waardoor
degenen met geloof en latente vaar-
digheden, als leden van De Kerk
van de Heiligen der Laatste Dagen
financieel onafhankelijk kunnen
worden.
Begrijpt u wat het enorme werk
van deze kerk betekent? Laat mij u
een scenario schetsen. Een paar zen-
delingen kloppen op de deur van een
L I A H O N A
62
Linksboven: president Gordon B. Hinckley begroet de ouderlingen Henry B. Eyring (links),
Jeffrey R. Holland en Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen.
Rechtsboven: president Hinckley spreekt tijdens een conferentiebijeenkomst.
Boven: president Hinckley wuift naar de aanwezigen.
JANUARI 2002
63
o
o
3Z
Q£
>^
tu
m
a>
'
O
h <
H
CU
Z
o
PU
ZE
>
Q
pj
O
N
o
C^
W
Q
s
D
i— i
1=
O
Q
t/l
>— <
-o
o
C/D
S
Pm
cü
H
w
£
e
. r-
■c
S
OQ
Een vrouw en een jongen kijken peinzend naar het beeld de Christus
in het pas gerenoveerde bezoekerscentrum Noord op Temple Square.
L I A H O N A
66
huisje ergens in Peru. Een vrouw doet
open. Ze begrijpt niet helemaal wat
de zendelingen willen. Maar ze laat ze
binnen. Ze spreken af dat ze terugko-
men als haar man en de andere ge-
zinsleden thuis zijn.
De zendelingen geven het gezin
les. Geraakt door de macht van de
Geest, reageren ze op de boodschap
van eeuwige waarheid. Ze laten zich
dopen.
Het gezin is actief in de kerk. Ze
betalen een volledige, maar heel ma-
gere tiende. Ze hebben een zoon of
dochter die tegen de twintig is. Als
de tijd daar is, wordt de zoon of
dochter op zending geroepen. Het
gezin doet al het mogelijke om hem
of haar te steunen, en de rest wordt
betaald met geld uit het zendings-
fonds dat de heiligen bijeenbrengen.
De zoon of dochter werkt samen
met een collega uit de Verenigde
Staten of Canada. Hij of zij leert En-
gels, en het Spaans van de collega
wordt een stuk beter. Ze werken zij
aan zij met liefde, waardering en re-
spect voor elkaar, vertegenwoordi-
gers van twee totaal verschillende
culturen.
Aan het einde van hun zending
gaat de Noord-Amerikaan naar huis
en weer naar school. De Peruviaan
gaat terug naar huis en hoopt dat hij
een bescheiden baantje vindt. Hij
wordt heel slecht betaald. De toe-
komst is niet veelbelovend. Hij of zij
heeft niet de nodige vaardigheden
voor beter werk. En dan breekt er een
helder straaltje hoop door. Broeders, u
begrijpt dat wel. Ik hoef dat niet ver-
der uit te leggen. Wat we moeten
doen, is duidelijk, de nood is hoog, en
de Heer heeft de weg gewezen.
Ouderling Carmack vond pas ge-
leden een oud kasboek. Hij bracht
het aan mij. We ontdekten dat er in
1903 een klein fonds was opgericht
om mensen die leerkracht wilden
worden tijdens hun opleiding een
betere kans te geven door middel
van kleine leningen.
Dat is dertig jaar doorgegaan tot-
dat er tijdens de crisis een eind aan
kwam.
Ik was verbaasd welke namen
er in dat oude kasboek stonden.
Twee daarvan zijn president van
een universiteit geworden. Anderen
zijn bekende en uiterst bekwame
onderwijskundigen geworden. In
het kasboek staan aflossingen van
tien dollar, 5 dollar, van 3,10 dollar
rente en dergelijke. Een van de be-
gunstigden van dat programma is
bisschop, ringpresident, vervolgens
apostel en uiteindelijk raadgever in
het Eerste Presidium geworden.
Broeders, we moeten beter voor
elkaar zorgen. We moeten ons wat
meer inspannen om degenen die on-
deraan de maatschappelijke ladder
staan, te helpen. We moeten gelovi-
ge, integere en bekwame mensen
bemoedigen en ze de hand toeste-
ken als ze met wat hulp hoger op die
ladder kunnen komen.
Dat beginsel is niet alleen van
toepassing op wat we momenteel
met dit studiefonds doen, maar is
veel algemener. Laten we ons hart
openstellen, laten we andere men-
sen oprichten, laten we onze porte-
monnee opendoen, laten we meer
liefde tonen voor onze naasten.
De Heer heeft ons zo overvloedig
gezegend. En de nood is hoog. Hij
heeft gezegd: 'In zoverre gij dit aan
één van deze mijn minste broeders
hebt gedaan, hebt gij het Mij ge-
daan' (Matteüs 25:40).
Ik lees voor uit het boek Hande-
lingen:
'En een man, die verlamd was
van de schoot zijner moeder aan,
zodat hij gedragen moest worden,
zetten zij dagelijks bij de tempel, ge-
naamd de Schone, om een aalmoes
te vragen van de tempelgangers;
'Toen deze zag, dat Petrus en Jo-
hannes de tempel zouden binnen-
gaan, verzocht hij om een aalmoes.
'En Petrus zag hem scherp aan,
met Johannes, en zeide: Zie naar
ons.
'En hij hield zijn blik op hen ge-
vestigd in de verwachting iets van
hen te ontvangen.
'Maar Petrus zeide: Zilver en
goud bezit ik niet, maar wat ik heb,
geef ik u; in de naam van Jezus
Christus, de Nazoreeër: Wandel!
'En hij greep hem bij de hand en
richtte hem op, en terstond werden
zijn voeten en enkels stevig.
'En hij sprong op en stond en liep
heen en weer en hij ging met hen de
tempel binnen, lopende en springen-
de en God lovende' (Handelingen
3:2-8).
Let op: Petrus vatte hem bij de
hand en richtte hem op.
Petrus moest zich bukken om de
lamme op te richten. Ook wij moe-
ten ons bukken.
God zegene u, broeders, jong en
oud. Blijf trouw. Doe uw werk met
liefde. Voed uw gezin op in de weg
van de Heer. 'Zie op tot God en leef'
(zie Alma 37:47).
Dat bid ik in de naam van Jezus
Christus. Amen. D
Er stroomt zonlicht in een foyer van het Conferentiecentrum.
; ■ • ■ .. •.;
JANUARI
67
2 0 0 2
Zondagmorgenbijeenkomst
7 oktober 2001
Dit is de tijd
President Thomas 5. Monson
Eerste raadgever in het Eerste Presidium
'Mogen wij zó leven dat wij, als we ontboden worden, niets
ernstig hoeven te betreuren, niets onafgemaakt hebben gelaten.'
Nu ik voor u sta, moet ik den-
ken aan de tijd dat ik jong
was en we in de zondags-
school vaak zongen:
Welkom, welkom, sabbatmorgen,
ruk ons uit der zorgen net.
Welkom, welkom, is uw daglicht,
heil' ge sabbat van gebed.1
Op deze sabbatmorgen bid ik dat
ik het onderwerp mag zijn van uw
geloof en gebeden als ik tot u spreek.
Wij hebben allen de dramatische
gevolgen gevoeld van de tragische
gebeurtenissen op die noodlottige
dag, 11 september 2001. Zonder eni-
ge waarschuwing zaaide een ver-
schrikkelijke vernietiging dood en
verderf en doofde zij het leven uit
van enorme aantallen mannen,
vrouwen en kinderen. Zorgvuldig
gemaakte plannen voor een prettige
toekomst gingen in rook op. Ze
maakten plaats voor tranen van ver-
driet en uitroepen van zielsleed.
We hebben de afgelopen drie en
een halve week talloze verslagen ge-
hoord over hen die op de een of an-
dere manier — direct of indirect —
door de gebeurtenissen van die dag
geraakt zijn. Ik wil u graag vertellen
wat een kerklid, Rebecca Sindar, die
op dinsdagochtend 11 september
aan boord was van een vlucht van
Salt Lake City naar Dallas, gezegd
heeft. Zoals alle vluchten die op het
moment van de tragische voorvallen
in de lucht waren, werd die vlucht
onderbroken, en het vliegtuig werd
aan de grond gezet in Amarillo
(Texas). Zuster Sindar vertelt: 'We
verlieten allemaal het vliegtuig,
zochten een tv op de luchthaven en
dromden eromheen om te zien wat
er was gebeurd. Mensen stonden in
de rij om dierbaren te bellen en hen
te verzekeren dat ze zich veilig op de
grond bevonden. Ik zal me altijd de
ongeveer twaalf zendelingen herin-
neren die met onze vlucht op weg
waren naar hun zendingsgebied. Ze
pleegden telefoontjes, en toen zag ik
ze in een hoek van de luchthaven
samendrommen en knielen voor een
gebed. Ik wilde dat ik dat moment
had kunnen vastleggen om te laten
zien aan de moeders en vaders van
die lieve jongemannen die de nood-
zaak zagen om meteen te bidden.'
Broeders en zusters, uiteindelijk
overvalt de dood ieder mens. Hij
overvalt mensen op leeftijd die wan-
kelen op hun benen. Zijn ontbieding
wordt gehoord door hen die nog
maar nauwelijks halverwege de reis
door het leven zijn, en vaak stilt het
zelfs het gelach van kleine kinderen.
De dood is het feit dat niemand kan
ontvluchten of ontkennen.
Vaak komt de dood als een in-
dringer. Hij is een vijand die plotse-
ling verschijnt, middenin het feest
van het leven, die de lichten dooft
en de vrolijkheid dempt. De dood
legt zijn zware hand op hen die ons
dierbaar zijn, en vaak laat hij ons
verbijsterd en verwonderd achter. In
bepaalde situaties, zoals bij zwaar lij-
den en ziekte, komt de dood als een
engel van genade. Maar over het al-
gemeen zien we hem als de vijand
van het menselijk geluk.
De duisternis van de dood kan
echter verdreven worden door het
licht van de geopenbaarde waarheid.
'Ik ben de opstanding en het leven',
heeft de Meester gezegd. 'Wie in Mij
gelooft, zal leven, ook al is hij ge-
storven, en een ieder die leeft, en in
Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet
sterven.'2
Die zekerheid — ja, die heilige
bevestiging — van het leven na de
dood, zou heel goed de vrede kun-
nen verschaffen die de Heiland be-
loofde toen Hij zijn discipelen
verzekerde: 'Vrede laat Ik u, mijn
vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld
die geeft, geef Ik hem u. Uw hart
worde niet ontroerd of versaagd.'3
Uit het duister en de gruwel van
Golgota kwam de stem van het
Lam: 'Vader, in uw handen beveel Ik
mijn geest.'4 En het donker was niet
meer duister, want Hij was bij zijn
Vader. Hij was van God gekomen,
en naar Hem was Hij teruggekeerd.
Ook zij die op deze aardse pelgrims-
reis wandelen met God, weten uit
eigen zalige ervaring dat Hij zijn kin-
deren die op Hem vertrouwen niet
in de steek zal laten. In de nacht
van de dood, is zijn aanwezigheid
'beter dan een licht en veiliger dan
een bekende weg.'5
Saulus had op de weg naar Da-
mascus een visioen van de herrezen,
verhoogde Christus. Later gaf hij als
Paulus, voorvechter van de waarheid
L I A H O N A
68
en onbevreesde zendeling in dienst
van de Meester, getuigenis van de
herrezen Heer toen hij tegen de hei-
ligen te Korinte zei: 'Christus is ge-
storven voor onze zonden, naar de
Schriften;
'(...) Hij is begraven en ten
derden dage opgewekt, naar de
Schriften.
'(...) Hij is verschenen aan Kefas,
daarna aan de twaalven.
'Vervolgens is Hij verschenen
aan meer dan vijfhonderd broeders
tegelijk. (...)
'Vervolgens is Hij verschenen aan
Jakobus, daarna aan al de apostelen.
'Maar het allerlaatst is Hij ook
aan mij verschenen.'6
In onze bedeling is ditzelfde ge-
tuigenis ook stoutmoedig door de
profeet Joseph Smith gegeven, toen
Sidney Rigdon en hij getuigden:
'En nu, na de vele getuigenissen,
die van Hem zijn gegeven, is dit het
getuigenis, het allerlaatste, dat wij
van hem geven: Dat Hij leeft!
'Want wij zagen Hem, namelijk
ter rechterhand Gods; en wij hoor-
den de stem, die getuigenis gaf, dat
Hij de Eniggeborene des Vaders is
— dat door Hem, en in Hem, en uit
Hem de werelden worden en wer-
den geschapen, en dat de bewoners
er van Gode gewonnen zonen en
dochteren zijn.'7
Dit is de kennis die steun geeft.
Dit is de waarheid die troost geeft.
Dit is de zekerheid die hen die ge-
bukt gaan onder rouw uit de scha-
duw in het licht brengt. Het staat
allen ter beschikking.
Hoe kwetsbaar is het leven, hoe
zeker is de dood. Wij weten niet
wanneer wij dit sterfelijk bestaan
moeten verlaten. En daarom vraag
ik: 'Wat doen wij met de dag van
vandaag?' Als wij alleen voor mor-
gen leven, dan zullen we veel lege
gisterens hebben. Hebben wij ons
schuldig gemaakt aan de uitspraak:
'Ik heb erover gedacht wat koerswij-
zigingen in mijn leven aan te bren-
gen. Ik ben van plan de eerste stap
te doen — en ik begin morgen.'? Als
we zó denken, blijft morgen altijd in
het verschiet. Een dergelijk 'morgen'
komt zelden als we er niet vandaag
al iets aan doen. Zoals we leren uit
de bekende lofzang:
Er is kans om te werken, waarheen
gij ook blikt,
Ja, gelegenheid vindt g 'overal.
Als er iets moet gedaan, pakt het
dadelijk aan,
Zegt niet, 'k zal het doen hij geval.8
Laten we onszelf de vragen stel-
len: 'Heb ik heden iets goeds in de
wereld gedaan? Mij waar nood was
ter hulpe gegord?' Wat een formule
voor geluk! Wat een recept voor te-
vredenheid, voor gemoedsrust —
om dankbaarheid te hebben opge-
wekt bij een ander mens.
Wij hebben onbeperkte kansen
om van onszelf te geven, maar het
zijn wel kansen die voorbijgaan. We
kunnen harten verlichten. Vriende-
lijke woorden spreken. Geschenken
geven. Goede daden verrichten. Zie-
len redden.
Als we onthouden dat 'wanneer
gij in de dienst van uw naasten zijt,
gij louter in de dienst van uw God
zijt'9, dan komen we niet in de niet
zo benijdenswaardige positie terecht
van de geest van Jacob Marley, die
in de onsterfelijke A Christmas Carol
van Dickens tot Ebenezer Scrooge
sprak. Marley sprak op droeve toon
over kansen die voorbijgegaan wa-
ren. Hij zei: 'Niet te weten dat elke
christelijke geest, die goede daden
verricht in zijn eigen kleine kringe-
tje, wat dat ook moge zijn, zijn ster-
felijke leven te kort vindt voor zijn
oneindige nut. Niet te weten dat
geen enkele mate van spijt ook maar
iets kan goedmaken van de mis-
bruikte kansen uit zijn leven!
Maar toch, zo was ik. O, zo was
ik!'
Marley voegde daar nog aan toe:
'Waarom liep ik door menigten me-
demensen met mijn ogen neergesla-
gen, en keek ik nooit op naar die
gezegende ster die wijzen naar een
eenvoudig onderkomen leidde? Wa-
ren er dan geen armenhuizen waar-
naar het licht ervan mij zou hebben
geleid?'
Gelukkig veranderde Ebenezer
Scrooge, zoals wij weten, zijn leven
ten goede. Ik vind deze zin mooi: 'Ik
ben niet meer de mens die ik was.'10
Waarom is dat verhaal, A Christ-
mas Carol, zo populair? Waarom is
het tijdloos? Ik heb persoonlijk het
gevoel dat het door God geïnspi-
reerd is. Het brengt het beste in de
menselijke aard naar boven. Het
geeft hoop. Het zet aan tot verande-
ring. Wij kunnen de paden verlaten
die ons naar beneden zouden leiden
JANUARI 2002
69
en kunnen, met een lied in ons hart,
een ster volgen en naar het licht
toelopen. We kunnen onze pas ver-
snellen, moed vatten en ons koeste-
ren in het zonlicht van waarheid.
We kunnen het gelach van kleine
kinderen duidelijker horen. We kun-
nen de tranen drogen van hen die
huilen. We kunnen de stervenden
troosten door hen over de belofte
van het eeuwige leven te vertellen.
Als we een vermoeide hand ophef-
fen die neerhangt, als we gemoeds-
rust geven aan een ziel die het
moeilijk heeft, als we geven zoals de
Meester gedaan heeft, dan kunnen
wij — door anderen de weg te wij-
zen — een ster worden die een gids
is voor de een of andere verdwaalde
zeeman.
Omdat het leven kwetsbaar en de
dood onvermijdelijk is, moeten we
het beste maken van elke dag.
Er zijn veel manieren waarop we
onze kansen kunnen misbruiken.
Enige tijd geleden las ik een ontroe-
rend verhaal, geschreven door
Louise Dickinson Rich, dat deze
waarheid levendig illustreert. Zij
schreef:
'Mijn oma had een vijand, me-
vrouw Wilcox. Oma en mevrouw
Wilcox kwamen als bruid naast el-
kaar te wonen in de hoofdstraat van
een klein dorpje, en daar zouden ze
de rest van hun leven slijten. Ik
weet niet hoe de strijd tussen hen
begonnen is — en ik geloof dat ze
het zich tegen de tijd dat ik kwam,
meer dan dertig jaar later, zelf ook
niet meer herinnerden wat de aan-
leiding was. Het was geen beleefd
dispuut; het was volslagen oorlog.
(...)
'Niets in het dorp ontkwam aan
de gevolgen. De driehonderd jaar
oude kerk, die de revolutie, de bur-
geroorlog en de Mexicaanse oorlog
had doorstaan, bezweek bijna toen
oma en mevrouw Wilcox de Slag om
de vrouwenhulp streden. Oma won
de benoeming, maar het was een zin-
loze overwinning omdat mevrouw
Wilcox, daar ze geen voorzitster kon
zijn, meteen aftrad. Wat is er zo leuk
aan iets leiden als je je vijand niet
kunt dwingen in het stof te kruipen?
Mevrouw Wilcox won de Slag om de
openbare bibliotheek door haar
nicht, Gertrude, als bibliothecaresse
te laten aanstellen in plaats van tan-
te Phyllis. De dag dat Gertrude be-
gon, was de dag dat oma ophield
bibliotheekboeken te lezen. Die wa-
ren plotseling 'vieze dingen vol bac-
teriën' geworden. De Slag om de
middelbare school was een gelijkspel.
Het hoofd kreeg een betere baan en
vertrok voordat mevrouw Wilcox er-
in slaagde hem te laten ontslaan of
oma erin slaagde hem een aanstel-
ling voor het leven te bezorgen.
'Als wij als kinderen mijn groot-
moeder bezochten, dan hoorde het
gezichten trekken naar de kleinkin-
deren van mevrouw Wilcox bij de
pret. Op een gedenkwaardige dag
deden wij een slang in de regenton
van mevrouw Wilcox. Mijn groot-
moeder liet wat zwakke protesten
horen, maar we voelden haar stil-
zwijgende sympathie.
'Denk niet dat dit een eenzijdige
campagne was. Mevrouw Wilcox
had ook kleinkinderen. Oma kwam
er niet zonder kleerscheuren vanaf.
Er ging geen winderige dag voorbij
dat de waslijn niet op mysterieuze
wijze brak, waardoor de kleren in de
viezigheid vielen.
'Ik weet niet hoe oma haar moei-
lijkheden zo lang had kunnen ver-
dragen als er niet de huishoudpagina
van haar dagblad uit Boston was
geweest. Die huishoudpagina was
geweldig. Naast de gebruikelijke
kooktips en schoonmaakadviezen,
was er een rubriek die bestond uit
brieven van lezers aan elkaar. De be-
doeling was dat je, als je een pro-
bleem had — of zelfs als je alleen
maar stoom wilde afblazen — een
brief schreef naar de krant met een
fantasienaam zoals Arbutus. Dat was
oma's schuilnaam. Dan schreven en-
kele andere dames met hetzelfde
probleem terug en vertelden wat zij
eraan hadden gedaan, en zij onderte-
kenden met namen zoals Iemand die
het weet, of Xantippe of zoiets. Vaak
bleef je, lang nadat het probleem uit
de weg was geruimd, nog jaren via de
krant naar elkaar schrijven, elkaar
vertellend over je kinderen, je in-
maakactiviteiten en je nieuwe eetka-
merameublement. En zo ging het
met oma ook. Zij en een vrouw die
Zeemeeuw heette, correspondeerden
een kwart eeuw met elkaar. Zee-
meeuw was oma's ware vriendin.
'Toen ik ongeveer zestien was,
overleed mevrouw Wilcox. In een
klein dorpje is het, ongeacht hoezeer
je je buurvrouw haatte, niet meer dan
fatsoenlijk om naar het huis van de
overledene te gaan en te kijken wat je
kunt doen voor de nabestaanden.
Oma trok een katoenen schort aan
om te laten zien dat ze het meende
toen ze zei dat ze verwachtte aan het
werk gezet te worden, stak het gras-
veld over naar het huis van mevrouw
A H O N A
70
Wilcox, waar de dochters van me-
vrouw Wilcox haar de reeds smet-
teloos schone voorkamer lieten
schoonmaken voor de begrafenis. En
daar, op de tafel in de voorkamer lag
op een ereplekje een enorm plakboek.
In dat plakboek zaten in nette kolom-
men naast elkaar de brieven die oma
in de loop der jaren aan Zeemeeuw
had gestuurd, en de brieven van Zee-
meeuw aan haar. Geen van de vrou-
wen had ooit geweten dat oma's
grootste vijand tevens haar beste
vriendin was. Dat was de enige keer
die ik me herinneren kan dat ik mijn
oma heb zien huilen. Ik wist toen niet
waar ze precies om huilde, maar nu
wel. Ze huilde om al die verspilde ja-
ren die reddeloos verloren waren.'
Broeders en zusters, mogen wij van
deze dag af aan ons hart met liefde
vullen. Mogen wij de tweede mijl gaan
om allen in ons leven toe te laten die
eenzaam of terneergeslagen zijn, of die
op de een of andere manier lijden.
Mogen wij 'vreugde [hebben] ge-
sticht, iemands lijden verlicht.'11
Mogen wij zó leven dat wij, als we
ontboden worden, niets ernstig hoe-
ven te betreuren, niets onafgemaakt
hebben gelaten, maar met de woorden
van de apostel Paulus kunnen zeggen:
'Ik heb de goede strijd gestreden, ik
heb mijn loop ten einde gebracht, ik
heb het geloof behouden.'12 In de
naam van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
1. Robert B. Baird, 'Welkom, welkom,
sabbatmorgeri, Heilige lofzangen, nr. 23.
2. Johannes 11:25-26.
3. Johannes 4:27.
4. Lucas 23:46.
5. Minnie Louise Haskins, 'The Gate of
the Year', Masterpieces ofReligious Verse,
onder redactie van James Dalton Morrison
(1948), blz. 92.
6. 1 Korintiërs 15:3-8.
7. LV 76:22-24.
8. Will L. Thompson, 'Heb ik heden
iets goeds in de wereld gedaan?', Heilige
lofzangen, nr. 193.
9. Mosiah2:17.
10. Works of Charles Dickens (1982),
blz. 543, 581.
11. 'Heb ik heden iets goeds in de
wereld gedaan?', Heilige lofzangen, nr. 193.
12. 2 Timoteüs 4:7.
Het Boek van
Mormon: een getuige
van Jezus Christus
President Boyd K. Packer
Waarnemend president van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Het Boek van Mormon: een getuige van Jezus Christus heeft
de voedende kracht om de verhongerende geesten van de
wereld te genezen. '
al niet veroordeelde tot blijvende
onbekendheid, dan zou het verhaal
over de herkomst ervan dat zeker tot
gevolg hebben. Denkt u zich eens
in: een engel die een tienerjongen
naar het bos dirigeert, waar de jon-
gen een ondergrondse bewaarplaats
van steen vindt en een set gouden
platen.
De geschriften op de platen waren
vertaald met behulp van een Urim en
Tummim, iets wat in het Oude Testa-
ment1 enkele malen genoemd wordt,
en wat door Hebreeuwse geleerden
wordt beschreven als een hulpmiddel
'waarmee openbaring werd gegeven
en waarheid verklaard'.2
Nog voordat het boek van de
pers rolde, werden er bladzijden ge-
stolen en afgedrukt in de plaatselijke
pers, vergezeld van spottend com-
mentaar. De weerstand ertegen zou
hele benden ertoe aanzetten om de
profeet Joseph Smith te vermoorden
en hen die hem geloofden de wilder-
nis in te drijven.
Sinds dat uiterst onwaarschijnlij-
ke begin zijn er tot op de dag van
vandaag 108.936.922 exemplaren
gedrukt van Het boek van Mormon:
een getuige van Jezus Christus. Het
is in 62 talen uitgegeven, in 37 an-
dere talen verscheen een beknopte
uitgave, en momenteel wordt het in
nog eens 22 talen vertaald.
In mijn hand heb ik een exemplaar
van de eerste editie van het Boek
van Mormon. Het is in 1830 ge-
drukt op een met de hand bediende
letterdrukpers van de E. B. Grandin
Company te Palmyra (New York) .
In juni 1829 bracht Joseph Smith,
die toen 23 jaar was, samen met
Martin Harris, een plaatselijke boer,
een bezoek aan de 23-jarige meneer
Grandin. De heer Grandin had drie
maanden daarvoor in advertenties
zijn bedoeling te kennen gegeven
om boeken uit te geven. Joseph
Smith gaf hem bladzijden van een
met de hand geschreven manuscript.
Als de inhoud van het boek het
JANUARI
71
2 0 0 2
Momenteel voorzien zestigdui-
zend voltijdzendelingen in 162 lan-
den zelf in hun levensonderhoud
en wijden twee jaar van hun leven
om te getuigen dat het Boek van
Mormon waar is.
Al generaties lang heeft het de le-
zers geïnspireerd. Herbert Schreiter
las zijn Duitse vertaling van het
Boek van Mormon. Daarin las hij:
'En wanneer gij deze dingen zult
ontvangen, zou ik u willen vermanen,
dat gij God, de eeuwige Vader, in de
naam van Christus zoudt vragen, of
deze dingen niet waar zijn; en indien
gij zult vragen met een oprecht hart
en met een eerlijke bedoeling, en ge-
loof hebt in Christus, zal Hij door de
kracht des Heiligen Geestes de waar-
heid er van aan u bekendmaken.
'En door de kracht des Heiligen
Geestes kunt gij de waarheid van al-
le dingen weten.'3
Herbert Schreiter beproefde de
belofte en trad toe tot De Kerk van
Jezus Christus van de Heiligen der
Laatste Dagen.
Toen Herbert in 1946 als krijgs-
gevangene was vrijgelaten, keerde
hij terug naar zijn vrouw en drie
dochtertjes in Leipzig (Duitsland).
Kort daarna ging hij als zendeling
naar Bernburg (Duitsland). Alleen
en zonder collega zat hij koud en
hongerig in een kamer, zich afvra-
gend hoe hij moest beginnen.
Hij bedacht wat hij het door oor-
log geruïneerde volk te bieden had.
Met de hand maakte hij een plak-
kaat met de tekst: 'Is er leven na de
dood?' en hing het op een muur.
Rond die tijd kwam er een fami-
lie uit een dorpje in Polen naar
Bernburg.
Manfred Schütze was vier jaar.
Zijn vader was gesneuveld in de oor-
log. Zijn moeder, zijn grootouders en
zijn tante, ook weduwe, en haar
twee dochtertjes waren gedwongen
om hun dorpje te evacueren, waar-
voor ze slechts een half uur de tijd
kregen. Ze pakten wat ze konden en
trokken naar het westen. Manfred
en zijn moeder trokken en duwden
een karretje. Soms reed de zieke
grootvader in de kar. Een Poolse offi-
cier keek naar de zielige, kleine
Manfred en begon te huilen.
Bij de grens plunderden soldaten
hun bezittingen en gooiden hun
beddengoed in de rivier. Manfred en
zijn moeder raakten de rest van de
familie toen kwijt. Zijn moeder
vroeg zich af of ze misschien naar
Bernburg gegaan waren, waar haar
grootmoeder geboren was, misschien
naar familieleden. Na weken van
ongelooflijk lijden, arriveerden ze in
Bernburg en vonden de familie.
Ze woonden met zijn zevenen in
één klein kamertje. Maar hun moei-
lijkheden waren nog niet voorbij. De
moeder van de twee kleine meisjes
overleed. De rouwende grootmoeder
riep om een predikant en vroeg: 'Zie
ik mijn familie weer terug?'
De predikant antwoordde: 'Beste
mevrouw, zoiets als een opstanding
bestaat niet. Wie dood is, is dood!'
Ze verpakten het lichaam voor de
begrafenis in een papieren zak.
Op de terugweg van het graf op-
perde de grootvader dat ze zich van
het leven konden beroven, zoals zo-
veel anderen al hadden gedaan. Pre-
cies op dat moment zagen ze het
plakkaat dat broeder Schreiter op
een gebouw had geplakt: 'Is er leven
na de dood?', met een uitnodiging
van De Kerk van Jezus Christus van
de Heiligen der Laatste Dagen. Tij-
dens een bijeenkomst hoorden ze
van Het Boek van Mormon: een ge-
tuige van Jezus Christus.
In het boek staat uitleg van:
• Het doel van het sterfelijk le-
ven en de dood.4
• De zekerheid van het leven na
de dood.5
• Wat er gebeurt als de geest het
lichaam verlaat.6
• De beschrijving van de opstan-
ding.7
• Hoe je vergeving van zonden
ontvangt en behoudt.8
• Welke greep gerechtigheid of
barmhartigheid op je kan hebben.9
• Waar je om moet bidden.10
• Het priesterschap.11
• Verbonden en verordeningen.12
• De functie en bediening van
engelen.13
• De stille, zachte stem van per-
soonlijke openbaring.14
• En, vooral, de zending van
Jezus Christus.15
• En nog vele andere juwelen die
samen de volheid van het evangelie
van Jezus Christus zijn.
Zij werden lid van de kerk. Al
gauw veranderde hun leven. De
grootvader vond werk als bakker en
kon zijn familie van brood voorzien,
net zoals broeder Schreiter, die hen
'het brood des levens'16 had gegeven.
En toen kwam er hulp van de kerk
in de Verenigde Staten. Manfred
groeide op met graan uit kleine zak-
ken met een plaatje van een bijen-
korf, en met perziken uit Californië.
Hij droeg kleding uit de hulpgoede-
ren van de welzijnszorg van de kerk.
Kort nadat ik was afgezwaaid uit
de luchtmacht ging ik naar de fa-
briek van de welzijnszorg in Kaysville
(Utah) , waar ik hielp met het vullen
van zakken graan voor de mensen in
Europa die hongersnood leden. Ik
denk graag dat een van de zakken
graan die ik zelf vulde naar Manfred
Schütze en zijn moeder is gegaan. Zo
niet, dan is hij naar anderen gegaan
die hem net zo hard nodig hadden.
Ouderling Dieter Uchtdorf, die
vandaag op het podium bij ons zit als
een van de zeventigen, herinnert zich
tot op de dag van vandaag hoe het
graan rook en hoe het aanvoelde in
zijn kleine jongenshanden. Misschien
heeft zijn familie wel een van de zak-
ken gekregen die ik gevuld heb.
Toen ik ongeveer tien jaar oud
was, deed ik mijn eerste poging om
het Boek van Mormon te lezen. Het
eerste deel was makkelijk lopende
nieuwtestamentische taal. Maar toen
kwam ik bij de geschriften van de
oudtestamentische profeet Jesaja. Ik
begreep het niet en vond het moeilijk
te lezen. Ik legde het boek terzijde.
Ik deed verdere pogingen om het
Boek van Mormon te lezen. Maar ik
las het pas helemaal uit op een troe-
pentransportschip met andere bom-
menwerperbemanningen dat op weg
was naar de oorlog in de Grote Oce-
aan. Ik besloot dat ik het Boek van
Mormon zou lezen en er zelf achter
komen of het waar was of niet. Ik las
en herlas zorgvuldig het hele boek.
Ik beproefde de belofte die erin staat.
Dat was een gebeurtenis die mijn le-
ven veranderde. Daarna heb ik het
boek nooit meer terzijde gelegd.
A H O N A
72
Veel jonge mensen hebben het
beter gedaan dan ik.
Een vijftienjarige zoon van een
zendingspresident ging naar een
school voor voortgezet onderwijs
waar weinig leden van de kerk naar-
toe gingen.
Op een dag kreeg de klas een
proefwerk met goed-of-fout-vragen.
Matthew was er vast van overtuigd
dat hij de antwoorden wist op alle
vragen, behalve vraag 15. Die luidde:
'Joseph Smith, de zogenaamde mor-
moonse profeet, heeft het Boek van
Mormon geschreven. Goed of fout?'
Hij kon de vraag eigenlijk niet
goed beantwoorden, dus herschreef
hij, als slimme tiener, de vraag. Hij
streepte het woord zogenaamde door
en verving het woord geschreven door
vertaald. Toen stond er: 'Joseph Smith,
de mormoonse profeet, heeft het Boek
van Mormon vertaald.' Hij gaf aan
dat het goed was, en leverde het in.
De volgende dag vroeg de leraar
streng waarom hij de vraag had ver-
anderd. Hij glimlachte en zei: 'Om-
dat Joseph Smith het Boek van
Mormon niet heeft geschreven, maar
vertaald, en omdat hij niet zoge-
naamd, maar echt een profeet was.'
Toen mocht hij de klas vertellen
hoe hij dat wist.17
In Engeland maakten mijn vrouw
en ik kennis met Dorothy James, de
weduwe van een predikant die bij de
kathedraal van Winchester woonde.
Ze haalde een familiebijbel tevoor-
schijn die jarenlang zoek was geweest.
Jaren eerder waren de bezittingen
van een familielid verkocht. De
nieuwe eigenaar vond de bijbel in
een bureautje dat meer dan twintig
jaar op slot had gezeten. Er zaten
ook wat brieven in van een kind dat
Beaumont James heette. Hij slaagde
erin de familie James op te sporen en
gaf ze de verloren familiebijbel terug.
Op het titelblad las mijn vrouw
de volgende notitie: 'Deze bijbel is
in onze familie sinds de tijd van
Thomas James in 1683, die een
rechtstreekse afstammeling was van
Thomas James, de eerste bibliothe-
caris van de Bodleian Library te Ox-
ford, die in augustus 1629 begraven
is in de New College Chapel. [Was
getekend] C.T.C. James, 1880.'
De kantlijnen en lege bladzijden
waren helemaal vol aantekeningen
in het Engels, Latijn, Grieks en He-
breeuws. Eén aantekening raakte
haar vooral. Onderaan het titelblad
las ze: 'De beste indruk van de Bijbel
ontstaat als hij op het hart van de
lezer gedrukt wordt.'
En vervolgens dit citaat uit de
Schriften: 'Onze brief zijt gij, ge-
schreven in onze harten, kenbaar en
leesbaar voor alle mensen, daar gij
toont een brief van Christus te zijn,
door onze dienst opgesteld, niet met
inkt geschreven, maar met de Geest
van de levende God, niet op tafelen
van steen, maar op tafelen van vlees
in de harten. 2 Korintiërs 3:2-3.'18
In mijn eigen exemplaar van het
Boek van Mormon staan ook veel
aantekeningen in de kantlijn en
veel strepen onder teksten. Ik was
eens met president Hinckley in Flo-
rida. Aan het spreekgestoelte draai-
de hij zich om en vroeg om een
exemplaar van de Schriften. Ik gaf
hem mijn exemplaar. Hij bladerde er
een paar seconden doorheen, keer-
de zich om, gaf het terug en zei:
'Dat kan ik niet lezen. Je hebt alles
doorgestreept!'
Amos heeft geprofeteerd over
'een honger in het land (...), geen
honger naar brood, en geen dorst
naar water, maar om de woorden des
Heren te horen.'19
In een wereld die veel gevaarlij-
ker is dan de wereld van de kleine
Manfred Schütze en Dieter Uchtdorf,
heeft Het Boek van Mormon: een ge-
tuige van Jezus Christus de voedende
Zendelingen die Temple Square als werkgebied hebben, begroeten bezoekers en vertellen in veel verschillende
talen over het evangelie.
JANUARI
73
2 0 0 2
kracht om de verhongerende geesten
van de wereld te genezen.
Manfred Schütze is nu lid van het
Derde Quorum der Zeventig en
houdt toezicht op onze seminaries in
Oost-Europa. Zijn moeder, die nu 88
is, gaat nog steeds naar de tempel in
Freiberg, waar Herbert Schreiter eens
raadgever van de president was.
Ik ging met ouderling Waker F.
Gonzalez, een nieuw lid van de
Zeventig, uit Uruguay, naar een con-
ferentie in Moroni (Utah), een
plaatsje met een naam uit het Boek
van Mormon. Er is geen enkele dok-
ter of tandarts in Moroni. Voor
boodschappen moeten ze de stad
uit. Hun leerlingen worden met bus-
sen naar een scholengemeenschap
aan de andere kant van de vallei
gebracht.
We hadden een bijeenkomst met
236 aanwezigen. Om ouderling
Gonzalez niet de indruk te geven dat
er alleen maar simpele boeren aan-
wezig waren, sprak ik dit korte getui-
genis uit: 'Ik weet dat het evangelie
waar is en dat Jezus de Christus is.'
Ik vroeg of iemand dat in het Spaans
kon herhalen. Er gingen enkele han-
den de lucht in. Kon iemand anders
het in een andere taal herhalen? De
zin werd herhaald in het:
Japans
Spaans
Duits
Portugees
Russisch
Chinees
Tongaans
Italiaans
Tagalog
Nederlands
Fins
Maori
Pools
Koreaans
Frans
15 talen
Testament in de Bijbel begrijpen. Ik
weet dat het waar is.
In deze uitgave van het Boek van
Mormon uit 1830, die door de 23-ja-
rige Egbert B. Grandin gedrukt is
voor de 23-jarige Joseph Smith jr.,
lees ik op bladzijde 105: 'Wij spre-
ken van Christus, wij verheugen ons
in Christus, wij prediken Christus,
wij profeteren van Christus, en wij
schrijven volgens onze profetieën,
opdat onze kinderen mogen weten
uit welke Bron zij vergeving hunner
zonden mogen verwachten.'20
En dat is, daarvan verzeker ik u,
precies wat we doen. In de naam
van Jezus Christus. Amen. □
NOTEN
1. Zie Exodus 28:30; Leviticus 8:8;
Numeri 27:21; Deuteronomium 33:8;
1 Samuël 28:6; Ezra 2:63; Nehemia 7:65.
2. John M'Clintock en James Strong,
Cycbpedia of Biblical, Theological, and
Ecclesiastical Literature (1867-1881), zie
'Urim and Thummim'.
3. Moroni 10: 4-5.
4. Zie 2 Ne. 2:21; 33:9; Alma 12:24;
34:32; 42:4.
5. Zie 2 Ne. 9:3-7; Mosiah 16:8;
3Nephill.
6. Zie Alma 34:34; 40:11-14, 21.
7. Zie 2 Ne. 9:12; Alma 40:23; 41:2;
3 Ne. 11:1-16.
8. Zie Mosiah 4:1-3, 12,26;
Alma 4:14.
9. Zie Alma 34:15-16; 41:14;
42:15-16,22-25.
10. Zie 2 Ne. 4:35; 32:8-9; Enos 1:9;
Alma 13:28; 34:17-27, 37:36-37;
3 Ne. 18:19-21; Moroni 7:26.
11. Zie 2 Ne. 6:2; Mosiah 18:18; Alma
6:1; 13; 3 Ne. 11:21; 18:37; Moro. 2:2; 3:4.
12. Zie 2 Ne. 11:5; Mosiah 5:5; 18:13;
Alma 13:8, 16.
13. Zie 2 Ne. 32:2-3; Omni 1:25;
Moro. 7:25, 37.
14. Zie 1 Ne. 16:9; 17:44-^5; Enos 1:10;
Alma 32:23; Helaman 5:30; 3 Ne. 11:3.
15. Zie 1 Ne. 11:13-33; 2 Ne. 2:6-10;
Mosiah 3:5-12; Alma 7:7-13;
3 Ne. 27:13-16.
16. Johannes 6:35.
17. Zie George D. Durrant, 'Helping
Your Children Be Missionaries', Ensign,
oktober 1977, blz. 67.
18. Donna S. Packer, On Footings from
the Past: The Packers in England (1988),
blz. 329.
19. Amos8:ll.
20. The Book of Mormon (1830),
blz. 105; zie ook 2 Ne. 25:26.
Nogmaals: ik weet dat het evange-
lie waar is en dat Jezus de Christus is.
Ik houd van dit Boek van Mor-
mon: een getuige van Jezus Christus.
Bestudeer het, dan kunt u zowel het
Oude Testament als het Nieuwe
L I A H O N A
74
Pal staan
Bisschop H. Dctvid Burton
Presiderende bisschop
'Jezus Christus is ons volmaakte voorbeeld van iemand die
altijd pal stond. Hij is de verpersoonlijking van integriteit,
kracht en moed.'
om tegen een gezamenlijke vijand te
strijden. Overal is buitengewoon
moedig gedrag waar te nemen. De
humanitaire hulpverlening is onme-
telijk. Ongeacht ras of godsdienst
hebben mensen hulp aan de slacht-
offers en hun familieleden gegeven.
Ontelbare gebeden zijn uitgespro-
ken. De macht van het goede staat
pal tegen de macht van het kwaad
en zinloos geweld.
Er wordt wel gezegd dat iemand
die geen partij kiest, ooit een keer
een keus zal moeten doen. Als we
tot nu toe moeite hebben gehad om
partij te kiezen, wordt het nu tijd
dat we de moed verzamelen om pal
te staan voor rechtschapenheid en
zonde te vermijden.
Het leven, de bediening en de le-
ringen van onze Heiland, Jezus
Christus, zijn een voorbeeld voor
ons eigen leven. Jezus Christus is
ons volmaakte voorbeeld van ie-
mand die altijd pal stond. Hij is de
verpersoonlijking van integriteit,
kracht en moed. Ik wil drie voor-
beelden uit de bediening van de
Heiland gebruiken.
Ten eerste, na zijn doop werd
Jezus geïnspireerd om Zich af te zon-
deren en met zijn Vader te commu-
niceren. Veertig dagen lang at Hij
niet om zijn lichaam aan zijn godde-
lijke geest te onderwerpen. In zijn
verzwakte toestand werd Hij door
de verzoeker bezocht, die Hem aan-
spoorde om zijn grote macht te ge-
bruiken en uitzonderlijke prestaties
te verrichten. Toen de verzoeker
voorstelde om stenen in brood te
veranderen, zodat Hij zijn honger
Een wijs man gaf vaak het vol-
gende, eenvoudige advies:
'David, sta pal'. Mijn vader
verwachtte niet dat ik langer zou
worden of op mijn tenen ging staan,
maar hij bedoelde dat ik moedig de
juiste beslissing moest nemen, zon-
der principes aan de kant te zetten,
zonder geestelijke normen te nege-
ren, en zonder verantwoordelijkheid
te ontlopen. Als ik zijn advies op-
volgde, ging het goed in mijn leven.
Als ik niet pal stond, was het leven
meestal onprettig. Ik vroeg onlangs
aan mijn twee kleinzoons wat zij
zouden doen als onze hemelse Vader
aan hen zou vragen om pal te staan.
De een ging automatisch op zijn te-
nen staan, maar allebei zeiden ze:
'Hij wil dat wij het goede kiezen.'
Na de diepe ellende en opschud-
ding van 11 september staan man-
nen, vrouwen en landen pal.
Vijanden en vrienden komen samen
kon stillen, stond de Heiland pal
door te zeggen: 'Er staat geschreven:
Niet alleen van brood zal de mens
leven, maar van alle woord, dat uit
de mond Gods uitgaat' (Matteüs
4:4). Op de uitnodiging om Zich
van de tempel af te werpen en door
de engelen gered te worden, zei Hij:
'Gij zult de Here, uw God, niet ver-
zoeken' (Matteüs 4:7). En op het
voorstel om Zich neder te werpen
en de duivel te aanbidden, in ruil
voor de rijkdom en de eer van de
wereld, antwoordde Hij moedig: 'De
Here, uw God, zult gij aanbidden en
Hem alleen dienen' (Matteüs 4:10).
De verleider zet zijn sluwheden
onverminderd voort. Door het stre-
ven naar wereldse goederen ver-
waarlozen sommige mensen hun
principes. De mens is vaak niet in
staat om onderscheid te maken tus-
sen behoeften en wensen. Gezinnen
lijden door het gebrek aan genegen-
heid, erkenning en leiderschap van
de ouders. Velen gebruiken onethi-
sche, onzedelijke en vaak illegale
methoden om steeds meer goederen
te verwerven.
Als u verstrikt bent geraakt in het
streven om goederen te verwerven,
wordt het nu tijd om moedig pal te
staan. Als u liever goederen hebt
dan de liefde van God, wordt het nu
tijd om pal te staan. Als u bent geze-
gend met een overvloed, wordt het
nu tijd om pal te staan en behoefti-
gen in uw overvloed te laten delen.
Het tweede voorbeeld — de Hei-
land riep zijn volgelingen een keer
bijeen en zei: 'Hoort en verstaat!
Niet wat de mond binnengaat,
maakt de mens onrein, maar wat de
mond uitkomt, dat maakt de mens
onrein' (Matteüs 15:10-11).
Veel mensen gebruiken de naam
van God ijdel in hun dagelijks taalge-
bruik. Onder onze jongeren wordt
vulgaire en ruwe taal gemakkelijk ge-
bruikt om hun gevoelens tot uitdruk-
king te brengen. Jonge vrienden, nu
is het tijd om pal te staan en deze
woorden uit je vocabulaire te verwij-
deren. Jullie weten welke woorden ik
bedoel. Helaas hoor je ze overal om
je heen — op school, in muziek en
tijdens sportevenementen. Is er
moed voor nodig om pal te staan?
JANUARI
75
2 0 0 2
Een gezin buiten de Tabernakel op Temple Square.
Uiteraard. Kun je die moed verzame-
len? Natuurlijk. Vraag om kracht van
je hemelse Vader om die zwakheid te
overwinnen. De Heiland heeft ge-
zegd: 'Bid altijd, en Ik zal mijn Geest
op u uitstorten, en groot zal uw zegen
zijn' (LV 19:38). Er wordt gezegd: 'De
grootste hoogten zijn op onze knieën
te bereiken.' ('New Era Poster: Stan-
ding TalP, New Era, oktober 2001,
blz. 19.) Vloeken en schelden is niet
verheffend, maar ontheiligend. Mijn
vrouw en ik hebben honderden sport-
evenementen van jongeren bijge-
woond. Te vaak horen we trainers en
andere volwassenen schelden of vloe-
ken, terwijl ze een voorbeeld zouden
moeten zijn. Volwassenen moeten
pal staan en ruwe en ongepaste taal
mijden.
U hebt de volgende zinsnede wel-
eens gehoord: 'Uw daden zijn zo luid,
dat ik uw woorden niet kan horen'.
Onze daden spreken boekdelen over
ons. Wij moeten de raad van de pro-
feten opvolgen en ons fatsoenlijk kle-
den. 'Onfatsoenlijke kleding omvat
korte broeken en rokken; strakke
kleding, truitjes die de navel niet be-
dekken, en andere onthullende kle-
dij.' (Voor de kracht van de jeugd
[2001], blz. 12.) Kleding die fatsoen-
lijk, netjes en schoon is, is opbou-
wend. Onfatsoenlijke kleding is
onterend. Als u ook maar enigszins
twijfelt, vraag uzelf dan af: 'Zou ik mij
op mijn gemak voelen als de Heer
voor me stond?' Moeders, u bent het
beste in staat om hier ons voorbeeld
en geweten in te zijn. Maar vergeet
niet dat jongeren schijnheiligheid net
zo makkelijk kunnen ruiken als de
geur van versgebakken brood. Ou-
ders, adviseer uw zoons en dochters
om pal te staan tegen onzedelijkheid,
en voeg u zelf ook bij hen.
Ten derde, u zult zich herinneren
dat de Heiland als antwoord op de
vraag van de wetgeleerde wie zijn
naaste was de gelijkenis van de
barmhartige Samaritaan vertelde.
Hij zei dat een man tijdens zijn reis
van Jeruzalem naar Jericho beroofd,
mishandeld en voor dood achterge-
laten werd. Eerst kwam er een
priester langs, die zich van hem af-
keerde en aan de overkant van de
weg doorliep. De volgende persoon
die langskwam, verleende ook geen
hulp. De derde persoon, een Sama-
ritaan, verbond zijn wonden en re-
gelde dat hij verzorgd werd. Toen
vroeg Jezus wie zijn naaste was. De
wetgeleerde antwoordde dat de
naaste de persoon was die hulp had
verleend. De Heiland zei: 'Ga heen,
doe gij evenzo.' (Lucas 10:37; zie
vss. 30-37.)
Als we onze naasten helpen,
staan we dan alleen open voor hun
LIAHONA
76
behoeften of ook voor hun gevoe-
lens? Is onze naastenliefde selectief
en alleen op de leden van onze kerk
gericht? Of is die alomvattend, on-
geacht geloof, huidskleur of andere
ogenschijnlijke verschillen? De Hei-
land maakte geen onderscheid in de
definitie van onze naaste. Soms
wordt ons kerkjargon verkeerd be-
grepen en lijkt het wel of wij onge-
voelig of zelfs laatdunkend zijn ten
opzichte van onze naasten. Net als
wat ouderling Ballard gisteren zei,
ben ik ook geen voorstander van de
term niet-lid. Als we andere mensen
niet-leden noemen, kunnen zij zich
afvragen of wij vinden dat zij geen
lid van de samenleving, de stad of
de mensheid zijn. We zeggen al snel
dat wij anderen in onze omgeving
accepteren en erbij betrekken, maar
in de ogen van sommige mensen
lijkt het erop dat we hen al te vaak
nauwelijks tolereren. We kunnen al-
leen liefde voor onze naasten ont-
wikkelen als we onszelf en God
liefhebben. Laten we pal staan en
onze naasten ondubbelzinnig lief-
hebben en respecteren.
Een aantal jaren geleden overleed
een goede vriend van de familie. Hij
en zijn vrouw gingen af en toe in de
bergen wandelen. Op een herfstmid-
dag beklommen ze een steil bergpad
naar een prachtige waterval. Toen ze
terugliepen, vroegen verschillende
mensen die naar boven gingen: 'Is
het de moeite waard?' Onze vriend
antwoordde altijd bevestigend. Maar
later zeiden ze dat het alleen de
moeite waard was als je van frisse
lucht, bergen, lichaamsbeweging en
liefdevol gezelschap houdt.
Als de invloed en druk van ande-
ren en de behoefte om geaccepteerd
te worden groot is, kunnen sommige
mensen zich afvragen: 'Is het de
moeite waard om pal te staan?' Op
die vraag antwoord ik: Als u het
eeuwige leven belangrijk vindt en als
u ware vreugde wilt ervaren, dan is
pal staan de vereiste vastberaden-
heid en onvermoeibare dagelijkse in-
spanning waard.'
Ik bid dat wij allemaal pal aan de
kant van de rechtschapenheid staan,
in de naam van onze Heer en Mees-
ter, Jezus Christus. Amen. □
'Vrees niet,
want zij, die bij
ons zijn, zijn talrijker'
Sharon G. Larsen
Tweede raadgeefster in het algemeen [ongevrouwenpresidium
lWe staan er niet alleen voor in deze heilige opdracht van
ouderschap, liefde en leiderschap. Er bestaat geen grotere
vreugde. Het is ieder offer waard.'
enige partner was bezorgd en telde
met hoeveel man zij waren, maar
Elisa verzekerde hem ervan dat zij,
als ze aan de kant van de Heer ston-
den, ongeacht het aantal wereldse
vijanden, in de meerderheid waren.
Ik getuig dat de troostende woorden
van Elisa tot zijn jonge vriend ook
nu nog waar zijn: 'Zij, die bij ons
zijn, zijn talrijker dan zij, die bij hen
zijn' (2 Koningen 6:16). De Heer zal
onze jonge mensen met vurige paar-
den en wagens omgeven en bescher-
men (net als Elisa) in de vorm van
ouders, grootouders, tantes, ooms,
buren, leidinggevenden en vrienden
die heel veel van hen houden en
hen leiden.
De afgelopen vier jaar zat ik tot
mijn nek toe in het werk met de jon-
gevrouwen. Wanneer we overal heen
reizen en dan met hen praten, leren
we hun hoop, hun dromen, angsten
en teleurstellingen enigszins kennen.
Ik herhaal de woorden van president
Hinckley: 'Dit is de beste generatie
die we ooit in de kerk hebben gehad.'
(Church News, 15 februari 1997, blz.
3.) In het algemeen staan onze jonge
mensen heldhaftig en energiek voor
goedheid en fatsoen.
Maar hoe sterk en goed ze ook zijn,
onze jongeren hebben hulp nodig. Het
programma 'Mijn persoonlijke voor-
uitgang' van de jongevrouwen, het
Als ouders en jeugdleiders
zijn we misschien gemakke-
lijk geneigd de moed te ver-
liezen en bezorgd in onze handen te
wringen om de jeugd en de wereld
waarin zij leven.
Onze omstandigheden nu zijn
niet zonder precedent, noch zonder
hoop. Toen Henoch de profeet was,
weenden de hemelen wegens de
goddeloosheid van de wereld. (Zie
Mozes 7:28-37.) Het lijdt geen twij-
fel dat de hemelen tegenwoordig
ook wenen.
De profeet Elisa was door het he-
le Syrische leger omsingeld en ze wa-
ren vastbesloten hem te doden. Zijn
JANUARI
77
2 0 0 2
Een wachtende vrouw achter een pilaar op plazaniveau van het
Conferentiecentrum.
programma 'Plicht jegens God' van
de Aaronische priesterschap, Lei-
draad voor ouders en leidinggevenden
van jongeren, en het herziene boekje
Voor de kracht van de jeugd zal ouders
en leiders tot steun zijn als zij actief
en direct betrokken zijn bij het te-
genhouden van de afglijdende mo-
raal. Onze jongeren willen meer dan
kostbazen. Ze willen mensen die van
hen houden en hen leiden. Zij ver-
dienen die bescherming.
Een essentieel onderdeel van die
liefde is luisteren. Ik weet wat luiste-
ren is want ik heb dat gelukkig zelf
ondervonden.
Ik werkte vroeger vaak met mijn
vader op de boerderij. Ik vond het
niet altijd leuk, maar als het lunch-
tijd was, gingen we altijd in de scha-
duw van de hoge populieren zitten,
en dan aten we ons lunchpakket en
praatten met elkaar. Mijn vader
greep dat niet aan als een gouden
gelegenheid om mij eens even aan
de regels te herinneren en de les te
lezen. We praatten gewoon — over
van alles en nog wat.
Ik kon dan ook vragen stellen. Ik
voelde me dan zo veilig dat ik zelfs
vragen durfde stellen waarbij hij zich
niet op zijn gemak zou voelen. Ik weet
nog dat ik hem vroeg: 'Waarom heb je
me vorige week bij mijn vrienden
voor gek gezet toen ik niet op tijd
thuis was, door me te komen halen?'
Zijn antwoord brengt me bij een
ander aspect van liefde. Hij was niet
willekeurig in zijn houding. Hij ver-
wachtte dat ik me aan bepaalde ge-
dragsnormen hield. Hij zei: 'Ik
maakte me zorgen over het feit dat je
nog zo laat op stap was. Ik wil vooral
dat je veilig bent.' Ik besefte dat zijn
liefde voor mij sterker was dan zijn
verlangen naar slaap of het ongemak
zich weer te moeten aankleden en
me met de auto te zoeken.
Of het nu op het hooiveld is of op
een andere ongedwongen plek, op
zulke momenten wordt het reservoir
bijgevuld voor andere momenten
die misschien niet zo idyllisch en se-
reen zijn. Met een dergelijke inves-
tering blijft een band bestaan —
ondanks strenge leer en correctie —
of misschien als gevolg ervan.
Liefde is luisteren als zij behoefte
aan praten hebben — midden in de
nacht, 's ochtends om zes uur op weg
naar het seminarie of als u staat te
koken. Heeft u de clip van de kerk op
de televisie gezien die begint met een
donkere slaapkamer? De deur gaat
open en je ziet een meisje met een
boek onder haar armen binnenko-
men. Ze gaat naar haar vader die in
diepe rust verkeert, en vraagt: 'Papa,
wil je me voorlezen?' De vader doet
zijn ogen niet open, maar mompelt in
zijn slaap. 'O, liefje, papa is zo moe,
vraag het maar aan mama.' Het klei-
ne meisje trippelt naar de andere
kant van het bed waar haar moeder
slaapt en vraagt: 'Mama, mag papa
me voorlezen?' Dan zie je hoe de
ogen van de vader zich wijd open-
sperren, en op het volgende beeld zit-
ten ze gezellig met z'n drieën bij
elkaar en leest de vader voor.
Liefhebben doen we wellicht van
nature, maar leiden is een verfijnde
vaardigheid die we misschien niet
serieus genoeg nemen. Wij leiden
bijvoorbeeld meer door ons voor-
beeld dan op welke andere manier
dan ook. Dat is een zware belasting
voor ouders en jeugdleiders.
Kunnen onze jongeren aan de ma-
nier waarop wij leven, praten en bid-
den zien dat we van de Heer houden?
Weten zij dat hun Vader in de hemel
een God van liefde is doordat ze zich
geliefd voelen als ze bij ons zijn? Zijn
zij ervan overtuigd dat wij niet onder
invloed van allerlei wind van leer of
het valse spel van sociale druk en we-
reldse acceptatie bewogen zullen wor-
den? (Zie Efeziërs 4:14.)
Als we in rechtschapenheid lei-
ding willen geven, mag er geen twij-
fel over bestaan waar wij staan.
Kleine onzekerheden van onze kant
kunnen grote onzekerheden in onze
kinderen teweegbrengen.
Soms vraag ik me af of wij als moe-
ders er de oorzaak van zijn dat onze
kinderen zich onder druk voelen
staan om populair te zijn en geaccep-
teerd te worden. Als wij onze verlan-
gens zo bijstellen dat onze normen de
normen van de Heer zijn, maken we
duidelijk dat er in het koninkrijk van
de Heer geen dubbele moraal is.
Na de toespraak van president
Hinckley vorig jaar november vertel-
de een jonge vrouw aan haar moeder
dat haar jongevrouwenleidster haar
tweede setje oorringetjes uit had ge-
daan. Deze kritische jonge mensen
merken zoiets op. Ze merken hoe
lang uw korte broek is, en of u iets
L I
A H O N A
78
moest wegstoppen of -spelden om die
blouse te kunnen dragen. Ze merken
wat u draagt (of niet draagt) als u in
de tuin werkt. Ze merken naar welke
film u gaat kijken in de bioscoop.
Wij hebben verbonden met de
Heer gesloten, en leidinggeven is
vaak een toets voor het niveau van
onze toewijding aan die verbonden.
Een jonge moeder zei: 'Een goede
ouder zijn vergt enorm veel tijd en
energie. Het is gemakkelijker om
mijn kinderen bij de televisie in slaap
te laten vallen, intussen het huis op
te ruimen en ze dan in bed te leggen,
dan de Schriften met ze te lezen, sa-
men te bidden, voor te lezen, en ze
daarna in te stoppen. Maar ze ver-
heugen zich op die avondceremonie,
en ik weet dat die investering, zelfs
als ik te moe ben om te bewegen,
eeuwige winst zal opleveren.' Conse-
quent leiderschap draagt ertoe bij dat
jongeren verstandige keuzen doen en
dan groeit ons vertrouwen in hen.
Ik weet nog dat ik een keer toen
ik zestien was, mijn moeder met
mijn vader hoorde praten. Ze maak-
te zich zorgen over bepaalde keuzen
die ik deed. Ik was niet schuldig aan
enige zonde erger dan de onvolwas-
senheid van de jeugd, maar mama
maakte zich zorgen. Wat mijn vader
zei, werd in mijn hart gebrand:
'Maak je geen zorgen', zei hij tegen
mama. 'Ik heb vertrouwen in Sharon
en ik weet zeker dat ze het goede zal
kiezen.' Die uren in het hooiveld
wierpen op dat moment hun vruch-
ten af. Vanaf dat ogenblik was ik
volledig verbonden met die ouders
vol liefde en vertrouwen.
Eén van de grootste toetsen voor
ouders en leidinggevenden komt als
ze moeten houden van iemand die
dat schijnbaar onmogelijk maakt.
Dat is een moeilijke taak. Wij moe-
ten daarvoor ons hart oprekken en
dat veroorzaakt pijn in de ziel. Als
ouders met een gebroken hart om
hulp bidden, komt die hulp vaak in
de vorm van engelachtige tantes of
ooms, grootouders, goede vrienden
en leidinggevenden die onze geliefde
na staan. Zij kunnen onze bood-
schap nieuw leven inblazen zodat
ons kind weer op het spoor komt zo-
als wij hebben gebeden.
Wijze liefde en doelmatig leider-
schap onder andere zullen de vloed-
golf van goddeloosheid stuiten terwijl
we de volgende generatie voorberei-
den op de verblijdende genoegens
van het ouderschap. Wij zullen nooit
de vreugde vergeten die we voelden
toen onze zoon van twaalf voor het
eerst het avondmaal ronddiende of
wanneer wij het avondmaalsgebed
met de stem van onze zoon hoorden.
Hoe leg je uit wat je voelt als je je
dochter getuigenis hoort geven van
de Heiland of meemaakt dat ze haar
onderscheiding 'Voorbeeldige jonge-
vrouw' ontvangt?
Wij zien een glimp van de hemel
als we in de tempel zijn met ons kind
dat aan het altaar knielt tegenover
een fijne partner. Ze zijn klaar om sa-
men een leven van belofte en presta-
ties te beginnen dat wij mede gevoed
hebben. Dat is de tijd van de oogst.
Ik sluit met mijn getuigenis dat
we er niet alleen voor staan in deze
heilige opdracht van ouderschap,
liefde en leiderschap. Er bestaat
geen grotere vreugde. Het is ieder
offer, elk ongelegen ogenblik, ieder
onsje geduld, persoonlijke discipline
en volharding waard. 'Als God voor
ons is, wie zal tegen ons zijn?' (Ro-
meinen 8:31.) In de naam van Jezus
Christus. Amen. □
JANUARI
79
2 0 0 2
'Uw eigen huis
in orde brengen'
Ouderling Russell M. Nelson
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Ons gezin is het middelpunt van ons grootste werk en onze
grootste vreugde in dit leven; en dat zal ook in de eeuwigheid
zo zijn.'
andere arm om onze jongste dochter
heen. Om ze te beschermen, pro-
beerde ik ze dicht tegen me aan te
houden. Maar toen we over de rand
gingen, werd de gebogen boot een
gigantische slinger die mij de lucht
in slingerde. Ik kwam in de kolkende
stroomversnellingen van de rivier
terecht. Ik had moeite om boven te
komen. Elke keer als ik probeerde
ergens lucht te happen, kwam ik te-
gen de onderkant van de boot aan.
Mijn gezinsleden konden mij niet
zien, maar ik hoorde ze roepen: 'Pa-
pa! Waar is papa?'
Uiteindelijk vond ik de zijkant
van de boot, en ik kwam boven. De
familie trok mijn bijna verdronken
lichaam uit het water. We waren
dankbaar dat we weer veilig bij el-
kaar waren.
De volgende paar dagen waren
prettig en verrukkelijk. Maar toen
kwam de laatste dag, waarop we over
de Lava Falls -waterval moesten, die
bekendstaat als de gevaarlijkste val
van de reis. Toen ik zag wat er voor
ons lag, liet ik onmiddellijk de boot
aan de kant leggen en hielden we een
noodgezinsraad, in de wetenschap
dat we dit goed moesten plannen als
we het wilden overleven. Ik zei tegen
de anderen: 'Wat er ook gebeurt, de
rubber boot blijft altijd drijven. Als
we uit alle macht de touwen vasthou-
den die aan de boot vastzitten, dan
kunnen we het halen. Zelfs als kap-
seist de boot, dan halen we het toch
Toen mijn vrouw en ik jaren
geleden nog enkele tienerd-
ochters thuis hadden, gingen
we als gezin op een vakantie, ver
weg van telefoon en vriendjes. We
zakten met een rubberboot door de
Grand Canyon de rivier de Colorado
af. Voordat we aan onze reis begon-
nen, hadden we geen idee hoe ge-
vaarlijk die reis kon zijn.
De eerste dag was prachtig. Maar
op de tweede dag, toen we de bij de
Horn Creek stroomversnellingen
aankwamen en ik zag hoe steil het
daar naar beneden ging, was ik
doodsbang. Ons dierbare gezinnetje
stond op het punt om, drijvend in
een rubber bootje, zich van een wa-
terval af te storten! Instinctief sloeg
ik een arm om mijn vrouw en de
nog als we maar stevig de touwen
vasthouden.'
Ik wendde me tot ons dochtertje
van zeven en zei: 'Alle anderen hou-
den zich vast aan een touw. Maar jij
moet papa vasthouden. Ga achter
me zitten. Doe je armen om me
heen en houd me stevig vast, terwijl
ik het touw vasthoud.'
Dat deden we. We gingen over
die steile, ruwe stroomversnellingen,
ons goed vasthoudend omdat ons le-
ven ervan afhing, en we kwamen er
allemaal veilig doorheen.1
DE LES
Broeders en zusters, ik verspeelde
bijna mijn leven en leerde daarbij
een les die ik u nu breng. Op onze
reis door het leven, over erg ruwe
wateren, kan het zijn dat de instinc-
tieve neiging van een vader om zich
stevig vast te houden aan zijn vrouw
of kinderen niet de beste manier is
om zijn doel te bereiken. Als hij zich
in plaats daarvan liefdevol vasthoudt
aan de Heiland en aan de ijzeren
roede van het evangelie, dan zullen
zijn gezinsleden zich aan hem en aan
de Heiland willen vasthouden.
Die les geldt beslist niet alleen
vaders. Iedereen, ongeacht wat zijn
geslacht, burgerlijke staat of leeftijd
is, kan besluiten zich rechtstreeks
vast te houden aan de Heiland, en
aan de roede van zijn waarheid, en
zich te laten leiden door het licht
van die waarheid. Doen zij dat, dan
worden zij een voorbeeld van recht-
schapenheid waaraan anderen zich
zullen willen vasthouden.
HET GEBOD
Voor de Heer is het gezin van es-
sentieel belang. Hij heeft de aarde
geschapen zodat wij een stoffelijk li-
chaam konden krijgen en een gezin
stichten.2 Hij heeft zijn kerk gesticht
om gezinnen tot de verhoging te
brengen. Hij verschaft ons tempels,
zodat het gezin voor altijd bij elkaar
kan blijven.3
Vanzelfsprekend verwacht Hij dat
de vader de gezinsleden presideert,
onderhoudt en beschermt.4 Maar de
Meester heeft nog veel meer ge-
vraagd. In heilige Schriftuur is een
gebod gegrift om 'uw huis in orde te
A H O N A
80
Ondanks de grote menigte die in het Conferentiecentrum bijeen is, luisteren de conferentiegangers aandachtig
naar elke spreker.
brengen'.5 Als wij, ouders, het belang
en de betekenis van dat gebod een-
maal begrijpen, dan moeten we leren
hoe we dat doen.
HOE UW HUIS IN ORDE TE BRENGEN
Om ons huis zo in orde te bren-
gen dat het de Heer behaagt, moe-
ten we het op zijn manier doen. We
moeten zijn eigenschappen 'gerech-
tigheid, godsvrucht, geloof, liefde,
volharding en zachtzinnigheid'6 ge-
bruiken. Elke vader dient te onthou-
den dat 'geen macht of invloed [...]
krachtens het priesterschap [kan of
dient] te worden gehandhaafd, dan
alleen door overreding, lankmoedig-
heid, zachtmoedigheid, ootmoed en
door ongeveinsde liefde.'7
Ouders behoren levende voor-
beelden te zijn van 'vriendelijkheid
en zuivere kennis, die de ziel (...)
grotelijks zal ontwikkelen.'8 Alle
moeders en vaders dienen zelfzuch-
tige belangen opzij te zetten en elke
gedachte aan huichelarij, geweld of
kwaadsprekerij te vermijden.9 Ou-
ders komen er al snel achter dat elk
kind een aangeboren zucht naar
vrijheid heeft. Ieder wil zijn of haar
eigen weg gaan. Niemand wil beper-
kingen opgelegd krijgen, zelfs niet
door een ouder met goede bedoelin-
gen. Maar we kunnen ons allemaal
vasthouden aan de Heer.
Dat wist Job eeuwen geleden ook
al. Hij heeft gezegd: 'Aan mijn ge-
rechtigheid houd ik vast en ik geef
haar niet op.'10 En Nephi heeft ge-
zegd: 'Allen, die het woord Gods ge-
hoor wilden schenken (. . .) en zich
daaraan vasthouden, (. . .) zouden
nimmer verloren gaan.'11
Die grondbeginselen zijn net zo
tijdloos als het evangelie, en net zo
eindeloos als de eeuwigheid. Denk
maar eens na over deze andere aan-
sporingen uit de Schriften:
In het oudtestamentische Spreu-
ken lezen we: 'Houd vast aan de
tucht, laat haar niet los, bewaar
haar, want zij is uw leven.'12
Uit het Nieuwe Testament: 'Broe-
ders, staat vast en houdt u aan de
overleveringen, die u door ons (...)
geleerd zijn.'13
Uit het Boek van Mormon verne-
men we dat er menigten mensen
waren die 'zich voortdurend vast
[hielden] aan de ijzeren roede"4 en
haar als zinnebeeld zagen van 'het
woord Gods'.15 Die ijzeren roede, die
verankerd is in waarheid, is onwrik-
baar en onveranderbaar.
ANDERE GODDELIJKE OPDRACHTEN
Ouders behoren zich niet alleen
zelf vast te houden aan het woord
van de Heer, maar zij hebben ook
opdracht van God om hun kinde-
ren dat te leren. De aanwijzing
daarvoor in de Schriften is duide-
lijk: 'Voor zoverre er in Zion (. . .)
ouders zijn die kinderen hebben, en
deze niet onderwijzen in de leer
van bekering, geloof in Christus,
de Zoon van de levende God, en
van doop, en de gave des Heiligen
Geestes door het opleggen van han-
den, wanneer zij acht jaar oud zijn,
dan zij de zonde op het hoofd der
ouders
'16
Dat gebod legt de verantwoorde-
lijkheid en rekenschap voor het
onderwijs van kinderen op de
schouders van de ouders. In de pro-
clamatie aan de wereld over het
gezin wordt gewaarschuwd dat
mensen die 'hun taken in het gezin
niet nakomen, [...] op een dag aan
God rekenschap moeten afleggen.'17
Ik bevestig dat dat werkelijk zo zal
zijn.
Voor het uitvoeren van die taken,
hebben we zowel de kerk als het ge-
zin nodig. Zij gaan hand in hand om
elkaar te sterken. De kerk is er om
JANUARI
81
2 0 0 2
het gezin te verhogen. En het gezin
is de fundamentele eenheid van de
kerk.
Die onderlinge relatie wordt dui-
delijk als we de eerste geschiedenis
van de kerk bestuderen. In 1833
vermaande de Heer jonge leiders
van zijn kerk omdat ze als ouders te-
kortschoten. De Heer heeft gezegd:
'Ik heb u geboden uw kinderen in
licht en waarheid groot te brengen.
'Maar voorwaar zeg Ik tot u (...)
'Gij hebt uw kinderen, in strijd
met de geboden, geen licht en waar-
heid onderwezen; (...).
'En nu geef Ik u een gebod: [...]
gij [moet] uw eigen huis in orde
brengen, want er zijn vele dingen in
uw gezin, die niet zijn, zoals het be-
hoort. Breng [...] eerst uw huis in
orde.'18
Deze openbaring is een van de
krachtigste bevestigingen van de in-
tegriteit van de profeet Joseph
Smith. Hij verwijderde niets uit de
schriftuurlijke woorden van krachti-
ge vermaning, ook al waren sommi-
ge tot hem zelf gericht.19
In onze tijd heeft het Eerste Pre-
sidium de prioriteit van ouders nog
eens beklemtoond. Uit hun recente
brief aan de heiligen haal ik het vol-
gende aan: 'Wij vragen de ouders
hun uiterste best te doen om hun
kinderen de beginselen van het
evangelie bij te brengen en [hen] in
de kerk groot te brengen. In het ge-
zin krijgt een rechtschapen leven
vorm, en het gezin kan dan ook
door niets of niemand worden ver-
vangen, omdat alleen daar de nood-
zakelijke en door God gegeven
taken kunnen worden uitgevoerd.'20
WAARIN MOETEN OUDERS
ONDERWIJZEN?
Laten we, met die heilige op-
dracht in gedachten, eens overden-
ken waarin wij moeten onderwijzen.
In de Schriften krijgen ouders de
aanwijzing om hun kinderen geloof
in Jezus Christus, bekering, doop en
de gave van de Heilige Geest te le-
ren.21 Ouders dienen te onderwijzen
in het heilsplan22 en het belang van
een levenswijze die in overeenstem-
ming is met de geboden van God.23
Anders zullen hun kinderen lijden
onder hun onwetendheid omtrent
Gods verlossende en vrijmakende
wet.
24
Oud
ers dienen tevens een
voorbeeld te geven in het toewijden
van hun leven — door hun tijd, ta-
lenten, tiende en middelen25 toe te
wijden aan de vestiging van de kerk
en Gods koninkrijk op aarde.26 Door
zo'n levenswijze zijn ouders hun na-
geslacht letterlijk tot zegen. In de
Schriften staat: 'Uw plicht [ligt]
steeds in de kerk, en wel wegens uw
[gezin].'"
WEERSTAND TEGEN HET GEZIN
Ouders en kinderen moeten be-
seffen dat er altijd sterke tegen-
stand zal zijn tegen het werk en de
wil van de Heer.28 Omdat het de
heerlijkheid en het werk van God is
om onze onsterfelijkheid en eeuwi-
ge leven als gezin29 tot stand te
brengen, vloeit daar logischerwijze
uit voort dat het werk van de te-
genstander het hart van ons thuis
zal treffen: het gezin. Lucifer valt
onophoudelijk de heiligheid van
het leven en de vreugde van het
ouderschap aan.
Omdat de boze altijd bezig blijft,
mag onze waakzaamheid nooit ver-
slappen, zelfs geen moment. Een
eenvoudige, schijnbaar onschuldige
uitnodiging kan omslaan in een gro-
te verleiding die tot een tragische
overtreding kan leiden. We moeten
dag en nacht, binnens- of buitens-
huis, zonde vermijden en 'het goede
[behouden]'.30
Het opruiende kwaad van porno-
grafie, abortus en verslaving aan
schadelijke middelen, ondermijnt
net als termieten de onderliggende
kracht van een gelukkig thuis en
een getrouw gezin. We kunnen niet
toegeven aan goddeloosheid zonder
ons gezin gevaar te laten lopen.
Satan wil dat wij ons net zo ellen-
dig voelen als hij.31 Hij wil onze dier-
lijke begeerten activeren, ons
verleiden om in geestelijke duister-
nis te leven en te twijfelen aan de
realiteit van het leven na de dood.
De apostel Paulus heeft gezegd: 'In-
dien wij alleen voor dit leven onze
hoop op Christus gebouwd hebben,
zijn wij de beklagenswaardigste van
alle mensen
'32
VOORTZETTING VAN DE ZEGENINGEN
VAN HET GEZIN
Maar als wij Gods grote plan van
geluk begrijpen, dan versterkt dat
ons geloof in de toekomst. Door zijn
plan krijgen wij antwoord op eeu-
wenoude vragen: is al onze genegen-
heid en liefde voor elkaar alleen
maar tijdelijk, en gaan zij verloren
bij de dood? Nee! Kan het gezinsle-
ven voortduren tot na deze periode
van onze sterfelijke proeftijd? Ja!
God heeft geopenbaard dat de eeu-
wige aard van het celestiaal huwelijk
en het gezin de bron van onze groot-
ste vreugde zijn.
Broeders en zusters, materieel be-
zit en de eer van de wereld zijn niet
blijvend. Maar uw verbintenis als
vrouw, man en gezin kan wél blij-
vend zijn. De enige duur van het ge-
zinsleven dat de meest verheven
verlangens van de mensenziel bevre-
digt, is eeuwig. Geen enkel offer is te
groot om de zegeningen van een
eeuwig huwelijk te verkrijgen. Om
daarvoor in aanmerking te komen,
hoeven we onszelf alleen maar god-
deloosheid te ontzeggen en de tem-
pelverordeningen te eren. Door
heilige tempelverbonden te sluiten
en die na te komen, bewijzen wij on-
ze liefde voor God en voor onze
partner, en onze ware achting voor
ons nageslacht, zelfs voor hen die
nog niet geboren zijn. Ons gezin is
het middelpunt van ons grootste
werk en onze grootste vreugde in dit
leven; en dat zal ook in de eeuwig-
heid zo zijn, wanneer wij tronen, ko-
ninkrijken, rijken, (. . .) machten,
heerschappijen, (. . .) verhoging en
heerlijkheid (beërven).'33
Wij kunnen die zegeningen van
onschatbare waarde ontvangen als
wij ons huis nu in orde brengen en
ons getrouw vasthouden aan het
evangelie. God leeft. Jezus is de
Christus. Dit is zijn kerk. President
Gordon B. Hinckley is zijn profeet.
Daarvan getuig ik, in de naam van
Jezus Christus, Amen. □
NOTEN
1. Zie Russell M. Nelson en Rebecca
M. Taylor, 'Van vriend tot vriend',
De Kinderster, maart 1997, blz. 6-7.
2. Zie LV 2:1-3.
L I A H O N A
82
3. Zie LV 138:47-48.
4. Zie 1 Timoteüs 5:8.
5. LV 93:44; zie ook 2 Koningen 20:1;
Jesaja 38:1.
6. 1 Timoteüs 6:11.
7. LV 121:41.
8. LV 121:42.
9. Ziel Petrus 2:1.
10. Job 27:6.
11. INe. 15:24.
12. Spreuken 4:13.
13. 2 Tessalonicensen 2:15. Andere
aanverwante schriftteksten zijn onder
meer: '[Houd u vast aan] (...) de gezonde
woorden, die gij van mij gehoord hebt, in
het geloof en de liefde, die in Christus Je-
zus is'. (2 Timoteüs 1:13), en 'Laten wij de
belijdenis van hetgeen wij [geloven] on-
wankelbaar vasthouden' (Heb. 10:23).
14. INe. 8:30.
15. INe. 11:25.
16. LV 68:25; cursivering toegevoegd.
17. 'Het gezin: een proclamatie aan de
wereld', De Ster, oktober 1998, blz. 24-
18. LV 93:40-44.
19. Zie LV 93:47.
20. In deze brief, gedateerd 1 1 februari
1999, en ondertekend door de presidenten
Gordon B. Hinckley, Thomas S. Monson
en James E. Faust, wordt ook beschreven
wat ouders kunnen doen: 'Wij raden ou-
ders en kinderen aan de hoogste prioriteit
te geven aan gezinsgebed, gezinsavond,
evangeliestudie en -onderwijs, en opbou-
wende activiteiten. Zelfs als andere werk-
zaamheden en bezigheden waardevol en
nuttig zijn, moet men niet toestaan dat die
de plaats gaan innemen van de taken die
God heeft toegewezen aan ouders en ge-
zin.' ('Brief van het Eerste Presidium',
Liahona, december 1999, blz. 1.)
21. Zie Moroni 8:10; LV 19:31;
68:25-34; 138:33; Art. 1:4.
22. Zie Mozes 6:58-62.
23. Zie Leviticus 10:11; Deuteronomium
6:7; Mosiah 4:14.
24. Zie 2 Ne. 2:26; Mosiah 1:3; 5:8;
LV 98:8.
25. Zie Mosiah 4:21-26; 18:27;
Alma 1:27.
26. Zie BJS, Matteüs 6:38.
27. LV 23:3.
28. Zie Moroni 7:12-19.
29. Zie Mozes 1:39.
30. 1 Tessalonicensen 5:21.
31. Zie 2 Ne. 2:17-18, 27.
32. lKorintiërs 15:19.
33. LV 132:19.
De tijd waarin
wij leven
President Gordon B. Hinckley
'Onze veiligheid schuilt in bekering. Onze kracht komt voort
uit gehoorzaamheid aan de geboden van God. '
niet weten hoe die zal aflopen of hoe
lang die zal duren. Voor het eerst
sinds we een natie zijn geworden, zijn
de Verenigde Staten op eigen grond-
gebied zwaar aangevallen. Maar dit
was niet alleen een aanval tegen de
Verenigde Staten. Het was een aan-
val tegen goede mensen en landen
over de hele wereld. Alles was goed
georganiseerd, schaamteloos uitge-
voerd en de resultaten waren ramp-
zalig. Naar schatting zijn er ruim
vijfduizend mensen om het leven ge-
komen, onder wie veel mensen uit
andere landen. Het was een wrede,
doortrapte en goddeloze daad.
Onlangs was ik met een aantal
nationale godsdienstige leiders op
het Witte Huis uitgenodigd om met
de president te spreken. Toen hij met
ons sprak, was hij open en eerlijk.
Diezelfde avond sprak hij in niet
mis te verstane taal tot het congres
en het land over het voornemen van
Amerika en haar bondgenoten om
de terroristen op te sporen die ver-
antwoordelijk zijn voor de organisa-
tie van deze gruweldaad en iedereen
die hen een vrijplaats biedt.
Nu zijn we in oorlog. Er zijn grote
legers gemobiliseerd en er zal meer
volgen. Er worden politieke bondge-
nootschappen gesloten. We weten
niet hoe lang dit conflict zal duren.
We weten niet hoeveel slachtoffers
er zullen vallen en hoeveel geld het
gaat kosten. We weten ook niet hoe
het conflict zich zal ontwikkelen.
Het kan het werk van de Heer op
verschillende manieren beïnvloeden.
Geliefde broeders en zusters,
nederig aanvaard ik deze gele-
genheid. Ik bid dat ik door de
Geest van de Heer geleid zal worden.
Ik heb zojuist het bericht gekre-
gen dat de VS een raketaanval zijn
begonnen. Ik hoef u er niet aan te
herinneren dat we in een gevaarlijke
tijd leven. Ik wil graag over deze tijd
en onze omstandigheden als leden
van deze kerk spreken.
U weet allemaal maar al te goed
wat er op 11 september, nog geen
maand geleden, is gebeurd. Door die
wrede, gemene aanval zijn we in een
oorlogstoestand terechtgekomen.
Het is de eerste oorlog van de 215te
eeuw. De laatste eeuw is beschreven
als de eeuw met het meeste oorlogs-
geweld in de geschiedenis van de
mens. Nu staan we voor een andere
gevaarlijke onderneming, waarvan we
JANUARI 2002
83
Voor elke conferentiebijeenkomst komt er een grote menigte leden bijeen in het Conferentiecentrum om kracht
te ontlenen aan de raad van kerkleiders.
Onze nationale economie lijdt er-
onder. Het ging al niet zo goed, en
dit heeft het probleem alleen maar
verergerd. Veel mensen raken hun
baan kwijt. Onder onze leden kun-
nen de welzijnsbehoeften beïnvloed
worden en ook de tiende van de
kerk. Het kan ons zendingsprogram-
ma treffen.
We zijn nu een wereldwijde orga-
nisatie. We hebben leden in meer
dan 150 landen. Het kan nu veel
moeilijker worden om dit wereldom-
spannende programma te beheren.
De leden die Amerikaans staats-
burger zijn, staan volledig achter de
president van ons land. De afschu-
welijke machten van het kwaad
moeten geconfronteerd worden en
ter verantwoording worden geroe-
pen. Dit is geen zaak van christenen
tegen moslims. Ik ben blij dat er
voedsel wordt gestuurd naar de men-
sen die honger lijden in een land dat
onder grote druk staat. Wij waarde-
ren onze naasten over de hele wereld
die moslim zijn, en hopen dat wie
volgens de beginselen van hun gods-
dienst leven, niet zullen lijden. Ik
vraag vooral onze eigen leden om op
geen enkele wijze deel te nemen aan
de vervolging van onschuldige men-
sen. Laten wij vriendelijk en hulp-
vaardig zijn, beschermen en steun
verlenen. Het zijn de terroristische
organisaties die gevonden en ten val
gebracht moeten worden.
Als leden van deze kerk weten wij
iets over dergelijke organisaties. In
het Boek van Mormon wordt gespro-
ken over de rovers van Gadianton,
een wrede en geheime organisatie
waarvan de leden een eed aflegden
en die uit was op onheil en verwoes-
ting. In die tijd deden ze hun uiterste
best om met alle mogelijke middelen
de kerk te gronde te richten, om de
mensen met spitsvondigheden te
verleiden en om de samenleving in
hun macht te krijgen. We zien nu
hetzelfde gebeuren.
Wij zijn een vredelievend volk.
Wij zijn volgelingen van de Christus
die de Vredevorst was en is. Maar er
zijn momenten dat we pal moeten
staan voor gerechtigheid en fatsoen-
lijkheid, voor vrijheid en beschaving,
net als Moroni zijn volk opriep om
hun vrouwen, kinderen en de vrijheid
te verdedigen. (Zie Alma 48:10.)
Tijdens een televisie-uitzending
van Larry King werd mij onlangs ge-
vraagd wat ik vind van de mensen
die in de naam van hun godsdienst
zulke schandelijke acties verrichten.
Ik antwoordde: 'Godsdienst is geen
schild tegen goddeloosheid, kwaad
en dergelijke zaken. De God in wie ik
geloof, moedigt dergelijke acties niet
aan. Hij is een barmhartig God. Hij is
een liefdevol God. Hij is een God
van vrede en geruststelling, en ik kijk
in tijden zoals deze naar Hem op als
een bron van troost en kracht.'
De leden van de kerk in dit land
en andere landen zijn nu met vele
anderen betrokken bij een grote in-
ternationale onderneming. Op de
televisie zien we militairen afscheid
nemen van hun dierbaren. Ze weten
niet of ze terugkomen. Onze leden
worden erdoor getroffen. Als kerk
moeten we gezamenlijk neerknielen
en een beroep op de macht van de
Almachtige doen ten behoeve van
hen die de lasten van deze operatie
op hun schouders dragen.
Niemand weet hoelang dit alles
zal duren. Niemand weet precies
waar de strijd zal worden gestreden.
Niemand weet wat er allemaal zal ge-
beuren voordat het geheel achter de
rug is. We zijn aan een onderneming
begonnen waarvan we de omvang en
de aard nu niet kunnen overzien.
Door gebeurtenissen zoals deze
beseffen we dat het leven kwetsbaar
is, dat de vrede kwetsbaar is en dat
de beschaving zelf kwetsbaar is. Voor-
al de economie is kwetsbaar. We heb-
ben steeds opnieuw advies gekregen
over zelfredzaamheid, schulden en
A H O N A
84
spaarzaamheid. Zoveel mensen heb-
ben hoge schulden voor bezittingen
die niet geheel noodzakelijk zijn. Als
jongeman kreeg ik van mijn vader
het advies om een bescheiden huis te
bouwen, geschikt voor de behoeften
van mijn gezin, het te verfraaien en
aantrekkelijk, veilig en aangenaam te
maken. Hij raadde me aan om de hy-
potheek zo snel mogelijk af te betalen
zodat ik ongeacht de omstandighe-
den in ieder geval een dak boven het
hoofd van mijn vrouw en kinderen
zou hebben. In die leer ben ik opge-
voed. Ik vraag u, als leden van de
kerk, om zo mogelijk uw schulden af
te betalen en wat geld te sparen voor
onvoorziene omstandigheden.
We kunnen ons niet op alle even-
tualiteiten voorbereiden, maar wel
op vele. Laten we er door de huidige
omstandigheden aan herinnerd wor-
den dat we dat moeten doen.
Laten we een voedselvoorraad
voor noodgevallen aanleggen, zoals
ons al zestig jaar lang is aangeraden.
Maar laten we niet in paniek raken
of overdrijven. Laten we in alle op-
zichten met inzicht te werk gaan. En
laten we vooral, broeders en zusters,
voorwaarts gaan met geloof in de le-
vende God en zijn geliefde Zoon.
De beloften aangaande Amerika
zijn groot. Er is ons onmiskenbaar
verteld: 'Dit is een verkieslijk land,
en welke natie het ook zal bezitten,
zal vrij zijn van slavernij en van ge-
vangenschap, en van alle andere na-
tiën onder de hemel, indien zij
slechts de God van het land wil die-
nen, die Jezus Christus is' (Ether
2:12). Dit is de essentie van de hele
zaak — gehoorzaamheid aan de ge-
boden van God.
De grondwet die wij naleven en
die niet alleen ons tot zegen is maar
ook een voorbeeld is voor veel ande-
re grondwetten, is de door God
geïnspireerde nationale waarborg
om vrijheid, gerechtigheid en gelijk-
heid onder de wet te garanderen.
Ik weet niet wat de toekomst ons
zal brengen. Ik wil niet negatief klin-
ken, maar ik wil u herinneren aan de
waarschuwingen in de Schriften en
de leringen van de profeten die ons
voortdurend worden voorgehouden.
Ik kan de grote les van Farao's
droom niet vergeten over de vette
en magere koeien en de dikke en
dunne aren.
Ik kan de onverbiddelijke waar-
schuwingen van de Heer in Matteüs
24 niet uit mijn hoofd zetten.
Net als u ken ik de hedendaagse
openbaringen dat de tijd zal komen
dat de aarde gereinigd zal worden en
er onbeschrijfelijk leed zal zijn, met
geween, rouw en geklaag. (Zie LV
112:24.)
Maar ik wil geen paniekzaaier
zijn. Ik wil geen onheilsprofeet zijn.
Ik ben optimistisch. Ik geloof niet
dat dit de tijd is dat we door een al-
lesverterende ramp overmand zullen
worden. Ik bid oprecht dat dit niet
het geval zal zijn. Er moet nog zo-
veel werk voor de Heer verricht
worden. Dat moeten wij en onze
kinderen na ons verrichten.
Ik kan u verzekeren dat wij die ver-
antwoordelijk zijn voor het bestuur
van de kerk, spaarzaam en voorzichtig
zullen zijn, zoals we in het verleden
geprobeerd hebben. De tiende van de
kerk is heilig. Het geld wordt besteed
volgens de manier die de Heer heeft
aangegeven. Wij zijn een zeer grote en
ingewikkelde organisatie geworden.
Wij hebben veel uitgebreide en dure
programma's. Maar ik kan u verzeke-
ren dat wij niet meer zullen uitgeven
dan onze inkomsten. We zullen geen
schulden maken. We zullen onze acti-
viteiten aan de beschikbare middelen
aanpassen.
Wat ben ik dankbaar voor de wet
van tiende. Het is de financiële wet
van de Heer, die in weinig woorden
in afdeling 119 van de Leer en Ver-
bonden staat beschreven. Die wet is
ingegeven door zijn wijsheid. Iedere
man en vrouw, iedere jongen en
meisje, ieder kind in deze kerk die
een eerlijke tiende betaalt, groot of
klein, wil ik bedanken voor het ge-
loof in hun hart. Ik wil jullie en ie-
dereen die geen tiende betaalt, maar
dat eigenlijk wel zouden moeten
doen, eraan herinneren dat de Heer
prachtige zegeningen heeft beloofd.
(Zie Maleachi 3:10-12.) Hij heeft
ook beloofd: 'Want hij, die tienden
heeft gegeven, zal niet worden ver-
brand bij zijn komst' (LV 64:23).
Ik wil ook mijn dank uitspreken
voor de mensen die vastengaven be-
talen. Dit kost de gever niets anders
dan twee maaltijden per maand. Het
wordt de ruggengraat van ons wel-
zijnsprogramma, ontworpen om de
behoeftigen te helpen.
Wij weten allemaal dat oorlog,
twist, haat en ernstig leed niet
nieuw zijn. Het huidige conflict is
slechts de zoveelste uitdrukking van
het conflict dat tijdens de oorlog in
de hemel is begonnen. Ik citeer uit
het boek Openbaring:
'En er kwam oorlog in de hemel;
Michaël en zijn engelen hadden oor-
log te voeren tegen de draak; ook de
draak en zijn engelen voerden oor-
log, maar hij kon geen standhouden,
JANUARI
85
2 0 0 2
■5C
'lm
■mm
en hun plaats werd in de hemel niet
meer gevonden.
'En de grote draak werd (op de
aarde) geworpen, de oude slang, die
genaamd wordt duivel en de satan,
die de gehele wereld verleidt; hij
werd op de aarde geworpen en zijn
engelen met hem.
'En ik hoorde een luide stem in de
hemel zeggen: Nu is verschenen het
heil en de kracht en het koningschap
van onze God en de macht van zijn
Gezalfde' (Openbaring 12:7-10).
Dat moet een verschrikkelijk
conflict zijn geweest. De krachten
van het kwaad tegen de krachten
van het goede. De grote misleider,
de zoon van de morgen, was versla-
gen en verbannen, en hij nam een
derde deel van de hemelse heerscha-
ren met zich mee.
Het boek Mozes en het boek
Abraham werpen meer licht op deze
strijd. Satan wilde de keuzevrijheid
van de mens afnemen en zelf alle eer
en glorie opstrijken. Daartegenover
stond het plan van onze hemelse Va-
der, waarvan de Heiland zei dat Hij
het wilde vervullen. Hij kwam op
aarde om zijn leven te geven en de
verzoening tot stand te brengen voor
de zonden van de mensheid.
Vanaf de tijd van Kaïn tot op de
dag van vandaag is de tegenstander
het meesterbrein achter de ver-
schrikkelijke conflicten die zoveel
leed hebben gebracht.
Verraad en terrorisme zijn met
hem begonnen. En daar zal hij mee
doorgaan totdat de Zoon van God te-
rugkeert om met vrede en rechtscha-
penheid onder de zoons en dochters
van God te heersen en te regeren.
Door de eeuwen heen hebben zo-
veel mensen geleefd en zijn zoveel
mensen gestorven. Misschien dat
sommige mensen tijdens dit conflict
zullen sneuvelen. Voor ons, en daar
getuigen wij plechtig van, is de dood
niet het einde. Het leven gaat ver-
der, zo zeker als er leven hier op aar-
de is. Dankzij het grote plan, dat de
oorzaak van de oorlog in de hemel
was, zal de mens verder leven.
Job vroeg: 'Als een mens sterft,
zou hij herleven?' (Job 14:14.) Toen
zei hij: 'Maar ik weet: mijn Losser
leeft en ten laatste zal Hij op het stof
optreden.
'Nadat mijn huid aldus geschon-
den is, zal ik [van] uit mijn vlees God
aanschouwen, die ik zelf mij ten
goede aanschouwen zal, die mijn ei-
gen ogen zullen zien en niet een
vreemde' (Job 19:25-27).
Broeders en zusters, wij moeten
onze plicht doen, wat die plicht ook
moge zijn. Er zal misschien een tijd
geen vrede heersen. Misschien zullen
er een aantal vrijheden beperkt wor-
den. Misschien dat we er overlast van
hebben. Het kan zijn dat we op de een
of andere manier moeten lijden. Maar
God, onze eeuwige Vader, zal over dit
land waken en over de mensen in de
wereld die naar Hem opkijken. Hij
heeft gezegd: 'Welzalig het volk, welks
God de Here is' (Psalmen 33:12). On-
ze veiligheid schuilt in bekering. Onze
kracht komt voort uit gehoorzaam-
heid aan de geboden van God.
Laten we een gebed in ons hart
hebben. Laten we om rechtschapen-
heid bidden. Laten we voor de
machten van het goede bidden. La-
ten we de helpende hand uitsteken
naar goede mensen, ongeacht hun
godsdienst en ongeacht waar zij wo-
nen. Laten we pal staan tegen het
kwaad, in binnen- en buitenland.
Laten wij de zegeningen van de he-
mel waardig zijn, en onze levenswij-
ze zo nodig aanpassen, en op de
Vader van ons allen vertrouwen. Hij
heeft gezegd: 'Laat af en weet, dat Ik
God ben' (Psalmen 46: 1 1) .
Is dit een gevaarlijke tijd? Jazeker.
Maar we hoeven niet bang te zijn. We
kunnen thuis en in ons hart gemoeds-
rust hebben. We kunnen allemaal een
goede invloed in de wereld zijn.
Moge de almachtige God ons ze-
genen en ons helpen in de onzekere
dagen die voor ons liggen. Mogen wij
met onfeilbaar geloof naar Hem op-
kijken. Mogen wij op zijn geliefde
Zoon vertrouwen, die onze grote Ver-
losser is, in leven of de dood, is mijn
gebed in zijn heilige naam, ja, de
naam van Jezus Christus. Amen. □
L I A H O N A
86
Zondagmiddagbijeenkomst
7 oktober 2001
De teruggekeerde
zendeling
Ouderling L. Tom Perry
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Wij hebben een koninklijk leger van teruggekeerde zendelingen
nodig die weer in dienst gaan. '
uitnodiging om tot Hem te komen
en de vruchten van het evangelie te
proeven. Het was uw voorrecht om
in veel verschillende culturen te ver-
keren en verschillende talen te leren.
Het was ook een tijd om uw eigen
getuigenis van de zending van Jezus
Christus verder te ontwikkelen.
Het was mij altijd een eer om in
de loop der jaren te spreken met u,
teruggekeerde zendelingen — velen
van u willen terugkeren en de men-
sen bezoeken die u mocht dienen. U
vertelt graag over uw ervaringen in
het zendingsveld. In uw huwelijks-
aankondigingen en cv's neemt u een
regel op waaruit blijkt dat u een te-
ruggekeerd zendeling bent. Hoewel
u geen naamplaatje meer draagt,
wilt u graag aangeven dat u de Heer
als zendeling gediend hebt. En be-
langrijker nog: u hebt dierbare her-
inneringen omdat u de vreugde van
dienstbetoon in het evangelie ont-
dekt hebt.
Uit vele gesprekken met u heb ik
vernomen dat de aanpassing die no-
dig is bij het verlaten van het zen-
dingsveld en het terugkeren in de
wereld die u had achtergelaten,
soms moeilijk is. Misschien vonden
velen van u het moeilijk om de
geest van het zendingswerk levend
te houden zodra u geen voltijdzen-
deling van De Kerk van Jezus Chris-
tus van de Heiligen der Laatste
Dagen meer was.
Vanmiddag wil ik tot een bij-
zondere groep mensen spre-
ken. De afgelopen vele jaren
zijn honderdduizenden van u terug-
gekeerd van een voltijdzending. Ie-
der van u heeft gehoor gegeven aan
dezelfde oproep die de Heiland zijn
discipelen gegeven heeft:
'Gaat dan henen, maakt al de
volken tot mijn discipelen en doopt
hen in de naam des Vaders en des
Zoons en des Heiligen Geestes en
leert hen onderhouden al wat Ik u
bevolen heb. En zie, Ik ben met u al
de dagen tot aan de voleinding der
wereld' (Matteüs 28:19-20).
Het was uw voorrecht om in vele
delen van de wereld de boodschap
van de Heiland uit te dragen
een
Ik wil enkele suggesties doen.
Een van de sterkste herinnerin-
gen die ik heb aan de tijd dat ik zen-
deling was, is hoe dicht ik door
geregeld gebed tot de Heer kwam.
Destijds was er het Mission Home
aan State Street in Salt Lake City.
Het was een groot huis dat was om-
gebouwd tot opleidingscentrum voor
zendelingen. Het had grote slaapka-
mers met wel tien bedden per kamer.
We arriveerden op zaterdagavond.
De week voordat ik op zending
ging, was een opwindende tijd. Er
waren veel feesten en afscheidsfui-
ven. Ik ben bang dat ik niet erg
goed uitgerust was, en ook niet erg
goed voorbereid op de training die
ik in het opleidingscentrum zou ont-
vangen. Aan het eind van de avond
van onze eerste dag in het oplei-
dingscentrum was ik erg moe.
Wachtend op de andere zendelingen
die zich klaarmaakten om naar bed
te gaan, ging ik op bed liggen en viel
prompt in slaap. Maar ik werd in
mijn slaap gestoord door het gevoel
dat ik omsingeld was. Toen ik wak-
ker werd, hoorde ik dat er een ge-
bed werd uitgesproken. Ik deed mijn
ogen open en zag tot mijn verbazing
dat alle zendelingen in mijn slaapka-
mer rond mijn bed knielden en de
dag besloten met een gebed. Ik deed
mijn ogen snel weer dicht en deed
net alsof ik sliep. Ik schaamde me te
erg om uit bed te komen en me bij
hen te voegen. Hoewel mijn eerste
ervaring met bidden als zendeling er
een was die mij in verlegenheid
bracht, was dit het begin van twee
geweldige jaren waarin ik de Heer
geregeld aanriep om leiding.
Gedurende mijn zending bad ik
aan het begin van elke ochtend met
mijn collega. Dat proces herhaalde
zich elke avond voor het naar bed
gaan. We spraken een gebed uit
voordat we gingen studeren, voor-
dat we onze kamer verlieten om
langs de deuren te gaan en natuur-
lijk waren er de bijzondere gebeden
als we leiding nodig hadden in ons
zendingswerk. De frequentie van
onze verzoeken aan onze hemelse
Vader gaf ons de kracht en de moed
om door te gaan met het werk waar-
toe wij geroepen waren. Er kwamen
JANUARI
87
2 0 0 2
ook antwoorden, soms op een verba-
zend directe en positieve wijze. De
leiding van de Heilige Geest leek
veel sterker te worden naarmate we
de Heer per dag vaker om leiding
verzochten.
Als ik terugkijk op mijn leven na
mijn zending, dan besef ik dat er pe-
rioden waren waarin ik in staat was
om net zo dicht bij de Heer te blij-
ven als in het zendingsveld. Maar er
waren ook perioden waarin de we-
reld naar binnen leek te sluipen en
ik minder consequent en getrouw
was in mijn gebeden.
Zou dit niet een goede tijd zijn
voor wat zelfevaluatie om vast te
stellen of we nog steeds dezelfde fijne
band met onze Vader in de hemel
hebben die we in het zendingsveld
hadden? Als de wereld ons heeft af-
geleid van de gewoonte van het ge-
bed, dan zijn we een grote geestelijke
kracht kwijtgeraakt. Misschien is het
tijd om onze zendingsgeest opnieuw
te laten ontbranden door vaker, con-
sequenter en vuriger te bidden.
De volgende dierbare herinnering
die ik als zendeling heb, is die van
dagelijkse schriftstudie. De discipline
van het volgen van een schema voor
schriftstudie om het evangelie te
leren kennen, was een geweldige,
f
lonende ervaring. De kennis van de
leringen in de Schriften ontvouwde
zich op een heerlijke manier door in-
dividuele studie. Ik herinner me dat
ik me als zendeling verwonderde
over de compleetheid van het plan
dat de Heer had voor zijn kinderen
hier op aarde, en hoe Hij in alle be-
delingen des tijds de profeten had
geïnspireerd om op te tekenen wat
Hij had gedaan. Zijn woorden zijn al-
tijd positief en openhartig, en ze ont-
hullen welke zegeningen men krijgt
door zijn wet en zijn levenswijze te
volgen.
We hadden elke dag ook een uur
of langer gezamenlijke studie. Als je
met twee paar ogen naar de leerstel-
lingen van het koninkrijk kijkt, lijkt
dat je begrip ervan te vermenigvuldi-
gen, We lazen samen, en bespraken
dan wat we ervan geleerd hadden.
Ons verstand werd helderder
door dagelijks individuele en geza-
menlijke studie te hebben. Boven-
dien kregen we er een betere band
door als collega's, en vergrootten we
er ons begrip van de leerstellingen
van het koninkrijk mee.
Als wij het zendingsveld verlaten,
hebben we geen collega meer om
ons te helpen met de discipline van
onze studiegewoonten, maar dat wil
niet zeggen dat we er maar mee op
moeten houden. Zou het niet fijn
zijn om na onze terugkeer thuis da-
gelijks samen met onze huisgenoten
schriftstudie te doen. En kunnen we,
als we het ouderlijk huis verlaten
hebben, niet onze kamergenoten en
vrienden uitnodigen om samen met
ons te studeren? Als we er een ge-
woonte van zouden maken om gere-
geld een studieklas te houden,
zouden de leerstellingen van het ko-
ninkrijk ons duidelijk in gedachten
blijven en zouden ze een duidelijk
contrast vormen met de voortduren-
de storingen door wereldse zorgen.
Vanzelfsprekend hebben we na ons
huwelijk een eeuwige partner om de
evangelieleringen mee te bestuderen
en te bespreken. De Schriften zijn er
altijd om ons begrip van het doel
van dit leven te vergroten en van
wat wij moeten doen om het leven
bevredigender en lonender te ma-
ken. Houd alstublieft de gewoonte
van geregelde individuele en geza-
menlijke schriftstudie aan.
Herinnert u zich de vreugde die
we voelden toen we iemand in het
evangelie onderwezen die zijn leven
lang deze leringen niet had gekend;
de opwinding die we voelden door
in de wet van de Heer te onderwij-
zen, en de zegeningen die we kregen
door Hem te volgen? Kunt u ooit de
vreugde vergeten van uw eerste
doop in het zendingsveld?
In mijn tijd waren de kerken nog
niet van een doopvont voorzien.
Mijn eerste doopdienst werd gehou-
den bij de rivier de Scioto in de staat
Ohio. Het was een koele herfstdag
en het water leek nog kouder dan de
lucht. Ik herinner me de schok toen
ik de koude rivier in waadde en mijn
onderzoeker aanmoedigde om me te
volgen. Maar de koude van de lucht
en het water verdwenen al gauw
toen ik de verordening van de doop
bediende. Ik zal nooit het stralende
gezicht vergeten van degene die uit
de wateren der doop kwam.
Maar het zijn niet alleen voltijd-
zendelingen die de kans krijgen in
het evangelie te onderwijzen en te
dopen. Ik vraag me af waarom we
het vuur van het zendingswerk la-
ten doven als we terugkeren naar
onze dagelijkse activiteiten in de
wereld?
Er is nog nooit een tijd geweest in
de geschiedenis van de mensheid
waarin we beter in staat zijn geweest
om de kinderen van onze Vader in de
hemel die hier op aarde wonen in het
evangelie te onderwijzen. En ze lijken
het nu harder nodig te hebben dan
ooit. We zien dat het geloof afneemt.
We zien een toename in liefde voor
wereldsheid en een verval van zede-
lijke waarden, die beide verdriet en
wanhoop veroorzaken. Wij hebben
een koninklijk leger van teruggekeer-
de zendelingen nodig die weer in
dienst gaan. Hoewel zij niet het
naamplaatje van een voltijdzendeling
zouden dragen, zouden ze dezelfde
vastbeslotenheid en vastberadenheid
hebben om het licht van het evange-
lie te brengen aan een wereld die met
moeite haar weg vindt.
Ik roep u, teruggekeerde zende-
lingen, op om u hernieuwd toe te
L I A H O N A
88
Conferentiegangers genieten van het uitzicht op het balkon en plaza van het Conferentiecentrum.
wijden, om het verlangen en de
geest van het zendingswerk weer op
te pakken. Ik roep u op om eruit te
zien en u te gedragen als een dienst-
knecht van onze Vader in de hemel.
Ik bid om uw hernieuwde vastbeslo-
tenheid om het evangelie te verkon-
digen, zodat u actiever betrokken
mag raken bij dit grote werk waartoe
de Heer ons allen geroepen heeft. Ik
beloof u dat er grote zegeningen
voor u zijn weggelegd als u voort
blijft gaan met dezelfde ijver die u
als voltijdzendeling had.
Ik kreeg een aantal jaren geleden
een telefoontje van mijn zoon Lee.
Hij vertelde me dat mijn eerste zen-
dingscollega bij hem was, en dat hij
graag een paar minuten met me wil-
de doorbrengen. Het was een bijzon-
dere ervaring om samen te zijn nadat
we elkaar zoveel jaren niet gezien
hadden. Als zendelingen hadden we
een nieuw werkgebied geopend in
een stad in Ohio. Vanwege die op-
dracht werd ons toegestaan om tien
maanden lang samen te werken. Hij
was mijn trainer, mijn eerste collega.
Hij kwam uit een gezin waar hij de
waarde van hard werken had ge-
leerd. Het was moeilijk voor me om
hem bij te houden, maar in ons werk
groeiden we als collega's naar elkaar
toe.
En onze samenwerking kwam na
die tien maanden nog niet tot een
einde. De Tweede Wereldoorlog was
in volle gang en toen ik terugkeerde
naar huis had ik maar weinig tijd om
me aan te passen voordat ik werd op-
geroepen voor militaire dienst. Op
mijn eerste zondag in het opleidings-
kamp voor mariniers, woonde ik een
dienst van de kerk bij. Ik zag de ach-
terkant van een hoofd dat mij erg be-
kend voorkwam. Het was mijn eerste
zendingscollega. We brachten het
grootste deel van de volgende twee
en een half jaar samen door. Hoewel
de omstandigheden erg anders voor
ons waren in militaire dienst, probeer-
den we onze zendelingengewoonten
aan te houden. We baden zo vaak
mogelijk samen. Als de omstandighe-
den het toelieten, hadden we geza-
menlijke schriftstudie. Ik herinner me
veel gezamenlijke studiebijeenkom-
sten die we bij het licht van een olie-
lamp in mijn door granaatscherven
gehavende tent hielden. Het gebeur-
de wel eens dat onze schriftlezing on-
derbroken werd door het geluid van
een luchtalarm. We deden dan gauw
onze lamp uit, knielden samen neer
en sloten onze schriftstudie met een
gebed.
We waren allebei aangesteld als
groepsleider en we hadden nogmaals
de kans om samen in het heerlijke
evangelie van onze Heer en Heiland
te onderwijzen. We hadden meer
succes in het leger dan tijdens onze
voltijdzending. Waarom? Omdat we
ervaren teruggekeerde zendelingen
waren.
Mijn bezoek aan mijn eerste zen-
dingscollega was de laatste kans die
ik had om bij hem te zijn. Hij leed
JANUARI
89
2 0 0 2
aan een ongeneeslijke ziekte en over-
leed enkele maanden later. Het was
heerlijk om onze zending samen nog
eens te beleven en elkaar te vertellen
over ons leven na onze zending. We
vertelden elkaar over ons werk als lid
van bisschappen, hoge raden en ring-
presidiums, en natuurlijk schepten we
op over onze kinderen en onze klein-
kinderen. Toen we van ons weerzien
zaten te genieten, moest ik denken
aan iets wat in Alma 17 staat.
'Nu geschiedde het, toen Alma
van het land Gideon zuidwaarts reis-
de naar het land Manti, dat hij tot
zijn verwondering de zoons van Mo-
siah ontmoette, die naar het land
Zarahemla trokken.
'Nu, deze zoons van Mosiah wa-
ren bij Alma, toen de engel de eerste
maal aan hem verscheen; daarom
was Alma zeer verheugd zijn broede-
ren te zien; en wat zijn vreugde nog
vermeerderde was, dat zij nog steeds
zijn broederen in de Here waren; ja,
zij waren sterk geworden in de ken-
nis der waarheid; want zij waren
mannen van gezond verstand en zij
hadden de Schriften ijverig onder-
zocht, opdat zij het woord Gods
mochten weten.
'Maar dit is niet alles; zij hadden
veel gebeden en gevast; daarom had-
den zij de geest der profetie en de
geest der openbaring, en wanneer zij
leerden, leerden zij met kracht en
gezag van God' (Alma 17:1-3).
Ik zou willen dat u allen zo'n
weerzien zou kunnen hebben als ik
met mijn eerste zendingscollega had;
dat u kon terugkijken op een tijd
van dienstbetoon waarin u ijverig uw
tijd en uw talenten gaf voor de op-
bouw van het koninkrijk van onze
Vader in de hemel. Als u dat pro-
beert, beloof ik u dat het een van de
fijnste ervaringen van uw leven zal
zijn. U bent een groot leger terugge-
keerde zendelingen. Ga voort met
nieuwe ijver en vastberadenheid,
dan zal het licht van het evangelie
door uw voorbeeld schijnen in deze
wereld vol zorgen. Het werk waarbij
wij betrokken zijn, is van de Heer.
God leeft. Jezus is de Christus. Wij
behoren tot zijn kerk. Dat is mijn ge-
tuigenis aan u in de naam van Jezus
Christus. Amen. □
Het zevende gebod:
een
schild
Ouderling Neal A. Maxwell
van het Quorum der Twaalf Apostelen
'Het bewaren van het zevende gebod is een onmisbaar schild.'
Wanneer men dit schild laat zakken of verliest, gaan de zo
onontbeerlijke hemelse zegeningen verloren. '
zijn Jakobs woorden over de wrange
gevolgen van onzedelijkheid zowel
onthullend als poëtisch: 'vele harten
[zijn] gedood, doorstoken met diepe
wonden' (Jakob 2:35). Tegenwoordig
bevinden wij ons onder zoveel dolen-
de gewonden, en de lijst met slacht-
offers blijft groeien.
Vandaar dat er met recht nadruk
kan worden gelegd op geruststellende
evangeliebeginselen, bijvoorbeeld dat
wie zich oprecht bekeren, hoewel
hun 'zonden als scharlaken' zijn, 'wit
[zullen worden] als sneeuw' (Jesaja
1:18). Maar de rigide vereisten en de
rijke beloningen van bekering zijn
niet het thema van deze toespraak.
Evenmin zal ik de loftrompet steken
over de vele heldhaftige jongeren en
volwassenen die kuis en trouw zijn —
hoewel bijvoorbeeld een steeds klei-
ner deel van de Amerikaanse samen-
leving nog gelooft dat seks vóór het
huwelijk verkeerd is. Bijval derhalve
voor wie geloof tot gehoorzaamheid aan
de geboden hebben, en evengoed een
hartverwarmende groet aan wie, na
overtreding van geboden, 'geloof tot
bekering' (Alma 34:15; cursivering
toegevoegd) hebben geoefend.
Laat er geen misverstand over be-
staan, onkuisheid en ontrouw hebben
ernstige gevolgen, zoals de schokken-
de, niet af te schudden, resultaten
van seks vóór het huwelijk, zoals bui-
tenechtelijke kinderen, maar ook
ziekte en uiteengeslagen gezinnen.
Zoveel huwelijken hangen aan een
Met u, broeders en zusters,
heb ik andermaal waarde-
ring voor de profetische
bediening van president Hinckley. Ik
getuig dat hem heel lang geleden
een voorsterfelijke ordening ten deel
is gevallen, en we zijn daar blij om.
Ik voel dezelfde tegenzin die Jak-
ob kenbaar maakte toen hij schreef
over de problemen van onkuisheid
en ontrouw, de overtreding van wat
sommigen het zevende gebod noe-
men. Bezorgd omdat zijn toehoor-
ders gevoelens hadden 'die uitermate
teder en kuis en fijngevoelig' waren,
wilde Jakob niet 'de wonden (...)
vergroten van hen, die reeds gewond
[waren]', maar hen in plaats daarvan
troost brengen en hun wonden gene-
zen. (Zie Jakob 2:7, 9.) Niettemin
L I A H O N A
90
zijden draadje of zijn al geknapt. Deze
stille maar diepe crisis coëxisteert met
de ergerlijke internationale crises van
onze tijd, met inbegrip van oorlog.
Jezus heeft over de laatste dagen ge-
sproken, waarin 'radeloze angst onder
volken' zou zijn en hoe alles in beroe-
ring zou zijn. (Lucas 21:25; zie ook
LV 88:91; 45:26.)
Daarom is het bewaren van het
zevende gebod een onmisbaar schïldl
Wanneer men dit schild laat zakken
of verliest, gaan de zo onontbeerlijke
hemelse zegeningen verloren. Geen
individu of volk kan lang voorspoe-
dig zijn zonder die zegeningen.
Het is vreemd dat men zich in
een tijd, waarin men zich lijkt bezig
te houden met het krijgen van waar
men recht op heeft, zo weinig druk
maakt over het veiligstellen van he-
melse zegeningen. In plaats daarvan,
heeft een afnemend geloof in de on-
sterfelijkheid ertoe geleid dat men in
toenemende mate de onzedelijkheid
aanhangt, waardoor velen zijn weg-
geleid, doordat hun gezegd is 'dat bij
de dood van de mens alles [eindigt]'
(Alma 30:18). Confronterend was
de uitspraak van een Japans denker,
nadat hij onze genotzuchtige, wes-
terse samenleving had beschouwd:
'Als er niets na de dood is, is er ook
niets verkeerd aan om zich geheel
over te geven aan pleziertjes in de
korte tijd dat iemand nog te leven
heeft. Het verlies van geloof in de
"andere wereld" heeft de moderne
Westerse maatschappij opgezadeld
met een fataal, moreel probleem.
(Takeshi Umehara, 'The Civilization
of the Forest: Ancient Japan Shows
Postmodernism the Way', At Century's
End, onder redactie van Nathan E
Gardels [1995], blz. 190.)
Daarom houdt een goed burger-
schap onder meer in dat men het
ondubbelzinnige verschil ziet tussen
het begeren van iemands naaste en
het liefhebben van iemands naaste!
Matthew Arnold merkte terecht op
dat hoewel 'de natuur zich niet be-
zighoudt met kuisheid, (...) de men-
selijke natuur (...) zich er veel
gelegen aan laat liggen.' (Philistinism
in England and America, deel 10
van The Complete Prose Works of
Matthew Arnold, onder redactie van
Bij de lofzangen kunnen de aanwezigen even staan en actief deelnemen
aan de conferentiebijeenkomsten.
R. H. Super [1974], blz. 160.) Daar-
aan voeg ik toe: de goddelijke na-
tuur laat zich er oneindig meer aan
gelegen liggen!
De invloedrijke tendensen van de
natuurlijke mens staan onwelwillend
tegenover het zevende gebod, en
zijn in zichzelf 'vleselijk, natuurlijk
en duivels' en zelfvernietigend. (Mo-
siah 16:3; zie ook Mosiah 3:19; Mo-
zes 5:13.) Als deze drie woorden te
hard klinken, neem dan het vreselij-
ke doel van de tegenstander in over-
weging: 'Hij tracht alle mensen even
ellendig te maken als hij zelf is.'
(2 Nephi 2:27.) Misère houdt echt
van gezelschap!
Een van de beste manieren waar-
op we ons kunnen ontdoen van 'de
natuurlijke mens' is hem uit te hon-
geren (Mosiah 3:19). Verzwakt is hij
gemakkelijker af te stoten. Anders zal
hij erop staan dat zijn kaartje wordt
geknipt op elk station waar de verlei-
dingstrein tot stilstand komt. Helaas
is de natuurlijke mens meestal niet
gevoelig voor correctieve woorden,
omdat begeerten het woord 'verstik-
ken'. (Zie Marcus 4:19.)
Het is betreurenswaardig dat de
overtreding van het zevende gebod
zoveel makkelijker wordt gemaakt
door slimme sofisten die sommigen
wijsmaken dat wat men ook doet
'geen misdaad' is (Alma 30:17). Som-
migen spitsen dan hun oren, omdat
ze in feite slechts hunkeren naar een
zweem van waarheid. Daarom laten
ze hun oren hangen naar lieden die
de scherpgekante, lastige geboden
proberen af te stompen. (2 Timoteüs
4:3). Niettemin blijft de spreuk, 'Wie
overspel pleegt (...), is verstandeloos'
(Spreuken 6:32). Weer anderen ne-
geren de geboden, omdat zij door an-
dere zaken in beslag worden
genomen. Dostojevski legt een van
zijn karakters in de mond: 'De eeu-
wen zullen voorbijgaan, en het mens-
dom zal verkondigen bij monde van
hun sagen dat er geen misdaad is, en
daarom geen zonde; er is alleen hon-
ger.' (Fiodor Michailovitsj Dostojevs-
ki, De broeders Karamasov , uit de
vertaling van Constance Garnett
[1952], blz. 130-131.)
De tegenstander heeft ook het
recht op privacy op de spits gedre-
ven, en daarmee de individuele ver-
antwoordelijkheid verder op de
JANUARI
91
2 0 0 2
helling gezet! Want is het niet zo dat
iemand zich op de computer met
een paar klikken van de muis, snel
en ongehinderd, zonder door de pas-
poortcontrole te hoeven gaan, op
vijandelijk terrein kan begeven,
waarna de enige overgebleven be-
lemmering de controlepost van een
afgestompt geweten is?
Maar God heeft geen twee stellen
tien geboden, een voor binnen en
een voor buiten! Noch zijn er twee
erkende wegen naar bekering. Een
weekendje doorbrengen in spijt kan
enige 'droefheid van de verdoemden'
teweegbrengen, maar niet de 'grote
verandering' die de 'droefheid naar
Gods wil' produceert. (Mormon
2:13; Mosiah 5:2; Alma 5:13-14; zie
ook 2 Korintiërs 7:10.)
Ja, het staat ons stervelingen vrij
om te kiezen. Ja, er is een oorlog uit-
gevochten in de hemel om onze keu-
zevrijheid veilig te stellen. Maar hier
onder de hemelen wordt vaak zon-
der slag of stoot afstand gedaan van
die grote gave van keuzevrijheid!
Er zijn zoveel manieren waarop
wij het schild van het zevende ge-
bod stevig op zijn plaats kunnen
houden. Zo is het bijvoorbeeld veel-
zeggend dat de val van David, ge-
deeltelijk althans, in de hand werd
gewerkt door plichtsverzuim: 'In het
daaropvolgende jaar, ten tijde, dat
de koningen plegen ten strijde te
trekken, (...) [bleef David] in Jeru-
zalem' (2 Samuël 11:1). Toen kwam,
zoals u weet, de begerige blik vanaf
het dak en al het verdriet dat daarop
volgde. Vandaar dat in de instructie
'Staat daarom in heilige plaatsen'
het vermijden van vergenoegd ver-
pozen impliciet is. (LV 87:8; zie ook
Matteüs 24:15.)
Wie een leven van geluk leiden
(zie 2 Nephi 5:27), ontwikkelen ook
een beschermend, geestelijk leven.
Dat komt tot uiting in fatsoenlijke
kleding, taal, humor en muziek,
waarmee ze de signalen van onwrik-
baar discipelschap afgeven. (Zie
Spreuken 23:7.)
Tevens moet men ervoor waken,
ter vermijding van latere moeilijkhe-
den, dat men de zonden waarvan
men zich niet bekeerd heeft, mee-
neemt naar een nieuw huwelijk,
waardoor de echtelieden vanaf het
begin al een 'ongelijk span' vormen
(2 Korintiërs 6:14). Evenzo kunnen
man en vrouw zich welbewust wape-
nen tegen verwijdering door niet te
verslappen in hun wederzijdse loyali-
teit en ervoor te waken dat zij zich
niet laten meesleuren door de sterke
stromingen die hen naar de water-
vallen zullen wegvoeren. Evenzeer
moet het stagnerende moeras van
zelfmedelijden vermeden worden.
Daar eenmaal in terechtgekomen is
het geen kunst elk restant aan ver-
antwoordelijkheidszin weg te rede-
neren, om zo de inperkingen die
zowel het geweten als de verbonden
opleggen, aan de kant te schuiven,
met als doel 'voor rechtvaardig
[door te gaan] voor de mensen,
maar (...) wat hoog is bij mensen, is
een gruwel voor God' (Lucas 16:15).
Het doorzien van de bedrieglijke
spiraal van sensualiteit is nog een
onmisbare preventieve maatregel.
Zo hebben sommigen die het zeven-
de gebod bespotten met hun onze-
delijke leefstijl bijvoorbeeld veel
weg van Kaïn, die verklaarde: Tk
ben vrij' (Mozes 5:33), nadat hij,
door Abel te doden, het zesde ge-
bod had overtreden. Een dergelijke
A H O N A
92
verkeerde denkwijze over vrijheid
roept de waarschuwende woorden
van Petrus voor de geest: '(•••) door
wie men overmeesterd is, diens
slaaf is men.' (2 Petrus 2:19; zie ook
2 Nephi 2:26-30.) Zeker, luidruch-
tige zielen zullen zelfs vrolijkheid
te midden van slavernij en zonde
voorwenden, maar een andere
spreuk is hier van toepassing: 'Ook
onder het lachen kan het hart pijn
lijden en het einde der vreugde [is]
kommer' (Spreuken 14:13).
In een tijdperk waarin men te-
rechtstaat op waarheidsgetrouwe re-
clame, zijn bepaalde misleidende
benamingen een belediging van het
gezond verstand: XTC moet ellende
heten; een houseparty is niet meer
dan somber gesol uitgebraakt door
dolgedraaide zinnelijkheid. Sommige
fuifnummers hebben bijvoorbeeld de
dwaze notie dat een beetje obsceen
gedans geen kwaad kan. Zij zondigen
'niet onwetend' (3 Nephi 6:18).
Door de vijand te imiteren en te on-
derschatten, blameren zij uiteindelijk
zichzelf en terzelfder tijd brengen zij
hun vrienden in verwarring en stel-
len hen bovendien teleur!
Heeft u zich ooit afgevraagd waar-
om de sensuele scène zo vaak gebruik
maakt van flikkerende, fluoresceren-
de verlichting? Of waartoe al die ge-
kunstelde glitter dient? Of waarom
die luide maskerade doorgaat voor
muziek? Omdat het kwaad, bevreesd
voor de dageraad, niet bestand is te-
gen de kritische blik van de heldere
waarheid, noch kan het tegen de stil-
le bespiegelingen van een gewetens-
volle zelfanalyse!
En zo worden de smaakknoppen
van de ziel gedood door al die de-
sensitiserende drumritmes die de le-
gitieme behoeftes van erbij willen
horen en liefde illegaal uitbuiten,
doordat zowel roofdier als prooi,
treurig genoeg, 'gevoelloos' zijn ge-
worden. (1 Nephi 17:45; Efeziërs
4:19; Moroni 9:20.)
Henry Fairlie heeft geschreven dat
'men bij een wellustig persoon meest-
al een afgrijselijk zwart gat in het
centrum van zijn leven zal vinden.'
(Henry Fairlie, The Seven Deadly Sins
Today [1978], blz. 187.) En toch pra-
ten sommige naïeve jongeren over
'het laten vollopen van hun heupfles'
die leeg zal blijken te zijn met uitzon-
dering van wat overgebleven zand en
kiezels van toxische herinneringen.
'Wellust', zo schreef Fairlie ook, 'is
niet geïnteresseerd in zijn metgezel-
len, maar alleen in de bevrediging
van zijn eigen begeerten. (...) Wel-
lust sterft bij de volgende dageraad,
en als hij 's avonds terugkeert op
zoek naar meer, wist hij zichzelf in
zijn verleden.' (The Seven Deadly Sins
Today, blz. 175.)
In welke verschijning hij zich ook
voordoet, wellust is geen vervanging
van liefde; hij verstikt in feite, broe-
ders en zusters, de ontwikkeling van
echte liefde, waardoor de liefde van
velen verkilt. (Zie Matteüs 24:12.)
Daarom verbaast het ons niet dat
ons gezegd is 'al [onze] lusten te be-
teugelen, opdat [wij] van liefde ver-
vuld [mogen] zijn' (Alma 38:12).
Anders nemen binnensij pelende lus-
ten de beschikbare ruimte in de ziel
in, en een dubbele bezetting is niet
mogelijk.
Voorheen had men in de maat-
schappij vaak de beschikking over
nuttige, hoewel subtiele, evenwich-
tige en inperkende mechanismen —
zoals gezin, kerk en school — om
buitensporig gedrag in toom te hou-
den. Maar nu zijn sommige van
die mechanismen maar al te vaak
opgeheven, defect of buiten werking
gesteld.
Bovendien worden de genoemde
trends verder in het zadel geholpen
doordat men er tegenwoordig wel
voor past om iemand om welk kwaad
dan ook te veroordelen — zolang hij
daarnaast maar iets doet dat prijzens-
waardig is. Mussolini liet per slot van
rekening wel de treinen op tijd rij-
den. Overtreders van het zevende ge-
bod kunnen zeer wel een nuttige
bijdrage leveren, maar ze betalen wel
een verborgen, hoge prijs. (Zie Alma
28:13.) Over koning Morianton le-
zen we: 'En hij handelde rechtvaardig
met het volk, maar niet met zichzelf,
wegens zijn vele hoererijen' (Ether
10:11.) Hoewel kennelijk een eerlijk
koning, die zonder aanzien des per-
soons regeerde, respecteerde hij zich-
zelf niet! De wonden die hij zichzelf
had toegebracht, werden gemaskeerd
door ornamentele rijkdom en praal-
gebouwen. (Zie Ether 10:12.)
Al het voorgaande stemt dusda-
nig tot ernst dat wat nu volgt wel ge-
zegd moet worden, en daarbij aarzel
ik geen moment. Uit de openbarin-
gen blijkt duidelijk dat de onbekeer-
lijke zondaren, evenredig aan hun
eigen zonden, 'moeten (...) lijden
zoals [Jezus] , omdat zij op zekere dag
de volle gerechtigheid van God zul-
len ervaren. (Zie LV 19:16-18.) Bo-
vendien zullen zij die op welke
manier dan ook bij voortduring dit
vaak van drugs doordrenkte drama
van onzedelijkheid bevorderen en
intensiveren — hetzij als promotor,
afgever van vergunningen, beheer-
der of profiteur — dan alle ellende
onder ogen zien en voelen die zij ve-
len hebben aangedaan!
Ten slotte, broeders en zusters, op
bepaalde tijden en onder bepaalde
omstandigheden, vergt het discipel-
schap van ons dat we er alleen voor
staan! Onze bereidwilligheid dat te
doen, hier en nu, is in overeenstem-
ming met de geknielde Christus,
daar en toen, in Getsemane. In de
afronding van de verzoening 'was
[er niemand] met [Hem].' (LV
133:50; zie ook Matteüs 26:38-45.)
De getrouwen die bij hun stand-
punt blijven, zullen niet alleen zijn
— althans, niet zó alleen. Daarom
was het noodzakelijk dat de engel
die naar Getsemane kwam om
Christus te sterken, Hem verliet.
(Zie Lucas 22:43.) Als we het schild
des geloofs in God en in zijn gebo-
den omhoog houden, zullen zijn en-
gelen 'rondom [ons] zijn om [ons] te
bemoedigen' en ' [ons] bewaren'. (LV
84:88; 109:22.) Van deze belofte ge-
tuig ik. En verder getuig ik, in ter-
men van het weer in onze ziel,
broeders en zusters, dat wij de baro-
meterstand aangeven. Zo bepalen
wij de mate van ons geluk in deze en
de volgende wereld. Ook getuig ik
dat de naleving van Gods geboden,
inclusief het zevende, God ertoe
noodt zijn hand op die van ons te
leggen bij het aangeven van de baro-
meterstand. Het is de hand van
Hem die verlangt ons alles te geven
wat Hij heeft. (Zie LV 84:38). In de
naam van Jezus Christus. Amen. □
JANUARI 2002
93
'Het grote en
eerste gebod'
Ouderling Robert F. Orton
van de Zeventig
Al het andere wat we doen, zal gezien het doel van ons
bestaan van weinig eeuwig belang zijn als we God en onze
naaste niet liefhebben.'
(...) en bid voor hen, die u geweld
aandoen en u vervolgen.' (3 Nephi
12:44; zie ook Matteüs 5:44.) En Hij
was het die pleitte voor de soldaten
die Hem kruisigden: 'Vader, vergeef
het hun, want zij weten niet wat zij
doen' (Lucas 23:34).
Ik heb vele jaren gedacht dat lief-
de een eigenschap was. Maar het is
meer. Het is een gebod. In zijn ge-
sprek met de rechtsgeleerde, een fa-
rizeeër, zei Jezus: 'Gij zult de Heer,
uw God, liefhebben met geheel uw
hart en met geheel uw ziel en met
geheel uw verstand. Dit is het grote
en eerste gebod. Het tweede, daar-
aan gelijk, is: Gij zult uw naaste lief-
hebben als uzelf. Aan deze twee
geboden hangt de ganse wet en de
profeten.' (Matteüs 22:36-40; zie
ook Galaten 5:14.)
President Hinckley heeft gezegd:
'Liefde is als de poolster. Het is een
constante in een veranderende we-
reld. Het is het wezen van het evan-
gelie. (...) Zonder liefde (...) blijft
er weinig over om ons het evangelie
aan te bevelen als een manier van
leven.' (Teachings of Gordon B.
Hinckley, blz. 319, 317.) De apostel
Johannes heeft gezegd: 'God is lief-
de' (1 Johannes 4:8). Daarom hangt
aan Hem, de belichaming van liefde,
de ganse wet en de profeten.
De apostel Paulus heeft gezegd
dat geloof, het eerste evangeliebe-
ginsel, werkt door liefde. (Zie Gala-
ten 5:6). Wat een waardevolle leer!
De laatste vier weken is de
aandacht van de hele wereld
gevestigd op de weloverwo-
gen, opzettelijke en vernietigende
terreuracties.
Haat is de tegenpool van liefde.
Lucifer is daarvan de belangrijkste
voorstander en beoefenaar, en is dat
al sinds zijn benadering van het heils-
plan door de Vader werd verworpen.
Hij gaf Judas in om Jezus aan de ho-
gepriesters over te leveren voor dertig
zilverstukken. Hij is de vijand van al-
le rechtschapenheid en de vader van
het conflict, die rondgaat 'als een
brullende leeuw, zoekende wie hij zal
verslinden' (1 Petrus 5:8).
Anderzijds was het Jezus, door Ju-
das overgeleverd aan de hogepries-
ters, die zei: 'Hebt uw vijanden lief
Liefde is de stuwende kracht achter
het geloof. Zoals een huis in de win-
ter verwarmd wordt door een haard-
vuur, zo krijgen we geloof door liefde
voor God en onze naaste, waardoor
alles mogelijk is.
De meesten van ons betuigen hun
liefde voor God. Ik heb gemerkt dat
liefde voor onze naaste het probleem
is. De term naaste omvat onze familie,
collega's, mensen die we in de kerk
tegenkomen en zelfs de vijand, hoe-
wel we niet goedkeuren wat die doet.
Als wij al die mensen, onze broeders
en zusters, niet liefhebben, kunnen
we dan oprecht zeggen dat we God
liefhebben? De apostel Johannes
heeft gezegd: 'Wie God liefheeft,
moet ook zijn broeder liefhebben', en
ook heeft hij gezegd: 'Indien iemand
zegt: Ik heb God lief, doch zijn broe-
der haat, dan is hij een leugenaar'
(1 Johannes 4:20-21.) Liefde voor
God en onze naaste zijn dus onaf-
scheidelijk met elkaar verbonden.
Onze eeuwige vooruitgang is af-
hankelijk van de mate waarin we
liefhebben. Het woordenboek om-
schrijft liefde als '(...) onzelfzuchtige,
loyale en oprechte zorg voor het wel-
zijn van elkaar; genegenheid, geba-
seerd op bewondering, oprechtheid
of wederzijdse interesses.' (Longman
Webster English College Dictionary,
overseas edition.) En volgens Moro-
ni zijn 'de reine liefde van Christus'
en 'naastenliefde' hetzelfde (Moroni
7:47). Het beste tonen we onze lief-
de voor God door zijn geboden te
onderhouden. En we kunnen onze
liefde voor God en onze naaste to-
nen door menslievende daden.
Sta me toe u twee voorbeelden te
geven. In de bergen van Roemenië
heeft een man zich, met zijn vrouw en
twee kinderen, in de kerk laten do-
pen. Hij werd leider van zijn gemeen-
te; maar door financiële zorgen en
spanningen in het gezin werd hij eni-
ge tijd inactief. Toen hij weer actief
werd, vertelde hij dat er iemand, toen
hij bij zijn doop uit het water kwam,
in zijn oor had gefluisterd: 'Ik hou van
je'. Dat had nog nooit iemand tegen
hem gezegd. Door de herinnering aan
die uiting van liefde, en de liefdevolle
daden en uitingen van de leden van
zijn gemeente, is hij teruggekomen.
L I A H O N A
94
Een aantal jaren geleden raakte
een jongeman betrokken bij we-
reldse aangelegenheden. Zijn ou-
ders hadden enige tijd geen invloed
op hem. Twee hogepriesters, die bu-
ren en leden van zijn wijk waren,
maar niet specifiek geroepen om
zich met hem te bemoeien, sloegen
met nog een oom en anderen hun
armen om hem heen en sloten
vriendschap met hem. Ze begeleid-
den hem zodat hij weer actief werd,
en ze moedigden hem aan zich op
een zending voor te bereiden. Ze
zeiden dat ze van hem hielden en
toonden dat door hun gedrag.
Daardoor veranderde het leven van
de jongeman. Er is een overvloed
aan liefde nodig en bereidwillige sa-
menwerking om een kind groot te
brengen.
'Niemand kan bij dit werk be-
hulpzaam zijn, tenzij hij ootmoedig
en vol liefde is (...)' (LV 12:8).
'Dient elkander door de liefde' (Ga-
laten 5:13). Hulpvaardigheid is een
natuurlijk gevolg van liefde, en zo is
liefde een natuurlijk gevolg van
hulpvaardigheid. Mannen, help uw
vrouw. Vrouwen, help uw man.
Mannen en vrouwen, help uw kin-
deren. En tot allen zeggen we: dien
God en uw naaste. Als we dat doen,
zullen we gaan houden van degene
die we dienen, en zo gehoorzamen
we het eerste en belangrijke gebod
om lief te hebben.
Na zijn opstanding in Jeruzalem,
verscheen Jezus aan de Nephieten in
Amerika. Toen Hij hun over de
doop verteld had, waarschuwde Hij
voor boosheid en twist: 'En er zal
geen woordenstrijd onder u zijn.
(...) Want voorwaar, voorwaar zeg
Ik u: Hij, die de geest van twisten
heeft, is niet van Mij, maar is van de
duivel, die de vader van twisten is,
en hij hitst het hart der mensen op
om in toorn met elkander te twisten'
(3Nephill:22, 29).
Broeders en zusters, als wij het
gebod om lief te hebben, gehoorza-
men, zal er geen woordenstrijd, twist
of haat tussen of onder ons zijn. We
spreken dan geen kwaad over elkaar,
maar we behandelen elkaar vriende-
lijk en met respect, in het besef dat
we allemaal kinderen van God zijn.
Er zullen geen Nephieten. Lamanie-
ten of andere '-ieten' onder ons zijn,
en elke man, vrouw en elk kind zal
correct met de ander omgaan.
Vroeg op een ochtend in Boeka-
rest zag ik, toen ik in het Cismigiu-
park liep te joggen, een oude boom
die zijn best deed om nieuwe takken
te vormen — om nieuw leven te ge-
ven. Het symbool van leven is ge-
ven. Wij geven zoveel aan ons gezin,
onze vrienden en aan onze kerkge-
meenschap, dat we soms, net als die
oude boom, vinden dat het leven te
moeilijk is — dat steeds maar geven
een te zware last is. We kunnen den-
ken dat het gemakkelijker is het op
te geven en alleen maar te doen wat
de natuurlijke mens doet. Maar we
moeten en zullen niet opgeven.
Waarom niet? Omdat we, net als
Christus en die oude boom, moeten
blijven geven. Laten wij, terwijl wij
maar weinig geven, denken aan
Hem die zijn leven heeft gegeven
opdat wij mochten leven.
Jezus heeft tegen het einde van
zijn leven op aarde opnieuw onder-
wezen in de leer van de liefde toen
Hij zijn aanhangers leerde dat zij,
net zoals Hij hen had liefgehad, el-
kaar moesten liefhebben. 'Hieraan
zullen allen weten dat gij discipelen
van Mij zijt, indien gij liefde hebt
onder elkander' (Johannes 13:35).
Tot slot wil ik zeggen dat al het
andere wat we doen, gezien het doel
van ons bestaan van weinig eeuwig
belang zal zijn als we God en onze
naaste niet liefhebben.
Ik getuig van de goddelijke aard
van Christus en dat het zijn zending
is de onsterfelijkheid en het eeuwige
leven tot stand te brengen. Ik bid
dat wij kunnen liefhebben zoals Hij
heeft liefgehad, en blijven liefheb-
ben. In de naam van Jezus Christus.
Amen. □
President Hinckley wuift bij het verlaten van het Conferentiecentrum ten
afscheid met zijn wandelstok naar de aanwezigen.
JANUARI
95
2 0 0 2
Onze daden bepalen
ons
karakter
Ouderling Wayne S. Peterson
van de Zeventig
'Bij de meeste confrontaties kunnen wij, door onze wijze van
reageren, bepalen wat voor ervaring dat voor ons zal worden.'
Gelukkig schoot me voordat ik re-
ageerde, een beginsel te binnen dat
in de week voorafgaand tijdens de al-
gemene conferentie door ouderling
Marvin J. Ashton was besproken.
(Conference Report, oktober 1970,
blz. 36-38; of Improvement Era, de-
cember 1970, blz. 59-60.) Hij zei
toen hoe belangrijk het was om posi-
tief en niet negatief op gebeurtenis-
sen te reageren. Dus zwaaide ik naar
het jongetje. Hij stak weer zijn tong
uit. Ik glimlachte en wuifde weer. En
deze keer zwaaide hij terug.
Al gauw wuifden zijn jongere
broertje en zusje enthousiast mee. Ik
beantwoordde dat met allerlei wuif-
bewegingen totdat mijn arm moe
werd. Toen leunde ik op het stuur
en bleef zwaaien op elke creatieve
manier die ik kon bedenken, in de
hoop dat hun ouders of mijn vrouw
snel terugkwamen.
Eindelijk kwamen de ouders, en
toen ze wegreden, bleven mijn nieu-
we vriendjes zwaaien zolang ik ze
kon zien.
Dat was een simpele gebeurtenis,
maar het toonde aan dat we bij de
meeste confrontaties, door onze wij-
ze van reageren, kunnen bepalen wat
voor ervaring dat voor ons zal wor-
den. Ik was dankbaar dat ik had ge-
kozen om vriendelijk te reageren op
het kinderlijke gedrag van mijn jon-
ge vriend. Daardoor vermeed ik de
negatieve gevoelens die ik gehad zou
hebben als ik mijn natuurlijke in-
stinct had gevolgd.
De Heiland leerde de Nephieten:
Lang geleden was ik met mijn
gezin op vakantie toen er iets
gebeurde dat mij een belang-
rijke les leerde. Op een zaterdag be-
sloten mijn vrouw en ik met de
kinderen een ritje te maken en wat
boodschappen te doen. Onder het
rijden vielen de kinderen in slaap
en omdat ik ze niet wakker wilde
maken, bood ik aan in de auto te
blijven terwijl mijn vrouw naar de
winkel ging.
Terwijl ik zat te wachten, keek ik
naar de auto die voor me stond. Hij
zat vol kinderen, en ze keken naar
mij. Mijn blik kruiste die van een
jongetje van zes of zeven. Toen we
elkaar aankeken, stak hij onmiddel-
lijk zijn tong uit.
Mijn eerste reactie was om mijn
tong naar hem uit te steken. Ik
dacht: Waaraan heb ik dit verdiend?
'Alles dan, wat gij wilt dat de men-
sen u zullen doen, doet gij hun des-
gelijks' (3 Nephi 14:12).
Stel u voor welk effect het op de
wereld zou hebben als iedereen deze
'gulden regel' toepaste. Maar dat lijkt
tegengesteld aan de menselijke na-
tuur. Koning Benjamin heeft gezegd:
'De natuurlijke mens is een vijand
van God' en zal dat blijven, tenzij hij
'zich aan de ingevingen des Heiligen
Geestes overgeeft, en de natuurlijke
mens aflegt', en 'onderworpen, zacht-
moedig, nederig, geduldig [en] vol
liefde' wordt (Mosiah 3:19).
In de snelle, hedendaagse wereld
lijken de mensen meer geneigd tot
agressiviteit. Sommigen voelen zich
snel beledigd en reageren boos op
echte of vermeende beledigingen, en
allemaal hebben we onverantwoord
gedrag in het verkeer gezien of ervan
gehoord, of kennen we andere voor-
beelden van ruw, ongevoelig gedrag.
Jammer genoeg sluipt dit ons ge-
zin binnen, en dat veroorzaakt thuis
wrijving en spanning.
Het lijkt normaal om in een situ-
atie terug te doen wat we krijgen.
Maar zo hoeft het niet te zijn. Met
zijn vreselijke oorlogservaringen in
gedachten schreef Viktor Frankl:
'Wij, die in concentratiekampen
hebben geleefd, wij zijn de gevange-
nen niet vergeten die door de barak-
ken liepen om anderen op te beuren
en te troosten, die hun laatste korst
brood aan een medegevangene
schonken. Hun aantal was mis-
schien klein, toch hebben deze man-
nen overtuigend bewezen dat één
ding de mens niet kan worden ont-
nomen: de allerlaatste menselijke
vrijheid — de keuze onder alle om-
standigheden zijn eigen houding te be-
palen, zijn eigen weg te kiezen.'
(Mans Search for Meaning [1985],
blz. 86; cursivering toegevoegd.)
Dat is nobel gedrag van hoog al-
looi, maar Jezus verwacht het wel
van ons. 'Hebt uw vijanden lief',
heeft Hij gezegd, 'en bidt voor wie u
vervolgen' (Matteüs 5:44).
Een van mijn lievelingslofzangen
onderstreept die lering:
Beheers uw gevoelens, o mijn
broeder;
L I A H O N A
96
leer uw natuurlüke reacties beheersen.
Negeer uw emoties niet,
maar laat wijsheid u besturen.
(Hymns, nr. 336)
De besluiten die we nemen en
ons gedrag vormen uiteindelijk ons
karakter. Charles A. Hall heeft dat
proces als volgt beschreven: 'We
zaaien gedachten, we oogsten onze
daden. We zaaien daden, we oogsten
onze gewoonten. We zaaien ge-
woonten, we oogsten ons karakter.
We zaaien^ ons karakter, we oogsten
onze bestemming.' (The Home Book
of Quotations, onder redactie van
Burton Stevenson [1934], blz. 845.)
Thuis is ons gedrag het belang-
rijkst. Daar hebben onze daden de
belangrijkste invloed, ten goede of
ten kwade. Soms voelen we ons zo
'thuis' dat we niet meer op onze
woorden letten. We verliezen een-
voudige beleefdheid uit het oog. Als
we niet oppassen, vervallen we in de
gewoonte elkaar te bekritiseren,
boos te worden of ons egocentrisch
te gedragen. Omdat zij van ons hou-
den, vergeven onze partner en onze
kinderen ons misschien snel, maar
vaak dragen ze in stilte ongeziene
kwetsuren en onuitgesproken hart-
zeer met zich mee.
Er zijn teveel gezinnen waar kin-
deren bang zijn voor hun ouders of
waar vrouwen bang zijn voor hun
man. Onze leiders hebben ons in
herinnering gebracht: 'De vader
[behoort] zijn gezin met liefde en
in rechtschapenheid te presideren',
en ze hebben gewaarschuwd 'dat
degenen die (...) hun partner of
kinderen misbruiken (...) op een
dag aan God rekenschap moeten
afleggen.' ('Het gezin: een procla-
matie aan de wereld', De Ster,
oktober 1998, blz. 24.) De tegen-
stander weet dat, als hij in het ge-
zin een sfeer van rivaliteit, twist
en angst kan kweken, de Geest
bedroefd is en dat de banden die
het gezin bijeen moeten houden,
verzwakken.
De herrezen Heer heeft zelf ge-
zegd: 'Want voorwaar, voorwaar zeg
Ik u: Hij, die de geest van twisten
heeft, is niet van Mij, maar is van de
duivel, die de vader van twisten is,
pn mi hitct- rn=*t nart rl^r m^r^con
om in toorn met elkander te twisten'
(3Nephill:29).
Als we boosheid of rivaliteit in
ons gezin voelen, moeten we onmid-
dellijk onderkennen welke macht
ons leven beheerst en wat Satan pro-
beert te bereiken. Salomo heeft ons
deze wijze formule nagelaten: 'Een
zacht antwoord keert de grimmig-
heid af, maar een krenkend woord
wekt de toorn op' (Spreuken 15:1).
Ons gezin behoort liefst een toe-
vluchtsoord te zijn waar elk lid zich
veilig en bemind voelt, en bescher-
ming vindt tegen de harde kritiek en
rivaliteit die we in de wereld zo vaak
zien.
Christus heeft een volmaakt voor-
beeld gegeven hoe we in elke situatie
onze emoties moeten beheersen.
Toen Hij voor Kajafas en Pilatus
stond, werd Hij afgeranseld, geslagen,
bespuwd en bespot door zijn beulen.
(Zie Matteüs 26; Lucas 23.) De grote
ironie was dat zij hun Schepper ver-
nederden die leed uit liefde voor hen.
Bij die onrechtvaardige mishande-
llllgCil LJiV^l JV^i.U-0 JTVCllili. ^11 VVV^lg^JLU-^
Hij onvriendelijk te reageren. Zelfs
op het kruis, onder onuitsprekelijk
lijden, bad hij: 'Vader, vergeef het
hun, want zij weten niet wat zij doen'
(Lucas 23:34).
Datzelfde verwacht Hij van ons.
Tegen degenen die Hem wilden vol-
gen, zei Hij: 'Hieraan zullen allen
weten, dat gij discipelen van Mij zijt,
indien gij liefde hebt onder elkan-
der' (Johannes 13:35).
Mogen wij tonen dat we zijn dis-
cipelen zijn door ons gezin op vrien-
delijke en liefdevolle manier te
sterken. Mogen we niet vergeten dat
'een zacht antwoord de grimmigheid
afkeert' en ernaar streven om door
onze banden en confrontaties met
anderen een karakter te vormen dat
de goedkeuring van de Heiland kan
wegdragen.
Jezus Christus is het volmaakte
voorbeeld. Hij is onze Heiland
en Verlosser. Ik getuig van Hem!
Wij ontvangen leiding van een le-
vende profeet. In de naam van Jezus
Christus. Amen. □
Het Mormoons Tabernakelkoor zingt tijdens een conferentiebijeenkomst.
JANUARI 2002
97
Mor niet
Ouderling H. Ross Workman
van de Zeventig
'Gehoorzaamheid is essentieel voor de verwezenlijking van de
zegeningen van de Heer
treffelijk land had. Hij liet zijn
dienstknechten twaalf olijfbomen
planten en gaf ze opdracht een toren
te bouwen om er toezicht op te hou-
den. De toren had tot doel de wach-
ters erop plaats te laten nemen om te
waarschuwen als de vijand kwam. Zo
konden ze de wijngaard beschermen.
De dienstknechten bouwden geen
toren. De vijand kwam en vernielde
de olijfbomen. De ongehoorzaam-
heid van de dienstknechten leidde
tot een ramp in de wijngaard. (LV
101:43-62.)
Waarom hadden de dienstknech-
ten de toren niet gebouwd? Het zaad
van de ramp was gezaaid door gemor.
Volgens de gelijkenis van de
Heer, bestaat morren uit drie stap-
pen. Elke stap leidt tot de volgende
stap in een neergaande lijn naar on-
gehoorzaamheid.
Ten eerste: de dienstknechten be-
gonnen te twijfelen. Ze vonden dat
ze het beter konden beoordelen dan
hun meester. 'Waarvoor heeft onze
heer deze toren nodig, aangezien het
nu een tijd van vrede is?' zeiden ze.
(LV 101:48.) Eerst twijfelden ze zelf
en plantten die twijfel vervolgens in
de gedachten van anderen. De twij-
fel kwam eerst.
Ten tweede: ze praatten goed dat
ze niet deden wat hun gezegd was.
Ze zeiden: 'Kon dit geld niet aan de
geldwisselaars worden gegeven?
Want deze dingen zijn niet nodig.'
(LV 101:49.) Zo bedachten ze een
excuus voor hun ongehoorzaamheid.
De derde stap volgt vanzelf: laks-
heid in het opvolgen van de gebo-
den van de Meester. In de gelijkenis
staat: '[Ze werden] zeer nalatig en
Als jonge zendelingen getuig-
den mijn collega en ik dat
God in deze tijd spreekt
door profeten. Een man vroeg: 'En
wat heeft jullie profeet deze week
gezegd?' Ik pijnigde mijn hersens
welke boodschap van de profeet er
stond in de laatste Improvement Era,
destijds het belangrijke tijdschrift
van de kerk. Ik begreep ineens bij-
zonder goed hoe belangrijk het is dat
we de leringen van de levende pro-
feet kennen en gehoorzamen.
Ik hoop u er vandaag toe te bren-
gen de levende profeten te volgen
en u te waarschuwen voor de mislei-
ding die de tegenstander bedacht
heeft om u ervan te weerhouden
hen te volgen. In de Schriften wordt
die misleiding 'morren' genoemd.
De Heiland heeft ons in een gelij-
kenis gewaarschuwd voor het verra-
derlijke pad van ongehoorzaamheid
door 'morren'. Die gelijkenis gaat
over een edelman die een stuk voor-
gaven geen gehoor aan de geboden
van hun heer.' (LV 101:50.) Zo was
de tijd rijp voor een ramp.
God heeft zijn kinderen gezegend
met profeten die hen onderwijzen in
zijn wegen en hen voorbereiden op
het eeuwige leven. Gods wegen zijn
voor de mens niet gemakkelijk te
begrijpen. 'Want mijn gedachten
zijn niet uw gedachten en uw wegen
zijn niet mijn wegen, luidt het
woord des Heren' (Jesaja 55:8). Ge-
hoorzaamheid is essentieel voor de
verwezenlijking van de zegeningen
van de Heer, zelfs als we het doel
van het gebod niet begrijpen.
De tegenstander verleidt ons heel
subtiel tot morren om zo de kracht
te vernietigen die voortkomt uit ge-
hoorzaamheid. Dat patroon zien we
duidelijk in de geschiedenis van de
kinderen van Israël:
De Heer beloofde de kinderen
van Israël dat Hij een engel zou stu-
ren om de Kanaanieten te verdrij-
ven zodat Israël het land van melk
en honing kon beërven. (Zie Exodus
33:1-3.) Toen Israël de grens van
Kanaan bereikte, stuurde Mozes
spionnen het land in, en toen die te-
rugkwamen, rapporteerden ze dat de
legers van Kanaan sterk waren, en
ze opperden dat Kanaan sterker was
dan Israël. Toen begon het morren.
Ze twijfelden aan het gebod van
Mozes, hun levende profeet. Ze
brachten hun twijfel over op ande-
ren. Hoe kon Israël de reuzen van
Kanaan verslaan als de kinderen van
Israël zich met sprinkhanen konden
vergelijken? (Zie Numeri 13:32-33.)
Twijfel draaide uit op goedpraten
en excuses. Ze beweerden dat ze
bang waren voor hun vrouwen en
kinderen. 'Zou het voor ons niet be-
ter zijn naar Egypte terug te keren?'
zeiden ze. (Zie Numeri 14:2-3.)
Het morren werd ongehoorzaam-
heid toen Israël een hoofd wilde
aanstellen dat hen naar Egypte terug
zou brengen. (Zie vers 4.)
Ze weigerden gewoon de levende
profeet te volgen. Wegens hun ge-
mor ontnam de Heer de kinderen
van Israël de beloofde zegening (dat
Hij de Kanaanieten zou verslaan en
hun het beloofde land zou geven).
In plaats daarvan stuurde Hij Israël
L I A H O N A
98
» .!
Op zaterdagavond arriveren priesterschapsdragers voor de priesterschapsbijeenkomst van de algemene
conferentie.
de wildernis in, waar ze veertig jaar
zouden ronddolen.
Het vertrouwde patroon van mor-
ren zien we ook weer in het gezin
van Lehi.
Toen de profeet Lehi zijn zoons
naar Jeruzalem stuurde om de kope-
ren platen te bemachtigen, onder-
vonden ze veel tegenslag. Eerst werd
Laman uit het huis van Laban gezet
toen hij alleen maar om de platen
vroeg. Toen de zoons van Lehi goud
en zilver voor de platen boden,
stond Laban ze naar het leven en
nam ze hun bezit af. De broers ver-
borgen zich in een hol in de rotsen
om de situatie te bespreken.
Laman en Lemuël morden. Zoals
altijd begon dat met twijfel: 'Hoe is
het mogelijk, dat de Here Laban
aan ons zal overgeven?' zeiden ze
(lNephi3:31).
Toen kwamen de excuses: 'Zie,
hij is een machtig man en hij kan
over vijftig gebieden; hij kan er zelfs
vijftig doden, waarom ons dan niet?'
(1 Nephi 3:31.)
En ten slotte werden ze laks. Vol
boosheid, wrevel en excuses wachtten
Laman en Lemuël bij de muren van
Jeruzalem terwijl de trouwe Nephi het
werk van de Heer volbracht. (Zie
1 Nephi 4: 3-5.)
De Heer heeft zich in onze tijd te-
gen die houding uitgesproken: 'Maar
hij, die niets doet, voordat het hem
wordt geboden, en een gebod met een
twijfelend hart ontvangt en het traag
nakomt, wordt verdoemd' (LV 58:29).
We hebben onze levende profeten
steun verleend door het opsteken
van onze hand. We hebben het voor-
recht dat we het geopenbaarde
woord van God in deze tijd horen
van onze levende profeten. Wat doen
we als we dat horen? Volgen we de
aanwijzingen van onze levende profe-
ten precies op, of morren we?
Is het in onze eigen tijd gemakke-
lijker om een levende profeet te vol-
gen dan in de tijd van Mozes of
Nephi? Zouden degenen die tegen
Mozes en Nephi morden, ook in deze
tijd niet morren? Diezelfde vragen
kunnen we omdraaien. Degenen
die nu morren, zouden ook net zo ge-
mord hebben als Laman en Lemuël
of de kinderen van Israël tegen de
profeet van hun tijd, met dezelfde
rampzalige gevolgen.
De eenvoudigste aanwijzingen
kunnen de neiging tot morren ont-
hullen. Ik woonde eens een dienst
bij waarbij de presiderende autoriteit
de aanwezigen verzocht om vooraan
plaats te nemen. Enkelen deden dat.
De meesten niet. Waarom niet?
Ik weet zeker dat er mensen waren
die zich afvroegen waarom ze van
hun comfortabele plaats moesten ko-
men. 'Waarom zou ik?' Die vraag
werd ongetwijfeld gevolgd door een
excuus of een redelijke verklaring
waarom het niet uitmaakte of ze nu
wel of niet een andere plaats inna-
men. Ik denk dat er enige irritatie
ontstond over zo'n verzoek van de
presiderende autoriteit. De laatste
stap was, duidelijk voor iedereen die
dit gevolgd heeft, laksheid in het vol-
doen aan het verzoek. Weinig mensen
stonden op. Was dat een kleinigheid?
Ja. Maar daaruit sprak wel een dieper
liggend gebrek aan bereidwilligheid
om te gehoorzamen. Het weerspiegel-
de een geest van ongehoorzaamheid.
Dat is geen kleinigheid.
JANUARI
99
2 0 0 2
Kort geleden was ik in een kerk-
dienst in West-Afrika toen een
priesterschapsleider de broeders
vroeg om plaats te nemen op de eer-
ste drie rijen in de kapel. Alle man-
nen stonden onmiddellijk op en
volgden die aanwijzing op. Een klei-
nigheid? Ja. Maar het weerspiegelde
de bereidheid om te gehoorzamen.
Dat is geen kleinigheid.
Ik vraag u om na te denken over
het gebod van levende profeten
waarmee u de meeste moeite heeft.
Betwijfelt u of dat gebod op u van
toepassing is? Heeft u gemakkelijke
'excuses' waarom u dat gebod nu niet
kunt nakomen? Raakt u gefrustreerd
of geïrriteerd door degenen die u aan
dat gebod herinneren? Bent u laks in
het onderhouden ervan? Pas op voor
de misleiding van de tegenstander.
Pas op voor morren.
Een gelukkige ouder ervaart bij-
zondere vreugde als zijn kind bereid
is om te gehoorzamen. Is dat ook
met God niet zo?
Ik kan een beetje begrijpen hoe blij
de Heer moet zijn als zijn dienst-
knechten gehoorzamen zonder te
morren. Pas nog woonden mijn
vrouw en ik een bijeenkomst bij waar
ons verteld zou worden wat onze taak
was. We hadden op dat moment geen
idee wat die zou zijn, of waar. Ik had
zelf gehoord dat we in West-Afrika op
zending zouden worden geroepen. Ik
was verrast en blij met de opdracht,
maar ook moest ik denken aan de
mogelijke reactie van degene die al
39 mijn partner is. Hoe zou zij die
taak opvatten? Ik wist dat ze zou in-
stemmen. In al onze jaren samen had
ze nog nooit een roeping van de Heer
geweigerd. Maar wat zou ze voelen?
Ik zat naast haar, en ze zag aan
mijn ogen dat ik het wist. Ze zei:
'Nou, waar gaan we heen?' Ik zei al-
leen: Afrika.' Haar ogen straalden
en ze zei blij: 'Is dat niet fantas-
tisch!' Mijn vreugde was volkomen.
Zo verheugd moet ook onze Va-
der zijn als wij met een bereidwillig
hart de levende profeten volgen. Ik
getuig dat Jezus de Christus leeft.
Hij spreekt tot profeten in onze tijd.
Ik bid dat wij onze profeten zonder
morren zullen volgen. In de naam
van Jezus Christus. Amen. D
De kracht van
een sterk getuigenis
Ouderling Richard G. Scott
van het Quorum der Twaalf Apostelen
lUw veiligheid en uw geluk zijn afhankelijk van de kracht van
uw getuigenis, want uw gedrag zal er in tijden van beproeving
of onzekerheid door geleid worden.'
In deze onzekere wereld zijn er za-
ken die nooit veranderen: de vol-
maakte liefde die onze hemelse
Vader voor ons heeft; de zekerheid
dat Hij leeft en ons altijd hoort; het
bestaan van zuivere, onveranderlijke
waarheden; het feit dat er een plan
van geluk is; de zekerheid dat succes
verkregen kan worden door geloof in
Jezus Christus, door gehoorzaamheid
aan zijn leringen en door de verlos-
sende kracht van zijn verzoening; de
zekerheid van leven na de dood; de
realiteit dat onze staat daar afhanke-
lijk is van onze levenswijze hier. En of
iemand deze waarheden al dan niet
accepteert, die realiteit verandert
niet. Ze zijn de fundamentele bouw-
stenen van een levend getuigenis.
Een sterk getuigenis is de onwrikbare
fundering van een veilig, zinvol leven
waarin vrede, vertrouwen, geluk en
liefde kunnen bloeien. Het is veran-
kerd in de overtuiging dat een alwe-
tend God zijn werk bestuurt. Hij zal
niet falen. Hij zal Zich aan zijn belof-
ten houden.
Een sterk getuigenis is de kracht
van een succesvol leven. Het is ge-
richt op het begrip van de goddelijke
eigenschappen van God de Vader,
Jezus Christus en de Heilige Geest.
Het is gewaarborgd door een gewillig
vertrouwen op Hen. Een krachtig
getuigenis is gebaseerd op de zeker-
heid dat de Heilige Geest ons dage-
lijks handelen ten goede kan leiden
en inspireren.
Een getuigenis wordt versterkt
door de geestelijke indrukken die de
geldigheid bevestigen van een lering,
een rechtschapen daad of een waar-
schuwing voor dreigend gevaar. Die
indrukken gaan vaak gepaard met
krachtige emoties, waardoor je een
brok in de keel krijgt en tranen in je
ogen. Maar een getuigenis is geen
emotie. Het is het fundamenteelste
en belangrijkste onderdeel van een
karakter dat is gevormd door talrijke
goede beslissingen. Deze beslissingen
worden genomen met geloof en ver-
trouwen in zaken die geloofd en,
aanvankelijk althans, niet gezien
worden.1 Door een sterk getuigenis
krijgen we gemoedsrust, troost en
zekerheid. De overtuiging wordt
ontwikkeld dat als de leringen van
L I A H O N A
100
de Heiland consequent gehoor-
zaamd worden, het leven prachtig
en de toekomst zeker zal zijn. Dan
zullen we het vermogen hebben om
de moeilijkheden op ons pad te
overwinnen. Een getuigenis groeit
als wij de waarheid begrijpen, en
wordt verkregen door gebed en
schriftstudie. Het wordt gevoed als
wij die waarheden naleven, met ge-
loof en vertrouwen dat we de be-
loofde zegeningen zullen ontvangen.
Alle profeten zijn door de eeuwen
heen gesterkt door een krachtig ge-
tuigenis. In moeilijke tijden hebben
ze door hun getuigenis moed en vast-
beradenheid ontwikkeld. Een krach-
tig getuigenis kan hetzelfde voor u
betekenen. Als u uw getuigenis ver-
sterkt, zult u de kracht krijgen om de
juiste beslissingen te nemen, zodat u
bestand zult zijn tegen de invloeden
van de wereld die steeds wreder wor-
den. Uw veiligheid en uw geluk zijn
afhankelijk van de kracht van uw ge-
tuigenis, want uw gedrag zal er in tij-
den van beproeving of onzekerheid
door geleid worden.
Evalueer uw leven eerlijk. Hoe
sterk is uw getuigenis? Is het werkelijk
een steun en kracht in uw leven, of is
het slechts de hoop dat wat u geleerd
hebt waar is? Is het meer dan een
vaag geloof dat waardevolle denk-
beelden en levenswijzen redelijk en
logisch zijn? Zo'n verstandelijke aan-
vaarding is niet nuttig als u met ern-
stige moeilijkheden te maken krijgt,
en die zullen zeker op uw pad komen.
Bent u met behulp van uw getuigenis
in staat om goede beslissingen te ne-
men? Om dat te kunnen doen, moe-
ten de fundamentele waarheden een
belangrijk onderdeel van uw karakter
vormen. Ze moeten een belangrijk
onderdeel van uw wezen zijn, meer
gekoesterd dan het leven zelf. Als uit
een eerlijke beoordeling van uw ge-
tuigenis blijkt dat het niet zo sterk is
als het zou moeten zijn, hoe kunnen
we het dan versterken?
Uw getuigenis zal versterkt wor-
den als u uw geloof in Jezus Christus
oefent, in zijn leringen en in zijn on-
beperkte macht om zijn beloften na
te komen.2 De sleutelwoorden zijn
'geloof oefenen'. Waar geloof heeft
veel macht, maar er zijn beginselen
die gevolgd moeten worden om die
macht te gebruiken. Moroni heeft ge-
zegd 'dat geloof datgene is, wat men
hoopt en niet ziet; betwist het echter
niet, omdat gij het niet ziet, want gij
verkrijgt geen getuigenis dan na de
beproeving van uw geloof.' * Dat be-
tekent dat u de waarheid of het be-
ginsel waarin u geloof hebt, moet
toepassen. Als u het consequent na-
leeft, krijgt u door de macht van de
Heilige Geest een getuigenis van de
waarheid ervan. Het is vaak een ge-
voel van gemoedsrust. Het kan een
innerlijk gevoel zijn. Het kan het be-
wijs van de deur naar andere waarhe-
den zijn. Als u geduldig naar een
bevestiging op zoek gaat, zult u die
ontvangen. Erken dat de Heer u het
vermogen zal geven om de waarheid
van zijn leringen te begrijpen en door
persoonlijke ervaring te bewijzen. Hij
zal met zekerheid bevestigen dat zijn
wetten de beloofde resultaten zullen
opleveren als ze gewillig en conse-
quent worden onderhouden.
Een krachtig getuigenis komt
voort uit stille momenten van gebed
en overdenking, als u de indrukken
herkent die erbij horen. Nederig ge-
bed, vol vertrouwen, verschaft ver-
lichting, bemoediging, troost, leiding
en gemoedsrust die de ongehoorza-
men nooit zullen ervaren.
Sommige waarheden over het ge-
bed kunnen een hulpmiddel voor u
zijn. De Heer zal uw gebeden in tijd
van nood verhoren. Hij zal ze altijd
JANUARI
101
2 0 0 2
beantwoorden. Zijn antwoord zal
over het algemeen echter niet gege-
ven worden als u op uw knieën zit te
bidden, zelfs niet als u om een on-
middellijk antwoord vraagt. Er is
een patroon dat gevolgd moet wor-
den. Er wordt van u verwacht dat u
zelf naar een antwoord op uw gebe-
den zoekt, en dan om de bevestiging
vraagt of dat antwoord juist is.4 Ge-
hoorzaam zijn raad dat 'gij het in uw
gedachten moet uitvorsen'.5 Vaak
zult u een oplossing bedenken. Dan
vraagt u om een bevestiging dat
uw antwoord juist is. Die hulp kan
door gebed of schriftstudie verkre-
gen worden, soms door de hulp
van anderen6, of door uw eigen
vaardigheden, onder leiding van de
Geest.
Soms wil de Heer dat u vol ver-
trouwen voorwaarts gaat, totdat u
een antwoord krijgt. Zijn antwoord
komt meestal in de vorm van pak-
ketjes hulp. Als elk pakketje vol ge-
loof aangegrepen wordt, zal het met
andere verbonden worden om u het
volledige antwoord te verschaffen.
Dit patroon vereist de oefening van
ons geloof. Hoewel het soms erg
moeilijk is, zal het persoonlijke groei
tot gevolg hebben. Soms zal de Heer
u een antwoord geven voordat u er-
om vraagt. Dat gebeurt als u zich
bepaalde gevaren niet bewust bent,
of als u iets verkeerds doet en erop
vertrouwt dat het goed is.
Alma heeft gezegd hoe vasten
en gebed ons getuigenis kunnen
versterken:
'Ik getuig u, dat ik weet, dat deze
dingen, waarvan ik heb gesproken,
waar zijn. En hoe denkt gij, dat ik
dit zo met zekerheid weet?
'(...) Ziet, ik heb vele dagen ge-
vast en gebeden, opdat ik deze din-
gen zelf mocht weten. Nu weet ik
zelf, dat ze waar zijn; want de Here
God heeft ze door zijn Heilige Geest
aan mij geopenbaard.'7
President Romney heeft de ge-
tuigenisversterkende kracht van
de Schriften met dit voorbeeld
aangegeven:
'Ik dring er bij u op aan om ver-
trouwd te raken met [het Boek van
Mormon], Lees het voor aan uw
kinderen; ze zijn niet te jong om het
te begrijpen. Ik weet nog goed dat ik
het met een van mijn jongens las
toen hij nog heel jong was. (...) Ik
lag onderop het stapelbed en hij bo-
venop. We lazen om de beurt een
stukje uit die drie laatste indrukwek-
kende hoofdstukken van 2 Nephi. Ik
hoorde hem zijn keel schrapen en
dacht dat hij verkouden was. (...)
Toen we klaar waren zei hij: "Papa,
huilt u wel eens als u in het Boek
van Mormon leest?"
'"Ja, jongen, (...) soms getuigt de
Geest van de Heer zo doordringend
tot mijn ziel dat het 'Boek van Mor-
mon waar is, dat ik moet huilen."
'"Nou," zei hij, "Dat overkwam
mij daar straks.'"8
Uw getuigenis zal versterkt wor-
den als u de wet van tiende naleeft
en vastengaven betaalt, en de Heer
zal u rijkelijk zegenen. Als uw getui-
genis versterkt wordt, zal Satan har-
der zijn best doen om u te verleiden.
Weersta zijn pogingen. Dan zult u
sterker worden, en zal zijn invloed op
u afnemen.9 De toenemende invloed
van Satan in de wereld wordt toege-
staan om een omgeving te scheppen
waarin wij ons kunnen bewijzen. Sa-
tan veroorzaakt nu problemen, maar
zijn uiteindelijke lot is bezegeld door
Jezus Christus' opstanding en verzoe-
ning. De duivel zal niet overwinnen.
Zelfs nu moet hij binnen de gren-
zen blijven die de Heer heeft vastge-
steld. Hij kan geen zegeningen
afnemen die zijn verdiend. Hij kan
geen karakter veranderen dat door
juiste beslissingen is gevormd. Hij
L I
A H O N A
102
heeft niet de macht om de eeuwige
banden te verbreken die in de heili-
ge tempel tussen man, vrouw en
kinderen zijn gesmeed. Hij kan waar
geloof niet vernietigen. Hij kan ons
getuigenis niet wegnemen. Ja, die
dingen kunnen wij kwijtraken als we
aan zijn verleidingen toegeven.
Maar hij heeft zelf niet de macht om
ze te vernietigen.
Deze en andere waarheden zijn
zekerheden. Maar uw overtuiging
van die realiteit moet voortkomen
uit uw eigen begrip van de waarheid,
uit uw eigen toepassing van goddelij-
ke wetten en uit uw gewilligheid om
het bevestigende getuigenis van de
Geest te ontvangen. Uw getuigenis
kan beginnen met de erkenning dat
de leringen van de Heer redelijk lij-
ken. Maar het moet groeien door ge-
hoorzaamheid aan zijn wetten. Dan
zult u uit eigen ervaring weten dat ze
waar zijn en kunt u de beloofde zege-
ningen in ontvangst nemen. Die be-
vestiging krijgt u niet in één keer.
Een sterk getuigenis ontvangen we
regel op regel en voorschrift op voor-
schrift. Er is geloof, tijd, gehoorzaam-
heid en offerbereidheid voor nodig.
Een sterk getuigenis kan niet op
een zwakke fundering worden ge-
bouwd. Doe daarom niet alsof u iets
weet, terwijl u het niet zeker weet.
Streef naar een bevestiging van de
Geest. We moeten in krachtig gebed
worstelen, rechtschapen leven en
om een bevestiging van de Geest
vragen. De pracht van de leringen
van de Heer is dat ze waar zijn en
dat we daar zelf achter kunnen ko-
men. Ontwikkel uw geestelijke ont-
vankelijkheid door voortdurend
open te staan voor de leiding die we
door de stille, zachte stem van de
Geest kunnen ontvangen. Vertel on-
ze Vader in de hemel over uw gevoe-
lens, behoeften, hoop en verlangens.
Praat vol vertrouwen met Hem, en
weet dat Hij zal luisteren en ant-
woorden. Ga dan geduldig voort en
doe wat goed is, met het vertrouwen
dat voortkomt uit geloof en recht-
schapenheid. Wacht geduldig op het
antwoord dat gegeven zal worden,
op de manier en de tijd die de Heer
het meest geschikt vindt.10
Waarom was Joseph Smith in staat
om meer tot stand te brengen dan
zijn vaardigheden toelieten? Door
zijn krachtige getuigenis. Dat leidde
tot zijn gehoorzaamheid, zijn geloof
in de Meester, en zijn onwrikbare be-
sluit Gods wil te doen. Ik getuig dat
u, naarmate uw getuigenis in kracht
toeneemt, en zo u dat nodig heeft en
verdient, meer inspiratie zult ontvan-
gen om te weten wat u moet doen,
en indien noodzakelijk, goddelijk
kracht om dat ook te doen.11 Joseph
Smith verfijnde zijn vermogen om de
leiding van de Heer op te volgen
door gedisciplineerd bezig te zijn. Hij
liet zijn eigen verlangens, gemak of
de overredingen van mensen niet
prevaleren boven zijn gehoorzaam-
heid. Volg zijn voorbeeld na.
Om op sommige momenten en
tijdens overdenking blijvende ge-
moedsrust en veiligheid te ontvan-
gen, moet u zeker weten dat er een
God in de hemel is die van u houdt;
dat Hij alles bestuurt en u zal hel-
pen. Die overtuiging is de kern van
een sterk getuigenis.
Na mijn toespraak zal president
Hinckley de slotwoorden van deze
conferentie spreken. Vanochtend
hebben we gehoord hoe hij ons, als
profeet van de Heer, tot ernst stem-
mende en toch geruststellende raad
heeft gegeven aangaande de moei-
lijkheden die in het verschiet liggen.
Hij heeft ons gevraagd nederig tot
God te bidden om leiding en kracht
bij de strijd tegen het kwaad. Onze
veiligheid is in Hem en zijn geliefde
Zoon, Jezus Christus. Ik weet dat de
Heiland van u houdt. Hij zal uw in-
spanningen om uw getuigenis te ver-
sterken, bekrachtigen, zodat het een
volkomen kracht ten goede in uw
leven wordt, een kracht die u een
steun zal zijn in tijden van nood, en
die u vrede en zekerheid zal schen-
ken in deze onzekere tijden.
Als een van zijn apostelen, be-
voegd om van Hem te getuigen, ge-
tuig ik plechtig dat ik weet dat de
Heiland leeft, dat Hij een opgestaan,
verheerlijkt persoon van volmaakte
liefde is. Hij is onze hoop, onze Mid-
delaar, onze Verlosser. In de naam
van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
1. Zie Ether 12:6; Hebreeën 11:1.
2. Zie Alma 26:22; LV 3:1-10;
LV 82:10.
3. Ether 12:6; accentuering toegevoegd.
4. Zie LV 6:23, 36; LV 8:2-3, 10; LV 9:9.
5.LV9:8.
6. Zie The Teachings of Spencer W.
Kimball; bezorgd door Edward L. Kimball;
(1982), blz. 252.
7. Alma 5:45-46.
8. Conference Report, april 1949, blz. 41.
9. Zie David O. McKay, 'Let Virtue
Garnish Thy Thoughts,' Conference
Report, april 1969, Improvement Era,
juni 1969, blz. 28.
10. Zie David O. McKay, 'The Times
Call for Courageous Youth and True Man-
hood,' Conference Report, april 1969,
Improvement Era, juni 1969, blz. 117.
11. Zie LV 43:16.
JANUARI
103
2 0 0 2
Tot
)
wu w
eder
>
zien
President Gordon B. Hinckley
'Onze deugd zal ons veiligheid verschaffen. Onze
rechtschapenheid zal ons kracht verschaffen. God heeft duidelijk
gesteld dat Hij ons niet zal verlaten als wij Hem niet verlaten.'
Geliefde broeders en zusters,
ik ben blij dat zuster Inis
Hunter, de weduwe van pre-
sident Howard W. Hunter, gisteren
en vandaag in ons midden was. We
waarderen dat zeer.
We zijn aan het eind gekomen van
deze geweldige conferentie. Het koor
zal 'God zij met u tot w'u wederzien'
(lofzang 105). Ik ben dankbaar voor
die lofzang. De tekst gaat als volgt:
God zij niet u tot w'u wederzien;
dat zijn vaderhand u leidde;
bij zijn kudd' u veilig weidde, (...)
als de levensstormen woeden,
moog' zijn arm u dan behoeden (...).
Blijf op zijne liefde bouwen
door op Christus te vertrouwen,
God zij niet u tot w'u wederzien.
Ik heb die woorden in het Engels
gezongen terwijl anderen ze in veel
verschillende talen zongen. Ik heb
deze prachtige, eenvoudige woorden
bij gedenkwaardige gelegenheden
over de hele wereld gezongen. Ik heb
ze met tranen in mijn ogen tijdens
afscheidsdiensten voor zendelingen
gezongen. Ik heb ze met soldaten in
gevechtstenue in Vietnam gezongen.
In de loop der jaren heb ik deze af-
scheidswoorden op duizend plaatsen
gezongen, in veel verschillende om-
standigheden, met zoveel anderen
die elkaar liefhebben.
We waren vreemdelingen toen
we elkaar ontmoetten. We waren
broeders en zusters toen we afscheid
namen.
Die eenvoudige woorden werden
een gebed tot de troon van God, ten
behoeve van elkaar.
En in die geest nemen we na een
heel opmerkelijke en gedenkwaardi-
ge conferentie afscheid van elkaar.
Ik hoop dat ons hart geraakt is
door de woorden die de broeders en
zusters hebben gesproken, en dat we
goede voornemens hebben. Ik hoop
dat iedere getrouwde man tegen zich-
zelf zal zeggen: 'Ik zal aardiger en mil-
der voor mijn vrouw en kinderen zijn.
Ik zal mij beheersen.' Ik hoop dat irri-
tatie in onze gesprekken door vrien-
delijkheid zal worden vervangen.
Ik hoop dat iedere vrouw haar
man als dierbare partner zal be-
schouwen, de ster van haar leven,
haar steun, haar beschermer, haar
partner met wie ze hand in hand alle
lasten draagt. Ik hoop dat zij haar
kinderen als zoons en dochters van
God zal beschouwen, haar belang-
rijkste bijdrage aan de wereld, haar
grootste zorg met betrekking tot hun
prestaties, en kostbaarder dan enige
andere hoop.
Ik hoop dat jongens en meisjes
deze conferentie zullen verlaten met
meer waardering voor hun ouders,
met meer liefde in hun hart voor de
mensen die hen op deze aarde heb-
ben gezet, voor hen die het meest
van hen houden en zich het meest
zorgen om hen maken.
Ik hoop dat het geluid bij ons
thuis een aantal decibellen zal afne-
men, dat we zachter zullen praten,
met meer waardering en respect
voor elkaar.
Ik hoop dat alle leden van de
kerk volledig trouw aan de kerk zul-
len blijven. De kerk heeft onze loya-
le steun nodig, en u hebt de loyale
steun van de kerk nodig.
Ik hoop dat het gebed een be-
langrijkere rol in ons leven zal spe-
len. Niemand kan in de toekomst
kijken. We kunnen speculeren, maar
we weten het niet zeker. We kunnen
door ziekte getroffen worden. We
kunnen met tegenspoed geconfron-
teerd worden. We kunnen door
angst bevangen worden. De dood
kan haar koude en plechtige hand
op ons of een dierbare leggen.
Moge onverzettelijk en onveran-
derlijk geloof, ongeacht de toe-
komst, als een poolster boven ons
schijnen.
Momenteel staan we oog in oog
met bepaalde problemen, ernstig en
overweldigend, die ons zorgen baren.
We hebben zeker de Heer nodig.
Toen ik naar huis ging voor de
middagmaaltijd, zette ik de televi-
sie aan en keek even naar het
nieuws, toen moest ik denken aan
de woorden uit de psalm: 'Waarom
woelen de volken en zinnen de
natiën op ijdelheid?' (Zie Psalmen
2:1.) Ik heb alle oorlogen van de
205te eeuw meegemaakt. Mijn oud-
ste broer ligt begraven in Frankrijk,
gesneuveld in de Eerste Wereldoor-
log. Ik heb de Tweede Wereldoor-
log meegemaakt, de Koreaanse
oorlog, Vietnam, de Golfoorlog, en
minder ernstige conflicten. We zijn
een ruziezoekend en moeilijk volk
in onze onderlinge conflicten. We
behoren ons tot de Heer te wenden
en op Hem te vertrouwen. Ik moet
L I A H O N A
104
denken aan de indrukwekkende
woorden van Kipling:
In verre streken smelten onze vloten;
op duinen en kapen is men het vuur
aan het vergooien —
zie, onze praal van weleer is aldus
één met Nineve en Tyrus!
Rechter aller volken, spaar ons nog
even,
Opdat wij niet vergeten — opdat
wij niet vergeten!
(Naar Rudyard Kipling, 'Reces-
sional', in Masterpieces of Religious
Verse, onder redactie van James
Dalton Morrison [1948], blz. 512.)
Onze deugd zal ons veiligheid
verschaffen. Onze rechtschapenheid
zal ons kracht verschaffen. God
heeft duidelijk gesteld dat Hij ons
niet zal verlaten als wij Hem niet
verlaten. Hij, die waakt over Israël,
sluimert noch slaapt. (Zie Psalmen
121:4.)
En nu wij deze conferentie gaan
afsluiten, wil ik, hoewel wij nog een
slotgebed zullen hebben, onder deze
omstandigheden een kort gebed uit-
spreken:
O God, onze eeuwige Vader, gro-
te Rechter aller volken, U die het
heelal bestuurt, U, onze Vader en
onze God, van wie wij kinderen zijn,
wij verlaten ons op U in deze donke-
re en ernstige tijd. Lieve Vader, ze-
gen ons met geloof. Zegen ons met
liefde. Zegen ons met naastenliefde
in ons hart. Zegen ons met de geest
van volharding om het afgrijselijke
kwaad in deze wereld uit te roeien.
Schenk bescherming en leiding aan
wie actief betrokken zijn bij de
strijd. Zegen hen; bewaar hun leven;
behoed hen voor het kwaad en het
gevaar. Neig uw oor naar hun dier-
baren die bidden voor hun veilig-
heid. Wij bidden voor de grote
democratieën van deze aarde, waar-
op U hebt toegezien bij de stichting
van hun regeringen, waar vrede en
vrijheid en democratische processen
gemeengoed zijn.
O Vader, zie met barmhartigheid
om naar deze natie en zijn vrienden
in deze tijd van nood. Spaar ons en
leer ons te wandelen met geloof in U
en in uw geliefde Zoon, op wiens
barmhartigheid wij ons verlaten en op
wie wij vertrouwen als onze Heiland
en onze Heer. Zegen de zaak van vre-
de en herstel die weer snel aan ons,
dat bidden wij U nederig. Wilt U ons
onze arrogantie vergeven, wilt U aan
onze zonden voorbijgaan, wilt U ons
genadig zijn, dat ons hart zich in lief-
de tot U zal wenden. Dat bidden wij
nederig in de naam van Hem die ons
allen liefheeft, Jezus Christus, onze
Verlosser en Heiland. Amen. D
JANUARI
105
2 0 0 2
Bijeenkomst van de zustershulpvereniging
29 september 2001
Standvastig
en onwrikbaar
Mary Ellen Smoot
Algemeen presidente van de ZHV
(We kunnen ons geloof niet de rug toekeren als er zich
problemen voordoen, We keren ons niet af; we trekken ons niet
terug; we raken niet ontmoedigd. '
in de wereld. Ik zal nooit meer de-
zelfde zijn.
Ik vraag u voor mij te bidden nu
ik een aantal dingen zeg die, naar ik
hoop, tot uw hart zullen doordrin-
gen en u dichter bij onze Heiland en
Verlosser zullen brengen.
We hebben gekozen om standvas-
tig en onwrikbaar te zijn in ons geloof
vanwege de beloften van eeuwige
heerlijkheid, eeuwige vooruitgang en
blijvende gezinsbanden in het cele-
stiale koninkrijk. We houden van on-
ze gezinsleden en we weten dat we de
grootste vreugde en vrede ontvangen
als we zien dat zij, wanneer gecon-
fronteerd met de beproevingen van
het leven, rechtschapen keuzen doen
om de wereld te overwinnen.
Af en toe neem ik het gezicht van
een van mijn kinderen of kleinkinde-
ren in mijn handen als ze iets doen
wat hen onmiddellijk of op den duur
schade kan toebrengen. Ik kijk ze
dan diep in de ogen en leg ze zorgvul-
dig uit dat we van ze houden en dat
ze ons dierbaar zijn. Dan beschrijf ik
welke schade er kan ontstaan door de
daden waarvoor ze hebben gekozen.
Ik kan me voorstellen dat de Hei-
land ons gezicht in zijn handen
neemt en ieder van ons smeekt om
standvastig en onwrikbaar en ge-
trouw te blijven aan de God, die ons
gemaakt heeft.
Soms komen er mensen en ge-
beurtenissen in ons leven die
sporen in ons hart achterlaten,
waardoor we nooit meer dezelfde
zijn.
Vanavond bidden we als presidi-
um dat de woorden die vanavond
gesproken worden, sporen in ons
hart zullen achterlaten, en dat we
als dochters van God flink, stand-
vastig en onwrikbaar zullen blijven.
Op mijn reizen over de wereld
hebben de getrouwe zusters van de
zustershulpvereniging sporen in mijn
hart achtergelaten. Ik heb hun toe-
gewijde inspanningen gezien om el-
kaar te dienen, zowel hier als elders
Zusters, ik zou uw gezicht in mijn
handen willen nemen, u diep in de
ogen willen kijken en u deelgenoot
maken van een duidelijk beeld van
uw belangrijke rol als geliefde dochter
van God, wier 'leven inhoud, zin en
richting heeft'. Wij zijn vrouwen die
ons 'getuigenis van Jezus Christus
[versterken] door gebed en schriftstu-
die', die 'streven naar geestelijke
kracht door gehoor te geven aan de
ingevingen van de Heilige Geest'. Wij
'wijden ons toe aan het sterken van
huwelijk en gezin, ervaren het moe-
derschap als een edele taak en vinden
vreugde in het vrouwzijn.'1 Wij zijn
vrouwen van de zustershulpvereni-
ging van De Kerk van Jezus Christus
van de Heiligen der Laatste Dagen.
Voordat we in deze sterfelijke we-
reld kwamen, woonden we samen
bij onze liefhebbende hemelse Vader.
Ik denk dat een van onze lievelings-
onderwerpen de vraag was wat er
zou gebeuren als we door de sluier
zouden gaan en aan dit aardse be-
staan zouden beginnen.
Nu zijn we hier. Maar hoewel ons
iets verteld is van de moeilijkheden
die we op aarde zouden tegenko-
men, betwijfel ik of we begrepen of
konden weten hoe veeleisend en
zwaar, hoe vermoeiend en soms zelfs
verdrietig, dit sterfelijk bestaan zou
zijn. Ik betwijfel of we konden weten
hoe veeleisend en moeilijk dit sterfe-
lijk bestaan zou zijn. Ongetwijfeld
hebben we allemaal wel eens het ge-
voel gehad dat wat we meemaakten
gewoon te zwaar was om te verdra-
gen. Toch heeft de profeet Joseph
Smith ons geleerd: 'Toen [wij] lid
werd [en] van deze kerk, heb [ben]
[wij] toegezegd God te zullen die-
nen. Toen [we] dat [deden], ver-
liepen we] (...) neutraal gebied, en
daar [kunnen we] nooit meer terug-
keren. Als [we] de Meester die [we]
zou [den] dienen in de steek zouden
laten, dan is dat op aanstichting van
de boze, wat inhoudt dat [we] zijn
bevelen opvolg [en] en zijn dienaar
zijn.'2
Ik kan me voorstellen dat onze
Heiland ons gezicht in zijn handen
neemt, ons diep in de ogen kijkt en
ons een zusterschap, de zustershulp-
vereniging, belooft om ons te helpen
L I A H O N A
106
in onze beproevingen. Deze organi-
satie voor alle vrouwen van de kerk
heeft als doel ons te helpen tot de
Heiland te komen en elkaar bij te
staan in de hulp aan de zieken en de
armen. De zusters van de ZHV zul-
len de nieuwe leden omarmen en ie-
dereen het gevoel geven nodig te zijn
en gekoesterd te worden, ongeacht
hun status op dat moment. Ze zullen
hen die van de jonge vrouwen over-
gaan naar de ZHV welkom heten en
hen nauw betrekken bij alle activi-
teiten. Maak gebruik van hen. We
kunnen ons niet veroorloven hen
kwijt te raken. Iedereen zal opge-
bouwd en bemind worden. Iedereen
zal de priesterschapsleiders volgen
die ons door een nauwe doorgang
leiden naar een veilige haven, zuive-
re waarheid en een levensstijl die ge-
past is voor dochters van God.
President Gordon B. Hinckley
heeft de vrouwen van de kerk de
volgende raad gegeven: 'Maak uw
grote potentieel waar. Ik vraag niet
of u meer doet dan binnen uw mo-
gelijkheden ligt. Ik hoop dat u zich-
zelf niet plaagt met de gedachte aan
mislukking. Ik hoop dat u niet pro-
beert doelen te stellen die uw ver-
mogen te boven gaan. Ik hoop dat u
gewoon doet wat u kunt, zo goed als
u kunt. Als u dat doet, zult u getuige
zijn van wonderen.'3
Als ik zusters hoor zeggen: 'Het is
gewoon te moeilijk om op huisbezoek
te gaan', of 'Ik heb gewoon geen tijd
om te bidden en in de Schriften te le-
zen!' 'Ik heb teveel om handen in
mijn gezin om ook de bijeenkomst ter
verrijking van het persoonlijk en
huiselijk leven bij te wonen', dan wil
ik zeggen wat president Hinckley ons
heeft aangeraden: 'Maak uw grote
potentieel waar.' Misschien moeten
we een stapje terug doen en naden-
ken of wat we doen wel strookt met
de zaken die voor ons het belangrijkst
zijn. Als we het belangrijkste op de
eerste plaats stellen, kunnen we elke
dag leven zonder spijt.
We gaan niet alleen elke week naar
de ZHV om gevoed en gekoesterd te
worden en om liefde te voelen, maar
ook om onze diensten aan te bieden.
Soms ligt onze belangrijkste taak bin-
nen de muren van ons eigen huis.
Lucifer doet alles wat hij kan om
ons af te leiden van de allerbelang-
rijkste zaken. Een van Satans doel-
treffendste middelen is ons ervan te
overtuigen dat het onmogelijk is om
ons op geestelijke zaken te blijven
concentreren, omdat het leven zulke
dwingende eisen stelt.
Toen een rechtsgeleerde de Hei-
land vroeg welk gebod het grootste
was, antwoordde Jezus zonder aarze-
len: 'Gij zult de Here, uw God, lief-
hebben met geheel uw hart en met
geheel uw ziel en met geheel uw ver-
stand. (...) Het tweede, daaraan ge-
lijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben
als uzelf.'4 Dat zijn de belangrijkste
geboden. Daaraan hangt de ganse
wet en de profeten. Dat zijn de din-
gen die het er het meeste toe doen.
Als wij proberen die geboden na te
leven, vloeien de andere daar van-
zelf uit voort.
Hoe is onze band met onze he-
melse Vader? Hebben we Hem met
heel ons hart, onze ziel en ons ver-
stand lief? Hoeveel houden we van
onze gezinsleden, onze buren, onze
zusters in de ZHV en onze naasten?
Mede door die vragen zien wij in
wat het belangrijkste is, en ze dienen
als een maatstaf waaraan wij kunnen
afmeten hoe ver we zijn.
Houden we van de Heer als we
naar slechte films kijken, pornografi-
sche lectuur lezen, of iets anders doen
dat ons neerhaalt of dat niet gepast is
voor een dochter van God? Tonen we
onze liefde voor de Heer als we ons
onfatsoenlijk kleden? Kort geleden
sprak ik een grote groep jongeren toe,
JANUARI 2002
107
en een jongeman gaf me na de bijeen-
komst dit briefje: 'Wilt u de vrouwen
van de kerk alstublieft vertellen hoe-
zeer ik hun fatsoen waardeer? Ik weet
dat het moeilijk is om in onze wereld
fatsoenlijke kleren te vinden. Maar
vertel hun alstublieft dat het waarde
heeft voor mij en voor de goede man-
nen met wie ze zullen trouwen.'
We kunnen ons geloof niet de rug
toekeren als er zich problemen voor-
doen. We keren ons niet af; we trek-
ken ons niet terug; we raken niet
ontmoedigd. We gaan dapper en
duidelijk voorwaarts en zijn een
voorbeeld voor iedereen om ons
heen, in fatsoen, ootmoed en geloof.
Standvastig en onwrikbaar zijn, is
een persoonlijke zoektocht met eeu-
wige beloningen, want als we dat
doen, zal 'Christus, de Here God, de
almachtige, u als de zijne (...) verze-
gelen, en [zult gij] ten hemel (...)
worden gevoerd, opdat gij eeuwigdu-
rende zaligheid en het eeuwige leven
moogt hebben.'5
Een aantal jaren geleden heeft
zuster Belle Spafford in haar af-
scheidsrede tot de zusters van de
ZHV gezegd: 'Ik denk dat de gemid-
delde vrouw in deze tijd er goed aan
zou doen om haar interesses onder de
loep te nemen, haar activiteiten te
evalueren, en dan stappen te onder-
nemen om haar leven te vereenvou-
digen, de belangrijkste zaken op de
eerste plaats te zetten, met nadruk op
de zaken die het meest lonend en
blijvend zijn, en zich te ontdoen van
de minst lonende activiteiten.'6
Soms is er een traumatische ge-
beurtenis nodig om ons te laten in-
zien wat het belangrijkste is. Een
paar weken geleden hebben we een
van die dramatische gebeurtenissen
meegemaakt die ons leven voorgoed
hebben veranderd en waardoor we
beseften dat we voorbereid moeten
zijn. Het verlangen dat het vaakste
werd uitgesproken door hen die
rechtstreeks getroffen zijn door de
recente terroristische aanslagen aan
de oostkust van de Verenigde Staten,
was dat ze alleen maar al hun fami-
lieleden weer bij elkaar wilden heb-
ben. Ik heb begrip voor die reactie.
Eerder dit jaar heb ik een zware
operatie ondergaan en heb ik lang in
het ziekenhuis gelegen. Toen ik na-
dacht over mijn leven en welk ver-
slag ik aan de Heer zou uitbrengen
als ik naar huis geroepen zou wor-
den, zag ik volkomen helder in dat
het gezin een van de belangrijkste
verantwoordelijkheden is die we
hebben. Ik wist dat ik de grootste
vreugde zou hebben als mijn kinde-
ren, kleinkinderen en toekomstige
achterkleinkinderen flink, standvas-
tig en onwrikbaar in het geloof
zouden blijven. Op die eenzame mo-
menten in een donkere ziekenhuis-
kamer, besefte ik dat wat wij binnen
de muren van ons eigen huis doen,
veel zwaarder weegt dan wat wij
daarbuiten doen.
Zeker, bij tijd en wijle worden we
bedolven onder zorgen, pijn en ver-
driet. Maar we moeten ons daar niet
aan overgeven. Eliza R. Snow, de
tweede president van de ZHV, heeft
geschreven:
'Ik zal doorgaan. (...) Ik zal glimla-
chen als de stormen woeden en ik zal
onbevreesd en triomferend de onstui-
mige oceaan van moeilijkheden be-
dwingen. (...) En het getuigenis van
Jezus zal mij als een lamp leiden door
de portalen van de onsterfelijkheid,
en zal mij inzicht geven in de heerlijk-
heden van het celestiale koninkrijk.'7
O, kon ik maar elke zuster in de
ogen kijken en haar laten voelen
hoeveel enthousiasme er in die woor-
den schuilt en haar écht laten begrij-
pen wie zij is en waartoe zij in staat is.
O, mogen de woorden van onze ver-
klaring diep in ons wortelen: 'Wij zijn
geliefde geestdochters van God. (...)
[Wij zijn] wereldwijd verenigd in on-
ze toewijding aan Jezus Christus. (...)
Wij zijn vrouwen met geloof, deugd,
visie en naastenliefde.'8
Ontmoediging, zorgen, pijn en ver-
driet kunnen ons overvallen en ons
op de proef stellen. Maar, lieve zusters
in het evangelie, omdat het te laat is
om terug te gaan, kunnen we flink en
standvastig zijn en sporen achterlaten
bij degenen wier leven we raken. We
kunnen glimlachen als de stormen
woeden en triomferend de onstuimige
oceaan van moeilijkheden bedwin-
gen. We kunnen door het getuigenis
van Jezus Christus een lamp ontste-
ken die ons door de portalen van de
onsterfelijkheid zal leiden.
Dat wij glorieus de finish zullen
halen, dat we onze energie zullen
richten op de zaken die het belang-
rijkst zijn, en dat we elkaar uiteinde-
lijk zullen ontmoeten aan de andere
zijde van de sluier en elkaar zullen
omhelzen met de jubelende zekerheid
dat we standvastig en onwrikbaar zijn
gebleven, is mijn hoop en mijn gebed
voor u, lieve zusters, in de naam van
Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
1. Verklaring van de zustershulpvereni-
ging, in Mary Ellen Smoot, 'Verheugt u, gij
dochter van Sion', Liakona, januari 2000,
blz. 112.
2. 'Recollections of the Prophet Joseph
Smith', Juvenüe Instructor, 15 augustus
1892, blz. 492.
3. Motherhood: A Heritage ofFaith (1995) ,
blz. 9.
4. Matteüs 22:37, 39.
5. Mosiah5:15.
6. A Womaris Reach (1974), blz. 23.
7. 'The Lord is My Trust,' Poems,
Religious, Historica! and Political, deel 1
(1856), blz. 148-149.
8. Liakona, January 2000, blz. 112.
A H O N A
108
Sta pal
Virginia U. Jensen
Eerste raadgeefster in het algemene ZHV-presidium
'Laten we nooit vergeten dat we voor en met ons gezin een
fundament bouwen op de rots van onze Verlosser. '
Mijn jongste dochter is met
haar man jarenlang op zoek
geweest naar de beste me-
dische adviezen en de nieuwste we-
tenschappelijke hulp om een baby te
krijgen. Ze hebben gevast, gebeden,
erop gehoopt en ernaar verlangd.
Uiteindelijk is bereikt waarnaar
ze zo lang hebben verlangd, en is ze
in verwachting van hun eerste
kind. De dokter heeft kort geleden
grondig onderzocht of de zwanger-
schap goed verliep. Mijn dochter
maakte zich daar erg zorgen over.
Toen de afgesproken dag naderde,
bleek dat haar man haar niet kon
vergezellen, en ze vroeg of ik mee-
ging. Ze zei: 'Mam, als er na alles
wat we hebben doorgemaakt iets
niet goed is, moet ik echt iemand
bij me hebben.'
Ik was opgetogen dat ik van te-
voren een glimp mocht opvangen
van iemand die ik tot in de eeuwig-
heid zal liefhebben en koesteren. Ik
wilde haar geruststellen dat alles in
orde was; maar in mijn hart was ik
ook bezorgd.
Toen de dokter de echo bekeken
had, besprak hij zijn bevindingen
met ons. Zijn eerste woorden wa-
ren: 'Ik zou willen dat elke baby er
zo volmaakt uitzag!' Ik kon me nau-
welijks inhouden. Toen we naar
onze auto liepen, kon ik mijn ge-
voelens niet meer de baas, en ik be-
gon te huilen. Er kwamen zoveel
gevoelens bij me los. Ik huilde en
wenste dat elke zwangere moeder
diezelfde woorden kon horen. Ik
huilde om elke vrouw die een baby
wil maar niet kan krijgen. Mijn tra-
nen stroomden voor alle vrouwen
die kinderen willen maar geen man
hebben gevonden. En ten slotte
vergoot ik tranen van dankbaarheid
met een intens verlangen dat onze
familie deze baby een goed thuis
zou bieden.
De Engelse dichter Wordsworth
heeft een aantal van mijn gevoelens
omtrent dit kleinkind en het gezin
onder woorden gebracht door ons in
herinnering te brengen:
'Geboren worden is slechts vergeten
en slapen. (...)
In wolken van heerlijkheid
Komen wij van God — ons thuis. '
(William Wordsworth, 'Ode: Inti-
mations of Immortality from Recol-
lections of Early Childhood')
Ons thuis hier op aarde is heilig
door zijn verbondenheid met onze
hemelse Vader en ons hemels thuis.
Door mijn ervaring met mijn doch-
ter werd ik me er opnieuw scherp
van bewust dat gezin en familie pri-
oriteit hebben en van essentieel be-
lang zijn. Het bracht me ook in
herinnering dat wij als vrouwen met
de natuurlijke neiging om lief te
hebben, te koesteren en te onder-
wijzen, geroepen zijn om ieder lid
van ons gezin te beschermen en tot
zegen te zijn. Omdat Hij baby's naar
deze aarde stuurt, is het belangrijk
voor de Heer dat wij, ongeacht onze
omstandigheden, pal en onwrikbaar
staan, en gezinnen blijven vormen
als een bolwerk tegen de aanstor-
mende golven van het kwaad. Het
is onze taak om het gezin en de fa-
milie te beschermen, waar ter we-
reld we ons ook mogen bevinden.
'Ik geloof met heel mijn hart dat
het gezin de beste plaats is om ons
voor te bereiden op (...) het eeuwi-
ge leven', heeft president David O.
McKay gezegd. ('Blueprint for Fami-
ly Living', Improvement Era, april
1963, blz. 252.) Maar hoe voeden
we rechtschapen kinderen op in een
wereld die steeds meer op Sodom en
Gomorra lijkt?
President Howard W. Hunter
heeft het historische verhaal ver-
teld waarmee ik die vraag kan
beantwoorden.
De laatste en beslissende strijd
van de Napoleontische oorlogen is
geleverd op 18 juni 1815 in het
dorp Waterloo, in de buurt van
Brussel. Wat we kennen als 'De slag
bij Waterloo' wordt beschouwd als
een belangrijk keerpunt in de he-
dendaagse geschiedenis en heeft de
politieke grenzen en het machts-
evenwicht in Europa drastisch ver-
anderd. Op een kritiek moment in
die grote strijd tussen de strijd-
krachten van de Franse keizer Na-
poleon en de geallieerden onder
commando van de Britse generaal
Arthur Wellesley [beter bekend als
de graaf van Wellingtonl , stormde
een bezorgde officier het kantoor
van de graaf binnen met de bood-
schap dat ze, als de troepen niet on-
middellijk werden teruggetrokken,
zich moesten overgeven aan het
grotere, Franse leger.
De graaf gebood: 'Sta pal!'
'Maar we zullen allemaal omko-
men', antwoordde de officier.
JANUARI 2002
109
'Sta pal!' was weer het antwoord
van de graaf.
(Zie Howard W. Hunter, That We
Might Havejoy, blz. 148.)
'Sta pal!' luidde het bevel van de
graaf; de overwinning was het ge-
volg. Aan die twee woorden — sta
pal — ontleen ik moed en raad. In
deze tijd, zusters, zijn we betrokken
bij een moeilijke strijd om de geest,
het hart en zelfs de ziel van onze
kinderen, kleinkinderen en andere
familieleden. In dat gevecht hebben
we veel krachtiger wapens en wa-
penrustingen dan de troepen van de
graaf van Wellington. Want ons
staat de kracht ter beschikking die
voortvloeit uit geloof in de Heer
Jezus Christus en de kracht van de
evangelieverordeningen. Om te
overwinnen, moeten we ons wape-
nen met geloof in de Heer, Jezus
Christus, en moeten we pal staan in
onze overtuiging.
In het Boek van Mormon lezen
we over de Lamanieten 'die tot het
ware geloof waren bekeerd; en zij
wilden er niet van afwijken, want zij
waren vastberaden, standvastig
en onwrikbaar, gewillig om met alle
ijver de geboden des Heren te on-
derhouden.' (3 Nephi 6:14.)
Uw krachtige en onwankelbare
geloof en kennis van het evangelie
van Jezus Christus en zijn plan voor
u en uw gezin zal een grote bescher-
ming vormen tegen strijdige stand-
punten en kwade invloeden. Uw
gehoorzaamheid en getrouwheid aan
eeuwige verbonden en geboden
kunnen gemoedsrust en, ja, zelfs ge-
luk brengen te midden van de chaos
van deze wereld. Gewapend met ge-
loof kunt u pal staan en een thuis
bieden dat de kinderen van onze he-
melse Vader waardig is.
Toen ik eens op reis was in een
gebied dat leed onder geweld en
maatschappelijke onrust, merkte
een opmerkzame priesterschapsdra-
ger mijn bezorgdheid en hij sprak
mij troost in.
Toen hij nog jong was, ontleende
zijn moeder, die plotseling berooid al-
leen kwam te staan, kracht aan de
volgende woorden die ze las in een
oud boek: 'Ik zei tegen de man bij de
poort van het jaar: "Geef me licht
opdat ik het onbekende veilig tege-
moet kan treden", en hij antwoordde:
"Ga naar buiten, de duisternis in, en
leg uw hand in Gods hand. Dat is be-
ter voor u dan licht, en veiliger dan
een bekende weg."' (Minnie Louise
Haskins, Oxford Dictionary of Quota-
tions, 4de editie, onder redactie van
Angela Partington [1996], blz. 328.)
De moeder van mijn vriend heeft
haar leven opnieuw opgebouwd en
een stevig fundament gelegd door
die aansporing op te volgen. Ook ik
vond steun toen ik me zorgen maak-
te, door het onbekende tegemoet te
treden, gewapend met de kennis dat
het gezelschap van de Heer beter
was dan welke andere, aardse be-
scherming ook.
Om pal te staan, moeten we in de
kern van onze ziel weten dat de Heer
ons altijd tot steun zal zijn als wij ste-
vig zijn verankerd in de 'rots van onze
Verlosser'. Dat wordt duidelijk gezegd
in het vijfde hoofdstuk van Helaman.
'En nu, (...) bedenkt, bedenkt, dat gij
op de rots van onze Verlosser, de
Christus, de Zoon van God, uw fun-
dament moet bouwen, opdat, wan-
neer de duivel zijn krachtige winden
zendt, ja, zijn pijlen in de wervelwind,
ja, wanneer al zijn hagel en zijn
Op zaterdag 29 september 2001 vullen zusters het Conferentiecentrum voor de algemene ZHV-bijeenkomsf.
L I
A H O N A
110
krachtige storm u zullen striemen, dit
geen macht over u zal hebben, om u
mede te sleuren (...) en dit wegens de
rots, waarop gij zijt gebouwd, die een
vast fundament is; indien de mensen
op dat fundament bouwen, kunnen zij
niet vallen' (Heiaman5:12).
Zusters, de beloften van de Heer
zijn betrouwbaar. Hij heeft zijn leven
gegeven voor ons heil.
Om zelf vastberaden pal te staan
en anderen daarbij te helpen, moet
de boodschap van het herstelde
evangelie stevig in ons hart geplant
zijn, en moeten we het onze kinde-
ren thuis leren. Geef uw kinderen en
andere dierbare huisgenoten de
geestelijke wapenrusting die ze elke
dag nodig hebben als ze u en de vei-
lige bescherming van uw huis verla-
ten. Leer uw dierbaren hoe ze door
vasten en bidden de machten van
de hemel moeten gebruiken. Leer ze
dat het heiligen van de sabbat ze
voor de wereld zal beschermen. Leer
ze gehoorzamen. Leer ze dat ze moe-
ten streven naar Gods goedkeuring,
niet naar die van mensen. Leer ze
dat ze alleen door de Heiland lief te
hebben en te volgen, en door ver-
bonden te sluiten en zich eraan te
houden, terug kunnen keren naar
ons hemelse thuis. De waarheden
van het evangelie en kennis van het
heilsplan zijn wapens die uw gezins-
leden kunnen gebruiken om Satans
leger van het kwaad te overwinnen.
In onze rol als vrouw, moeder,
grootmoeder, zus en tante, moeten
we het voorbeeld geven en pal staan.
Omdat we van ze houden, willen we
onze familieleden een krachtig,
rechtschapen voorbeeld geven dat ze
kunnen navolgen. In alles wat we
zeggen en doen, hoe we ons kleden,
hoe we onze tijd besteden, in alle
keuzen die we doen, tonen we wat
we geloven, en dat wordt een voor-
beeld voor ze dat ze kunnen volgen.
Lucy Mack Smith, de moeder van
de profeet Joseph Smith, heeft in haar
levensverhaal geschreven dat haar
man en zij zich in het voorjaar van
1803 druk maakten om godsdienst. Ze
schrijft over haar eigen zoeken naar
de waarheid: 'Ik trok me terug in een
stuk bos niet ver van mijn huis, waar
ik aan de Heer vroeg of we het ware
evangelie mochten ontvangen.' (His-
tory of Joseph Smith, onder redactie
van Preston Nibley [1958], blz. 43.)
Klinkt dat ons bekend in de oren?
Zeventien jaar later, in het voor-
jaar van 1820, kwam de profeet
Joseph Smith die op zoek was naar
de waarheid, 'tot het besluit om het
aan God te vragen. (...) [Ik] begaf
mij dus het bos in om een poging te
doen.' (Geschiedenis van Joseph
Smith 1:13-14.)
Is het toeval dat de moeder en de
zoon een groepje bomen kozen als
de plek waar ze God vroegen de
waarheid aan hen bekend te maken?
Door het gebed van Joseph werd de
hele wereld gezegend door de her-
stelling van het evangelie van Jezus
Christus. Het rechtschapen voor-
beeld van een vrouw die pal staat in
geloof is talloze anderen tot zegen.
Hoewel ik het fijn vind om echtge-
note en moeder te zijn, geef ik toe dat
het niet altijd gemakkelijk is. Ik heb
begrip voor de gevoelens die een
meisje op de basisschool onder woor-
den bracht toen een vriendin van mij,
haar leerkracht, de klas een brief aan
God liet schrijven. Sharon schreef:
'Lieve God, ik denk dat het voor U
heel moeilijk is om van iedereen op
de wereld te houden. We zijn thuis
maar met zijn vijven, maar ik kan het
gewoon niet.' Evenzo ben ik er zeker
van dat mijn familieleden zouden zeg-
gen dat het niet altijd makkelijk is om
van mij te houden. Maar ik ben het
met ouderling Loren C. Dunn eens,
die heeft gezegd: 'Er bestaat niets dier-
baardere of duurzamers dan het gezin.'
('Our Precious Families', Ensign, no-
vember 1974, blz. 9.) Hoewel het ge-
zinsleven soms moeilijk kan zijn, is het
werk in ons gezin van het grootste be-
lang. Als u ontmoedigd bent en het in
uw gezin niet loopt zoals u wilt, sta
dan pal in geloof en zeg, net als een
ander schoolmeisje in haar brief aan
God: 'Lieve God, ik doe mijn best.'
Laat de moeilijkheden die inherent
zijn aan het gezinsleven u niet over-
matig ontmoedigen of de liefde beïn-
vloeden die in het gezin kan heersen.
Laten we ons wapenen met geloof
en pal staan in onze overtuiging. La-
ten we nooit vergeten dat we voor en
met ons gezin een fundament bou-
wen op de rots van onze Verlosser.
Laten we onze hand in Gods hand
leggen. Met de hulp van de Heer
kunnen we bouwen aan een gezin dat
een rechtschapen vesting is.
Moge de Heer u zegenen in uw
inspanningen om pal te staan in de
verdediging van het gezin en de fa-
milie, dat is mijn gebed in de naam
van Jezus Christus. Amen. D
JANUARI 2002
111
Zijn wij niet
allemaal moeder?
Sheri L. Dew
Tweede raadgeefster in het algemeen ZHV-presidium
'Het moederschap omvat meer dan kinderen krijgen. Het is de
kern van wie we zijn als vrouw.'
Gelukkig bereikten we eindelijk
het kerkgebouw. Maar door die ener-
verende gebeurtenis begreep ik beter
hoe moeders zich moeten voelen als
ze hun eigen veiligheid in de waag-
schaal stellen om een kind te be-
schermen. Mijn zussen hadden me
hun dochters toevertrouwd. Ik houd
van ze, en ik zou alles hebben ge-
daan om ze in veiligheid te brengen.
Zo heeft onze Vader ons, vrouwen,
zijn kinderen toevertrouwd, en Hij
heeft ons gevraagd ze lief te hebben
en ze door de gevaren van het sterfe-
lijk leven heen veilig terug te leiden.
Liefhebben en leiden. Deze woor-
den zijn een samenvatting van het
allesomvattende werk van de Vader
en de Zoon, maar ze zijn tevens de
essentie van ons werk, want het is
ons werk om de Heer met zijn werk
te helpen. Hoe kunnen wij, als vrou-
wen Gods in de laatste dagen de
Heer het beste in zijn werk bijstaan?
Profeten hebben deze vraag her-
haaldelijk beantwoord, zoals ook ze-
stig jaar geleden het Eerste Presidium,
toen zij het moederschap 'de hoogste,
heiligste dienst' noemden die men
'het mensdom kan bewijzen'.1
Hebt u zich ooit afgevraagd waar-
om profeten de leer van het moeder-
schap — en het is leer — steeds weer
hebben verkondigd? Ik wel. Ik heb
lang en diep nagedacht over het werk
van vrouwen Gods. En ik heb gewor-
steld met wat de leer van het moeder-
schap voor ieder van ons betekent.
Door die kwestie voelde ik me ge-
drongen te bidden, de Schriften te
Afgelopen zomer heb ik met
vier nichtjes in de tienerleef-
tijd een enerverende zondag-
avond meegemaakt toen we van een
hotel in een stad die we bezochten
naar een nabijgelegen kerkgebouw
liepen waar ik zou spreken. Ik had die
wandeling al vele malen gemaakt,
maar deze keer werden we plotseling
omringd door een grote groep dron-
ken mensen die naar een optocht wa-
ren geweest. Het was geen goede plek
voor vier jonge meisjes, of voor hun
tante, zou ik eraan toe willen voegen.
Maar omdat de straten waren afgeslo-
ten voor verkeer, moesten we wel blij-
ven lopen. Boven het lawaai uit riep
ik naar de meisjes: 'Blijf dicht bij
me'. Toen we door de dichtopeenge-
pakte mensen manoeuvreerden, was
de veiligheid van mijn nichtjes mijn
enige zorg.
bestuderen en de tempel te bezoeken
— waar ons steeds een verheffende
leer wordt bijgebracht over onze ui-
terst belangrijke rol als vrouw. Het is
een leer waarover we duidelijk moe-
ten zijn als we standvastig en onwrik-
baar2 willen blijven met betrekking
tot kwesties waarmee vrouwen steeds
te maken krijgen. Want Satan heeft
het moederschap de oorlog verklaard.
Hij weet dat degenen die hun kind
wiegen zijn hele aardse imperium om-
ver kunnen werpen. En hij weet dat
Gods koninkrijk zonder rechtschapen
moeders die de volgende generatie
liefhebben en leiden, zal falen.
Als we de grootsheid van het moe-
derschap begrijpen, wordt duidelijk
waarom profeten de uiterst heilige rol
van de vrouw in bescherming hebben
genomen. Terwijl wij geneigd zijn om
het moederschap alleen in verband te
brengen met kinderen krijgen, heeft
het woord moeder in de taal van de
Heer verschillende betekenissen. Van
alle woorden die ze voor haar functie
en haar wezen hadden kunnen kie-
zen, gaven onze Vader en Adam aan
Eva de naam moeder van alle leven-
den3 — en nog wel voordat ze ooit een
kind had gebaard. Net als bij Eva is
ons moederschap al voor onze ge-
boorte begonnen. Zoals mannen die
het waardig waren in het voorsterfe-
lijk leven tot priesterschapsdrager
voor het sterfelijk leven geordend
zijn4, zijn rechtschapen vrouwen
voorsterfelijk begiftigd met het voor-
recht van het moederschap.5 Het
moederschap omvat meer dan kinde-
ren krijgen, hoewel het dat zeker is.
Het is de kern van wie we zijn als
vrouw. Het is een beschrijving van
onze identiteit, onze goddelijke status
en aard, en de unieke eigenschappen
die onze Vader ons gegeven heeft.
President Gordon B. Hinckley
heeft gezegd: 'God heeft in vrouwen
iets goddelijks geplant.'6 Dat 'iets' is
de gave en de gaven van het moe-
derschap. Ouderling Matthew Cow-
ley heeft gezegd: 'Mannen hebben
[in het sterfelijk leven] iets gekregen
om hen tot heilanden van de mens
te maken, maar moeders, vrouwen,
niet. [Zij] worden geboren met een
erfrecht, een ingewortelde bevoegd-
heid om mensenzielen te redden
A H O N A
112
(...) en zijn de hernieuwende kracht
in het leven van Gods kinderen.'7
Moederschap is niet wat er over-
bleef toen onze Vader zijn zoons ze-
gende met de ordening tot het
priesterschap. Het was de ver-
heffendste begiftiging die Hij zijn
dochters kon geven, een heilige taak
waardoor wij volwaardige partners
zijn in het werk van God. Zoals pre-
sident J. Reuben Clark jr. heeft ge-
zegd, is het moederschap 'net zo'n
goddelijke roeping en net zo belang-
rijk als het priesterschap.'8
Het onderwerp moederschap ligt
niettemin heel gevoelig, want het
herinnert ons aan onze grootste
vreugden en smarten. Dat is vanaf
het begin zo geweest. Eva was 'ver-
heugd' na de val, omdat ze besefte
dat ze anders 'nooit zaad [zou] heb-
ben gehad.'9 En toch, stelt u zich
haar smart over Kaïn en Abel eens
voor. Sommige moeders voelen pijn
vanwege de kinderen die zij gebaard
hebben; anderen voelen pijn omdat
zij hier geen kinderen hebben gekre-
gen. Daarover is ouderling John A.
Widtsoe duidelijk geweest: 'Vrou-
wen die buiten hun schuld de gave
van het moederschap niet rechtst-
reeks kunnen uitoefenen, kunnen
dat plaatsvervangend doen.'10
Om redenen die de Heer bekend
zijn, moeten sommige vrouwen
wachten voordat ze kinderen kun-
nen krijgen. Dat uitstel is voor geen
enkele rechtschapen vrouw gemak-
kelijk. Maar het tijdschema van de
Heer neemt ons natuurlijke verlan-
gen niet weg. Sommigen onder ons
moeten dus gewoon een andere ma-
nier zoeken om die moederlijke be-
hoefte te bevredigen. En overal om
ons heen zijn er mensen die behoef-
te hebben aan liefde en leiding.
Eva heeft het voorbeeld gegeven.
Ze heeft niet alleen kinderen gekre-
gen, maar heeft gezorgd voor de hele
mensheid toen ze het moedigste be-
sluit nam dat een vrouw ooit heeft
genomen en met Adam samen onze
vooruitgang mogelijk maakte. Ze
heeft als vrouw een voorbeeld gege-
ven dat mannen kunnen respecteren
en dat vrouwen kunnen volgen,
waarmee ze een voorbeeld was van
de kenmerken waarmee wij als
vrouw zijn begiftigd: heldhaftig ge-
loof, fijngevoeligheid voor de Geest,
afschuw van het kwaad en volkomen
onzelfzuchtigheid. Net als de Hei-
land, 'die, om de vreugde, welke vóór
Hem lag, het kruis op Zich genomen
heeft'11, heeft Eva, om de vreugde
dat ze de mensheid kon helpen, de
val verdragen. Ze had ons voldoende
lief om ons mede te leiden.
Als dochters van onze hemelse
Vader en als dochters van Eva zijn
wij allen moeder en zijn we dat ook
altijd geweest. En allemaal hebben
we de taak om lief te hebben en de
opgroeiende generatie te leiden. Hoe
zullen onze jonge vrouwen leren om
te leven als vrouwen Gods als zij niet
weten hoe vrouwen Gods eruitzien,
met andere woorden wat we dragen,
bekijken en lezen; hoe we onze tijd
en onze geest vullen; hoe we ver-
leiding en onzekerheid tegemoet
treden; waarin we echte vreugde vin-
den, en waarom fatsoen en vrouwe-
lijkheid kenmerken zijn van een
rechtschapen vrouw? Hoe zullen on-
ze jongemannen leren om vrouwen
Gods te respecteren als wij ze niet la-
ten zien wat die deugden waard zijn?
Ieder van ons heeft de uiterst be-
langrijke taak om een voorbeeld van
rechtschapenheid te zijn, omdat onze
jeugd dat misschien nergens anders
ziet. Elke zuster in de ZHV, wat de be-
langrijkste vrouwengemeenschap aan
deze kant van de sluier is, heeft de
taak om onze jonge vrouwen te hel-
pen met een prettige overgang naar
de ZHV. Dat betekent dat onze
vriendschap met hen lang vóór hun
achttiende verjaardag moet beginnen.
Ieder van ons kan voor iemand zor-
gen — beginnend, natuurlijk, met de
kinderen in onze eigen familie, maar
ook ver daarbuiten. Ieder van ons kan
door woord en daad laten zien dat het
werk van de vrouwen in het konink-
rijk van de Heer schitterend en heilig
is. Ik herhaal: Wij zijn allemaal moeder
in Israël, en het is onze roeping de op-
groeiende generatie lief te hebben en
te leiden door de gevaarlijke straten
van het sterfelijk leven.
Weinigen onder ons zullen ons po-
tentieel waarmaken zonder de koes-
tering van zowel de moeder die ons
heeft gebaard als de moeders die ons
verzorgen. Kort geleden was ik opge-
togen toen ik voor het eerst in jaren
een van mijn jeugdleidsters weer zag.
Als tiener zonder enig zelfvertrouwen
ging ik altijd naast deze vrouw staan,
omdat ze dan haar arm om me heen
sloeg en zei: 'Jij bent gewoon een fij-
ne meid!' Ze hield van me en daarom
liet ik haar leiding aan mij geven.
Hoeveel jongemannen en jongevrou-
wen verlangen wanhopig naar uw
liefde en leiding? Beseffen we ten vol-
le dat onze invloed als moeder in Is-
raël onvervangbaar en eeuwig is?
JANUARI
113
2 0 0 2
Toen ik opgroeide, was het niet
ongewoon dat mijn moeder me mid-
den in de nacht wakker maakte en
zei: 'Sheri, pak je kussen en ga naar
beneden.' Ik wist wat dat betekende.
Het betekende dat er een orkaan
kwam en dan was ik meteen bang.
Maar dan zei moeder: 'Sheri, alles
komt goed'. Haar woorden kalmeer-
den mij altijd. Nu, tientallen jaren
later, als het leven overweldigend of
beangstigend lijkt, bel ik mijn moe-
der om haar te horen zeggen: 'Alles
komt goed.'
De recente, afschuwelijke gebeur-
tenissen in de Verenigde Staten heb-
ben nog eens beklemtoond dat we in
een onzekere wereld leven. Er is nog
nooit grotere behoefte geweest aan
rechtschapen moeders — moeders die
hun kinderen tot zegen zijn met een
gevoel van veiligheid, en vertrouwen
in de toekomst, moeders die hun kin-
deren leren waar ze gemoedsrust en
waarheid vinden, en dat de macht
van Jezus Christus altijd groter is dan
de macht van de tegenstander. Elke
keer als we bouwen aan het geloof
van een jonge man of jonge vrouw, of
hun voortreffelijke eigenschappen
aanmoedigen, elke keer als we iemand
liefhebben of ook maar een klein stap-
je leiden op het pad — zijn we trouw
aan onze begiftiging als moeder en
aan de opbouw van Gods koninkrijk.
Geen enkele vrouw die het evangelie
begrijpt, zal ooit denken dat ander
werk belangrijker is, of zal ooit zeggen:
'Ik ben slechts moeder', want moeders
genezen de ziel van de mens.
Kijk om u heen. Wie heeft u en
uw invloed nodig? Als wij echt iets
goeds tot stand willen brengen, dan
zal dat gebeuren als we zorgen voor
degenen die we het leven hebben ge-
schonken en degenen voor wie we
willen zorgen. Als we naast onze
jeugd blijven staan — als we van ze
houden — zullen zij in de meeste ge-
vallen dicht bij ons blijven, wat in-
houdt dat zij onze leiding accepteren.
Als moeder in Israël zijn wij het
geheime wapen van de Heer. Onze
invloed komt voort uit een goddelij-
ke begiftiging die er vanaf het begin
geweest is. Ik vraag me af of we in
de voorsterfelijke wereld, toen onze
Vader onze functie beschreef, niet
stomverbaasd waren dat Hij ons wil-
de zegenen met een heilige taak die
in zijn plan zo centraal stond, en dat
Hij ons wilde begiftigen met gaven
die zo belangrijk waren voor het lief-
hebben en leiden van zijn kinderen.
Ik vraag me af of we niet juichten
van vreugde12, ten dele vanwege de
edele status die Hij ons schonk in
zijn koninkrijk. De wereld zal u dat
niet vertellen, maar de Geest wel.
We mogen de Heer gewoon niet
teleurstellen. En als de dag aanbreekt
dat wij de enige vrouwen op aarde
zijn die het moederschap iets edels
en goddelijks vinden, zo zij het.
Want het woord moeder is de defini-
tie van een rechtschapen vrouw die
vervolmaakt is in de hoogste graad
van het celestiale koninkrijk, een
vrouw die in aanmerking komt voor
een eeuwig nageslacht, voor eeuwige
wijsheid, vreugde en invloed.
Ik weet dat deze leringen over on-
ze goddelijke rol absoluut waar zijn,
en dat ze, als ze begrepen worden, al-
le vrouwen gemoedsrust en een doel
schenken. Lieve zusters, van wie ik
meer houd dan ik onder woorden
kan brengen, geeft u gehoor aan de
uitdaging om in deze hachelijke tij-
den moeder te zijn, hoewel dat uw
volharding, moed en geloof tot het
uiterste op de proef zal stellen? Zult u
standvastig en onwrikbaar zijn als
moeder in Israël en als vrouw Gods?
Onze Vader en zijn eniggeboren
Zoon hebben ons een heilig rent-
meesterschap gegeven en een heilige
kroon in hun koninkrijk. Mogen wij
ons daarin verheugen. En mogen we
hun vertrouwen waardig zijn. In de
naam van Jezus Christus. Amen. O
NOTEN
1. 'The Message of the First Presidency
to the Church', ïmprovement Era, novem-
ber 1942, blz. 761.
2. Mosiah5:15.
3. Mozes 4:26.
4. Zie Alma 13:2-4, 7-8.
5. Zie Spencer W. Kimball, The Role
of Righteous Women', Ensign, november
1979, blz. 102.
6. Teachings ofGordon B, Hinckley
(1997), blz. 387.
7. Matthew Cowley Speaks, 1954, blz. 109.
8. 'Our Wives and Our Mothers in the
Eternal Plan', Relief Society Magazine,
december 1946, blz. 801.
9. Mozes 5:11.
10. Priesthood and Church Government,
bezorgd door John A. Widtsoe (1939),
blz. 85.
11. Hebreeën 12:2.
12. Zie Job 38:7.
L I A H O N A
114
'Wees een voorbeeld'
President Thomas S. Monson
Eerste raadgever in het Eerste Presidium
(Vul uw verstand met waarheid; vul uw hart met liefde;
vul uw leven met dienstbetoon. '
de gelovigen in woord, in wandel, in
liefde, in geloof en in reinheid.'2
Ik wil u, zusters die hier in het
Conferentiecentrum bijeen bent en
in het publiek over de hele wereld,
een drieledige formule geven die
een onfeilbare gids is, waarmee u
deze aansporing van de apostel Pau-
lus kunt nakomen:
1. Vul uw verstand met waar-
heid;
2. Vul uw hart met liefde;
3. Vul uw leven met dienstbe-
toon.
Ten eerste, vul uw verstand met
waarheid; we vinden geen waarheid
als we ons met dwaling bezighouden.
Waarheid wordt gevonden door het
geopenbaarde woord van God te on-
derzoeken, te bestuderen en na te le-
ven. Wij nemen dwaling aan als we
omgaan met dwaling. Wij leren waar-
heid als we omgaan met waarheid.
De Heiland van de wereld heeft
gezegd: 'Put woorden van wijsheid
uit de beste boeken, zoekt weten-
schap, ja, door studie alsmede door
geloof.'3 En daar heeft Hij aan toe-
gevoegd: 'Onderzoekt de Schriften,
want gij meent daarin eeuwig leven
te hebben, en deze zijn het, welke
van Mij getuigen.'4
Hij nodigt ieder van ons uit:
'Leer van Mij, en luister naar mijn
woorden; wandel in de ootmoed
van mijn Geest, en in Mij zult gij
vrede hebben.'5
Een zuster uit de pionierstijd die
een goed voorbeeld was van het uit-
voeren van de opdracht die we van-
avond gehoord hebben, die haar
verstand, hart en ziel met waarheid
vulde, was Catherine Curtis Spencer.
We zijn vanavond geïnspi-
reerd door de bezielende
boodschappen van het al-
gemeen ZHV-presidium van de kerk.
Hun smeekbede aan ons om stand-
vastig en onwrikbaar te staan, is wijze
raad waarmee we de beroering van
onze tijd tegemoet kunnen treden en
waarlijk bolwerken van bestendig-
heid zijn in een zee vol verandering.
Laten we eens kijken naar woor-
den van wijsheid die de apostel
Paulus aan zijn dierbare Timoteüs
geschreven heeft:
'Maar de Geest zegt nadrukkelijk,
dat in latere tijden sommigen zullen
afvallen van het geloof, doordat zij
dwaalgeesten en leringen van boze
geesten volgen, door de huichelarij
van leugensprekers, die in hun eigen
geweten gebrandmerkt zijn.'1
Vervolgens komt Paulus' aanspo-
ring en oproep aan Timoteüs, die
evenzeer van toepassing is op ieder
van ons: 'Wees een voorbeeld voor
Haar man, Orson Spencer, was een
attente, goed opgeleide man. Zij was
opgevoed in Boston en was ontwik-
keld en beschaafd. Ze had zes kinde-
ren. Haar zwakke gezondheid leed
onder de ontberingen na het vertrek
uit Nauvoo. Ouderling Spencer
schreef haar ouders en vroeg of zij bij
hen mocht wonen tot hij een wo-
ning voor haar had geregeld in het
westen. Hun antwoord luidde: 'Als
ze haar waardeloze geloof afzweert,
mag ze terugkomen — eerder niet.'
Zuster Spencer weigerde haar ge-
loof af te zweren. Toen de brief van
haar ouders haar was voorgelezen,
vroeg ze haar man zijn bijbel te pak-
ken en haar dit uit het boek Ruth
voor te lezen: 'Dring er bij mij niet
op aan, dat ik u in de steek zou la-
ten, door van u terug te keren; want
waar gij zult heengaan, zal ik heen-
gaan, en waar gij zult vernachten,
zal ik vernachten; uw volk is mijn
volk, en uw God is mijn God.'6
Buiten woedde de storm, de huif
van de kar lekte en vriendinnen hiel-
den melkpannen boven het hoofd
van zuster Spencer om haar droog te
houden. Onder die omstandigheden,
en zonder enige klacht te uiten, sloot
ze voor de laatste keer haar ogen.
Ook al zal er niet noodzakelijker-
wijs van ons gevraagd worden om
ons leven te geven, laten we wel be-
denken dat Hij onze stille gebeden
hoort. Hij die alle daden ziet die wij
in stilte verrichten, zal ons openlijk
belonen als dat nodig is.
Wij leven in roerige tijden. Vaak is
de toekomst onbekend; daarom is het
goed als wij ons voorbereiden op onze-
kerheden. Statistieken wijzen uit dat u
ooit, vanwege de ziekte of het overlij-
den van uw man, of uit economische
noodzaak, de rol van kostwinner op u
zult moeten nemen. Ik spoor u aan om
een opleiding te volgen en vaardighe-
den te leren waar vraag naar is, zodat
u in een dergelijk noodgeval in staat
bent om de kost te verdienen.
Uw talenten zullen toenemen als
u studeert en leert. U zult uw kinde-
ren beter kunnen helpen met hun
huiswerk, en u zult gemoedsrust heb-
ben door de wetenschap dat u zich
hebt voorbereid op de noodgevallen
die u in het leven kunt tegenkomen.
JANUARI
115
2 0 0 2
Conferentiegangers stromen in en uit het Conferentiecentrum en steken de straat over naar Temple Square
Om het tweede deel van onze
formule — namelijk, vul uw hart met
liefde — te illustreren, wend ik mij
tot een prachtig verhaal in het boek
Handelingen over een discipel uit
Joppe, die Tabita heette, ook wel
Dorkas genoemd. Zij wordt beschre-
ven als een vrouw vol goede werken
en aalmoezen.
'En het geschiedde in die dagen,
dat zij ziek werd en stierf; en na haar
gewassen te hebben, legde men haar
in een bovenzaal.
'En daar [...] de discipelen hoor-
den, dat Petrus daar was, [zonden
zij] twee mannen tot hem met het
verzoek: Kom zonder dralen met
ons.
'En Petrus stond op en ging met
hen mede. Toen hij daar aangeko-
men was, bracht men hem naar de
bovenzaal en al de weduwen kwa-
men bij hem staan, en lieten hem
onder tranen al de lijfrokken en
mantels zien, die [Tabita], toen zij
nog bij hen was, gemaakt had.
'Maar Petrus zond hen allen naar
buiten en knielde neder en bad. En
hij wendde zich tot het lichaam en
zeide: Tabita, sta op! En zij opende
haar ogen en zag Petrus en ging
overeind zitten, en hij gaf haar de
hand en richtte haar op; toen riep
hij de heiligen en de weduwen en
stelde haar levend voor hen.
'En het werd bekend door geheel
Joppe en velen kwamen tot geloof in
de Here.'7
Wat mij betreft is de schriftuurlijke
beschrijving van Tabita, waarin zij een
vrouw wordt genoemd 'overvloedig in
goede werken en aalmoezen', een de-
finitie van enkele fundamentele taken
van de ZHV; namelijk hulp aan de lij-
denden, zorg voor de armen, en alles
wat daarbij hoort. Vrouwen van de
ZHY u bent waarlijk reddende enge-
len. Dat komt op grote schaal naar
voren door humanitaire hulp aan hen
die lijden vanwege kou, honger of an-
dere beproevingen, waar zij ook zijn.
Uw werk is ook duidelijk te zien in
onze wijken, ringen en zendingsgebie-
den. Elke bisschop in de kerk kan van
die waarheid getuigen.
Ik herinner me dat ik als jonge dia-
ken een deel van de wijk afging op de
ochtend van de vastenzondag, dat ik
elk gezin de kleine envelop gaf,
wachtte tot er een bijdrage in gedaan
was, en vervolgens terugging naar de
bisschop. Op een keer begroette een
bejaard lid, broeder Wright, die alleen
woonde, me bij de deur en frommelde
met zijn oude handen aan het touwtje
waarmee de envelop was dichtgebon-
den, en deed er een klein geldbedrag
in. Zijn ogen glommen toen hij zijn
bijdrage gaf. Hij vroeg me te gaan zit-
ten en vertelde me over een voorval,
vele jaren geleden, dat hij geen voed-
sel meer in de kast had. In zijn honger
L i
A H O N A
116
had hij zijn hemelse Vader om voed-
sel gebeden. Niet lang daarna keek hij
uit het raam van zijn zitkamer en zag
iemand naar de deur komen die een
rode kar trok. Het was zuster Balm-
forth, de ZHV-presidente, die de kar
driekwart kilometer over het spoor
naar zijn huis getrokken had. De kar
puilde uit met voedsel dat de ZHV-
zusters van de wijk verzameld hadden
en waarmee zuster Balmforth de lege
planken in broeder Wrights keuken
vulde. Hij beschreef haar als 'een en-
gel die door de hemel gezonden was'.
Zusters, u bent de belichaming
van liefde. U bent het zonnetje in
huis, u leidt uw kinderen in liefde;
en terwijl uw man het hoofd van het
gezin is, bent u beslist het hart van
het gezin. Samen, door wederzijds
respect en gedeelde taken, bent u
een onoverwinnelijk team.
Ik vind het opmerkelijk dat als
kinderen zorg en liefdevolle aan-
dacht nodig hebben, ze zich wenden
tot u — hun moeder. Zelfs de afge-
dwaalde zoon of nalatige dochter die
de noodzaak inziet om terug te ke-
ren naar de omarming van het gezin,
komt vrijwel altijd bij de moeder, die
haar kind nooit heeft opgegeven.
De liefde van zijn moeder brengt
het beste in een kind naar voren. U
wordt het voorbeeld dat uw kinde-
ren kunnen volgen.
Het eerste woord dat een kind
leert en zegt, is over het algemeen
het lieve 'mama'. Ik vind het opmer-
kelijk dat zowel op het slagveld als in
tijden van vrede het laatste woord
dat een zoon voor zijn dood spreekt,
meestal 'moeder' is. Zusters, wat hebt
u een edele rol. Ik getuig dat uw hart
vol liefde is.
Van het derde onderdeel van on-
ze formule — namelijk, vul uw leven
met dienstbetoon — wil ik twee af-
zonderlijke voorbeelden noemen.
Het ene van een lerares en de vér-
strekkende invloed die zij heeft
gehad op het leven van haar leerlin-
gen, en het andere van een zende-
lingechtpaar door wier dienstbetoon
het licht van het evangelie gebracht
is aan hen die in geestelijke duister-
nis hadden geleefd.
Vele jaren geleden was er een
jonge vrouw, Baur Dee Sheffield, die
lesgaf aan de jongevrouwen. Ze had
zelf geen kinderen, hoewel haar man
en zij er erg naar verlangden. Zij uit-
te haar liefde door haar toewijding
aan haar fijne jongevrouwen, die zij
elke week lesgaf in eeuwige waarhe-
den en levenslessen. Toen kwam er
een ziekte, gevolgd door de dood. Ze
was nog maar 27.
Elk jaar ondernamen haar jonge-
vrouwen een pelgrimsreis van gebed
naar het graf van hun lerares, waar
ze telkens bloemen neerlegden en
een kaartje met de tekst 'Voor Baur
Dee, van je meisjes.' Aanvankelijk
gingen er tien meisjes, toen vijf, toen
twee, en uiteindelijk was er nog
maar één, die nog steeds op Memo-
rial Day naar het graf gaat en er een
boeket neerlegt en een kaartje, zoals
altijd met de tekst 'Voor Baur Dee,
van je meisjes.'
Eens, bijna 25 jaar na de dood
van Baur Dee, besefte het enige van
'haar meisjes' die het graf nog be-
zocht, dat ze afwezig zou zijn op Me-
morial Day, en ze besloot het graf
van haar lerares enkele dagen eerder
te bezoeken. Dus plukte ze bloemen,
wikkelde er een lint om, deed er een
kaartje bij, en deed net haar jas aan
toen de deurbel ging. Ze deed open
en werd begroet door een van haar
huisbezoeksters, Colleen Fuller, die
zei dat het haar niet gelukt was een
afspraak te maken met haar huisbe-
zoekcollega, waardoor ze besloten
had om maar alleen en onaangekon-
digd op pad te gaan, in een poging
om haar huisbezoek nog voor het
eind van de maand af te maken.
Toen Colleen werd uitgenodigd om
binnen te komen, zag ze de jas en de
bloemen en verontschuldigde zich
omdat ze blijkbaar stoorde.
'O, geen probleem', was het ant-
woord. 'Ik ben net op weg naar de
begraafplaats om bloemen te leggen
op het graf van de vrouw die mij les
heeft gegeven in de jongevrouwen,
want ze had grote invloed op mij en
de andere meisjes die ze lesgaf. Aan-
vankelijk gingen we elk jaar met zijn
tienen naar het graf om haar onze
liefde en dank te betuigen, maar nu
vertegenwoordig ik de groep.'
Colleen vroeg: 'Was de naam van
je lerares misschien Baur Dee?'
'Ja', was het antwoord. 'Hoe weet
je dat?'
Met ontroering in haar stem zei
Colleen: 'Baur Dee was mijn tante
— de zuster van mijn moeder. Sinds
haar dood heeft mijn familie elke
Memorial Day op haar graf een boe-
ket bloemen gevonden, en een
kaartje, ondertekend door de meis-
jes van Baur Dee. Ze hebben altijd
willen weten wie die meisjes waren,
om ze te bedanken voor hun nage-
dachtenis aan Baur Dee. Nu kan ik
het ze vertellen.'
De Amerikaanse schrijver Thorn-
ton Wilder heeft gezegd: 'Het groot-
ste eerbetoon aan de doden is geen
rouw, maar dankbaarheid.'
Het tweede voorbeeld van een le-
ven dat gevuld is met dienstbetoon,
waarmee ik zal besluiten, is de zen-
dingsbelevenis van Juliusz en Doro-
thy Fussek, die een oproep hadden
ontvangen om een zending van an-
derhalf jaar te vervullen in Polen.
Broeder Fussek was in Polen gebo-
ren. Hij sprak de taal. Hij hield van
het volk. Zuster Fussek was Engels
en wist weinig af van Polen en niets
van het Poolse volk.
Maar met vertrouwen in de Heer
gingen zij op pad om hun taak te
vervullen. De woonomstandigheden
JANUARI
117
2 0 0 2
waren primitief, het werk was een-
zaam en hun taak was gigantisch. Er
was toen nog geen volledige zen-
dingsorganisatie in Polen. De op-
dracht die het echtpaar Fussek had
gekregen, was om de weg voor te be-
reiden zodat er een permanente zen-
dingsorganisatie kon komen, dat er
andere zendelingen geroepen kon-
den worden, mensen onderricht
konden ontvangen, gemeenten ge-
sticht konden worden, en er kerken
gebouwd konden worden.
Wanhoopten broeder en zuster
Fussek wegens de enorme omvang
van hun taak? Geen moment. Zij
wisten dat hun roeping van God
kwam, zij baden om zijn goddelijke
hulp, en zij wijdden zich met heel
hun hart aan hun werk. Ze bleven
geen anderhalf, maar vijf jaar in
Polen. Alle doelen werden bereikt.
Dat gebeurde tijdens een bijeen-
komst waarbij de ouderlingen
Russell M. Nelson, Hans B. Ringger
en ik, vergezeld van ouderling
Fussek, spraken met minister Adam
Wopatka van de Poolse regering, en
wij hoorden hem zeggen: 'Uw kerk is
hier welkom. U mag kerken bouwen,
u mag zendelingen sturen. U bent
welkom in Polen. Deze man,' en hij
wees op Juliusz Fussek, 'heeft uw
kerk goed gediend met zijn vrouw. U
kunt dankbaar zijn voor hun voor-
beeld en hun werk.'
Laten wij, net als de Fusseks, doen
wat we moeten doen in het werk van
de Heer. Dan kunnen we, samen met
Juliusz en Dorothy Fussek, de psalm
'Mijn hulp is van de Here' zingen.8
Mijn geliefde zusters, u bent echt
'een voorbeeld voor de gelovigen'.
Moge onze hemelse Vader ieder van
u zegenen, of u nu gehuwd bent of
er alleen voor staat, thuis, in uw ge-
zin, in uw leven — opdat u de heer-
lijke begroeting van de Heiland van
de wereld mag verdienen: 'Wèl ge-
daan, gij goede en getrouwe slaaf.9
Ik bid dat, met deze zegen, in de
naam van Jezus Christus. Amen. D
NOTEN
1. 1 Timoteüs 4:1-2.
2. 1 Timoteüs 4:12.
3. LV 88:118.
4. Johannes 5:39.
5. LV 19:23.
6. RuthlTÓ.
7. Handelingen 9:36-42.
8. Psalmen 121:2.
9. Matteüs 25:21.
Conferentiegangers wandelen door de poorten die naar Temple Square leiden.
L I A H O N A
118
Zij hebben ook
tot ons gesproken
Verslag van de 171ste oktoberconferentie van
6-7 oktober 2001 voor de kinderen van de kerk
President Gordon B. Hincldey: Is dit
een gevaarlijke tijd? Jazeker. Maar we
hoeven niet bang te zijn. We kunnen
thuis en in ons hart gemoedsrust
hebben. We kunnen allemaal een
goede invloed in de wereld zijn.
President Thomas S. Monson, eerste
raadgever in het Eerste Presidium: mo-
gen wij van deze dag af aan ons hart
met liefde vullen. Mogen wij de
tweede mijl gaan om allen in ons le-
ven toe te laten die eenzaam of ter-
neergeslagen zijn, of die op de een of
andere manier lijden.
President James E. Faust, tweede
raadgever in het Eerste Presidium: De
overweldigende boodschap van de
verzoening is de volmaakte liefde die
de Heiland heeft voor ieder van ons.
Het is een liefde vol erbarmen, ge-
duld, genade, billijkheid, lankmoe-
digheid, en vooral vergeving.
President Boyd K. Packer, waarne-
mend president van het Quorum der
Twaalf Apostelen: Ik houd van dit
Boek van Mormon: een getuige van
Jezus Christus. Bestudeer het, dan
kunt u zowel het Oude Testament als
het Nieuwe Testament in de Bijbel
begrijpen. Ik weet dat het waar is.
Ouderling Dallin H. Oaks van het
Quorum der Twaalf Apostelen: De
Heer heeft al zijn kinderen lief. Hij wil
dat zij allen de volheid ontvangen van
zijn waarheid, en de overvloed aan
zijn zegeningen. Hij weet het als zij er
klaar voor zijn, en Hij wil dat wij luis-
teren naar zijn aanwijzingen om ande-
ren te vertellen over het evangelie.
Ouderling Joseph B. Wirthlin van
het Quorum der Twaalf Apostelen:
Het enige waar u zich om moet be-
kommeren is dat u ernaar streeft zo
goed mogelijk te zijn. En hoe doet u
dat? Houdt het oog gericht op de
doelen die er in dit leven het meest
toe doen en beweegt u stap voor
stap in de richting van die doelen.
Ouderling Richard G. Scott van het
Quorum der Twaalf Apostelen: Om op
sommige momenten en tijdens over-
denking blijvende gemoedsrust en
veiligheid te ontvangen, moet u zeker
weten dat er een God in de hemel is
die van u houdt; dat Hij alles bestuurt
en u zal helpen. Die overtuiging is de
kern van een sterk getuigenis.
Ouderling Jeffrey R. Holland van het
Quorum der Twaalf Apostelen: Wij
zouden [tiende en gaven] moeten be-
talen als persoonlijke manier om onze
liefde voor een milddadige en barm-
hartige Vader in de hemel te laten
zien. Door zijn genade heeft God de
hongerigen brood gegeven en de ar-
men kleding. Op verschillende tijden
horen wij daar allemaal bij.
Ouderling Henry B. Eyring van het
Quorum der Twaalf Apostelen: Als
u de Schriften overpeinst en gaat
doen wat u [bij uw doop] beloofd
heeft, kan ik u beloven dat u meer
liefde voor God gaat voelen en meer
van zijn liefde voor u.
Ouderling H. Ross Workman van
de Zeventig: God heeft zijn kinderen
gezegend met profeten die hen on-
derwijzen in zijn wegen en hen voor-
bereiden op het eeuwige leven. (...)
Gehoorzaamheid is essentieel voor
de verwezenlijking van de zegenin-
gen van de Heer, zelfs als we het
doel van het gebod niet begrijpen.
Bisschop H. David Burton, Preside-
rende bisschop: Onder onze jongeren
wordt vulgaire en ruwe taal gemak-
kelijk gebruikt om hun gevoelens tot
uitdrukking te brengen. Jonge vrien-
den, nu is het tijd om pal te staan en
deze woorden uit je vocabulaire te
verwijderen. (...) Vraag om kracht
van je hemelse Vader. D
JANUARI
119
2 0 0 2
Leringen voor onze tijd 2002
Leringen voor onze tijd vormt het les-
materiaal op de vierde zondag van
de maand voor zowel de Melchizedekse
priesterschap als de ZHV Hiervoor kiest
het Eerste Presidium ieder jaar tien on-
derwerpen met bronnenmateriaal uit.
Hier volgen de onderwerpen met bron-
nenmateriaal voor het jaar 2002. Het
ring- of districtspresidium kiest nog
twee onderwerpen.
De leerkracht kiest een of hoog-
stens twee bronnen uit die het beste
passen bij de behoeften van de leden
van de groep of het quorum. De
leid(st)ers en leerkrachten wordt aan-
geraden discussies op gang te brengen,
niet een preek of een presentatie te
geven. Ze moeten manieren bedenken
om de leden van de groep of het quo-
rum te stimuleren de beginselen die in
de discussie behandeld worden, in
hun leven toe te passen. Wenken voor
de voorbereiding en het leiden van de
discussies in het quorum of de groep
staan in Onderwijzen — geen grotere
roeping en Leidraad onderwijs.
1. Jezus van Nazaret, Heiland
en Koning
Matt. 1:18-21; Hand. 4:8-12;
3 Ne. 11:7-17.
'Bijzondere getuigen van Christus',
Liahona, april 2001, blz. 2 (facultatief
hierbij de video Bijzondere getuigen van
Christus, 53584120).
Russell M. Nelson, 'Jezus de Chris-
tus: onze Meester, en meer', Liahona,
april 2000, blz. 4.
'Jezus Christus, ons vast funda-
ment', les 1 in De vrouw in de kerk B.
2. Zich werkelijk bekeren, als gezin
en als individu
Luc. 18:18-30; Mos. 4:6-7; 5:2;
Alma 5:14-35.
Gordon B. Hinckley, 'Het wonder
van geloof', Liahona, juli 2001, blz. 82.
L. Tom Perry, 'Discipelschap',
Liahona, januari 2001, blz. 72.
Dallin H. Oaks, 'Opdracht tot wor-
ding', Liahona, januari 2001, blz. 40.
'Naastenliefde', hoofdstuk 30 in
Evangeliebeginselen.
3. Ons doopverbond trouw blijven
Matt. 3:13-17; 2 Ne. 31:5-20;
Mos. 18:7-10.
James E. Faust, 'Wederom
geboren', Liahona, juli 2001, blz. 68.
Robert D. Hales, 'Het doopver-
bond: in het koninkrijk en van het ko-
ninkrijk zijn', Liahona, januari 2001,
blz. 6.
'De doop: een blijvend verbond',
les 29 in Priesterschapsplichten en
zegeningen A.
4. Vreugde en vrede als gevolg van
de verzoening
Jes. 1:16-20; 2 Ne. 9:18-21;
Alma 34:14-16; 38:8-9; LV 18:10-13.
Boyd K. Packer, ' "De hand van de
Meester" ', Liahona, juli 2001, blz. 25.
Richard G. Scott, 'Het pad naar
vrede en vreugde', Liahona,
januari 2001, blz. 31.
'Bekering', hoofdstuk 19 in
Evangeliebeginselen.
5. Een getuigenis van de waarheid
van evangeliebeginselen verkrijgen
Joh. 7:17; Alma 5:44-46;
32:27-28; Ether 12:6; Mro. 10:4-5;
LV 6:20-23.
James E. Faust, 'Een groeiend
getuigenis', Liahona, januari 2001,
blz. 69.
Joseph B. Wirthlin, 'Zuiver getuige-
nis', Liahona, januari 2001, blz. 27.
'Een getuigenis van het evangelie
van Jezus Christus', les 26 in Priester-
schapsplichten en zegeningen A.
L I A H O N
120
6. Onze kinderen een nalatenschap
van geloof geven
Spr. 22:6; Matt. 5:13-16; Titus
2:1-8; 1 Ne. 1;1;LV 68:25-28.
Gordon B. Hinckley, 'Advies en een
gebed van een profeet voor de jonge-
ren', Liakona, april 2001, blz. 30.
David. B. Haight, 'Wees een sterke
schakel', Liahona, januari 2001,
blz. 23.
'Het gezin kan eeuwig zijn', hoofd-
stuk 36 in Evangeliebeginselen.
7. Het gezin tegen het kwade
beschermen
Jes. 52:11; Joh. 15:1-4; Jakob
3:10-12; LV 121:45.
Thomas S. Monson, 'Pornografie
— een dodelijke bacillendrager',
Liahona, november 2001, blz. 2.
Neal A. Maxwell, 'Het geruk en
getrek van de wereld', Liahona,
januari 2001, blz. 43.
'Zedelijke reinheid', les 34 in
Priesterschapsplichten en zegeningen A.
8. Deelnemen aan zendingswerk,
als gezin en als individu
Mare. 16:15; LV 18:15-16; 34:4-6;
60:1-2; 123:12; 88:81.
M. Russell Ballard, 'De leden zijn
de sleutel', Liahona, sep. 2000, blz. 12.
Jeffrey R. Holland, ' "Gij zijt mijn
getuigen"', Liahona, juli 2001, blz. 15.
'Zendingswerk', hoofdstuk 33 in
Evangeliebeginselen.
9. De verloren schapen van de Heer
zoeken en voeden
Luc. 10:25-37; Ef. 2:19; Alma
31:34-35; LV 18:15-16.
Thomas S. Monson, 'Uw eeuwige
vaart', Liahona, juli 2000, blz. 56.
Henry B. Eyring, ' "Waakt met
Mij" ', Liahona, juli 2001, blz. 44.
'Begeleiden: een taak van
de priesterschap', les 10 in Priester-
schapsplichten en zegeningen B.
10. De zegeningen van de tempel
Ps. 23:3-5; LV 109:12-23;
110:6-10.
Boyd K. Packer, 'De heilige tempel',
De Ster, juni 1992, blz. 14.
Russell M. Nelson, 'Uw voorberei-
ding op de tempelzegens', Liahona,
juli 2001, blz. 37.
'Onze tempel- en familiehistorische
taken', les 8 in Priesterschapsplichten en
zegeningen B. D
Bijeenkomsten ter verrijking van het
persoonlijk en huiselijk leven*
Ter voorbereiding van de bijeenkomsten ter verrijking van het persoonlijk en
huiselijk leven stelt u zorgvuldig vast wat de behoeften van de zusters zijn.
Indien van toepassing zorgt u ervoor dat als onderdeel van die bijeenkomst les-
sen gevolgd kunnen worden waarin de zusters vaardigheid leren op het gebied
van opvoeding en de onderlinge verstandhouding in het gezin. Leidraad voor het
gezin (31180 120) en Huwelijk en gezin: leerkrachtenboek (35865 120) kunnen
daarbij als bronmateriaal dienen. Zij zijn verkrijgbaar bij het distributiecentrum.
Presentaties
Thema-ideeën voor memiklassen**
Geestelijke ontwikkeling
(LV 88:63)
Huishoudelijke vaardigheden
(Spreuken 31:27)
Huwelijk en gezin
(Maleachi 4:6; Mosiah 4:15)
Harmonieuze relaties
(Matteüs 5:38^14; 25:40)
Zelfredzaamheid
(LV 88:119)
Hulpvaardigheid
(Spreuken 31:20; Mosiah 4:26)
Fysieke en emotionele gezondheid
(Mosiah 4:27; LV 10:4)
Algemene ontwikkeling en opleiding
(LV88:118; 130:18-19)
Alfabetisering
(Daniël 1:17; Mozes 6:5-6)
Culturele activiteiten
(LV 25:12)
Dienstdoen in de tempel
Bidden en schriftstudie
Inachtneming van de sabbat (LV 59)
'.■'..
Voedsel telen, bereiden en bewaren
Ordelijkheid en netheid thuis
De waarde van werken
'Het gezin: een proclamatie aan de
wereld' (De Ster, oktober 1998, 24)
Gezinsavond, gezinsgebed en
schriftstudie
Vaardigheid in opvoeden
Communicatie en het oplossen van
conflictsituaties
Bekering en vergiffenis
Doeltreffend leiderschap
Voorraadvorming en noodsituaties
Opleiding en middelenbeheer
Gezondheid en hygiëne
Familie en naasten dienen
Dienen in de kerk
Dienstbetoonproject in de
gemeenschap
Conditietraining en goede voeding
Stressmanagement en ontspanning
Dankbaarheid voelen en de zegenin-
gen van de Heer zien
Patriarchale zegens
Talenten en creativiteit ontplooien
Altijd leren
Evangeliekennis
Geschiedenis en getuigenissen op
schrift
Onderwijs aan kleine kinderen en
kinderlectuur
Het belang van muziek in het gezin
Literatuur en de schone kunsten
Begrip voor andere culturen
*De 'Richtlijnen voor de bijeenkomst ter verrijking van het persoonlijk en huiselijk leven' was een bijla
ge bij een brief van het Eerste Presidium, gedateerd 20 september 1999.
** Bronmateriaal voor de thema's van de lessen vindt men ook in: deel A en B van De vrouw in de kerk
(31113 120 en 31114 120) en het lesboek Evangeliebeginsekn (31110 120).
JANUARI 2002
121
Hulpbronnen voor
Aaronische pries-
terschap, lesboek 3
Gebruiken in 2002, lessen 1-25
De volgende hulpbronnen kunnen
als aanvulling op de lessen 1-25
in Aaronische priesterschap, lesboek 3
gebruikt worden. Ze dienen niet ter
vervanging van die lessen. Gelieve de
lessen te geven in de volgorde waarin
ze in het boek staan. (K=De Kinder-
ster/De Kindervriend.) NB: het lesboek
bevat geen speciale les voor Pasen. Als u
eenpaasles wilt geven (31 maart), kunt
u conferentietoespraken gebruiken, als-
mede artikelen en lofzangen die over de
verzoening en de opstanding en het leven
en de zending van de Heiland gaan.
Les 1 : De Godheid
Gordon B. Hinckley, 'De Vader, de
Zoon en de Heilige Geest', De Ster,
mrt 1998, blz. 2.
James E. Faust, 'Dat zij U kennen,
de enige waarachtige God, en Jezus
Christus', De Ster, feb 1999, blz. 2.
S. Michael Wilcox, 'Geen andere
goden voor mijn aangezicht', De Ster,
feb 1998, blz. 26.
Les 2: Het plan van zaligheid
Joseph. B. Wirthlin, 'De tijd om
ons voor te bereiden', De Ster, jul
1998, blz. 15.
Henry B. Eyring, 'Het gezin', De
Ster, okt 1998, blz. 12.
John B. Dickson, 'De weergaloze
gaven', De Ster, okt 1999, blz. 18.
'Ik ben een kind van God', lofzang
195.
Les 3: Zonen van de levende God
Boyd K. Packer, 'Gij [rijt] Gods
tempel', Liahona, jan 2001, blz. 85.
Russell M. Nelson, 'Wij zijn kinde-
ren van God', Liahona, jan 1999,
blz. 101.
'Ik weet dat mijn Verlosser leeft',
lofzang 92.
Les 4: Ik heb de mogelijkheid en de
vrijheid om te kiezen
Joseph B. Wirthlin, 'Jij moet kie-
zen', De Ster, nov 1998, blz. 46.
Richard G. Scott, 'Het goede
doen', Liahona, mrt 2001, blz. 10.
'Kies toch goed', lofzang 162.
Les 5: 'Hoe zijt gij uit de hemel
gevallen, o Lucifer!'
James E. Faust, 'De innerlijke vij-
and', Liahona, jan 2001, blz. 54.
Richard C. Edgley, 'Satans zak vol
snippen', Liahona, jan 2001, blz. 52.
Dennis Largey, 'Afzien van heden-
daagse afgoden', De Ster, mrt 1998,
blz. 16.
Les 6: De val van Adam
Russell M. Nelson, 'De verzoe-
ning', De Ster, jan 1997, blz. 32.
Dallin H. Oaks, 'Het grote plan
van gelukzaligheid', De Ster, jan 1994,
blz. 67.
'Het aards conflict', Liahona, sep
2001, blz. 30.
Les 7: De verzoening overwint dood
en hel
Gordon B. Hinckley, 'Het wonder-
lijke en ware verhaal van Kerstmis',
Liahona, dec 2000, blz. 2.
D. Todd Christofferson, 'De verlos-
sing van de doden en het getuigenis
van Jezus', Liahona, nov 2001, blz. 10.
Richard D. Draper, 'Christus' rol
van Verlosser', Liahona, dec 2000,
blz. 10.
LIAHONA
122
Les 8: De opstanding en het oordeel
Gordon B. Hinckley, ' "Hij is hier
niet, maar Hij is opgewekt" ', Liahona,
jul 1999, blz. 82.
Dallin H. Oaks, 'Opstanding',
Liahona, jul 2000, blz. 16.
'Om de wereld te overwinnen',
Liahona, sep 2000, blz. 26.
Les 9: Gerechtigheid en genade
Richard G. Scott, 'Het pad naar
vrede en vreugde', Liahona, jan 2001,
blz. 31.
Jeffrey R. Holland, 'Kom en zie',
De Ster, aug 1998, blz. 44.
Les 10: Een grote verandering
James E. Faust, 'Worden wederge-
boren', De Ster, jun 1998, blz. 2.
Dallin H. Oaks, 'Opdracht tot
wording', Liahona jan 2001, blz. 40.
Robert L. Millet, 'De natuurlijke
mens afleggen', Liahona, aug 2000,
blz. 6.
'U wil ik volgen, Heer', lofzang
153.
Les 1 1 : Geloof dat het eeuwige
leven mogelijk maakt
James E. Faust, 'Het schild des
geloofs', Liahona, jul 2000, blz. 20.
Jeffrey R. Holland, 'Als duiven op
ons raamkozijn', Liahona, jul 2000,
blz. 90.
Taylor Hartley, 'De beproeving van
mijn geloof', De Ster, okt 1999,
blz. 40.
'Trouw aan 't geloof', lofzang 170.
Les 12: Bekering
Boyd K. Packer, 'Gereinigd',
De Ster, mei 1997, blz. 8.
Henry B. Eyring, 'Stel niet uit',
Liahona, jan 2000, blz. 38.
'Gemoedsrust vinden', Liahona, jun
2000, blz. 32.
'O, komt tot Jezus', lofzang 85.
Les 13: Vergeving ontvangen zoals
ook wij vergeven
Gordon B. Hinckley, 'Het is van u
vereist alle mensen te vergeven', De
Ster, nov 1991, blz. 2.
Henry B. Eyring, 'Opdat wij één
mogen zijn', De Ster, jul 1998, blz. 74.
Yessika Delfin Salinas, ' "Bid voor
uw vijanden'", Liahona, sep 2000,
blz. 8.
Aurora Rojas de Alvarez, 'Door
vergevensgezindheid zijn we één ge-
worden', De Ster, okt 1999, blz. 44.
Roderick J. Linton, 'Een hart vol
vergeving', De Ster, jun 1998, blz. 28.
Les 14: Het avondmaal
Robert D. Hales, 'Tot gedachtenis
van Jezus', De Ster, jan 1998, blz. 25.
'Het offer van de Heiland waarde-
ren', Liahona, jun 2001, blz. 26.
'Hoe kan ik weten of ik van het
avondmaal mag nemen?', De Ster, apr
1999, blz. 22.
Les 15: Tot het einde toe volharden
Neal A. Maxwell, 'Lijden goed ver-
dragen', De Ster, apr 1999, blz. 10.
Robert D. Hales, 'Zie, wij prijzen
hen zalig die volhard hebben', De Ster,
jul 1998, blz. 83.
Les 16: Jezus Christus, het Leven en
het Licht van de wereld
Russell M. Nelson, 'Jezus de Chris-
tus: onze Meester, en meer', Liahona,
apr 2000, blz. 4.
Sharon G. Larsen, 'Jullie licht in de
wildernis', De Ster, jul 1999, blz. 106.
'De Heer is mijn Licht', lofzang 57.
Les 17: De Heilige Geest
Boyd K. Packer, 'Tongen als van
vuur die zich verdeelden', Liahona, jul
2000, blz. 7.
Sheri L. Dew, 'We zijn niet alleen',
Liahona, jan 1999, blz. 112.
'Neem de Heil'ge Geest tot gids',
lofzang 203.
Les 18: Gebed
Henry B. Eyring, '"In mijn hart ge-
grift'", Liahona, jan 2001, blz. 99.
Julieta Arevyan de Alvarez, 'Dank-
baarheid op een regenachtige dag',
Liahona, mei 2000, blz. 26.
'Dacht gij aan 't gebed?', lofzang
96.
Les 19: Vasten
Thomas S. Monson, 'Bouwen aan
uw eeuwig thuis', De Ster, okt 1999,
blz. 2.
B. Wirthlin, 'De wet van vasten',
Liahona, jul 2001, blz. 88.
Brigada Acosta de Pérez, 'Geze-
gend door het vasten', De Ster, okt
1999, blz. 46.
Diane K. Cahoon, 'Het wonder
van zuster Stratton', De Ster, mei
1999, K6.
Les 20: Tiende betalen — een
geestelijke test
James E. Faust, 'De vensters van
de hemel openen', De Ster, jan 1999,
blz. 67.
Theodorus G. Baalman, 'De belof-
te van de Heer toetsen', De Ster, dec
1998, blz. 26.
'Daar gij mij veel gegeven hebt',
lofzang 151.
Les 2 1 : De taken van het quorum
M. Russell Ballard, 'Houden we
het bij?', De Ster, jan 1999, blz. 6.
D. Todd Christofferson, 'Het pries-
terschapsquorum', De Ster, jan 1999,
blz. 47.
'Gij ouderlingen Israëls', lofzang
201. '
Les 22: De plichten van een priester
Thomas S. Monson, 'De priester-
schap — machtig leger van de Heer',
De Ster, jul 1999, blz. 56.
Dallin H. Oaks, 'De Aaronische
priesterschap en het avondmaal', De
Ster, jan 1999, blz. 43.
Les 23: De voorbereiding op het
Melchizedeks priesterschap
Thomas S. Monson, 'Vandaag
bepaalt morgen', De Ster, jan 1999,
blz. 55.
Joseph B. Wirthlin, 'In het priester-
schap groeien', Liahona, jan 2000,
blz. 45.
Jeffrey R. Holland, '"Heiligt u"',
Liahona, jan 2001, blz. 46.
Les 24: Volg de profeet
Gordon B. Hinckley, 'Advies en
een gebed van een profeet voor de
jongeren', Liahona, apr 2001, blz. 30.
Clyde J. Williams, 'De profeet
volgen: een visie uit het Boek van
Mormon', Liahona, jun, 2000, blz. 18.
'Komt, hoort naar eens profeten
stem', lofzang 2 1 .
Les 25: Elke jongeman behoort een
zending te vervullen
Thomas S. Monson, 'Wie God
eert, eert God ook', De Ster, jan 1996,
blz. 42.
Lance B. Wickman, 'Jouw toe-
komst', Liahona, nov 2000, blz. 22.
'Uitgekozen Hem altijd te dienen',
De Ster, aug 1999, blz. 26.
Janet Peterson, 'Nog steeds op de
fiets', De Ster, apr 1999, blz. 26.
'Komt, alle zonen Gods', lofzang
202. D
JANUARI 2002
123
Hulpbronnen voor
Jongevrouv/en,
lesboek 3
Gebruiken in 2002, lessen 1-25
De volgende hulpbronnen kunnen
als aanvulling op de lessen 1—25
gebruikt worden. Ze dienen niet ter
vervanging van die lessen. Gelieve de
lessen te geven in de volgorde waarin
ze in het boek staan. NB: het lesboek
bevat geen speciale les voor Pasen. Als u
een speciale paasles wilt geven (31
maart) , kunt u conferentietoespraken ge-
bruiken, alsmede artikelen en lofzangen
die over de verzoening en de opstanding
en het leven en de zending van de Hei-
land gaan
Les 1 : Volg de profeet
Gordon B. Gordon B. Hinckley,
'De Vader, de Zoon en de Heilige
Geest', De Ster, mrt 1998, blz. 2.
James E. Faust, 'Dat zij U kennen,
de enige waarachtige God, en Jezus
Christus', De Ster, feb 1999, blz. 2.
S. Michael Wilcox, 'Geen andere
goden voor mijn aangezicht', De Ster,
feb 1998, blz. 26.
Les 2: De Heiland leren kennen
Russell M. Nelson, 'Jezus de Chris-
tus: onze Meester, en meer', Liahona,
apr 2000, blz. 4.
Jeffrey R. Holland, 'Kom en zie', De
Ster, aug 1998, blz. 44.
Sheri L. Dew, 'Onze enige kans',
De Ster, jul 1999, blz. 77.
'O, komt tot Jezus', lofzang 85.
Les 3: Het evangelie in je dagelijks
leven
Jeffrey R. Holland, '"Geeft dan uw
vrijmoedigheid niet prijs'", Liahona,
jun 2000, blz. 34.
Laury Livsey, 'Welkom op Rizal
High', De Ster, mei 1998, blz. 10.
Linda Van Orden, 'De Heer op de
eerste plaats zetten', De Ster, nov
1998, blz. 42.
Les 4: De voorbereiding op je rol als
eeuwige partner
Gordon B. Hinckley, 'Wandelen in
het licht van de Heer', De Ster, jan
1999, blz. 115.
Richard G. Scott, 'Het grote plan
van gelukzaligheid', De Ster, jan 1996,
blz. 67.
'Het celestiale huwelijk', De Ster,
okt 1998, blz. 25.
Les 5: Thuis een geestelijke sfeer
scheppen
M. Russell Ballard, 'Als een onuit-
blusbare vlam', De Ster, jul 1999,
blz. 101.
'Hoe kan ik mijn thuis gelukkiger
en geestelijker maken?', De Ster, aug
1998, blz. 26.
'Als een hemel op aarde', lofzang
195.
Les 6: De onderwijstaak van de
vrouw
Gordon B. Hinckley, 'Uw grootste
opgave: moeder', Liahona, jan 2001,
blz. 113.
Boyd K. Packer, 'Leer de kinderen',
Liahona, mei 2000, blz. 14.
Ronald L. Knighton, 'De beste
leerkrachten van onze kinderen wor-
den', Liahona, jun 2001, blz. 36.
'Help mij bij het onderwijzen',
lofzang 181.
LIAHONA
724
Les 7: Ons doel in dit leven
Thomas S. Monson, 'Je celestiale
reis', De Ster, jul 1999, bk 114.
Russell M. Nelson, 'Wij zijn
kinderen van God', Liahona, jan 1999,
blz. 101.
'Ik ga daar waarheen Gij mij zendt',
lofzang 179.
Les 8: Eeuwige gezinnen
Henry B. Eyring, 'Het gezin', De
Ster, okt 1998, blz. 12.
Alfonso Castro Vazquez, '"Ik wil
een eeuwig gezin'", Liahona, aug 2000,
blz. 26.
'Ons gezin kan eeuwig zijn', lofzang
204-
Les 9: De eenheid in het gezin
bevorderen
Thomas S. Monson, 'Bouwen aan
uw eeuwig thuis', De Ster, okt 1999,
blz. 2.
Henry B. Eyring, 'Opdat wij één
mogen zijn', De Ster, jul 1998, blz. 74.
Robert E. Wells, 'Eenheid in het sa-
mengestelde gezin', De Ster, jun 1999,
blz. 28.
Tammy Munro, 'Samen lezen met
Ben', Liahona, mei 2000, blz. 10.
'Als er liefde heerst', lofzang 192.
Les 10: Meewerken aan gezellige
gezinsactiviteiten
Eerste Presidium, 'Brief van het
Eerste Presidium', De Ster, dec 1999,
blz. 1.
Paul ]. Rands, 'De gezinsavond
hoeft niet volmaakt te zijn', De Ster,
aug 1999, blz. 44.
D. Ray Thomas, 'Acht tips voor
een sterker gezin', De Ster, dec 1999,
blz. 30.
Les 11: Familiebanden
Robert D. Hales, 'Het gezin ster-
ken: onze heilige taak', De Ster, jul
1999, blz. 37.
Dennis B. Neuenschwander, 'Brug-
gen en eeuwige kostbaarheden', De
Ster, jul 1999, blz. 98.
Les 12: De zegeningen van het
priesterschap
Boyd K. Packer, 'Wat iedere ouder-
ling — en ook iedere zuster — moet
weten', De Ster, nov 1994, blz. 14.
Ray H. Wood, ' "Gemaakt zoals de
Zoon van God'", De Ster, jul 1999,
blz. 48.
Kerstin en Birgitta Strandberg,
'"Leonard is verdronken"', De Ster,
nov 1999, blz. 10.
Fuco Rey, 'Het priesterschap in mijn
handen', De Ster, sep 1998, blz. 32.
Les 13: De priesterschap kan het
gezin tot zegen zijn
Russell M. Nelson, 'Herders, lam-
meren en huisonderwijzers', De Ster,
apr 1999, blz. 42.
D. Lee Tobler, 'Het priesterschap
thuis', De Ster, jul 1999, blz. 51.
Les 14: Een prachtige erfenis
Jeffrey R. Holland, 'Als duiven op
ons raamkozijn', Liahona, jul 2000,
blz. 90.
Stephen B. Oveson, 'Ons erfgoed',
Liahona, jan 2000, blz. 34.
'Een engel van de Heer', lofzang 11.
Les 15: De zegeningen van het huis
van Israël
James E. Faust, '"Doorgrond mij, O
God, en ken mijn hart' ", De Ster, jul
1998, blz. 19.
Russell M. Nelson, 'De kinderen
van het verbond', De Ster, jul 1995,
blz. 29.
Marvin K. Gardner, '"Eén uit een
stad en twee uit een geslacht": het be-
gin van de kerk in Tsjernigov (Oekraï-
ne)', De Ster, apr 1999, blz. 36.
Les 16: De begiftiging
Boyd K. Packer, 'De heilige
tempel', De Ster, jun 1992, blz. 14.
Julia Hardel, 'De tempelreis',
De Ster, feb 1997, blz. 8.
Kuteka Kamulete, 'Vanuit Zaïre
naar het huis van de Heer', De Ster,
aug 1997, blz. 8.
Les 17: Voorbereiding op de tempel
James E. Faust, 'De eeuwigheid ligt
voor ons', De Ster, jul 1997, blz. 18.
Barbara Jean Jones, 'Tieners in de
steigers', Liahona, nov 2000, blz. 8.
Tamara Leatham Bailey, 'Een
tempelbezoeker', De Ster, mei 1999,
blz. 46.
'Uw gewijde huis', lofzang 166.
Les 18: Het tempelhuwelijk
Richard G. Scott, 'De zegeningen
van de tempel ontvangen', Liahona,
jul 1999, blz. 29.
'Een bestendige liefde voeden',
Liahona, mei 2000, blz. 25.
'Het celestiale huwelijk', De Ster,
okt 1998, blz. 25.
Les 19: Ons erfgoed
David B. Haight, 'Wees een sterke
schakel', Liahona, jan 2001, blz. 23.
Richard G. Scott, ' "Hindernissen
voor geluk verwijderen" ', De Ster,
jul 1998, blz. 95.
Donald L. Hallstrom, 'Cultiveer
goede tradities', Liahona, jan 2001,
blz. 34.
Les 20: De taken van een zendeling
L. Tom Perry, 'Neem de uitdaging
aan', De Ster, sep 1999, blz, 44.
Roger Terry, 'Nog één', Liahona,
mrt 2000, blz. 46.
Laury Livsey, 'Ik zal heengaan en
doen', De Ster, feb 1998, blz. 8.
Les 21: Anderen over het evangelie
vertellen
M. Russell Ballard, 'De leden zijn
de sleutel', Liahona, sep 2000, blz. 12.
Mary Ellen Smoot, 'Wij zijn midde-
len in Gods hand', Liahona, jan 2001,
blz. 104-
Shane Wise en Chris tie Giles, 'Kijk
om je heen', Liahona, mrt 2000, blz. 8.
Les 22: Een eeuwige perspectief
Jeffrey R. Holland, ' "Hogepriester
van goede dingen die zullen komen"',
Liahona, jan 2000, blz. 42.
Jay E. Jensen, 'Houd het eeuwig
perspectief voor ogen', Liahona, jul
2000, blz. 32.
'Komt, heil'gen, komt', lofzang 15.
Les 23: Tegenslag te boven komen
Neal A. Maxwell, 'Het geruk en
getrek van de wereld', Liahona, jan
2001, blz. 43.
L. Aldin Porter, '"Doch wij sloegen
geen acht op hen", De Ster, apr 1999,
blz. 30.
Les 24: Onze keuzevrijheid
Joseph B. Wirthlin, 'Jij moet
kiezen', De Ster, nov 1998, blz. 46.
Richard G. Scott, 'Het goede
doen', Liahona, mrt 2001, blz. 10.
Sharon G. Larsen, 'Keuzevrijheid:
een zegen en een last', Liahona, jan
2000, blz. 12.
'Kies toch goed', lofzang 162.
Les 25: Gehoorzaamheid
James E. Faust, 'Gehoorzaamheid:
het pad naar de vrijheid', Liahona,
jul 1999, blz. 53.
Robert D. Hales, 'Het doopver-
bond: in het koninkrijk en van het
koninkrijk zijn', Liahona, jan 2001,
blz. 6.
Denalee Chapman, 'De drie vra-
gen', Liahona, nov 2000, blz. 46. □
JANUARI 2002
125
Algemene presidiums van de hulporganisaties
ZONDAGSSCHOOL
KERKNIEUWS
Ouderling John H. Groberg
Eerste raadgever .
Ouderling Cecil 0. Samuelson jr.
■ President -
JONGEMANNEN
Ouderling Richard J. Maynes
Tweede raadgever
Ouderling Glenn L Pace
Eerste i
Ouderling F. Meivin Hammond
President
Ouderling Spencer J. Condie
Tweede raadgever
ZUSTERSHULPVERENIGING
Zuster Virginia U. Jensen
Eerste raadgeefster
Zuster Mary Ellen W. Smoot
President
JONGEVROUWEN
Zuster Sheril. Dew
Tweede raadgeefster
Zuster Carol B, Thomas
Eerste raadgeefster
Zuster Margaret 0. Nadauld
President
JEUGDWERK
Zuster Shgron G. Larsen
Tweede raadgeefster
Zuster SydneyS. Reynolds
Eerste raadgeefster
Zuster Coleen K. Menfove
President
Zuster Gayle M. Clegg
Tweede raadgeefster
President James E. Faust draagt
de namen van kerkfunctionarissen
ter steunverlening voor tijdens de
zaterdagmiddagbijeenkomst van
de conferentie.
Mutaties
zeventigen,
jongemannen,
zondagsschool
Mutaties in het Presidium der
Zeventig die eerder, in juni
2001, waren aangekondigd, werden
tijdens de zaterdagmiddagbijeen-
komst van de conferentie door de
kerkleden gesteund. Verder werden
er negen leden van de Zeventig ont-
heven, 24 gebiedszeventigen onthe-
ven, drie nieuwe gebiedszeventigen
geroepen, en werden de algemene
presidiums van de zondagsschool en
de jongemannen gereorganiseerd.
De ouderlingen Charles Didier en
Cecil O. Samuelson jr. werden ge-
steund als nieuwe lid van het Presi-
dium der Zeventig. Zij vervangen
de ouderlingen L. Aldin Porter en
Marlin K. Jensen. Ouderling Porter
werd ontheven, waarop hem het
emeritaat werd verleend, en ouder-
ling Jensen was in augustus 2001 al
geroepen als lid van het presidium
van het gebied Europa-Midden.
Ouderling Samuelson werd ge-
steund als de nieuwe algemeen
zondagsschoolpresident, met de
L I A H O
126
N A
ouderlingen John H. Groberg en
Richard J. Maynes als raadgevers.
Ouderling Jensen werd ontheven als
algemeen zondagsschoolpresident,
met zijn raadgevers, de ouderlingen
Neil L. Andersen en John H. Groberg.
Ouderling E Meivin Hammond
van de Zeventig werd gesteund als de
nieuwe algemeen jongemannenpresi-
dent, met de ouderlingen Glenn L.
Pace en Spencer J. Condie als raadge-
vers. Ouderling Robert K. Dellen-
bach, die werkzaam was als algemeen
jongemannenpresident, was in augus-
tus al geroepen als lid van het presidi-
um van het gebied Oceanië. Tijdens
de conferentie werd hij ontheven,
alsmede zijn raadgevers, de ouderlin-
gen Hammond en John M. Madsen.
Samen met ouderling Porter wer-
den de ouderlingen John K. Carmack,
Vaughn J. Featherstone, L. Lionel
Kendrick en Rex D. Pinegar onthe-
ven als lid van het Eerste Quorum
der Zeventig, en hun werd het eme-
ritaat verleend.
Ook werden vier leden van het
Tweede Quorum der Zeventig ont-
heven als algemeen autoriteit:
de ouderlingen Richard E. Cook,
Wayne M. Hancock, Richard B.
Wirthlin en Ray H. Wood. D
Op 14 september 2001 spreekt president Gordon B. Hinckley tijdens de
herdenkingsdienst in de Tabernakel.
Kerk geeft troost en humanitaire hulp
na terroristische aanslagen
De kerkleiders brachten na de
terroristische aanslagen van 11
september 2001 in New York, Wash-
ington, D.C. en Pennsylvania bood-
schappen van vrede en troost. Voor
zover bekend zijn er vijf heiligen der
laatste dagen omgekomen bij de
aanslagen.
Carolyn Meyer-Beug (48), lid van
de wijk Santa Monica 2 in de ring
Los Angeles- Santa Monica (Califor-
nië), en haar moeder, Mary Alice
Wahlstrom (75), lid van de wijk
Kaysville 17 in de ring Kaysville-Oost
(Utah) , bevonden zich aan boord van
het eerste vliegtuig dat zich in het
World Trade Center in New York
boorde. De twee vrouwen hadden de
tweelingdochters van zuster Beug
naar de universiteit gebracht en wa-
ren op weg naar huis.
Ivhan Luis Carpio Bautista (24),
lid van de gemeente Richmond Hill
3 in het district Richmond Hill (New
York) , werkte in een restaurant op de
107e verdieping van toren één van
het World Trade Center toen de aan-
slagen werden gepleegd. Hij was van
plan geweest 1 1 september vrij te ne-
men vanwege zijn verjaardag, maar
stemde erin toe om in te vallen voor
een collega.
Brady Howell (26), lid van de
wijk Crystal City in de ring Mount
Vernon (Virginia), en Rhonda Ras-
mussen (44), lid van de wijk Lake
Ridge 2 in de ring Mount Vernon
(Virginia), kwamen om bij de aan-
slag op het Pentagon in Washington,
D.C. Broeder Howell was als burger-
werknemer werkzaam voor de Ame-
rikaanse marine. Zuster Rasmussen
was werkzaam als begrotingsanaliste
voor het Amerikaanse leger. Haar
man, met wie zij 26 jaar getrouwd
was, werkte ook in het gebouw, maar
die bleef ongedeerd.
Kort nadat zij van de aanslagen ge-
hoord hadden, gaven de leden van
het Eerste Presidium een verklaring
uit waarin zij 'groot medeleven' be-
tuigden aan van wie 'dierbaren,
vrienden en kennissen zijn omgeko-
men of gewond zijn geraakt bij de zin-
loze gewelddaden van vandaag. Wij
bidden voor de onschuldige slacht-
offers van deze kwaadaardige aansla-
gen. Wij vragen onze hemelse Vader
om president [George W] Bush [van
de Verenigde Staten] en zijn advi-
seurs te leiden in hun reactie op deze
verschrikkelijke gebeurtenissen.
'Wij voegen onze gebeden bij die
van anderen dat de gemoedsrust en
liefde van de Heiland ons allen zal
leiden in deze moeilijke tijd.'
Op de avond van 11 september
sprak president Gordon B. Hinckley
tijdens een eerder gepland concert
van het Mormoons Tabernakelkoor,
dat was veranderd in een herden-
kingsdienst. 'Hoe duister deze tijd
ook is,' zei de president van de kerk,
'door de zware bewolking van angst
en woede heen schijnt de heilige,
heerlijke beeltenis van de Zoon van
God. In deze omstandigheden zien
wij op naar Hem.'
President Hinckley bracht ver-
scheidene boodschappen van geloof
en troost, zowel toen hij te gast was
bij het programma Larry King Live,
als tijdens een herdenkingsdienst die
op 14 september in de Tabernakel
werd gehouden, een dag die door
president Bush als nationale dag van
JANUARI
127
2 0 0 2
gebed en herdenking was uitgeroe-
pen. 'We kunnen de doden niet te-
rughalen', zei president Hinckley,
maar we kunnen wel 'onze hemelse
Vader aanroepen om hen die veel
geleden hebben troost en verlichting
te brengen.' Hij sprak ook de hoop
uit dat onze hemelse Vader de dag
naderbij zou brengen waarop de
mensen hun zwaarden zouden om-
smeden tot ploegscharen en 'de oor-
log niet meer leren' (zie Jesaja 2:4).
Aan de herdenkingsdienst namen
ook leden van het Eerste Presidium
en het Quorum der Twaalf Aposte-
len deel, alsmede andere algemene
autoriteiten en het Tabernakelkoor.
De dienst werd uitgezonden naar
kerken in de Verenigde Staten.
Op 20 september kwam president
Hinckley op uitnodiging van de pre-
sident van de Verenigde Staten met
26 andere godsdienstige leiders met
president Bush bijeen in het Witte
Huis. 'Ik heb me nog nooit zo sterk
gevoeld', zei president Bush, 'en die
kracht komt van God.' Hij vroeg of
de mensen wilden bidden om de vei-
ligheid van het volk, en om hem te
zegenen met wijsheid, kracht en een
helder verstand.
Toen president Bush om een reac-
tie van de aanwezigen vroeg, zei pre-
sident Hinckley: 'Ik wil u alleen
maar zeggen, meneer de president,
dat wij achter u staan. Wij bidden
voor u. Wij houden van dit "volk
onder God".'
Op verzoek van het Eerste Presi-
dium hielden alle units van de kerk
in de Verenigde Staten op zondag
16 september een herdenkings-
avondmaalsdienst. Over de hele we-
reld reikten kerkleden hen die
dierbaren hadden verloren in liefde
en dienstbetoon de hand. Veel leden
boden onderdak aan mensen die in
New York en op luchthavens ge-
strand waren.
Schenkingen van de kerk aan het
Amerikaanse Rode Kruis werden
grotendeels gebruikt voor het zoeken
naar slachtoffers en voor reddings-
werk, alsmede voor noodrantsoenen
en onderdak, en andere benodigdhe-
den. De afdeling Salt Lake City van
het Rode Kruis gebruikte een deel
van het geld om gestrande reizigers
in Salt Lake City van voedsel en on-
derdak te voorzien. Er werd ook
hulp verleend aan de familie van
slachtoffers in New York.
Op 9 oktober gaf het Eerste Presi-
dium toestemming voor de dis-
tributie van dekens, hygiënesets,
medische hulpgoederen en sets voor
pasgeboren baby's onder Afghaanse
vluchtelingen. D
Evangelieverbreiding
via nieuwe website
De kerk heeft een nieuw hulp-
middel om het evangelie te ver-
breiden. Op een officiële website
van de kerk, www.mormon.org, kan
men in volkomen anonimiteit meer
te weten komen over het evangelie.
De site werd op 5 oktober 2001
tijdens de algemene conferentie
door ouderling Dallin H. Oaks van
het Quorum der Twaalf Apostelen
aangekondigd. 'Dit nieuwe initiatief
heeft een potentieel dat net zo be-
langrijk is als het uitgeven van ge-
drukte brochures in de negentiende
eeuw en ons gebruik van radio, tv
en film in de twintigste eeuw', zei
ouderling Oaks tijdens de conferen-
tie. '(...) Leden van de kerk zal het
helpen met het beantwoorden van
vragen van vrienden, zowel rechtst-
reeks als door verwijzing naar de
site.'
Binnen drie dagen na de aankon-
diging van mormon.org werden er
93.433 bezoeken van de site geregis-
treerd, waarvan er
151 resulteerden in
een aanvraag van een
boek-van-mormon en
36 in een aanvraag
van een bezoek door
zendelingen. De be-
zoekers waren afkom-
stig uit Afrika; Azië;
Australië; de Stille
Zuidzee; het Cari-
bisch gebied; Europa;
het Midden-Oosten;
en Noord-, Zuid- en
Midden- Amerika .
Op mormon.org
vindt men een combi-
natie van geluids-,
beeld- en tekstelementen waarmee
de fundamentele beginselen van de
kerk in eenvoudige, makkelijk te be-
grijpen termen worden uitgelegd. De
inhoud is verdeeld over vier hoofd-
categorieën: de kerk, het gezin, de
aard van God, en het doel van het
leven.
Links in elke categorie leiden
naar fundamentele informatie over
het onderwerp; nadere links leiden
naar aanverwante onderwerpen, au-
dio- of videoclips van kerkvideo's of
toespraken door leden van het Eer-
ste Presidium of het Quorum der
Twaalf Apostelen. Wie meer wil we-
ten, kan een gesprek met zendelin-
gen aanvragen, of kerklectuur of
-video's bestellen, of kan met een
zoekmachine kijken welke wijk of
gemeente het dichtst bij hen is (mo-
menteel alleen voor de Verenigde
Staten en Canada).
Andere informatie op mormon.org
omvat onder meer antwoorden op
veel gestelde vragen inzake sociale
kwesties, theologie en kerkbeleid, in-
formatie over ouderschap, gezinsrela-
ties en communicatie; alsmede een
zoekmachine en een verklarende
woordenlijst voor een beter begrip
van evangelietermen.
Kerkleden kunnen de site gebrui-
ken om vrienden de webpagina's te
sturen, of gratis digitale wenskaarten
met evangelieverwante thema's.
Mormon.org is momenteel alleen
in het Engels, maar de kerkleiders
zeggen dat de site uiteindelijk in veel
talen beschikbaar zal zijn. □
■ ■■ :• i .*'■■■•• •
JESUSCHR13T
..,-■' / w&s,
We
come
ThiiSHia
«mpai* ira*rtetsilfc>.kSKfatmCH
ö»a* Bw ttwtfi tf Sant OsriK ü Lat&&y Siids.
. Wiw
ityrotoyiwjrfoBtetöoiiftwa. ";.-.
e Chtirci
itaSoi 1o süpSaiï owteSaft «bent
^xvSp4?S0fGpdt andtbs
lj€. We also «woungs ymi to vviw
quently askêd questions -
Op de homepage van www.mormon.org worden
bezoekers verscheidene opties geboden om ant-
woorden te vinden op vragen over de kerk.
A H O N A
128
Robert T. Barrett, De doop van Christus
'Toen kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes, om Zich door hem te laten dopen. Maar deze
trachtte Hem daarvan terug te houden en zeide: Ik heb nodig door U gedoopt te worden en komt Gij tot mij?
Jezus echter antwoordde en zeide tot hem: Laat Mij thans geworden, want aldus betaamt het ons alle
gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij Hem geworden' (Matteüs 3:13-15).
'Onze deugd zal ons
veiligheid verschaffen.
Onze rechtschapenheid zal
ons kracht verschaffen.
God heeft duidelijk gesteld
dat Hij ons niet zal
verlaten als wij Hem
niet verlaten.'
— President Gordon B. Hinckley,
Zondagmiddag,
7 oktober 2001
i ir
HOP
^ *.
KW*
MfSf
zoo
:c\j
:<m
:cm
=o
VERSLAG VAN DE 171STE
ALGEMENE OKTOBERCONFERENTIE
6-7 OKTOBER 2001