Skip to main content

Full text of "Liahona (Dutch)"

See other formats


■■■■■■■..  ■.■.■.■:   ■  ■■■■.,■■. 
,v.'i..;;:.'-/v^-vï:'-^ 


■.'■:  ;  -■■-:■■■■ 

■'■'...-.  -    : 

■ 
.    ■■■  ■  ■■■ 


102E  JAARGANG  NUMMER  1    DE  KERK  VAN  JEZUS  CHRISTUS  VAN  DE  HEILIGEN  DER  LAATSTE  DAGEN  ■  JANUARI  2002 


LIAHONA 


. 


■ 


':.^:^.yr--::::\:-::i':J::t'::-. 


^mmm^^'-:, 


■ 


*.,.  ■<?¥ 


:    :.    ■  A-      y'    -«'S-* 


f    1/ 


*$£> 


*5 


#'^%: 


•f»  &■  •         ' 


Iril 


rk  ."^t^h 


mmTT  18 

19 
ft  ••VtSl/I 

,  -■         K 

m 

\$*J^m 


EJ 


|  n«|n*«r»flj 


SS* 


tó_^j* 


■  fSêi 


■J*\\: 


<w. 


?&]\l    -.'  Sï 


■'f'»-' 


RsW; 


.  *!V. 


Ssfë 


«*ÜSS 


'&&¥■> 


& 


Verslag  van  de  1 7 1  ste 

algemene  oktoberconferentie  van 

De  Kerk  van  Jezus  Christus  van 

de  Heiligen  der  Laatste  Dagen 

Toespraken  en  verloop  van  de  conferentie  die  op  6-7  oktober 
is  gehouden  in  het  Conferentiecentrum  in  Salt  Lake  City  (Utah) 


Bi 


( 


I 


k  hoef  u  er  niet  aan  te  herinne- 
ren dat  we  in  een  gevaarlijke 
tijd  leven  (...)',  zei  president 
Gordon  B.  Hinckley  op  zondagmor- 
gen, 7  oktober  2001.  'Maar  ik  wil 
geen  paniekzaaier  zijn.  Ik  wil  geen 
onheilsprofeet  zijn.  Ik  ben  optimis- 
tisch. Ik  geloof  niet  dat  dit  de  tijd 
is  dat  we  door  een  allesverterende 
ramp  overmand  zullen  worden.  Ik 
bid  oprecht  dat  dit  niet  het  geval 
zal  zijn.  Er  moet  nog  zoveel  werk 
voor  de  Heer  verricht  worden.  Dat 
moeten  wij  en  onze  kinderen  na  ons 
verrichten.' 

Hij  voegde  eraan  toe:  'We  hoe- 
ven niet  bang  te  zijn.  We  kunnen 
thuis  en  in  ons  hart  gemoedsrust 
hebben.  We  kunnen  allemaal  een 
goede  invloed  in  de  wereld  zijn.' 

In  zijn  toespraak  op  zondagmiddag 
zei  president  Hinckley:  'Momenteel 
staan  we  oog  in  oog  met  bepaalde 
problemen,  ernstig  en  overweldigend, 
die  ons  zorgen  baren.  We  hebben  ze- 
ker de  Heer  nodig.  (...)  Onze  deugd 
zal  ons  veiligheid  verschaffen.  Onze 
rechtschapenheid  zal  ons  kracht  ver- 
schaffen. God  heeft  duidelijk  gesteld 
dat  Hij  ons  niet  zal  verlaten  als  wij 
Hem  niet  verlaten.' 

Voordat  hij  de  bijeenkomst  sloot, 
bad  president  Hinckley  dat  de  Heer 


'MS 


m 


1 


Uit  een  inscriptie  op  de 
Salt  Lake-tempel  blijkt  dat 
dit  het  huis  van  de  Heer  is. 

'de  zaak  van  vrede  [zegent]  en  [..-,-] 
die  weer  snel  aan  ons  [herstelt].' 

De  bijeenkomsten  van  de  alge- 
mene conferentie  werden  geleid 
door  president  Hinckley  en  door 
president  Thomas  S.  Monson,  eerste 
raadgever  in  het  Eerste  Presidium, 
en  president  James  E.  Faust,  tweede 
raadgever. 

De  bestuurlijke  zaken  die  in  de  za- 
terdagmiddagbijeenkomst van  de 
conferentie  werden  afgehandeld 


betroffen  de  quorums  der  Zeventig 
en  het  algemeen  zondagsschool-  en 
jongemannenpresidium.  Er  waren 
twee  mutaties  in  het  Presidium  der 
Zeventig;  vijf  leden  van  het  Eerste 
Quorum  der  Zeventig  kregen  hun 
emeritaat;  vier  leden  van  het  Tweede 
Quorum  der  Zeventig  werden  onthe- 
ven; 24  gebiedszeventigen  werden 
ontheven  en  drie  geroepen;  en  het 
algemeen  zondagsschool-  en  jonge- 
mannenpresidium werden  gereorga- 
niseerd. (Zie  blz.  126  in  deze  uitgave.) 
De  conferentiebijeenkomsten  zijn 
via  de  satelliet  uitgezonden  naar  ve- 
le ringcentra  in  de  Verenigde  Staten 
en  Canada;  het  Caribisch  gebied; 
Mexico  en  Midden-Amerika;  tien 
landen  in  Zuid-Amerika;  Groot- 
Brittannië  en  Ierland;  19  andere  Eu- 
ropese landen;  en  Zuid-Afrika.  De 
algemene  bijeenkomsten  zijn  via  de 
satelliet  doorgegeven  aan  ruim  1500 
radio-  en  televisiestations  en  kabel- 
bedrijven in  de  Verenigde  Staten  en 
Canada.  De  conferentie  was  ook  te 
zien  bij  BYUTV  op  Dish  Network. 
Alle  algemene  bijeenkomsten  kon- 
den ook  op  www.lds.org/broadcast 
in  38  talen  beluisterd  worden.  Waar 
de  uitzendingen  niet  te  ontvangen 
waren,  zijn  later  videobanden  ver- 
spreid. —  De  redactie  □ 


J  A  N  U  A  R 

1 


2  0  0  2 


Januari  2002  102e  jaargang  Nummer  1 
LIAHONA  22981 -120 

Officiële  Nederlandstalige  uitgave  van  De  Kerk  van 
Jezus  Christus  van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen 

Het  Eerste  Presidium: 

Gordon  B.  Hincldey,  Thomas  S.  Monson,  James  E.  Faust 

Raad  der  Twaalf: 

Boyd  K.  Packer,  L.  Tom  Perry,  David  B.  Haight, 
Neal  A.  Maxwell,  Russell  M.  Nelson,  Dallin  H.  Oaks, 
M.  Russell  Ballard,  Joseph  B.  Wirthlin,  Richard  G.  Scott, 
Robert  D.  Hales,  Jeffrey  R.  Holland,  Henry  B.  Eyring 

Editeur:  Dennis  B.  Neuenschwander 

Adviseurs:  J.  Kent  Jolley,  W.  Rolfe  Kerr,  Stephen  A.  West 

Directie  afdeling  leerplannen: 

Hoofddirecteur:  Ronald  L.  Knighton 
Directeur  redactie:  Richard  M.  Romney 
Directeur  grafische  vormgeving:  Allan  R.  Loyborg 

Redactie: 

Hoofdredacteur:  Marvin  K.  Gardner 
Redacteur:  Roger  Terry 
Assistent-redacteur:  Jenifer  Greenwood 
Redactiemedewerkster:  Susan  Barrett 
Assistent  publicaties:  Collette  NebekerAune 

Afdeling  vormgeving: 

Leidinggevend  art-director:  M.  M.  Kawasaki 

Art-director:  Scott  Van  Kampen 

Senior  vormgever:  Sharri  Cook 

Vormgever:  Thomas  S.  Chiid,  Randall  J.  Pixton 

Productiemanager:  Jane  Ann  Peters 

Productie:  Reginald  J.  Christensen,  Denise  Kirby, 

Kelli  Pratt,  Rolland  F.  Sparks,  Kari  A.  Todd, 

Claudia  E.  Warner 

Digitale  voorbewerking:  Jeff  Martin 

Abonnementen  (in  VS): 

Directeur:  Kay  W.  Briggs 
Distributiemanager:  Kris  T.  Christensen 

Vertaling: 

CPB  Vertaalbureau 

Heschepad  1,  NL-5341  GS  Oss 

Telefoon:  0412-690490;  Fax:  0412-690266 

Nieuwsredactie: 

Nieuwsredacteur:  Frans  Heijdemann 

Grovestins  64 

NL-7608  HN  Almelo 

Telefoon:  0546  865984 

Kopij  liefst  op  diskette  aanleveren. 

Abonnementenadministratie: 

Administratrice:  J.  CA.  Kroon 
Hengmeng  3 

NL-5235  JW  's-Hertogenbosch 
Telefoon/Fox:  073-6443685 
E-mail:  jcakroon@home.nl 

Abonnementsprijs: 

EUR  15,00.  Het  jaarabonnement  kan  elk  gewenst 
moment  ingaan  en  wordt  automatisch  verlengd. 
U  ontvangteen  acceptgirokaart  (België:  stortings-/ 
overschrijvingsformulier). 

Stuur  bijdragen  en  vragen,  anders  dan  voor  de  rubriek 
Kerknieuws  naar:  Liahona,  Floor  24,  50  East  North 
Temple,  Salt  Lake  City,  UT  841  50-3223,  USA;  of  e-mail 
naar  CUR-Liahona-IMag@ldschurch.org 

De  Liahona  (een  woord  uit  het  Boek  van  Mormon  dat 
'kompas'  of  'aanwijzer'  betekent)  wordt  gepubliceerd 
in  het  Albaans,  Armeens,  Bulgaars,  Cambodjaans, 
Cebuano,  Chinees,  Deens,  Duits,  Engels,  Ests,  Fijisch, 
Fins,  Frans,  Haïtiaans,  Hiligaynon,  Hongaars,  llokano, 
Indonesisch,  Italiaans,  Japans,  Kiribati,  Koreaans, 
Kroatisch,  Lets,  Litouws,  Malagassisch,  Marshalleilands, 
Mongools,  Nederlands,  Noors,  Oekraïens,  Pools, 
Portugees,  Roemeens,  Russisch,  Samoaans,  Sloveens, 
Spaans,  Tagalog,  Tahitiaans,  Tamil,  Telugu,  Thais, 
Tongaans,  Tsjechisch,  Vietnamees,  IJslands  en  Zweeds. 
(Frequentie  verschilt  per  taal.) 

Uitgever: 

©2002  by  Intellectual  Reserve,  Inc.  Alle  rechten  voorbe- 
houden. Gedrukt  in  de  Verenigde  Staten  van  Amerika. 

For  Readers  in  the  United  States  and  Canada: 

January2002  Vol.  102  No.  1.  LIAHONA  (USPS  31  1-480) 
Dutch  (ISSN  1 522-91  73)  is  published  monthly  by  The 
Church  of  Jesus  Christ  of  Latter-day  Saints,  50  East  North 
Temple,  Salt  Lake  City,  UT  841 50.  USA  subscription  price 
is  $10.00  peryear;  Canada,  $15.50  plus  applicable 
taxes.  Periodicals  Postage  Paid  at  Salt  Lake  City,  Utah  and 
at  additional  mailing  offices.  Sixty  days'  notïce  required  for 
change  of  address.  Include  address  label  from  a  recent 
issue;  old  and  new  address  must  be  included.  Send  USA 
and  Canadian  subscriptions  to  Salt  Lake  Distribution 
Center  at  address  below.  Subscription  help  line: 
1-800-537-5971 .  Creditcard  orders  (Visa,  MasterCard, 
American  Express)  may  be  taken  by  phone.  (Canada  Poste 
Information:  Publication  Agreement  #4001  7431) 

POSTMASTER:  Send  address  changes  to  Salt  Lake 
Distribution  Center,  Church  Magazines,  PO  Box  26368, 
Salt  Lake  City,  UT  84 126-0368. 


REGISTER  OP 
ONDERWERP 

Aaronische  priesterschap    43,  47 

Begeleiding    7 

Bekering    19 

Boek  van  Mormon    7 1 

Dankbaarheid    37,49 

Dienstbaarheid    16,51,53,57,68, 

94,  115 
Dood    68 

Eenheid    10,  13,  40,  83 
Fatsoen    75 

Gebed    16,  87,  100,  104 
Gehoorzaamheid    31,  83,  98 
Geloof    10,16,24,31,94,104,106 
Geluk    33,49 
Getuigenis    100 
Gezinsband    80,  96,  109 
Heilige  Geest    10,  100 
Heilsplan    33 
Heractivering    57 
Hoop    4,  19 
Insluiting    40,  75 
Jezus  Christus    19,  31,  68,  80,  109 
Jongeren    43,  47,  77 
Karakter    96 
Kennis    35 
Kuisheid    90 
Leiderschap    77,  112 
Liefde    7,40,68,77,94,96,112, 

115 
Morren    98 
Naasten    40,75,94 
Nederigheid    16,  53 
Onderwijs    80 
Opstanding    19,  68 
Ouderschap    77,  80,  106,  109,  112, 

115 
Permanent  studiefonds    60 
Pioniers    49 
Plicht    43,47,57 
Priesterschap    13,51,57,60 
Prioriteiten    35,  106 
Profeten    24,98 
Schriftstudie    16,  71,  87 
Tegenspoed    4,  27,  106 
Tiende    37,83 
Toewijding    53 
Vergeving    19 
Verzoening    19,  33 
Vloeken    75 
Volharding    27 
Volmaking    27 
Voorbeeld    75,109 
Vrede    83 
Vrouwzijn    13 
Waarheid    115 


Zelfbeheersing    90,  96 
Zelfredzaamheid    83 
Zendingswerk    7,  87 


Sprekers  in  alfabetische  volgorde 

Ballard,  M.  Russell    40 

Burton,  H.  David    75 

Clayton,  L.  Whitney    3 1 

Dew,  SheriL.    13,112 

Didier,  Charles    10 

Eyring,  Henry  B.    16 

Faust,  James  E.    19,  23,  53 

Golden,  Christoffel,  jr.    33 

Gonzalez,  Waker  F.    35 

Haight,  David  B.    24 

Hales,  Robert  D.    43 

Hilbig,  KeithK.    51 

Hinckley,  Gordon  B.    4,  60,  83,  104 

Holland,  Jeffrey  R.    37 

Jensen,  Virginia  U.    109 

Larsen,  Sharon  G.    77 

Maxwell,  Neal  A.    90 

Monson,  Thomas  S.    57,  68,  115 

Nelson,  Russell  M.    80 

Oaks,  Dallin  H.    7 

Orton,  Robert  F.    94 

Packer,  Boyd  K.    71 

Perry,  L.  Tom    87 

Peter son,  Wayne  S.    96 

Samuelson,  Cecil  O-,  jr.    47 

Scott,  Richard  G.    100 

Smoot,  Mary  Ellen  W.    106 

Snow,  Steven  E.    49 

Wirthlin,  Joseph  B.    27 

Workman,  H.  Ross    98 


Huisonderwijs  en  huisbezoek:  de  conferentie- 
nummers  van  de  Liahona  bevatten  geen 
huisonderwijs-  of  huisbezoekboodschap.  Daarom 
kiezen  de  huisonderwijzers  en  huisbezoeksters 
gebedvol  een  conferentietoespraak  uit  die  tegemoet 
komt  aan  de  behoeften  van  de  gezinnen  die  zij 
bezoeken. 

Op  de  omslag:  foto  John  tuke. 

Foto's  conferentie:  de  foto's  van  de  conferentie  zijn 
genomen  door  Craig  Dimond,  Welden  Andersen,  John 
Luke,  Jed  Clark,  Matt  Reier,  Kelly  Larsen,  Tamra  Ratieta, 
Ellie  Carter,  Mark  Hedengren  en  Robert  Casey. 

Conferentietoespraken  op  het  internet:  de 

conferentietoespraken  vindt  u  op  de  officiële  website 
van  de  kerk:  www.lds.org. 


LIAHONA 

2 


INHOUDSOPGAVE 


1       VERSLAG  VAN  DE  1  71STE  ALGEMENE  OKTOBER- 
CONFERENTIE  VAN  DE  KERK  VAN  JEZUS  CHRISTUS 
VAN  DE  HEILIGEN  DER  LAATSTE  DAGEN 


ZATERDAGMORGENBIJEENKOMST 

4       LEVEN  IN  DE  VOLHEID  DER  TIJDEN 

PRESIDENT  GORDON  B.  HINCKLEY 

7      ANDEREN  OVER  HET  EVANGELIE  VERTELLEN 

OUDERLING  DALLIN  H.  OAKS 

1  0      EEN  BRUG  VAN  GELOOF  BOUWEN 

OUDERLING  CHARLES  DIDIER 

1  3      HET  IS  VOOR  EEN  MAN  NOCH  EEN  VROUW  GOED  DAT 
ZIJ  ALLEEN  ZIJN    SHERI  L  DEW 

1 6      GEBED 

OUDERLING  HENRY  B.  EYRING 

1  9      ONZE  VURIGSTE  HOOP  IS  IN  DE  VERZOENING 

PRESIDENT  JAMES  E.  FAUST 


ZATERDAGMIDDAGBIJEENKOMST 

23  DE  STEUNVERLENING  AAN  KERKFUNCTIONARISSEN 

PRESIDENT  JAMES  E.  FAUST 

24  HET  GELOOF  VAN  ONZE  PROFETEN 

OUDERLING  DAVID  B.  HAIGHT 

27      STAP  VOOR  STAP 

OUDERLING  JOSEPH  B.  WIRTHLIN 

3 1       'KOM  MIJN  ONGELOOF  TE  HULP' 

OUDERLING  L  WHITNEY  CLAYTON 

33      HET  PLAN  VAN  ONZE  VADER 

OUDERLING  CHRISTOFFEL  GOLDEN  JR. 

35      DE  EVANGELIEBEGINSELEN  IN  ONS  HART  SCHRIJVEN 

OUDERLING  WALTER  F.  GONZALEZ 

37      'ALS  EEN  BESPROEIDE  HOF' 

OUDERLING  JEFFREY  R.  HOLLAND 

40      DE  LEER  VAN  INSLUITING 

OUDERLING  M.  RUSSELL  BALLARD 


PRIESTERSCHAPSBIJEENKOMST 

43      ONZE  PLICHT  JEGENS  GOD  VERVULLEN 

OUDERLING  ROBERT  D.  HALES 

47      ONZE  PLICHT  JEGENS  GOD 

OUDERLING  CECIL  O.  SAMUELSON  JR. 

49      DANKBAARHEID 

OUDERLING  STEVEN  E.  SNOW 

51       PRIESTERSCHAPSSCHAKELS  VORMEN  OF  VOORTZETTEN 

OUDERLING  KEITH  K.  HILBIG 

53      'EEN  GROTE  ZAAK' 

PRESIDENT  JAMES  E.  FAUST 

57      DE  PLICHT  ROEPT 

PRESIDENT  THOMAS  S.  MONSON 


60      BUKKEN  OM  IEMAND  ANDERS  OP  TE  RICHTEN 

PRESIDENT  GORDON  B.  HINCKLEY 

ZONDAGMORGENBIJEENKOMST 

68      DIT  IS  DE  TIJD 

PRESIDENT  THOMAS  S.  MONSON 

71       HET  BOEK  VAN  MORMON:  EEN  GETUIGE  VAN  JEZUS 
CHRISTUS    PRESIDENT  BOYD  K.  PACKER 

75      PAL  STAAN 

BISSCHOP  H.  DAVID  BURTON 

77      'VREES  NIET,  WANT  ZIJ,  DIE  BIJ  ONS  ZIJN,  ZIJN 
TALRIJKER'    SHARON  G.  LARSEN 

80      'UW  EIGEN  HUIS  IN  ORDE  BRENGEN' 

OUDERLING  RUSSELL  M.  NELSON 

83      DE  TIJD  WAARIN  WIJ  LEVEN 

PRESIDENT  GORDON  B.  HINCKLEY 

ZONDAGMIDDAGBIJEENKOMST 

87      DE  TERUGGEKEERDE  ZENDELING 

OUDERLING  L.  TOM  PERRY 

90      HET  ZEVENDE  GEBOD:  EEN  SCHILD 

OUDERLING  NEAL  A.  MAXWELL 

94      'HET  GROTE  EN  EERSTE  GEBOD' 

OUDERLING  ROBERT  F.  ORTON      . 

96      ONZE  DADEN  BEPALEN  ONS  KARAKTER 

OUDERLING  WAYNE  S.  PETERSON 

98      MOR  NIET 

OUDERLING  H.  ROSS  WORKMAN 

100      DE  KRACHT  VAN  EEN  STERK  GETUIGENIS 

OUDERLING  RICHARD  G.  SCOTT 

1  04      'TOT  W'U  WEDERZIEN' 

PRESIDENT  GORDON  B.  HINCKLEY 

ALGEMENE  BIJEENKOMST  VAN 
DE  ZUSTERSHULPVERENIGING 

1  06      STANDVASTIG  EN  ONWRIKBAAR 

MARY  ELLEN  W.  SMOOT 

1  09      STA  PAL 

VIRGINIA  U.  JENSEN 

I  1  2      ZIJN  WIJ  NIET  ALLEMAAL  MOEDER? 

SHERI  L.  DEW 

I I  5      'WEES  EEN  VOORBEELD' 

PRESIDENT  THOMAS  S.  MONSON 


64     ALGEMENE  AUTORITEITEN  VAN  DE  KERK  VAN  JEZUS 
CHRISTUS  VAN  DE  HEILIGEN  DER  LAATSTE  DAGEN 

1  1  9  ZIJ  HEBBEN  OOK  TOT  ONS  GESPROKEN 

120  HULPBRONNEN  BIJ  HET  ONDERWIJS 

1 26  ALGEMENE  PRESIDIUMS  VAN  DE  HULPORGANISATIES 

126  KERKNIEUWS 


JANUARI       2002 
3 


Zaterdagmorgenbijeenkomst 

6  oktober  2001 

Leven  in  de 
volheid  der  tijden 


President  Gordon  B.  Hinckley 


'Ondanks  het  onheil  om  ons  heen,  ondanks  de  vuiligheid  die 
we  bijna  overal  zien,  ondanks  het  conflict  dat  zich  over  de 
wereld  uitstrekt,  kunnen  wij  beter  worden.1 


grote,  wereldwijde  kerk  geworden, 
en  het  is  het  overgrote  deel  van  onze 
leden  nu  mogelijk  om  als  één  grote 
familie  aan  deze  bijeenkomsten  deel 
te  nemen,  in  vele  talen,  in  vele  lan- 
den, maar  allemaal  met  één  geloof, 
één  leer  en  één  doop. 

Ik  word  vanmorgen  bijna  door 
mijn  gevoelens  overmand  als  ik 
denk  aan  wat  de  Heer  voor  ons 
heeft  gedaan. 

Ik  weet  niet  wat  we  in  het  voor' 
bestaan  hebben  gedaan  waardoor  we 
al  die  wonderbaarlijke  zegeningen 
die  we  bezitten,  hebben  verdiend. 
We  zijn  naar  de  aarde  gekomen  in 
deze  geweldige  periode  in  de  lange 
geschiedenis  van  de  mensheid.  Dit  is 
een  fantastische  tijd,  de  beste  aller 
tijden.  Als  we  terugdenken  aan  het 
lange  geploeter  van  de  mensheid, 
vanaf  de  tijd  van  onze  eerste  ouders, 
moeten  we  ons  wel  dankbaar  voelen. 

De  periode  waarin  wij  leven  is  de 
volheid  der  tijden  waarover  in  de 
Schriften  gesproken  wordt;  de  perio- 
de waarin  God  alle  elementen  van 
voorgaande  bedelingen  bijeen  heeft 
gebracht.  Vanaf  de  dag  dat  zijn  ge- 
liefde Zoon  en  Hij  zich  aan  de  jonge 
Joseph  openbaarden,  is  er  een  enor- 
me waterval  van  licht  over  de  we- 
reld uitgestort.  Het  hart  van  de 
mensen  heeft  zich  tot. hun  vaders 
gekeerd  ter  vervulling  van  de  woor- 
den van  Maleachi.  Het  visioen  van 
Joel  is  vervuld  waarin  hij  verklaarde: 


Geliefde  broeders  en  zusters, 
waar  u  zich  ook  bevindt, 
welkom  op  deze  grote  we- 
reldconferentie van  De  Kerk  van  Je- 
zus Christus  van  de  Heiligen  der 
Laatste  Dagen.  We  zijn  hier  bij  el- 
kaar in  ons  prachtige  nieuwe  Confe- 
rentiecentrum in  Sak  Lake  City.  Het 
gebouw  is  vol  of  zal  dat  snel  zijn.  Ik 
ben  erg  blij  dat  we  dit  gebouw  heb- 
ben. Ik  ben  dankbaar  voor  de  inspi- 
ratie die  tot  de  bouw  hiervan  leidde. 
Het  is  een  opmerkelijk  bouwwerk.  Ik 
zou  willen  dat  we  allemaal  onder  één 
dak  bijeen  konden  komen,  maar  dat 
is  onmogelijk.  Ik  ben  innig  dankbaar 
dat  we  het  wonder  van  televisie  heb- 
ben, van  radio,  de  kabel,  satellietuit- 
zending en  het  internet.  We  zijn  een 


'Daarna  zal  het  geschieden,  dat 
Ik  mijn  Geest  zal  uitstorten  op  al 
wat  leeft,  en  uw  zonen  en  uw  doch- 
ters zullen  profeteren;  uw  ouden  zul- 
len dromen  dromen;  uw  jongelingen 
zullen  gezichten  zien. 

'Ook  op  de  dienstknechten  en  op 
de  dienstmaagden  zal  Ik  in  die  da- 
gen mijn  Geest  uitstorten. 

'Ik  zal  wonderen  geven  in  de  he- 
mel en  op  de  aarde,  bloed  en  vuur 
en  rookzuilen. 

'De  zon  zal  veranderd  worden  in 
duisternis  en  de  maan  in  bloed, 
voordat  de  grote  en  geduchte  dag 
des  Heren  komt. 

'En  het  zal  geschieden,  dat  ieder 
die  de  naam  des  Heren  aanroept,  be- 
houden zal  worden,  want  op  de  berg 
Zion  en  te  Jeruzalem  zal  ontkoming 


A  H  O  N  A 

4 


Het  Conferentiecentrum  loopt  voor  een  conferentiebijeenkomst  vol  met  leden. 


zijn,  zoals  de  Here  gezegd  heeft;  en  tot 
de  ontkomenen  zullen  zij  behoren,  die 
de  Here  zal  roepen'  (Joel  2:28-32). 

Er  zijn  in  deze  periode  meer  we- 
tenschappelijk ontdekkingen  gedaan 
dan  gedurende  de  gehele  hieraan 
voorafgaande  geschiedenis  van  de 
mensheid.  Het  vervoer,  de  commu- 
nicatie, de  medische  wetenschap,  de 
volkshygiëne,  het  gebruik  van 
atoomkracht  en  het  wonder  van  de 
computer  met  alles  wat  daarbij  be- 
hoort, zijn  in  het  bijzonder  in  onze 
tijd  tot  bloei  gekomen.  Gedurende 
mijn  eigen  leven  heb  ik  wonder  na 
verbazend  wonder  tot  stand  zien  ko- 
men. En  wij  vinden  dat  gewoon. 

Daarnaast  heeft  de  Heer  zijn 
priesterschap  van  weleer  hersteld. 
Tijdens  de  afgelopen  anderhalve 


eeuw  heeft  Hij  zijn  kerk  en  koninkrijk 
georganiseerd.  Hij  heeft  zijn  volk  ge- 
leid. Ze  zijn  getemperd  in  de  smelt- 
kroes van  vreselijke  vervolging.  Hij 
heeft  de  geweldige  tijd  waarin  wij  nu 
leven  tot  stand  gebracht. 

We  hebben  alleen  nog  maar  de 
voorafschaduwing  gezien  van  de 
sterke  macht  ten  goede  die  deze 
kerk  zal  worden.  En  toch  verbaas  ik 
me  over  wat  er  al  is  bereikt. 

Ons  ledental  is  gegroeid.  Ik  denk 
dat  we  ook  in  getrouwheid  zijn  ge- 
groeid. We  verliezen  nog  te  veel 
broeders  en  zusters,  maar  de  getrou- 
wen zijn  sterk.  Zij  die  ons  observe- 
ren, zeggen  dat  wij  ons  onder  de 
vooraanstaande  godsdiensten  bevin- 
den. We  veranderen  niet.  De  kijk 
van  de  wereld  op  ons  verandert.  We 


onderwijzen  in  dezelfde  leer.  We 
hebben  dezelfde  organisatie.  We  ar- 
beiden om  dezelfde  goede  werken  te 
doen.  Maar  de  oude  haat  verdwijnt, 
de  oude  vervolging  sterft  af.  Mensen 
zijn  beter  op  de  hoogte.  Ze  beginnen 
in  te  zien  waar  wij  voor  staan  en  wat 
we  doen. 

Maar  hoe  geweldig  deze  tijd  ook 
is,  het  is  een  tijd  vol  gevaren.  Het 
kwaad  is  overal  om  ons  heen.  Het  is 
aantrekkelijk  en  verleidelijk,  en 
heeft  in  veel  gevallen  succes.  Paulus 
heeft  gezegd: 

'Weet  wel,  dat  er  in  de  laatste  da- 
gen zware  tijden  zullen  komen: 

'want  de  mensen  zullen  zelfzuch- 
tig zijn,  geldgierig,  pochers,  vermetel, 
kwaadsprekers,  aan  hun  ouders  on- 
gehoorzaam, ondankbaar,  onheilig, 


J  A  N  U  A  R 
5 


2   0  0  2 


'liefdeloos,  trouweloos,  lasteraars, 
onmatig,  onhandelbaar,  afkerig  van 
het  goede, 

'verraderlijk,  roekeloos,  opgebla- 
zen, met  meer  liefde  voor  genot  dan 
voor  God, 

'die  met  een  schijn  van  gods- 
vrucht de  kracht  daarvan  verloo- 
chend hebben;  houd  ook  dezen  op 
een  afstand'  (2  Timoteüs  3:1-5). 

.  Al  deze  vormen  van  kwaad  zijn 
tegenwoordig  gewoner  en  algemener 
dan  ze  ooit  zijn  geweest.  Daar  zijn 
we  onlangs  weer  op  gewezen  door 
wat  er  in  New  York,  Washington  en 
Pennsylvania  is  gebeurd,  waarover  ik 
morgen  zal  spreken.  We  leven  in  een 
tijd  waarin  gewelddadige  mensen 
vreselijke,  verachtelijke  dingen 
doen.  We  leven  in  een  tijd  van  oor- 
log. We  leven  in  een  tijd  van  arrog- 
antie. We  leven  in  een  tijd  van 
slechtheid,  pornografie  en  onzede- 
lijkheid. Alle  zonden  van  Sodom  en 
Gomorra  waren  rond  in  onze  maat- 
schappij. Onze  jonge  mensen  heb- 
ben nog  nooit  voor  zulke  enorme 
moeilijkheden  gestaan.  Nog  nooit 
hebben  we  het  wellustige  aangezicht 
van  het  kwaad  duidelijker  gezien. 

Daarom,  broeders  en  zusters,  zijn 
we  voor  deze  heerlijke  conferentie 
bijeen  gekomen  om  elkaar  op  te  bou- 
wen en  te  versterken,  elkaar  te  hel- 
pen en  verheffen,  bemoediging  te 
geven  en  het  geloof  op  te  bouwen,  na 
te  denken  over  de  wonderbaarlijke 


zaken  die  de  Heer  ons  beschikbaar 
heeft  gesteld,  en  ons  besluit  te  ver- 
sterken dat  we  het  kwaad  zullen 
weerstaan  in  welke  vorm  het  ook  tot 
ons  moge  komen. 

We  zijn  gelijk  een  groot  leger  ge- 
worden. We  zijn  een  aanzienlijk  volk 
geworden.  Men  hoort  ons  als  wij  onze 
stem  verheffen.  We  hebben  onze 
kracht  in  tegenspoed  bewezen.  Onze 
kracht  is  ons  geloof  in  de  Almachtige. 
Geen  enkele  zaak  onder  de  hemelen 
kan  het  werk  van  God  tegenhouden. 
De  tegenspoed  zal  zijn  lelijke  gezicht 
misschien  laten  zien.  De  wereld  mag 
dan  in  beroering  zijn  met  oorlogen  en 
geruchten  van  oorlogen,  maar  dit 
werk  gaat  voorwaarts. 

U  bent  vast  wel  bekend  met  deze 
krachtige  woorden  van  de  profeet 
Joseph:  '(...)  geen  onheilige  hand 
kan  de  vooruitgang  van  het  werk 
stuiten;  al  woeden  vervolgingen, 
spannen  benden  samen,  verzamelen 
er  zich  legers  en  viert  laster  hoogtij, 
toch  zal  Gods  waarheid  moedig,  no- 
bel en  onafhankelijk  voorwaarts 
gaan,  totdat  zij  in  elk  werelddeel  is 
doorgedrongen,  elke  streek  heeft  be- 
zocht, elk  land  heeft  overspoeld  en 
in  elk  oor  heeft  geklonken,  totdat 
Gods  oogmerken  zijn  bereikt  en  de 
grote  Jehova  zegt  dat  het  werk  is 
volbracht.'  (History  of  the  Church, 
deel  4,  blz.  540.) 

De  Heer  heeft  ons  het  doel  gege- 
ven waar  wij  naartoe  werken.  Dat 


doel  is  zijn  koninkrijk  opbouwen. 
Dat  is  een  geweldige  onderneming 
van  grote  aantallen  mannen  en 
vrouwen,  van  geloof,  van  integriteit, 
van  liefde  en  zorg  voor  de  mensheid, 
waarbij  we  voorwaarts  gaan  om  een 
betere  maatschappij  te  creëren,  en 
onszelf  en  anderen  tot  zegen  zijn. 

Als  we  inzien  wat  onze  situatie  en 
ons  doel  is,  kunnen  we  niet  arrogant 
worden.  We  kunnen  niet  zelfingeno- 
men worden.  We  kunnen  niet  zelf- 
voldaan of  zelfzuchtig  worden.  We 
moeten  de  hele  mensheid  de  hand 
toesteken.  Zij  zijn  allemaal  zoons  en 
dochters  van  God,  onze  eeuwige  Va- 
der, en  Hij  zal  ons  rekenschap  vragen 
van  wat  wij  voor  hen  doen.  Moge  de 
Heer  ons  zegenen.  Moge  Hij  ons 
sterk  en  machtig  in  goede  werken 
maken.  Moge  ons  geloof  stralen  als 
het  zonlicht  in  de  ochtend.  Mogen 
wij  in  gehoorzaamheid  aan  zijn  god- 
delijke geboden  leven.  Moge  Hij  met 
genegenheid  op  ons  neerzien.  En 
mogen  wij,  terwijl  we  voorwaarts 
gaan,  de  mensheid  tot  zegen  zijn 
doordat  we  iedereen  de  hand  reiken 
en  hen  die  vertrapt  en  onderdrukt 
worden,  verheffen,  en  hen  die  hon- 
ger lijden  en  tekortkomen,  voeden 
en  kleden,  en  allen  om  ons  heen  die 
geen  deel  uitmaken  van  deze  kerk, 
liefde  en  behulpzaamheid  schenken. 
De  Heer  heeft  ons  de  weg  gewezen. 
Hij  heeft  ons  zijn  woord,  zijn  raad, 
zijn  leiding,  ja,  zijn  geboden  gegeven. 
We  hebben  veel  goeds  gedaan.  Er  is 
veel  waarvoor  we  dankbaar  mogen 
zijn  en  waarop  we  trots  mogen  zijn. 
Maar  we  kunnen  het  nog  beter  doen, 
veel  beter. 

Ik  houd  heel  veel  van  u,  mijn 
broeders  en  zusters  in  deze  grote  be- 
weging. Ik  houd  van  u  om  wat  u 
bent  geworden  en  om  wat  u  kunt 
worden.  Ondanks  het  onheil  om  ons 
heen,  ondanks  de  vuiligheid  die  we 
bijna  overal  zien,  ondanks  het  con- 
flict dat  zich  over  de  wereld  uit- 
strekt, kunnen  wij  beter  worden. 

Ik  smeek  de  zegeningen  des  he- 
mels op  u  af  en  betuig  u  mijn  liefde, 
en  beveel  de  fijne  boodschappen  bij  u 
aan  die  u  in  de  komende  twee  dagen 
vanaf  dit  spreekgestoelte  zult  horen. 
Dat  doe  ik  in  de  heilige  naam  van 
onze  Heer,  Jezus  Christus.  Amen.  □ 


L  I  A  H  O  N  A 
6 


Anderen  over  het 
evangelie  vertellen 


Ouderling  Dallin  H.  Oaks 

van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 


'De  beste  zendelingen,  zowel  lid  als  voltijdzendeling,  doen  hun 
zendingswerk  uit  liefde.  (...)  Als  wij  die  liefde  voor  anderen 
niet  hebben,  moeten  we  erom  bidden. ' 


'Wie  gelooft  en  zich  laat  dopen, 
zal  behouden  worden,  maar  wie  niet 
gelooft,  zal  veroordeeld  worden' 
(Marcus  16:15-16). 

Matteüs  haalt  dit  gebod  van  de 
Heiland  aan:  'Gaat  dan  henen, 
maakt  al  de  volken  tot  mijn  discipe- 
len en  doopt  hen  in  de  naam  des 
Vaders  en  des  Zoons  en  des  Heiligen 
Geestes'  (Matteüs  28:19). 

Lucas  verklaart:  'Aldus  staat  er 
geschreven  (...)  dat  in  zijn  naam 
moest  gepredikt  worden  bekering 
tot  vergeving  der  zonden  aan  alle 
volken'  (Lucas  24:46-47). 

De  hedendaagse  profeten  hebben 
de  aanwijzingen  van  de  Heiland 
toegepast  op  onze  tijd  en  hebben 
ons  aangespoord  om  anderen  over 
het  evangelie  te  vertellen. 

President  Gordon  B.  Hinckley 
heeft  voor  onze  tijd  de  klaroen  ge- 
stoken. In  een  wereldwijde  satelliet- 
uitzending voor  zendelingen  en 
plaatselijke  leiders  heeft  hij  ge- 
vraagd om  een  'toename  van  en- 
thousiasme' voor  het  zendingswerk 
'op  alle  niveaus  in  de  kerk'.  ('Zoek 
de  lammeren,  hoed  de  schapen',  De 
Ster,  juli  1999,  blz.  118.)  Hoewel 
zendelingen  hun  uiterste  best  moe- 
ten blijven  doen  om  mensen  te  vin- 
den die  zij  kunnen  onderwijzen, 
verklaarde  hij  dat  'de  betere  manier 
door  middel  van  de  leden  van  de 
kerk  is.'  (Blz.  119.)  Hij  vroeg  ieder 
van  ons  om  ons  uiterste  best  te  doen 
de  zendelingen  te  helpen  bij  het 


Dank  u,  president  Hinckley, 
voor  uw  fijne  boodschap. 
Wij  zijn  allemaal  uiterst 
dankbaar  voor  uw  energieke,  geïn- 
spireerde leiding  in  deze  moeilijke 
tijd.  Onder  die  leiding  gaan  wij 
voorwaarts  met  het  werk  van  de 
Heer,  dat  zo  dringend  nodig  is  in  de- 
ze wereld  vol  moeilijkheden. 

Het  goede  nieuws  van  het  evan- 
gelie van  Jezus  Christus  verkondi- 
gen is  een  basisbeginsel  van  het 
christelijk  geloof.  Drie  auteurs  van 
evangeliën  schrijven  dat  de  Hei- 
land ons  daar  opdracht  toe  heeft 
gegeven. 

In  het  boek  Marcus  staat:  'En  Hij 
zeide  tot  hen:  Gaat  heen  in  de  gehe- 
le wereld,  verkondigt  het  evangelie 
aan  de  ganse  schepping. 


zoeken  van  mensen  die  zij  kunnen 
onderwijzen.  Hij  vroeg  ook  of  elke 
ringpresident  en  bisschop  'de  volle 
verantwoording  op  zich  [wilde]  ne- 
men voor  het  zoeken  en  begeleiden 
van  onderzoekers'  in  hun  unit.  (Blz. 
121.)  Verder  smeekte  president 
Hinckley  de  zegeningen  van  de 
Heer  af  over  ieder  'in  het  uitvoeren 
van  de  enorme  opdracht  die  wij 
hebben  gekregen.'  (Blz.  121.) 

Hoewel  het  al  twee  en  een  half 
jaar  geleden  is  dat  onze  president 
die  smeekbede  heeft  laten  horen, 
hebben  de  meesten  van  ons  nog  niet 
erg  doeltreffend  op  zijn  aansporing 
gereageerd. 

Ik  heb  de  woorden  van  president 
Hinckley  onder  gebed  bestudeerd 
en  heb  erover  nagedacht  hoe  wij  an- 
deren over  het  evangelie  kunnen 
vertellen,  en  ik  ben  tot  de  conclusie 
gekomen  dat  we  drie  dingen  moeten 
doen  om  gehoor  te  geven  aan  de 
aansporing  van  onze  profeet.  Ten 
eerste  moeten  we  een  oprecht  ver- 
langen hebben  om  anderen  over  het 
evangelie  te  vertellen.  Ten  tweede 
hebben  we  goddelijke  hulp  nodig.  Ten 
derde  moeten  we  weten  wat  we  moe- 
ten doen. 

I.  VERLANGEN 

Zoals  bij  zoveel  andere  zaken,  be- 
gint anderen  over  het  evangelie  ver- 
tellen met  een  verlangen.  Als  wij 
doeltreffender  werktuigen  in  de 
handen  van  de  Heer  willen  worden 
om  anderen  over  zijn  evangelie  te 
vertellen,  moeten  we  een  oprecht 
verlangen  hebben  om  dat  te  doen.  Ik 
geloof  dat  we  dat  verlangen  ontwik- 
kelen in  twee  stappen. 

Ten  eerste  moeten  we  een  sterk 
getuigenis  hebben  van  de  waarheid 
en  het  belang  van  het  herstelde 
evangelie  van  Jezus  Christus.  Dat 
houdt  in  de  allesovertreffende  waar- 
de van  Gods  plan  voor  zijn  kinderen, 
de  essentiële  rol  van  de  verzoening 
van  Jezus  Christus  in  dat  plan,  en  de 
rol  van  de  Kerk  van  Jezus  Christus  in 
de  uitvoering  van  dat  plan  in  het 
sterfelijk  leven. 

Ten  tweede  moeten  we  liefde 
hebben  voor  God  en  voor  al  zijn 
kinderen.  In  hedendaagse  openba- 
ring wordt  ons  gezegd  dat  'liefde, 


JANUARI 

7 


2  0  0  2 


met  het  oog  alleen  op  de  ere  Gods 
gericht,  [ons]  bevoegd  [maakt]  voor 
het  werk'  (LV  4:5).  De  eerste  apos- 
telen uit  deze  bedeling  werd  gezegd 
dat  hun  liefde  'overvloedig  [moest] 
zijn  jegens  alle  mensen'  (LV  112:11). 

Door  ons  getuigenis  van  de  waar- 
heid en  het  belang  van  het  herstelde 
evangelie,  zien  wij  de  waarde  in  van 
wat  ons  is  gegeven.  Door  onze  liefde 
voor  God  en  onze  medemens  krijgen 
wij  een  verlangen  om  die  grote  gave 
met  iedereen  te  delen.  De  mate  van 
onze  bekering  is  uitstekend  af  te  le- 
zen van  de  intensiteit  van  ons  verlan- 
gen om  anderen  over  het  evangelie 
te  vertellen. 

In  het  Boek  van  Mormon  staan 
enkele  prachtige  voorbeelden  van 
de  uitwerking  die  getuigenis  en  lief- 
de hebben.  Toen  de  zoons  van  Mo- 
siah,  die  'de  allerergste  zondaren' 
waren  geweest,  hun  getuigenis  kre- 
gen, 'wilden  zij  gaarne,  dat  de  zalig- 
heid aan  alle  schepselen  zou  worden 
verkondigd,  want  zij  konden  niet 
gedogen,  dat  de  ziel  van  enig  mens 
verloren  zou  gaan'  (Mosiah  28:3-4). 
Later  roept  hun  metgezel,  Alma, 
uit:  'O,  dat  ik  een  engel  ware,  dat  ik 
mocht  uitgaan  en  spreken  als  met 
de  bazuin  Gods,  met  een  stem,  die 
de  aarde  zou  doen  beven'  en  'het 
plan  der  verlossing'  verkondigen 
aan  elke  ziel,  'zodat  er  geen  verdriet 
meer  op  de  gehele  aardbodem  zou 
zijn' (Alma  29:1-2). 

Ik  noem  het  zendingswerk  ook 
graag  anderen  laten  delen  in  het 
evangelie.  Die  term  'laten  delen  in' 
geeft  aan  dat  we  iets  buitengewoon 
waardevols  hebben  en  dat  we  het 
aan  anderen  willen  geven  omdat  het 
hun  tot  zegen  en  voor  hun  welzijn  is. 

De  beste  zendelingen,  zowel  lid  als 
voltijdzendeling,  doen  hun  zendings- 
werk uit  liefde.  Dat  is  een  les  die  ik  al 
als  jongeman  geleerd  heb.  Ik  moest 
op  huisonderwijs  bij  een  minder  actief 
lid,  iemand  die  vele  jaren  ouder  was 
dan  ik  en  al  veel  succes  had  gehad  in 
zijn  beroep.  Erop  terugkijkend,  besef 
ik  dat  ik  maar  heel  weinig  liefdevolle 
zorg  voor  de  man  voelde.  Ik  ging  uit 
plichtsgevoel,  met  een  verlangen  om 
te  rapporteren  dat  ik  honderd  pro- 
cent huisonderwijs  had  gedaan.  Op 
een  avond,  vlak  voor  het  einde  van 


de  maand,  belde  ik  hem  om  te  vra- 
gen of  mijn  collega  en  ik  meteen 
mochten  langskomen  voor  een  be- 
zoek. Zijn  vermanende  antwoord 
leerde  mij  een  onvergetelijke  les. 

'Nee,  ik  geloof  niet  dat  ik  wil  dat 
jullie  vanavond  komen',  zei  hij.  'Ik 
ben  moe.  Ik  heb  me  al  omgekleed 
om  naar  bed  te  gaan.  Ik  ben  aan  het 
lezen,  en  ik  wil  nu  niet  meer  ge- 
stoord worden  alleen  maar  zodat  jul- 
lie deze  maand  honderd  procent 
huisonderwijs  kunnen  opgeven.'  Dat 
antwoord  steekt  mij  nog  steeds, 
want  ik  wist  dat  hij  mijn  zelfzuchtige 
motivatie  had  aangevoeld. 

Ik  hoop  dat  geen  enkele  persoon 
die  wij  ooit  benaderen  met  een  uit- 
nodiging om  naar  de  boodschap  van 
het  herstelde  evangelie  te  luisteren, 
aanvoelt  dat  wij  daar  een  andere 
reden  voor  hebben  dan  oprechte 
liefde  voor  hem  of  haar,  en  een  on- 
zelfzuchtig verlangen  om  iets  te  ver- 
tellen dat  ons  dierbaar  is. 

Als  wij  die  liefde  voor  andere 
mensen  niet  hebben,  dan  zouden  we 
erom  moeten  bidden.  In  de  geschrif- 
ten van  de  profeet  Mormon  wordt 
ons  geleerd:  'Bidt  tot  de  Vader  met 
alle  kracht,  dat  gij  met  deze  liefde 
moogt  worden  vervuld,  die  Hij  op 
allen,  die  oprechte  volgelingen  zijn 
van  zijn  Zoon,  Jezus  Christus,  heeft 
uitgestort'  (Moroni  7:47-48). 

II.  GODDELIJKE  HULP/JUISTE  TIMING 

We  hebben  ook  goddelijke  hulp 
nodig  om  ons  te  leiden  als  we  ande- 
ren over  het  evangelie  willen  vertel- 
len. Net  zoals  ons  verlangen  zuiver 
moet  zijn,  en  in  een  getuigenis  en  in 
liefde  geworteld  moet  zijn,  moeten 
onze  daden  door  de  Heer  geleid 
worden.  Het  is  zijn  werk,  niet  ons 
werk,  en  het  moet  op  zijn  wijze  ge- 
daan worden  en  met  zijn  timing,  en 
niet  met  onze  timing.  Anders  leiden 
onze  inspanningen  mogelijk  alleen 
maar  tot  frustratie  en  falen. 

We  hebben  allemaal  familieleden 
of  vrienden  die  het  evangelie  nodig 
hebben,  maar  er  nu  niet  in  geïnteres- 
seerd zijn.  Om  doeltreffend  te  zijn, 
moeten  onze  inspanningen  voor  hen 
geleid  worden  door  de  Heer,  zodat 
we  handelen  op  de  wijze  en  de  tijd 
dat  zij  er  het  meeste  voor  openstaan. 


We  moeten  bidden  om  de  hulp  en 
aanwijzingen  van  de  Heer  zodat  wij 
een  werktuig  in  zijn  handen  kunnen 
zijn  voor  iemand  die  er  nu  klaar  voor 
is  —  iemand  die  Hij  nu  door  ons  wil 
laten  helpen.  Vervolgens  moeten  we 
opletten,  zodat  we  de  ingevingen 
van  zijn  Geest  horen,  en  dat  we  er 
gehoor  aan  geven  als  we  ons  zen- 
dingswerk doen. 

Die  ingevingen  zullen  we  echt 
krijgen.  Wij  weten  uit  talloze  getui- 
genissen dat  de  Heer  op  zijn  eigen 
manier  en  zijn  eigen  tijd  mensen 
voorbereidt  om  zijn  evangelie  te  aan- 
vaarden. Die  mensen  zijn  zoekende, 
en  als  wij  ernaar  streven  om  ze  te 
vinden,  zal  de  Heer  hun  gebeden 
verhoren  door  de  onze  te  verhoren. 
Hij  zal  ingevingen  en  leiding  geven 
aan  hen  die  ernaar  verlangen,  en  er 
oprecht  naar  streven,  om  leiding  te 
ontvangen  in  de  vragen  waar,  wan- 
neer en  wie  zij  over  het  evangelie 
moeten  vertellen.  Op  die  manier 
geeft  God  ons  overeenkomstig  onze 
verlangens  (zie  Alma  29:4;  LV  6:8). 

In  hedendaagse  openbaring  heeft 
de  Heer  ons  gezegd:  'Er  zijn  nog  ve- 
len op  aarde  onder  alle  sekten,  ge- 
nootschappen en  gezindten,  die  (...) 
worden  verblind  (...)  en  die  alleen 
verre  van  de  waarheid  worden 
gehouden,  omdat  zij  niet  weten, 
waar  zij  deze  kunnen  vinden'  (LV 
123:12).  Als  wij  'als  getuige  van 
God  staan,  in  alle  dingen  en  in  alle 
plaatsen'  (Mosiahl8:9),  zal  de  Heer 
ons  mogelijkheden  geven  om  zoe- 
kenden te  vinden  en  hun  te  vertel- 
len wat  zij  zoeken.  Dat  zal  gebeuren 
als  wij  ernaar  streven  leiding  te 
ontvangen,  en  als  wij  dit  doen  uit 
oprechte,  christelijke  liefde  voor  an- 
dere mensen. 

De  Heer  heeft  al  zijn  kinderen 
lief.  Hij  wil  dat  zij  allen  de  volheid 
ontvangen  van  zijn  waarheid,  en  de 
overvloed  aan  zijn  zegeningen.  Hij 
weet  het  als  zij  er  klaar  voor  zijn,  en 
Hij  wil  dat  wij  luisteren  naar  zijn 
aanwijzingen  om  anderen  te  vertel- 
len over  het  evangelie.  Als  wij  dat 
doen,  zullen  zij  die  er  klaar  voor  zijn 
reageren  op  de  boodschap  over  Hem 
die  heeft  gezegd:  'Mijn  schapen  ho- 
ren naar  mijn  stem  en  zij  volgen  Mij' 
(Johannes  10:27). 


A  H   O   N  A 
8 


III.  HOE  WE  HET  MOETEN  DOEN 

Als  we  een  oprecht  verlangen  heb- 
ben om  anderen  over  het  evangelie  te 
vertellen,  en  als  we  om  goddelijke 
hulp  bij  onze  inspanningen  hebben 
gevraagd,  wat  moeten  we  dan  doen? 
Wat  is  de  volgende  stap?  We  begin- 
nen bij  het  begin.  We  moeten  dan 
niet  meer  wachten  op  een  nadere  uit- 
nodiging uit  de  hemel.  Openbaring 
komt  meestal  juist  als  we  ons  ijverig 
inzetten. 

De  Heer  heeft  ons  de  volgende 
instructie  gegeven  omtrent  de  vra- 
gen wie  en  hoe:  'En  laat  uw  predi- 
king een  ieder  tot  zijn  naaste  [zijn] , 
in  zachtheid  en  nederigheid'  (LV 
38:41).  'Naaste'  betekent  uiteraard 
niet  alleen  maar  de  mensen  die 
naast  ons  wonen,  of  vrienden  en 
kennissen.  Toen  de  Heiland  ge- 
vraagd werd  'Wie  is  mijn  naaste?', 
vertelde  de  Heiland  over  een  Sama- 
ritaan die  'een  naaste'  herkende  op 
de  weg  naar  Jericho.  (Zie  Lucas 
10:25-37.)  Onze  naasten  houdt  dus 
ook  de  mensen  in  die  we  tegenko- 
men op  onze  dagelijkse  reizen. 

We  dienen,  net  als  Alma  van  wel- 
eer, te  bidden  dat  de  Heer  ons  de 
'kracht  en  wijsheid'  geeft  om  onze 
kennissen  tot  de  Heer  te  'mogen 
brengen'  (Alma  31:35).  Wij  bidden 
bovendien  om  het  welzijn  van  hun 
ziel.  (Zie  Alma  6:6.) 

We  moeten  ervoor  zorgen  dat  we 
uit  liefde  te  werk  gaan  en  niet  in  een 
poging  om  er  persoonlijk  erkenning 
of  voordeel  uit  te  halen.  De  waar- 
schuwing aan  hen  die  kerkfuncties 
gebruiken  om  hun  hoogmoed  of  ij- 
dele ambitie  te  bevredigen  (zie  LV 
121:37)  slaat  beslist  ook  op  onze  in- 
spanningen om  anderen  over  het 
evangelie  te  vertellen. 

De  noodzaak  om  uit  liefde  te 
werk  te  gaan,  waarschuwt  ons  ook 
voor  manipulatie,  of  die  nu  echt  of 
slechts  ingebeeld  is.  Mensen  die  niet 
van  ons  geloof  zijn,  kunnen  afge- 
schrikt worden  als  zij  ons  iets  een 
'zendingswerktuig'  horen  noemen. 
Een  'werktuig'  is  tenslotte  iets  dat  we 
gebruiken  om  een  levenloos  voor- 
werp te  manipuleren.  Als  we  het  dus 
hebben  over  een  'zendingswerktuig', 
kunnen  we  de  indruk  wekken  dat  we 
iemand  willen  manipuleren.  En  die 


indruk  staat  haaks  op  de  onzelfzuch- 
tige, mededeelzame  geest  van  ons 
zendingswerk. 

President  Hinckley  zegt  in  zijn  fij- 
ne boodschap  dat  'er  overal  kansen 
zijn  om  anderen  over  het  evangelie 
te  vertellen.'  (De  Ster,  juli  1999,  blz. 
119.)  Hij  noemt  veel  voorbeelden 
van  wat  wij  kunnen  doen.  We  dienen 
zó  te  leven  dat  wat  hij  'de  enorme 
kracht  van  het  voorbeeld  van  een  lid 
van  de  kerk'  (ibid.,119)  noemde,  de 
mensen  om  ons  heen  zal  beïnvloe- 
den. 'De  doeltreffendste  zendingsbro- 
chure die  we  ooit  bij  ons  kunnen 
dragen,'  zei  hij,  'is  onze  goede  levens- 
wijze en  voorbeeld.'  (Ibid.,  121.)  Wij 
moeten  oprecht  vriendelijk  zijn  voor 
iedereen. 

President  Hinckley  heeft  ons  er- 
aan herinnerd  dat  wij  bij  ieder  met 
wie  wij  in  contact  komen  'wat  kerk- 
lectuur.'  (Ibid.,  120-121.)  kunnen 
achterlaten.  Wij  kunnen  ons  huis 
ter  beschikking  stellen  'om  het  zen- 
dingswerk te  steunen.'  (Ibid.,  119.) 
'Het  is  gepast  voor  de  zendelingen 
om  de  leden  om  introducés  te  vra- 
gen' (Ibid.,  119),  en  als  zij  dat  doen, 
dienen  wij  te  reageren. 

Samenvattend  zei  president 
Hinckley  dat  elk  lid  van  de  kerk 
'voortdurend  bezig  [dient  te]  zijn 
met  het  zoeken  en  aanmoedigen  van 
onderzoekers.'  (Ibid.,  121.) 


En  we  kunnen  ook  andere  dingen 
doen,  vooral  als  we  ons  gedragen 
naar  deze  grote  uitspraak  van  de 
profeet  Mormon:  'Ik  vrees  niet,  wat 
de  mens  kan  doen;  want  volmaakte 
liefde  verdrijft  alle  vrees'  (Moro. 
8:16;  zie  ook  1  Johannes  4:18).  We 
kunnen  vrienden  uitnodigen  naar 
kerkbij eenkomsten  of  -activiteiten. 
We  kunnen  positieve  opmerkingen 
maken  over  onze  kerk  en  de  uitwer- 
king van  haar  leringen,  en  we  kun- 
nen mensen  vragen  of  ze  er  meer 
over  willen  horen. 

Makkelijker  nog:  we  kunnen  een 
pakje  van  deze  aantrekkelijke  ge- 
schenkbonnen bij  ons  dragen  en  die 
geven  aan  de  mensen  —  zelfs  ter- 
loopse kennissen  —  met  wie  wij  in 
onze  dagelijkse  activiteiten  in  con- 
tact komen.  Deze  bonnen  zijn  een 
ideale  manier  om  mensen  uit  te  no- 
digen de  aanvullende  waarheden  te 
onderzoeken  die  wij  te  bieden  heb- 
ben. Zij  bieden,  zonder  opdringerig 
te  zijn,  iets  waardevols,  maar  of  het 
genoemde  geschenk  wordt  besteld, 
is  afhankelijk  van  de  keuze  en  het 
initiatief  van  de  ontvanger.  Uit  onze 
ervaring  blijkt  dat  een  aanzienlijk 
percentage  van  hen  die  bellen  om 
het  aangeboden  geschenk  te  bestel- 
len, besluiten  om  het  te  laten  bezor- 
gen door  mensen  die  hen  er  meer 
over  kunnen  vertellen. 


JANUARI 
9 


2  0  0   2 


De  kerk  heeft  net  een  extra  ma' 
nier  aangekondigd  om  het  evangelie 
wereldwijd  te  verbreiden  via  het  in- 
ternet. Dit  nieuwe  initiatief  heeft  een 
potentieel  dat  net  zo  belangrijk  is  als 
het  uitgeven  van  gedrukte  brochures 
in  de  negentiende  eeuw  en  ons  ge- 
bruik van  radio,  tv  en  film  in  de  twin- 
tigste eeuw.  De  kerk  heeft  een  nieuwe 
internetsite  geactiveerd  waarnaar  we 
mensen  kunnen  verwijzen  die  geïnte- 
resseerd zijn  in  informatie  over  de 
kerk  en  haar  leringen,  en  hoe  zij  een 
kerk  kunnen  vinden  waar  zij  samen 
met  ons  kunnen  aanbidden.  Het 
adres  is  www.mormon.org.  Voor  zen- 
delingen zal  in  de  praktijk  blijken  hoe 
waardevol  en  nuttig  deze  nieuwe 
hulpbron  is.  Leden  van  de  kerk  zal 
het  helpen  met  het  beantwoorden 
van  vragen  van  vrienden,  zowel 
rechtstreeks  als  door  verwijzing  naar 
de  site.  Bovendien  kunnen  we  er  digi- 
tale wenskaarten  versturen  naar  onze 
vrienden,  inclusief  evangeliebood- 
schappen en  uitnodigingen. 

IV.  TOT  SLOT 

Ons  is  gevraagd  om  onze  inspan- 
ningen en  onze  doeltreffendheid  in 
het  vertellen  over  het  evangelie  te 
verdubbelen  om  de  doeleinden  van  de 
Heer  met  dit  grote  werk  te  bereiken. 
Totdat  wij  dat  doen,  worden  deze  fijne 
voltijdzendelingen  —  onze  zoons  en 
dochters  en  onze  edele  medewerkers 
in  het  werk  van  de  Heer  —  niet  opti- 
maal gebruikt  in  hun  grote  opdracht 
om  te  onderwijzen  in  het  herstelde 
evangelie  van  Jezus  Christus. 

We  hebben  het  gehad  over  een 
liefdevol  verlangen,  hemelse  leiding 
en  manieren  waarop  wij  het  godde- 
lijke gebod  kunnen  nakomen  om  on- 
ze naasten  te  vertellen  over  het 
evangelie.  Het  evangelie  van  Jezus 
Christus  is  het  helderste  licht  en  de 
enige  hoop  voor  deze  verduisterde 
wereld.  'Daarom',  leert  Nephi  ons, 
'moet  gij  standvastig  in  Christus 
voorwaarts  streven,  met  onverzwak- 
te hoop,  en  met  liefde  voor  God  en 
alle  mensen'  (2  Nephi  31:20). 

Ik  getuig  van  Jezus  Christus,  onze 
Heiland,  en  van  zijn  verlangen  dat 
wij  vol  overgave  deelnemen  aan  dit 
werk.  In  de  naam  van  Jezus  Christus. 
Amen.  D 


Een  brug  van 
geloof  bouwen 


Ouderling  Charles  Didier 

van  het  Presidium  der  Zeventig 


'Ons  sterfelijk  leven  is  de  tijd  voor  de  mens  om  God  te 
ontmoeten  door  een  brug  van  geloof  te  bouwen  en  de  deur  van 
de  onsterfelijkheid  en  het  eeuwige  leven  te  openen. ' 


'een  muur  van  onverdraagzaamheid' 
of  'het  lijkt  wel  of  ik  tegen  een  muur 
praat'! 

Bruggen  zijn  het  tegenovergestel- 
de van  muren.  Bruggen  worden  ge- 
bouwd om  te  verbinden,  om  twee  of 
meer  eenheden  samen  te  voegen  en 
om  eenheid  te  scheppen.  Ze  worden 
gebouwd  om  belemmeringen  te 
overbruggen.  Ook  sommige  bruggen 
zijn  beroemd  geworden,  zoals  de 
'Bridge  of  Sighs',  de  Allenby  Bridge' 
en  vele  andere.  De  term  wordt  ook 
in  onze  taal  gebruikt  om  vereniging 
of  eenheid  uit  te  drukken,  zoals  'een 
kloof  overbruggen'  of  'onze  verschil- 
len overbruggen'. 

Als  we  nadenken  over  ons  sterfe- 
lijk bestaan  op  deze  aarde,  het  doel 
van  het  leven  en  de  uitdrukking  van 
Alma  dat  'dit  leven  de  tijd  [is]  voor 
de  mens  om  zich  voor  te  bereiden 
God  te  ontmoeten'  (Alma  34:32), 
wat  is  dan  de  manier  van  de  Heer 
om  ons  dit  doel  te  helpen  bereiken? 
Met  behulp  van  deze  gelijkenis  is  het 
eenvoudigweg  het  bouwen  van  een 
brug  van  geloof  om  de  muren  van 
ongeloof,  onverschilligheid,  angst  en 
zonde  te  overbruggen  en  te  overwin- 
nen. Ons  sterfelijk  leven  is  de  tijd 
voor  de  mens  om  God  te  ontmoeten 
door  een  brug  van  geloof  te  bouwen 
en  de  deur  van  de  onsterfelijkheid  en 
het  eeuwige  leven  te  openen. 

Hoe  bouwen  we  zo'n  brug  van 
geloof? 

Toen  ik  als  jongeman  in  de  stad 


In  de  hal  van  een  groot  adverten- 
tiebureau hangt  de  volgende 
spreuk  ingelijst  aan  de  muur:  'De 
mens  bouwt  teveel  muren  en  niet 
genoeg  bruggen'  (bij  JCDecaux,  een 
firma  in  Frankrijk). 

Muren  worden  inderdaad  meestal 
gebruikt  om  twee  of  meer  eenheden 
fysiek,  mentaal  of  zelfs  geestelijk  te 
scheiden  en  om  belemmeringen  te 
vormen.  Ze  worden  gebouwd  omdat 
zij  verdediging,  bescherming  en  af- 
scheiding vertegenwoordigen.  Som- 
mige muren  zijn  daarom  beroemd 
geworden:  de  muren  van  Jeruzalem, 
de  Chinese  Muur,  de  Berlijnse  Muur. 
Muren  worden  in  het  hedendaagse 
taalgebruik  ook  symbolisch  gebruikt 
om  dit  idee  van  afscheiding  weer  te 
geven,  zoals  'een  muur  van  onbegrip', 


L  I  A  H   O  N  A 
10 


De  leden  van  het  Eerste  Presidium  overleggen  voorafgaand  aan  een  conferentiebijeenkomst:  president  Gordon 
B.  Hinckley  (midden);  president  Thomas  S.  Monson,  eerste  raadgever  (links);  president  James  E.  Faust,  tweede 
raadgever  (rechts). 


Namen  in  België  woonde,  werd  die 
stad  door  een  grote  rivier  van  een 
andere  stad  aan  de  overkant  geschei- 
den. In  die  tijd  was  er  maar  één  brug 
waardoor  de  beide  steden  met  elkaar 
werden  verbonden.  Die  brug  was  ge- 
bouw en  herbouwd  op  de  overblijfse- 
len van  een  brug  die  eeuwen  eerder 
door  de  Romeinen  was  gebouwd.  Hij 
was  te  smal  geworden  voor  het  ver- 
keer en  er  waren  teveel  kleine  poor- 
ten voor  grote  boten  en  aken.  Er 
moest  een  nieuwe  brug  gebouwd 
worden,  breder  en  met  slechts  één 
poort.  Het  werk  aan  de  fundering  be- 
gon al  snel  aan  beide  zijden  van  de 
rivier.  En  binnen  korte  tijd  stak  er 
van  iedere  kant  een  grote  metalen 
arm  boven  de  rivier  uit  om  in  het 
midden  bij  elkaar  te  komen.  Ik  vond 
het  bouwwerk  prachtig  en  reed  er 
bijna  iedere  dag  met  mijn  fiets  langs. 
Uiteindelijk  brak  de  dag  aan  dat  het 
middelpunt,  een  stalen  sluitstuk,  tus- 
sen de  armen  geplaatst  werd.  Er 
stonden  veel  mensen  te  kijken  naar 
die  nauwkeurige  onderneming,  de 
laatste  stap  waardoor  de  twee  armen 
met  elkaar  verbonden  werden  en  de 
brug  voor  het  eerst  gebruikt  kon 
worden.  Tijdens  de  plaatsing  applau- 
disseerden de  toeschouwers  en  sloe- 
gen de  arbeiders  de  armen  om  elkaar 
heen.  De  belemmering  van  de  rivier 
was  overwonnen. 


Ik  noem  deze  ervaring  vanwege  de 
symboliek.  De  brug  is  meer  dan  een 
brug  van  metaal.  Hij  is  het  symbool 
van  de  brug  van  geloof  waardoor  wij 
als  kinderen  van  onze  hemelse  Vader 
in  staat  worden  gesteld  om  Hem  op- 
nieuw te  ontmoeten.  Het  sluitstuk 
van  de  brug,  de  aansluiting,  is  symbo- 
lisch voor  de  verzoening  van  Jezus 
Christus,  de  Middelaar,  de  verbinding 
tussen  de  sterfelijkheid  en  de  onster- 
felijkheid, de  verbinding  tussen  de  na- 
tuurlijke mens  en  de  geestelijke  mens, 
de  verandering  van  het  aardse  leven 
naar  het  eeuwige  leven.  Door  Hem 
kan  de  mens  met  onze  hemelse  Vader 
verzoend  worden  en  de  muren  van 
zonde  en  sterfelijkheid  overwinnen, 
die  belemmeringen  die  de  geestelijke 
en  lichamelijke  dood  voorstellen.  De 
verzoening  van  Jezus  Christus  is  het 
middelpunt  van  het  heilsplan,  de  be- 
loofde hereniging  met  onze  hemelse 
Vader,  zoals  we  in  het  boek  Mozes 
kunnen  lezen:  'Dit  is  het  plan  van  za- 
ligheid, bestemd  voor  alle  mensen, 
door  het  bloed  van  mijn  Eniggebore- 
ne,  die  in  het  midden  des  tijds  komen 
zal'  (Mozes  6:62). 

De  liefde  van  God,  de  andere 
kant  van  de  brug,  is  de  beloning 
voor  ons  geloof  in  zijn  Zoon,  Jezus 
Christus.  'Want  alzo  lief  heeft  God 
de  wereld  gehad,  dat  Hij  zijn  enigge- 
boren Zoon  gegeven  heeft'  (Johan- 


nes  3:16).  De  grootste  van  alle  ga- 
ven Gods  is  het  ultieme  offer  van 
zijn  Zoon,  zijn  verzoening,  waardoor 
niet  alleen  de  onsterfelijkheid  tot 
stand  wordt  gebracht,  maar  ook  het 
eeuwige  leven  als  we  zijn  geboden 
onderhouden  en  tot  het  einde  toe 
volharden  (zie  LV  14:7). 

En  als  we  een  brug  van  geloof  pro- 
beren te  bouwen,  moeten  we  een 
sterk  getuigenis  van  de  Vader  en  de 
Zoon  en  zijn  verzoening  ontwikke- 
len. Deze  brug  van  geloof  zal  het  ver- 
schil uitmaken  tussen  de  realiteit  van 
eeuwig  leven  bij  onze  hemelse  Vader 
en  eeuwige  verwijdering  van  Hem  als 
we  muren  van  zonde  bouwen,  waar- 
door we  van  zijn  liefde  en  barmhar- 
tigheid worden  afgescheiden. 

De  gave  van  de  Heilige  Geest  is 
de  fundering  van  de  brug  van  geloof. 
Het  eeuwig  heil  kan  alleen  verkregen 
worden  door  middel  van  Jezus  Chris- 
tus en  als  wij  ons  geloof  in  Hem  oefe- 
nen, waardoor  wij  de  kans  krijgen 
om  ons  van  onze  zonden  te  bekeren 
en  de  verordeningen  van  het  eeuwig 
heil,  de  leuningen  van  de  brug,  te 
ontvangen.  De  innerlijke  gevoelens 
en  influisteringen  om  de  belemme- 
ringen van  het  leven  te  overwinnen 
en  de  juiste  beslissingen  te  nemen, 
zullen  wij  ontvangen  als  we  naar  de 
stem  van  de  Heilige  Geest  luisteren. 
Over  de  brug  van  geloof  gaan  is  niet 


JANUARI 
11 


2   0  0  2 


zo  eenvoudig  als  we  misschien  den- 
ken.. Een  brug  kan  alleen  door  de 
kracht  van  de  fundering  de  stormen 
weerstaan.  De  stormen  van  het  le- 
ven, de  crisissen  van  het  geloof  — 
zoals  de  dood,  ernstige  ziekte,  werke- 
loosheid of  financiële  problemen  — 
zijn  een  onderdeel  van  ons  aardse 
bestaan.  Soms  zijn  die  crisissen  zo 
ernstig  dat  je  aan  het  bestaan  van 
God  en  een  Heiland  gaat  twijfelen. 
Een  roep  om  meer  geloof  in  zo'n  pe- 
riode zal  altijd  beantwoord  worden 
door  de  Trooster,  die  de  Heilige 
Geest  is.  Hij  'zal  voortdurend  uw 
metgezel  zijn,  (...)  een  onverander- 
lijke scepter  van  gerechtigheid  en 
waarheid' (LV  121:46). 

Ja,  de  oplossingen  voor  onze  dage- 
lijkse problemen  kunnen  we  altijd 
vinden  door  ons  dagelijks  zoeken, 
door  ons  geloof  en  door  de  invloed 
van  de  Heilige  Geest,  die  ons  alles 
te  binnen  zal  brengen  (Johannes 
14:26).  Dit  wil  ik  graag  verduidelij- 
ken door  iets  uit  een  brief  te  citeren 
die  een  nieuw  lid  van  de  kerk  jaren 
geleden  aan  president  Harold  B.  Lee 
schreef,  nadat  die  tijdens  een  ring- 
conferentie  had  gesproken:  'Terwijl  u 
sprak,  kwam  een  bepaalde  gedachte 
verscheidene  malen  bij  mij  op  —  dat 
het  leven  van  een  lid  van  De  Kerk 
van  Jezus  Christus  van  de  Heiligen 
der  Laatste  Dagen  te  vergelijken  is 
met  iemand  die  over  een  hangbrug 
loopt,  vanaf  de  doop  in  de  kerk  tot 
aan  de  dood,  over  de  woelige  stroom 


van  wereldse  invloeden  en  zonde. 
Wanneer  we  de  brug  oplopen,  ver- 
schaft de  nabijheid  van  de  doop  een 
gevoel  van  veiligheid  en  geloof,  maar 
als  we  de  stroom  beneden  zien  en  de 
grote  kloof  die  overbrugd  moet  wor- 
den, wordt  dat  gevoel  van  veiligheid 
vervangen  door  vlagen  van  twijfel  en 
angst,  waardoor  we  het  ritme  van  ge- 
bed, geloof,  liefde  en  werken  kwijtra- 
ken, zaken  die  onze  vooruitgang 
vergemakkelijken.  De  mist  van  twij- 
fel en  apathie  komt  opzetten  en 
vreet  aan  ons  hart  en  aan  ons  ver- 
stand, waardoor  onze  vooruitgang 
wordt  vertraagd  en  onze  reactie  op 
de  magnetische  kracht  van  de  liefde 
die  over  de  brug  stroomt,  beperkt. 
Dan  blijven  we  staan,  knielen  neer 
totdat  de  kracht  van  liefde  het  geloof 
herstelt  en  de  tocht  over  de  brug 
richting  geeft.'  (Conference  Report, 
april  1965,  blz.  15.) 

Ten  slotte,  een  brug  van  geloof  is 
niet  af  als  ouders  en  kinderen  niet 
verenigd  worden,  zodat  zij  een  eeuwig 
gezin  kunnen  vormen.  Het  doel  van 
deze  brug  van  geloof  tussen  generaties 
is  om  één  te  worden,  net  als  de  Vader 
en  de  Zoon  één  zijn  —  één  in  doel 
om  het  eeuwige  leven  tot  stand  te 
brengen.  Om  dat  te  kunnen  bereiken, 
heeft  Hij  ons  geboden  gegeven.  Ten 
eerste,  dat  kinderen  hun  ouders  moe- 
ten eren,  en  ten  tweede,  dat  ouders 
hun  kinderen  oprecht  voor  de  Heer 
leren  wandelen  (LV  68:28).  Laat  me 
daar  een  voorbeeld  van  geven. 


Als  jongetje  tijdens  de  Tweede 
Wereldoorlog  werd  ons  land  bezet.  Er 
was  overal  gevaar  om  ons  heen.  Mijn 
moeder  heeft  me  toen  een  grootse  les 
over  vertrouwen  en  eenheid  geleerd 
die  ik  nooit  ben  vergeten.  Ze  waar- 
schuwde mij  voor  de  gevaren  van  de 
oorlog  en  zei  eenvoudig:  'Vertrouw 
op  mijn  woord  en  volg  mij;  luister 
naar  wat  ik  zeg.  Als  je  dat  doet,  zal  ik 
je  zo  goed  mogelijk  beschermen.'  Ik 
luisterde  naar  mijn  moeder  omdat  ik 
van  haar  hield  en  haar  vertrouwde. 

Enige  tijd  later  ging  ik  naar 
school,  en  dat  was  voor  mij  een  nieu- 
we brug  waar  ik  overheen  moest.  Als 
voorbereiding  op  deze  nieuwe  erva- 
ring buitenshuis,  zei  mijn  moeder  dat 
ik  naar  de  leerkracht  moest  luisteren 
en  gehoorzaam  moest  zijn.  Opnieuw 
vertrouwde  ik  op  het  advies  van  mijn 
moeder.  Ik  besloot  gehoorzaam 
te  zijn  en  nieuwe  regels  te  accepte- 
ren. De  school  werd  een  brug  van 
kennis  in  plaats  van  een  muur  van 
onwetendheid. 

Die  les  van  vertrouwen  en  een- 
heid was  van  essentieel  belang  om 
één  met  mijn  ouders,  familieleden 
en  leerkrachten  te  worden.  Hierdoor 
was  ik  later  in  staat  één  met  mijn 
Heiland  te  worden  door  mij  in  zijn 
kerk  te  laten  dopen.  Daardoor  dacht 
ik  eraan  als  echtgenoot,  vader  en 
grootvader  vertrouwen  en  eenheid 
onder  mijn  familieleden  te  ontwik- 
kelen door  de  verbonden  van  de 
tempel  na  te  leven.  In  de  woorden 
van  president  Hinckley:  'In  de  tem- 
pel gaat  het  om  de  onsterfelijkheid. 
Hij  vormt  een  brug  tussen  dit  leven 
en  het  leven  hierna.'  (Stand  a  Little 
Talier,  blz.  6.) 

Het  is  in  onze  tijd  zo  gemakkelijk 
om  ons  af  te  zonderen  door  wereldse, 
geestelijke  en  zelfs  familiale  of  gods- 
dienstige muren  te  bouwen.  Laten 
we  meer  bruggen  van  geloof  en  een- 
heid bouwen  en  leven  in  vrede,  'niet 
gelijk  de  wereld  die  geeft'  (Johannes 
14:27),  maar  door  Jezus  Christus,  de 
Zoon  van  God.  Hij  is  de  brug  van  ge- 
loof tot  in  de  eeuwigheid. 

Ik  getuig  dat  Jezus  de  Christus  is; 
ik  vertrouw  op  Hem  en  op  zijn  evan- 
gelie van  eeuwig  heil  om  eens  weer 
herenigd  te  zijn.  In  de  naam  van  Jezus 
Christus.  Amen.  D 


A  H  O  N  A 
12 


Het  is  voor  een  man 
noch  een  vrouw  goed 
dat  zij  alleen  zijn 


Sheri  L.  Dew 

Tweede  raadgeefster  in  het  algemeen  ZHV-presidium 


'Daarom  zal  in  een  huwelijk  of  gezin,  een  wijk  of  ring  het 
volle  potentieel  waarschijnlijk  pas  worden  waargemaakt 
als  echtgenoten,  ouders,  mannen  en  vrouwen,  doelgericht 
samenwerken  en  elkaars  kracht  respecteren  en  erop  vertrouwen. ' 


de  ene  arm  voor  het  evenwicht  af- 
hankelijk is  van  de  andere.  Of  dat  ik 
met  één  arm  zoveel  minder  kon  til- 
len dan  met  twee.  Of  dat  er  dingen 
waren  die  ik  helemaal  niet  kon. 
Door  die  handicap  heb  ik  niet  alleen 
meer  respect  gekregen  voor  wie  goed 
met  lichamelijke  beperkingen  om- 
gaat, maar  ik  besefte  ook  hoeveel 
meer  je  met  twee  armen  kunt  doen. 

Twee  zijn  meestal  beter  dan  één,1 
zoals  onze  Vader  bevestigde  toen  Hij 
verklaarde  dat  'het  niet  goed  was, 
dat  de  mens  alleen  ware'2  en  een 
hulpe  voor  Adam  maakte  —  ie- 
mand met  onmiskenbare  gaven  op 
wie  hij  kon  vertrouwen,  die  hem  be- 
hulpzaam zou  zijn  bij  het  dragen  van 
de  lasten  van  dit  leven  en  die  hem 
in  staat  zou  stellen  te  doen  wat  hij 
niet  alleen  kon.  Want  'in  de  Here  is 
evenmin  de  vrouw  zonder  man  iets, 
als  de  vrouw  zonder  man.'3 

Satan  begrijpt  hoeveel  macht  man 
en  vrouw  hebben  als  ze  één  zijn  in 
rechtschapenheid.  Hij  is  nog  steeds 
gekwetst  door  zijn  verbanning  naar 
eeuwige  ballingschap  toen  Michaël 
aanvoerder  was  van  het  hemelse  le- 
ger, samengesteld  uit  moedige  man- 
nen en  vrouwen,  verenigd  in  de  zaak 
van  Christus,  tegen  hem.  Om  de  be- 
angstigende woorden  van  Petrus  te 


Al  bijna  vijf  jaar  valt  mij  de 
zegen  te  beurt  dat  ik  kan  sa- 
menwerken met  zusters  van 
de  ZHV  en  priesterschapsleiders  van 
Afrika  tot  aan  de  Amazone.  Die  er- 
varingen hebben  me  doordrongen 
van  het  belang  van  een  fundamen- 
teel evangeliebeginsel.  Ik  richt  mij  in 
verband  met  dat  beginsel  vooral  tot 
de  jong  volwassen  mannen  en  vrou- 
wen van  de  kerk. 

Deze  zomer  raakte  ik  geblesseerd 
aan  een  schouder  en  heb  ik  weken- 
lang een  arm  niet  kunnen  gebruiken. 
Ik  had  me  niet  gerealiseerd  hoezeer 


gebruiken:  'De  duivel  gaat  rond  als 
een  brullende  leeuw,  zoekende  wie  hij 
zal  verslinden.'4  Lucifer  wil  graag  hu- 
welijken en  gezinnen  verslinden, 
want  hun  dood  bedreigt  het  heil  van 
alle  betrokkenen  en  de  levensvat- 
baarheid van  het  koninkrijk  van  de 
Heer.  Daarom  probeert  Satan  ons  in 
verwarring  te  brengen  omtrent  ons 
rentmeesterschap  en  de  verschillen 
tussen  man  en  vrouw.  Hij  overstelpt 
ons  met  bizarre  boodschappen  over 
geslacht,  huwelijk,  gezin  en  alle  man- 
vrouwrelaties.  Hij  wil  ons  laten  gelo- 
ven dat  mannen  en  vrouwen  zo 
hetzelfde  zijn  dat  onze  unieke  gaven 
niet  nodig  zijn,  of  zo  verschillend  dat 
er  geen  hoop  is  dat  we  elkaar  ooit  zul- 
len begrijpen.  Geen  van  beide  is  waar. 

Onze  Vader  wist  precies  wat  Hij 
deed  toen  Hij  ons  schiep.  Hij  maakte 
ons  voldoende  hetzelfde  om  van  el- 
kaar te  houden,  maar  zo  verschillend 
dat  we  onze  krachten  en  rentmeester- 
schappen moesten  bundelen  om  een 
geheel  te  vormen.  Geen  man  of 
vrouw  is  volmaakt  of  compleet  zonder 
de  ander.  Daarom  zal  in  een  huwelijk 
of  gezin,  een  wijk  of  ring  het  volle  po- 
tentieel waarschijnlijk  pas  worden 
waargemaakt  als  echtgenoten,  ouders, 
mannen  en  vrouwen,  doelgericht  sa- 
menwerken en  elkaars  kracht  respec- 
teren en  erop  vertrouwen. 

Die  waarheden  over  het  door 
God  gegeven  rentmeesterschap  van 
mannen  en  vrouwen  zijn  grotendeels 
onbekend  in  de  hedendaagse  wereld. 
U  vindt  ze  niet  op  de  televisie  —  en, 
droevig  genoeg,  zelfs  niet  in  sommige 
gezinnen  en  wijken.  Maar  ze  zijn 
niet  onbekend  aan  de  Heer,  die  ons 
'een  voorbeeld  in  alle  dingen  [heeft 
gegeven],  opdat  [wij]  niet  (...)  wor- 
den misleid.'5  Het  voorbeeld  van  de 
Heer  voor  echtparen  en  grotendeels 
aan  alle  mannen  en  vrouwen  die  in 
zijn  koninkrijk  werkzaam  zijn,  is 
door  onze  eerste  ouders  gegeven. 
Adam  en  Eva,  onze  eerste  ouders, 
hebben  het  voorbeeld  van  de  Heer 
voor  echtparen  gegeven,  en  groten- 
deels voor  alle  mannen  en  vrouwen 
die  in  zijn  koninkrijk  werkzaam  zijn. 
Samen  werkten  ze,6  rouwden  ze,7 
waren  ze  gehoorzaam,  kregen  ze  kin- 
deren,8 onderwezen  ze  hun  nage- 
slacht in  het  evangelie,9  riepen  ze  de 


JANUARI 
13 


2  0  0  2 


naam  van  de  Heer  aan,  'hoorden 
[ze]  de  stem  des  Heren',10  prezen  de 
naam  van  God,11  en  wijdden  zich  aan 
God  toe.  Herhaaldelijk  wordt  er  in 
de  Schriften  met  betrekking  tot 
Adam  en  Eva  gesproken  over  hen 
samen. 

Alleen  met  zijn  priesterschap  kon 
Adam  de  val  niet  tot  stand  brengen, 
en  Eva  kon  dat  evenmin  alleen  met 
haar  moederschap.  Hun  rollen  waren 
cruciaal  en  onderling  verbonden.  Ze 
overlegden  met  elkaar,  droegen  sa- 
men de  lasten  die  ze  niet  alleen  had- 
den kunnen  dragen,  en  daarna 
trokken  ze  samen  de  wildernis  van 
het  sterfelijk  leven  in  met  alle  onze- 
kerheden daarvan.  Dat  is  het  voor- 
beeld van  de  Heer  voor  rechtschapen 
mannen  en  vrouwen. 

Sommigen  van  ons  krijgen  te  ma- 
ken met  minder  ideale  omstandighe- 
den. Ik  ben  daar  een  voorbeeld  van. 
En  toch,  jonge  vrienden  en  vriendin- 
nen in  wier  handen  de  toekomst  van 
de  kerk  en  haar  gezinnen  ligt,  moet  ik 
jullie  vertellen  dat  jullie  inzicht  in  dit 
goddelijke  patroon  invloed  zal  hebben 


op  je  huwelijk,  je  huisgenoten,  je  mo- 
gelijkheid om  het  koninkrijk  op  te 
bouwen,  en  op  je  eeuwige  leven. 

Jonge  zusters,  sommigen  zullen 
proberen  jullie  ervan  te  overtuigen 
dat  jullie,  omdat  jullie  niet  tot  het 
priesterschap  geordend  zijn,  bedr- 
ogen zijn.  Zij  hebben  het  gewoon- 
weg mis  en  begrijpen  het  evangelie 
van  Jezus  Christus  niet.  De  zegenin- 
gen van  het  priesterschap  staan  elke 
rechtschapen  man  en  vrouw  ter  be- 
schikking. We  kunnen  allemaal  de 
Heilige  Geest  ontvangen,  persoonlij- 
ke openbaring  krijgen  en  onze  begif- 
tiging ontvangen  in  de  tempel 
waaruit  we  'gewapend'  met  macht 
tevoorschijn  komen.12  De  macht  van 
het  priesterschap  heelt,  beschermt 
en  maakt  ons  immuun  voor  de 
machten  van  de  duisternis.  Het  be- 
langrijkste is  dat  de  volheid  van  het 
priesterschap,  vervat  in  de  hoogste 
verordeningen  van  het  huis  des  He- 
ren alleen  door  man  en  vrouw  sa- 
men ontvangen  kunnen  worden.13 
President  Harold  B.  Lee  heeft  ge- 
zegd: 'Zuivere  vrouwelijkheid  plus 


priesterschap  betekenen  verhoging. 
Maar  de  vrouw  zonder  de  priester- 
schap, of  de  priesterschap  zonder 
zuivere  vrouwelijkheid  brengt  geen 
verhoging  tot  stand.'14 

Zusters,  als  vrouwen  worden  we 
door  de  macht  van  het  priesterschap 
niet  minder,  we  worden  er  beter 
van.  Ik  weet  dat  dit  waar  is,  want  ik 
heb  het  steeds  weer  ervaren. 

Jullie  toekomstige  man  en  de 
mannen  waarmee  jullie  samenwer- 
ken, hebben  de  steun  nodig  die 
alleen  jullie  kunnen  geven.  Jullie 
hebben  een  innerlijke,  geestelijke 
kracht  waarover  president  James  E. 
Faust  heeft  gezegd  dat  je  daarin  die 
van  de  man  evenaart  en  'hem  zelfs 
voorbij  (streeft)  ,'15  Schuif  je  geestelij- 
ke verantwoordelijkheid  niet  van  je 
af.  Door  je  geloof  zul  je  fascineren. 
Uren  voor  de  spiegel  zullen  je  niet 
zo  aantrekkelijk  maken  als  wanneer 
je  de  Heilige  Geest  bij  je  hebt.  Wees 
jullie  gezin  en  de  kerk  tot  zegen  zo- 
als alleen  een  vrouw  van  God  dat 
kan  —  met  deugd,  geloof,  integriteit 
en  meegevoel  dat  geen  grenzen 
kent. 

Jongemannen,  jullie  ordening  tot 
het  priesterschap  is  een  groot  voor- 
recht en  een  belangrijke  taak,  geen 
vrijbrief  om  te  overheersen.  Wees 
steeds  waardig  om  die  goddelijke 
macht  te  gebruiken.  Je  hebt  die  ge- 
kregen om  te  dienen.  Een  man  is  het 
mooist  wanneer  hij  door  de  Geest 
wordt  geleid  en  het  priesterschap 
dat  hij  draagt,  eert. 

Als  je  trouwt  met  een  deugdzame 
vrouw  die  de  stem  van  de  Heer  her- 
kent, zal  ze  je  elke  dag  van  je  leven 
tot  zegen  zijn.  Denk  maar  aan  Eva. 
Zij  was  de  eerste  die  zag  dat  de 
vrucht  van  de  boom  goed  was;  en 
toen  ze  ervan  had  genomen,  'gaf 
[zij]  ook  aan  haar  man  (...),  en  hij 
at.'16  Zonder  Eva  zou  onze  vooruit- 
gang geblokkeerd  zijn.  Ouderling 
Dallin  H.  Oaks  heeft  verklaard  dat 
haar  daad  'een  heerlijke  noodzaak 
was  waardoor  de  deur  naar  het  eeu- 
wige leven  geopend  werd.  Adam 
toonde  wijsheid  door  hetzelfde  te 
doen.'17 

Jongemannen,  jullie  zullen  thuis 
en  in  de  kerk  presideren,  maar  wees 
nederig  genoeg  om  te  leren  van  de 


L  I  A  H  O  N  A 
14 


vrouwen  in  jullie  leven.  Zij  zullen  in- 
zicht, evenwicht  en  unieke  wijsheid 
brengen.  En  als  er  zich  moeilijkhe- 
den voordoen,  zullen  jullie  de  veer- 
kracht zien  van  een  vrouw  die  zich 
aan  Jezus  Christus  heeft  toegewijd. 

Dit  goddelijke  patroon  voor  man- 
nen en  vrouwen  dat  huwelijken  en 
gezinnen  versterkt,  versterkt  ook  de 
kerk.  Want  de  kerk  kan  pas  volledig 
aan  de  mate  van  haar  schepping  be- 
antwoorden als  getrouwe  mannen 
die  het  priesterschap  dragen,  én 
rechtschapen  vrouwen  die  het  fijn 
vinden  om  werkzaam  te  zijn  onder 
leiding  van  de  priesterschap,  samen- 
werken. Steeds  weer  heb  ik  die 
vreugde  ervaren. 

Ik  denk  aan  een  bijeenkomst  in 
Brazilië  waar  ik  een  vertaalster  had 
die  niet  zeker  wist  of  ze  mijn  Engels 
in  Portugees  om  kon  zetten.  Maar  al 
gauw  bleek  dat  zij  en  ik  met  onge- 
woon gemak  communiceerden.  Na 
de  bijeenkomst  merkte  ik  hoe  dat 
kwam.  Ik  kwam  erachter  dat  de  alge- 
meen autoriteit  die  daar  presideerde 
niet  alleen  de  hele  bijeenkomst  let- 
terlijk op  het  puntje  van  zijn  stoel 
had  gezeten  om  de  vertaalster  te 
souffleren  als  haar  woorden  niet  hele- 
maal goed  gekozen  waren,  maar  ook 
had  hij  een  andere  priesterschapslei- 
der opdracht  gegeven  om  de  hele  bij- 
eenkomst voor  ons  te  bidden. 

Die  algemene  autoriteit  bouwde 
een  zekerheid  in  waardoor  ik  de  op- 
dracht kon  vervullen  die  hij  me  had 
gegeven.  Zo'n  ondersteuningssys- 
teem kent  geen  einde,  want  er  is 
geen  einde  aan  de  goede  werken  van 
rechtschapen  mannen  en  vrouwen 
die  elkaar  respecteren  en  hun  sikkels 
inslaan  om  te  maaien,  zij  aan  zij,  in 
de  wijngaard  van  de  Heer.  Als  wij 
Gods  koninkrijk  willen  opbouwen, 
moeten  wij,  als  mannen  en  vrouwen 
van  God,  elkaar  opbouwen.  Er  be- 
staat geen  probleem  —  met  active- 
ring, mensen  in  de  kerk  houden, 
gezinnen,  jeugd,  wat  dan  ook  —  dat 
we  niet  kunnen  oplossen  als  we  in 
raden  overleggen  en  elkaar  helpen. 

Lieve  jonge  vrienden  en  vrien- 
dinnen, leer  nu  welk  patroon  de 
Heer  voor  mannen  en  vrouwen 
heeft  vastgesteld.  Denk  na  over  de 
schriftuurlijke  verslagen  over  Adam 


Dit  uitzicht  vanaf  het  podium  achter  de  quorums  der  Zeventig  laat  zien  dat 
het  Conferentiecentrum  helemaal  vol  is. 


en  Eva,  en  kijk  wat  de  Heer  jou  leert 
om  jouw  huwelijk,  jouw  gezin  en 
jouw  werk  in  de  kerk  sterker  te  ma- 
ken. De  recente  verwoestende  ge- 
beurtenissen in  de  Verenigde  Staten 
lijken  erop  te  wijzen  dat  er  moeilijke 
tijden  in  het  verschiet  liggen.  Maar 
het  zal  een  tijd  zijn  die  gevuld  is  met 
moedig  vertrouwen  als  de  mannen 
en  vrouwen  van  jouw  generatie  zich 
als  nooit  tevoren  in  rechtschapen- 
heid verenigen.  Er  zijn  geen  grenzen 
aan  wat  je  kunt  verwezenlijken  als 
jullie  samenwerken  onder  de  leiding 
van  de  priesterschap. 

De  patronen  van  onze  Vader  hel- 
pen ons  misleiding  vermijden.  Ver- 
trouw op  de  Heer  en  niet  op  de 
wereld  voor  je  ideeën  en  idealen  in 
verband  met  mannen  en  vrouwen. 
Want,  jonge  vrienden  en  vriendin- 
nen, jullie  zijn  de  ouders  en  de  leiders 
die  voor  deze  ongekende  tijd  zijn  be- 
waard omdat  onze  Vader  jullie  kent 
en  weet  dat  jullie  hebben  wat  nodig  is 
om  de  wereld  het  hoofd  te  bieden  en 
onbevreesd  het  koninkrijk  op  te  bou- 
wen. Doe  het  samen,  want  het  is  niet 
goed  dat  een  man  of  een  vrouw  alleen 
is.  Bouw  elkaar  op,  en  samen  zullen 
jullie  de  prachtige  lasten  van  dit  leven 
kunnen  dragen,  en  op  jullie  hoofd  zal 


eeuwige  heerlijkheid  vermeerderd 
worden.18  De  Heer  heeft  rechtscha- 
pen mannen  en  vrouwen  nodig  die 
zijn  koninkrijk  opbouwen.  Ik  weet  dat 
dit  waar  is.  God  is  onze  Vader.  Zijn 
eniggeboren  Zoon  is  de  Christus.  Dit 
is  hun  werk  en  hun  heerlijkheid.  In 
de  naam  van  Jezus  Christus.  Amen.  D 


NOTEN 

1.  Zie  Prediker  4:9. 

2.  Mozes3:18;  zie  ook  Abraham  5:14. 

3.  1  Korintiërs  11:11. 

4.  1  Petrus  5:8. 

5.  LV  52:14. 

6.  Zie  Mozes  5:1. 

7.  Zie  Mozes  5:27. 

8.  Zie  2  Nephi  2:20. 

9.  Zie  Mozes  5:12. 

10.  Mozes  5:4. 

11.  Zie  Mozes  5:12. 

12.  Zie  LV  109:22. 

13.  Zie  LV  131:1-4;  LV  132:19-20. 

14.  The  Teachings  ofHarold  B.  Lee, 
(1996),  blz.  292. 

15.  Zie  'Wat  het  inhoudt  een  dochter 
van  God  te  zijn',  Liahona,  januari  2000, 
blz.  123. 

16.  Mozes  4:12. 

17.  'Het  grote  plan  van  gelukzaligheid', 
De  Ster,  januari  1994,  blz.  67. 

18.  Zie  Abraham  3:26. 


JANUARI 
15 


2   0  0  2 


Gebed 


Ouderling  Henry  B.  Eyring 

van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 


'Met  (...)  geloof  kunnen  we  bidden  voor  wat  we  willen  en  op 
prijs  stellen  wat  we  ook  krijgen.  Alleen  met  dat  geloof  zullen 
we  met  de  ijver  bidden  die  God  verlangt. ' 


De  wereld  is  in  beroering.  Er 
zijn  oorlogen  en  geruchten 
van  oorlogen.  De  economie 
van  hele  werelddelen  wankelt.  Over- 
al ter  wereld  mislukken  oogsten  door 
gebrek  aan  regen.  En  de  mensen  die 
in  gevaar  zijn,  hebben  de  hemel 
overstelpt  met  gebeden.  In  het  open- 
baar en  privé  smeken  ze  op  aarde 
God  om  hulp,  troost  en  leiding. 

U  heeft  waarschijnlijk,  net  als  ik 
onlangs,  gemerkt  dat  de  gebeden 
niet  alleen  talrijker,  maar  ook  inni- 
ger zijn  geworden.  Ik  zit  tijdens  een 
bijeenkomst  vaak  op  het  podium 
naast  iemand  die  gevraagd  is  het  ge- 
bed uit  te  spreken.  Ik  heb  in  stille 
verbazing  zitten  luisteren.  De  woor- 
den die  werden  gesproken,  zijn 
duidelijk  door  God  geïnspireerd, 
welsprekend  en  wijs.  En  de  toon  is 
die  van  een  liefhebbend  kind  dat  om 
hulp  vraagt,  niet  zoals  aan  een  aard- 
se vader,  maar  aan  een  almachtige 


hemelse  Vader,  die  onze  behoeften 
kent,  voordat  we  vragen. 

De  tendens  om  in  een  ontwrichte 
wereld  vurig  te  bidden,  is  zo  oud  als 
de  mensheid.  In  periodes  van  ramp- 
spoed en  gevaar  wenden  de  mensen 
zich  in  gebed  tot  God.  Zelfs  koning 
David  zag  wat  er  gebeurde.  U  herin- 
nert zich  zijn  woorden  in  het  boek 
Psalmen  wel: 

'Daarom  is  de  Here  een  burcht 
voor  de  verdrukte,  een  burcht  in  tij- 
den van  nood. 

'Daarom  vertrouwen  op  U  wie  uw 
naam  kennen,  want  Gij  hebt  nooit 
verlaten  wie  U  zoeken,  o  Here.'1 

Het  grote  verlangen  om  vurig  te 
bidden  en  de  algemene  acceptatie 
ervan  is  mij  en  anderen  opgevallen. 
De  afgelopen  dagen  heeft  meer  dan 
eens  iemand  tegen  mij  gezegd,  heel 
intens  en  met  een  bezorgde  klank  in 
zijn  stem:  'Ik  hoop  dat  die  verande- 
ring blijvend  is.' 

Die  bezorgdheid  is  terecht.  Dat  le- 
ren we  uit  eigen  ervaring  en  uit  Gods 
kroniek  over  de  omgang  met  zijn  kin- 
deren. Afhankelijkheid  van  God  kan 
snel  verdwijnen  als  gebeden  verhoord 
zijn.  En  als  de  narigheid  vermindert, 
wordt  er  ook  minder  gebeden.  In  het 
Boek  van  Mormon  wordt  dat  verhaal 
steeds  weer  verteld. 

In  het  boek  Helaman  staat:  'O, 
hoe  hebt  gij  uw  God  kunnen  verge- 
ten, juist  nu  hij  u  heeft  bevrijd?'2  En 
verderop  staat  in  datzelfde  boek,  na- 
dat God  met  genadige  goedheid  ge- 
beden had  beantwoord,  wordt  dat 
vreselijke  patroon  weer  ter  sprake 
gebracht: 

'En  aldus  kunnen  wij  zien,  hoe 


vals  en  ook  hoe  onbestendig  het 
menselijk  hart  is;  ja,  wij  kunnen 
zien,  dat  de  Here  in  zijn  grote  en  on- 
eindige goedheid  hen  zegent  en 
voorspoedig  doet  zijn,  die  hun  ver- 
trouwen in  Hem  stellen. 

'Ja,  juist  ten  tijde,  wanneer  Hij 
zijn  volk  voorspoedig  doet  zijn,  door 
de  opbrengst  van  hun  landerijen,  en 
de  vermeerdering  van  hun  kleinvee 
en  hun  grootvee,  en  van  hun  goud 
en  hun  zilver  en  allerlei  kostbare 
voorwerpen  van  iedere  soort  en  be- 
werking, en  door  hun  leven  te  spa- 
ren, en  hen  uit  de  handen  hunner 
vijanden  te  bevrijden,  en  door  het 
hart  van  hun  vijanden  te  verzach- 
ten, opdat  dezen  geen  oorlogen  aan 
hen  zouden  verklaren,  ja,  kortom, 
wanneer  Hij  alles  doet,  wat  voor  het 
welzijn  en  geluk  van  zijn  volk  moge- 
lijk is,  ja,  te  dien  tijde  kunnen  wij 
zien,  dat  zij  hun  hart  verstokken  en 
de  Heilige  met  de  voeten  treden;  ja, 
en  dit  wegens  hun  zorgeloosheid  en 
hun  buitengewoon  grote  voorspoed. 
'En  aldus  zien  wij,  dat,  wanneer  de 
Here  zijn  volk  niet  met  vele  beproe- 
vingen kastijdt,  ja,  wanneer  Hij  hen 
niet  bezoekt  met  de  dood,  schrik, 
hongersnood  en  allerlei  pestilentie, 
zij  Hem  niet  indachtig  willen  zijn.'3 

En  uit  de  volgende  woorden  van 
datzelfde  boek  leren  we  ook  waarom 
we  de  bron  van  onze  zegeningen  zo 
makkelijk  vergeten  en  ophouden 
met  in  geloof  bidden  omdat  we  daar 
de  noodzaak  niet  meer  van  inzien: 

'O,  hoe  dwaas,  en  hoe  ijdel,  en 
hoe  boosaardig  en  duivels  zijn  de 
mensenkinderen;  en  hoe  vlug  om 
het  kwade  te  doen,  en  hoe  traag  om 
het  goede  te  doen;  ja,  hoe  gretig  om 
naar  de  woorden  van  de  boze  te  luis- 
teren, en  hun  hart  op  de  ijdele  din- 
gen der  wereld  te  zetten! 

'Ja,  hoe  vlug  om  zich  in  hoog- 
moed te  verheffen;  ja,  hoe  vlug  om 
te  roemen  en  allerlei  ongerechtighe- 
den te  bedrijven;  en  hoe  traag  zijn 
zij  om  de  Here,  hun  God,  indachtig 
te  zijn  en  aan  zijn  raadgevingen  ge- 
hoor te  geven,  ja,  hoe  traag  om  de 
paden  der  wijsheid  te  bewandelen! 

'Ziet,  zij  verlangen  niet,  dat  de 
Here,  hun  God,  die  hen  heeft  ge- 
schapen, over  hen  zal  regeren  en 
hen  besturen;  ondanks  zijn  grote 


A  H  O  N  A 
16 


goedheid  en  zijn  barmhartigheid  je- 
gens hen  slaan  zij  zijn  raadgevingen 
in  de  wind,  en  zij  willen  niet  dat  Hij 
hun  Leidsman  zal  zijn.'4 

In  die  drie  korte  verzen  zien  we 
drie  redenen  voor  de  bedroevende 
ontwikkeling  waarin  we  afstand  ne- 
men van  nederig  gebed.  Ten  eerste: 
hoewel  God  ons  dringend  vraagt  om 
te  bidden,  wordt  dat  door  de  vijand 
van  onze  ziel  gebagatelliseerd  en 
vervolgens  bespottelijk  gemaakt. 
In  2  Nephi  wordt  terecht  gewaar- 
schuwd: 'En  nu,  mijn  geliefde  broe- 
deren, bemerk  ik,  dat  gij  nog  in  uw 
hart  overlegt;  en  het  doet  mij  leed, 
dat  ik  hierover  moet  spreken.  Want 
indien  gij  naar  de  Geest  zoudt  willen 
luisteren,  die  de  mens  leert  te  bid- 
den, dan  zoudt  gij  weten  dat  gij 
moet  bidden;  want  de  boze  geest 
leert  een  mens  niet  te  bidden,  maar 
leert  hem,  dat  hij  niet  moet  bidden.'5 

Ten  tweede:  We  vergeten  God 
door  onze  ijdelheid.  Een  beetje  wel- 
vaart en  vrede,  of  zelfs  een  kleine  po- 
sitieve wending,  kan  ons  een  gevoel 
van  onafhankelijkheid  geven.  We 
kunnen  al  snel  het  gevoel  krijgen  dat 
we  ons  leven  onder  controle  hebben, 
dat  we  er  zelf  die  positieve  wending 
aan  hebben  gegeven,  en  niet  God, 
die  met  ons  communiceert  door  de 
stille,  zachte  stem  van  de  Geest. 
Hoogmoed  veroorzaakt  zoveel  lawaai 
in  ons  binnenste  dat  de  zachte  stem 
van  de  Geest  moeilijk  te  horen  is.  En 
al  gauw,  in  onze  ijdelheid,  willen  we 
er  zelfs  niet  meer  naar  luisteren.  We 
kunnen  al  snel  denken  dat  we  hem 
niet  nodig  hebben. 

De  derde  oorzaak  is  diep  in  ons  ge- 
worteld. Dat  zit  in  onze  natuur.  Wij 
zijn  geestkinderen  van  een  liefdevolle, 
hemelse  Vader  die  ons  in  de  sterfelijk- 
heid heeft  geplaatst  om  te  zien  of  we 
zouden  kiezen  —  in  vrijheid  zouden 
kiezen  —  om  zijn  geboden  te  onder- 
houden en  tot  zijn  geliefde  Zoon  zou- 
den komen.  Zij  dwingen  ons  niet.  Dat 
kan  niet,  want  dat  zou  niet  in  over- 
eenstemming zijn  met  het  heilsplan. 
En  daarom  hebben  we  een  door  God 
ingegeven  verlangen  om  verantwoor- 
delijk te  zijn  voor  onze  eigen  keuzen. 

Dat  verlangen  om  onze  eigen  keu- 
zen te  doen,  is  onderdeel  van  ons  in- 
gebouwde verlangen  om  vooruitgang 


Conferentiegangers  passeren  de  Salt  Lake-tempel  op  weg  naar  het 
Conferentiecentrum. 


te  maken  in  de  richting  van  het  eeu- 
wige leven.  Maar  het  kan,  als  we  het 
leven  slechts  door  onze  sterfelijke 
ogen  bekijken,  afhankelijkheid  van 
God  moeilijk  of  zelfs  onmogelijk 
maken  als  we  een  dergelijk  over- 
weldigend verlangen  naar  onaf- 
hankelijkheid voelen.  Deze  ware 
leerstelling  kan  dan  hard  klinken: 

'Want  de  natuurlijke  mens  is  een 
vijand  van  God,  en  is  dat  geweest  se- 
dert de  val  van  Adam  en  zal  dat  voor 
eeuwig  en  immer  zijn,  tenzij  hij  zich 
aan  de  ingevingen  des  Heiligen  Gees- 
tes  overgeeft,  en  de  natuurlijke  mens 
afsterft  en  een  heilige  wordt  door  de 
verzoening  van  Christus,  de  Here,  en 
wordt  gelijk  een  kindeke,  onderwor- 
pen, zachtmoedig,  nederig,  geduldig, 
vol  liefde,  gewillig  zich  aan  alles  te 
onderwerpen  wat  de  Here  geschikt 
acht  hem  op  te  leggen,  evenals  een 
kind  zich  aan  zijn  vader  onderwerpt.'6 

Wie  zich  als  een  kind  onderwer- 
pen, doen  dat  omdat  ze  weten  dat 
de  Vader  alleen  wil  dat  zijn  kinderen 
gelukkig  zijn  en  omdat  Hij  alleen 


weet  hoe.  Dat  is  het  getuigenis  dat 
we  nodig  hebben  om  te  blijven  bid- 
den als  een  nederig  kind,  zowel  in 
goede  als  in  slechte  tijden. 

Met  dat  geloof  kunnen  we  bidden 
voor  wat  we  willen  en  op  prijs  stel- 
len wat  we  ook  krijgen.  Alleen  met 
dat  geloof  zullen  we  met  de  ijver 
bidden  die  God  verlangt.  In  die  ge- 
vallen waarin  God  ons  gebiedt  te 
bidden,  gebruikt  Hij  woorden  als 
'bidden  zonder  ophouden',  'bidt  al- 
tijd', en  'krachtig  gebed'. 

Dat  gebod  houdt  niet  in  dat  we 
veel  woorden  hoeven  te  gebruiken.  In 
feite  heeft  de  Heiland  ons  geleerd  dat 
we  niet  in  herhaling  hoeven  te  vallen. 
Voor  het  ijverige  gebed  dat  God  ver- 
langt hoeven  we  niet  breedsprakig  te 
zijn  noch  ons  urenlang  af  te  zonderen. 
Dat  wordt  heel  duidelijk  in  Alma  in 
het  Boek  van  Mormon  geleerd: 

'En  als  gij  de  Here  niet  overluid 
aanroept,  laat  dan  uw  hart  voortdu- 
rend tot  Hem  in  gebed  uitgaan  voor 
het  welzijn  van  hen,  die  rondom  u 
zijn.'7 


ANUARI       2002 
17 


Ons  hart  kan  alleen  naar  God  uit- 
gaan als  het  vervuld  is  met  liefde  voor 
Hem  en  vertrouwt  op  zijn  goedheid. 
Joseph  Smith  heeft  ons  als  jongen  al 
een  voorbeeld  gegeven  hoe  we  kun- 
nen beginnen  met  bidden  vanuit  een 
hart,  vervuld  met  liefde  voor  God,  en 
vervolgens  de  rest  van  ons  leven  on- 
ophoudelijk kunnen  blijven  bidden, 

Joseph  ging  naar  het  bos  om  te 
bidden,  omdat  hij  geloofde  dat  een 
liefhebbende  God  zijn  gebed  zou  be- 
antwoorden en  zijn  verwarring  zou 
wegnemen.  Hij  kreeg  die  zekerheid 
doordat  hij  het  woord  van  God  las, 
en  een  getuigenis  ontving  van  de 
waarheid  ervan.  Hij  vertelde  dat  hij 
in  Jakobus  las:  '(...)  [d]at  hij  ze  van 
God  begere,  die  een  iegelijk  milde- 
lijk  geeft,  en  niet  verwijt;  en  zij  zal 
hem  gegeven  worden.'8  Zijn  geloof 
om  God  in  gebed  te  vragen,  kreeg 
hij  toen  hij  nagedacht  had  over  een 
tekst  waardoor  hij  de  zekerheid 
kreeg  dat  God  liefdevol  is.  Hij  bad 
zoals  wij  moeten  bidden  met  geloof 
in  een  liefdevolle  God. 

Hij  bad  niet  alleen  om  te  luisteren, 
maar  ook  om  te  gehoorzamen.  Hij 
vroeg  niet  alleen  om  de  waarheid  te 
weten  te  komen.  Hij  was  bereid  om  te 
doen  wat  God  hem  ook  zou  vertellen. 
Uit  zijn  verslag  blijk  dat  hij  bad  met 
de  oprechte  bedoeling  om  zich  te 
schikken  naar  het  antwoord  dat  hij 
ontving,  ongeacht  wat  het  was. 

'Nog  nooit  had  een  tekst  uit  de 
Schriften  een  menshart  sterker  getrof- 
fen dan  deze,  toen,  het  mijne.  Hij 
leek  wel  met  grote  kracht  in  iedere 
vezel  van  mijn  hart  door  te  dringen. 
Ik  dacht  telkens  en  telkens  weer  over 
deze  tekst  na,  in  het  besef  dat,  als  ie- 
mand ooit  wijsheid  van  God  nodig 
had,  ik  het  was;  ik  immers  wist  niet 
wat  ik  moest  doen,  en  als  ik  niet  meer 
wijsheid  zou  krijgen  dan  ik  toen  bezat, 
zou  ik  het  nooit  te  weten  komen; 
want  de  godsdienstleraars  van  de  ver- 
schillende sekten  vatten  dezelfde  bij- 
belteksten zo  verschillend  op,  dat  al 
iemands  vertrouwen  aan  de  hand  van 
de  Bijbel  tot  een  oplossing  te  komen 
de  bodem  werd  ingeslagen.'9 

De  Vader  en  zijn  geliefde  Zoon 
verschenen  hem  in  antwoord  op  zijn 
gebed.  En  hem  werd  verteld  wat  hij 
moest  doen,  zoals  hij  verlangd  had. 


Hij  gehoorzaamde  als  een  kind.  Hem 
werd  verteld  zich  bij  geen  van  de 
kerken  aan  te  sluiten  omdat  ze  alle- 
maal ongelijk  hadden.  Hij  deed  wat 
hem  gezegd  was.  En  door  zijn  ge- 
trouwheid werden  zijn  gebeden  in  de 
dagen,  maanden  en  jaren  daarna  be- 
antwoord met  een  overvloed  aan 
licht  en  waarheid.  De  volheid  van 
het  evangelie  van  Jezus  Christus  en 
de  sleutels  van  Gods  koninkrijk  wer- 
den op  aarde  hersteld.  Zijn  nederige 
afhankelijkheid  van  God  leidde  tot 
zegeningen  voor  alle  kinderen  van 
onze  hemelse  Vader.  Door  de  herstel- 
ling van  het  evangelie  met  bevoegd- 
heden en  heilige  verordeningen, 
hebben  we  de  kans  om  de  onafhan- 
kelijkheid te  kiezen,  die  onbetaalbaar 
is  —  vrij  te  zijn  van  de  slavernij  van 
zonde  door  de  reinigende  macht  van 
de  verzoening  van  Jezus  Christus. 

De  zending  van  Joseph  Smith  was 
uniek,  en  toch  kan  zijn  nederig  gebed 
ons  tot  voorbeeld  zijn.  Hij  begon  — 
en  dat  moeten  wij  ook  doen  —  met 
geloof  in  een  liefdevolle  God  die  met 
ons  kan  en  wil  communiceren  en  ons 
wil  helpen.  Dat  geloof  was  gebouwd 
op  indrukken  die  hij  kreeg  toen 
hij  nadacht  over  de  woorden  van 
Gods  dienstknechten  in  de  Schriften. 
Wij  kunnen  en  moeten  het  woord 
van  God  veelvuldig  en  aandachtig 


bestuderen.  Als  we  nonchalant  wor- 
den in  onze  studie  van  de  woorden 
van  Gods  dienstknechten,  worden 
onze  gebeden  nonchalant. 

Als  we  de  woorden  des  levens  van 
onze  profeten  negeren,  houden  we 
misschien  niet  op  met  bidden,  maar 
onze  gebeden  zullen  steeds  hetzelfde 
en  ondoordachter  worden,  zonder 
blijk  te  geven  van  een  oprechte  be- 
doeling. Ons  hart  kan  niet  uitgaan 
naar  een  God  die  we  niet  kennen,  en 
door  de  Schriften  en  de  woorden 
van  de  levende  profeten  leren  we 
Hem  kennen.  Als  we  Hem  beter 
kennen,  houden  we  meer  van  Hem. 

We  moeten  Hem  ook  dienen  om 
van  Hem  te  gaan  houden.  Joseph 
Smith  deed  dat,  gaf  in  zijn  dienst 
uiteindelijk  zelfs  zijn  leven.  Joseph 
bad  met  de  bedoeling  om  te  gehoor- 
zamen. Die  gehoorzaamheid  houdt 
altijd  hulp  aan  anderen  in.  Door  ons 
aandeel  in  Gods  werk  voelen  we  een 
deel  van  wat  Hij  voelt  en  leren  we 
Hem  kennen. 

'Want  hoe  kent  iemand  de  mees- 
ter die  hij  niet  heeft  gediend,  en  die 
voor  hem  een  vreemdeling  is,  en 
verre  is  van  de  gedachten  en  voor- 
nemens van  zijn  hart?'10  Naarmate 
onze  liefde  voor  Hem  toeneemt, 
wordt  ook  ons  verlangen  om  de  Va- 
der in  gebed  te  naderen,  groter. 


L  I 


A  H   O   N  A 

18 


De  woorden  en  de  muziek  van  de- 
ze conferentie  zullen  u  ertoe  brengen 
te  doen  wat  u  sterkt  tegen  het  gevaar 
om  nederig  gebed  na  te  laten.  Door 
wat  u  hoort,  zult  u  zich  gedrongen 
voelen  de  Schriften  te  bestuderen. 
Geef  daar  gehoor  aan.  U  zult  er  tij- 
dens deze  conferentie  aan  herinnerd 
worden  dat  u,  toen  u  afdaalde  in  de 
wateren  van  de  doop,  beloofd  heeft  te 
dienen.  Kies  ervoor  te  gehoorzamen. 

Als  u  de  Schriften  overpeinst  en 
gaat  doen  wat  u  beloofd  heeft,  kan  ik 
U  beloven  dat  u  meer  liefde  voor  God 
gaat  voelen  en  meer  van  zijn  liefde 
voor  u.  En  daarbij  zullen  uw  gebeden 
uit  uw  hart  komen,  vol  dank  en  sme- 
king. U  zult  zich  afhankelijker  voelen 
van  God.  U  zult  de  moed  vinden  om 
in  zijn  dienst  te  zijn,  zonder  angst,  en 
met  vrede  in  uw  hart.  En  u  zult  Hem 
niet  vergeten,  ongeacht  wat  de  toe- 
komst brengt. 

Ik  geef  u  mijn  getuigenis  dat  God, 
de  Vader  leeft.  Hij  houdt  van  ons. 
Hij  hoort  onze  gebeden  en  verhoort 
ze  met  wat  voor  ons  het  beste  is.  Als 
we  Hem  leren  kennen  door  zijn 
woorden  en  in  zijn  dienst,  zullen  we 
nog  meer  van  Hem  gaan  houden.  Ik 
weet  dat  dit  waar  is. 

De  volheid  van  het  evangelie  van 
Jezus  Christus  en  de  ware  kerk  van 
Jezus  Christus  zijn  hersteld  door  de 
profeet  Joseph  Smith.  De  sleutels 
van  het  priesterschap  zijn  alleen  in 
deze  kerk.  Ik  weet  zo  zeker  als  ik  leef 
dat  president  Gordon  B.  Hinckley  de 
sleutels  op  aarde  draagt  en  gebruikt. 
Jezus  Christus  leeft  en  Hij  leidt  zijn 
kerk  in  deze  tijd.  Hij  zal  u  in  deze 
conferentie  onderwijzen  door  middel 
van  zijn  dienstknechten. 

In  de  heilige  naam  van  Jezus 
Christus.  Amen.  □ 

NOTEN 

1.  Psalmen  9:10-11. 

2.  Hekman  7:20. 

3.  Helaman  12:1-3. 

4.  Helaman  12:4-6. 
5.2Nephi32:8. 
6.Mosiah3:19. 

7.  Alma  34:27. 

8.  Jakobus  1:5;  zie  Geschiedenis  van 
Joseph  Smith  1:11. 

9.  Geschiedenis  van  Joseph  Smith  1:12. 
10.Mosiah5:13. 


Onze  vurigste  hoop 
is  in  de  verzoening 


President  James  E.  Faust 

Tweede  raadgever  in  het  Eerste  Presidium 


'Ons  heil  hangt  af  van  ons  geloof  in  de  verzoening  en  de 
aanvaarding  ervan.  Die  aanvaarding  vereist  een  constante 
inspanning  om  haar  beter  te  begrijpen. ' 


Beminde  broeders,  zusters  en 
vrienden,  op  deze  ochtend  sta 
ik  deemoedig  voor  u,  omdat  ik 
wil  spreken  over  de  belangrijkste  ge- 
beurtenis in  de  hele  geschiedenis.  Die 
uitzonderlijke  gebeurtenis  was  de  on- 
vergelijkelijke verzoening  van  onze 
Heer  en  Heiland,  Jezus  de  Christus. 
Het  was  het  belangrijkste  dat  ooit 
heeft  plaatsgehad,  en  toch  is  het  heel 
moeilijk  te  begrijpen.  De  reden  waar- 
om ik  alles  over  de  verzoening  wil 
weten,  is  voor  een  deel  zelfzuchtig: 
ons  heil  hangt  af  van  ons  geloof  in  de 
verzoening  en  de  aanvaarding  ervan.1 
Die  aanvaarding  vereist  een  constan- 
te inspanning  om  haar  beter  te  begrij- 
pen. Door  de  verzoening  maken  we 
vooruitgang  in  het  sterfelijk  leven 
doordat  we  de  mogelijkheid  krijgen 


volmaakt  te  worden.2  We  hebben  al- 
lemaal gezondigd  en  we  moeten  ons 
bekeren  om  ons  deel  van  de  schuld  te 
betalen.  Als  we  ons  oprecht  bekeren, 
wordt  de  rest  van  die  schuld  betaald 
door  de  schitterende  verzoening  van 
de  Heiland.3 

Paulus  heeft  eenvoudig  uitgelegd 
hoe  noodzakelijk  de  verzoening  is. 
'Want  evenals  in  Adam  allen  ster- 
ven, zo  zullen  ook  in  Christus  allen 
levend  gemaakt  worden.'4  Eer  de 
wereld  was,  is  Jezus  Christus  aange- 
steld en  geordend  tot  onze  Verlosser. 
Doordat  Hij  de  Zoon  van  God  is, 
door  zijn  zondeloos  leven,  het  ver- 
gieten van  zijn  bloed  in  de  hof  van 
Getsemane,  zijn  verschrikkelijke 
dood  aan  het  kruis  en  daarna  zijn 
herrijzenis  uit  het  graf,  is  Hij  de  oor- 
zaak van  ons  heil  geworden  en  heeft 
Hij  de  volmaakte  verzoening  voor 
de  hele  mensheid  bewerkstelligd.5 

Door  zoveel  mogelijk  van  de  ver- 
zoening en  de  herrijzenis  van  Chris- 
tus te  begrijpen,  komen  we  meer  te 
weten  over  Hem  en  zijn  zending.6 
Naarmate  we  meer  inzicht  krijgen 
in  zijn  zoenoffer,  komen  we  nader 
tot  Hem.  De  verzoening  houdt  in 
dat  we  één  worden  met  Hem.  De 
aard  van  de  verzoening  en  de  gevol- 
gen ervan  zijn  zo  oneindig,  zo  on- 
peilbaar en  zo  diepgaand  dat  het  de 
kennis  en  het  bevattingsvermogen 
van  de  sterfelijke  mens  te  boven 
gaat.  Ik  ben  diep  dankbaar  voor  het 
beginsel  van  verlossende  genade. 


JANUARI 
19 


2  0  0  2 


Veel  mensen  denken  dat  ze  alleen 
maar  hoeven  te  belijden  dat  Jezus 
de  Christus  is  en  dat  ze  dan  alleen 
door  genade  verlost  worden.  We 
kunnen  niet  door  genade  alleen 
verlost  worden,  want  we  'weten,  dat 
wij  na  alles,  wat  wij  kunnen  doen, 
slechts  door  genade  zalig  worden.'7 

Een  paar  jaar  geleden  heeft  presi- 
dent Gordon  B.  Hinckley  een  soort 
gelijkenis  verteld  over  'een  schooltje 
in  de  bergen  van  Virginia  waar  de 
jongens  zo  baldadig  waren  dat  geen 
leraar  ze  in  het  gareel  kreeg. 

'Op  een  goede  dag  solliciteerde  er 
een  jonge  leerkracht.  Ze  vertelden 
hem  dat  elke  leerkracht  een  vrese- 
lijk pak  rammel  had  gekregen,  maar 
de  leerkracht  nam  het  risico.  De 
eerste  schooldag  vroeg  de  leerkracht 
of  de  jongens  hun  eigen  regels  wil- 
den  maken,  met  de  straf  voor  over- 
treding van  de  regels.  De  klas  kwam 
met  tien  regels  die  op  het  bord  wer- 
den geschreven.  Toen  vroeg  de  leer- 
kracht: "Wat  doen  we  met  iemand 
die  de  regels  overtreedt?" 

"Tien  stokslagen  op  de  rug,  zon- 
der jas  aan",  was  het  antwoord. 

'Een  dag  of  wat  later  werd  de  lun- 
ch van  "Bolle  Tom"  gestolen.  "De 
dief  werd  opgespoord  —  een  klein, 
hongerig  joch  van  een  jaar  of  tien." 

'Toen  kleine  Jim  zijn  straf  kwam 
halen,  smeekte  hij  of  hij  zijn  jas 
mocht  aanhouden.  "Uit  die  jas",  zei 
de  leerkracht.  "Je  was  erbij  toen  de 
regels  werden  opgesteld!" 

'De  jongen  deed  zijn  jas  uit.  Hij 
had  geen  overhemd  aan  en  ze  zagen 
een  knokig,  verzwakt  lijfje.  Toen  de 
leerkracht,  met  de  stok  in  de  hand, 
aarzelde,  sprong  Bolle  Tom  op  en 
stelde  zich  beschikbaar  om  de  straf 
van  de  jongen  te  ondergaan. 

'  "Goed  dan,  er  is  een  wet  die  toe- 
staat dat  iemand  de  plaats  van  een 
ander  inneemt.  Zijn  jullie  het  ermee 
eens?"  vroeg  de  leerkracht. 

'Na  vijf  slagen  op  Toms  rug  brak 
de  stok.  De  klas  snikte.  Kleine  Jim 
was  op  zijn  tenen  gaan  staan  en  had 
beide  armen  om  de  nek  van  Tom 
heengeslagen.  "Tom,  het  spijt  me  dat 
ik  je  boterhammen  heb  gestolen, 
maar  ik  had  zo'n  honger.  Tom,  ik  zal 
tot  aan  mijn  dood  van  je  blijven 
houden  omdat  jij  de  klappen  voor 


me  hebt  opgevangen.  Ja,  ik  zal  altijd 
van  je  houden!"'8 

Toen  haalde  president  Hinckley 
Jesaja  aan:  'Nochtans,  onze  ziekten 
heeft  Hij  op  Zich  genomen,  en  onze 
smarten  gedragen;  (...)  Om  onze 
overtredingen  werd  Hij  doorboord, 
om  onze  ongerechtigheden  verbrij- 
zeld; de  straf  die  ons  vrede  aan- 
brengt, was  op  Hem,  en  door  zijn 
striemen  is  ons  genezing  geworden.'9 

Niemand  weet  hoe  zwaar  het  was 
wat  onze  Heiland  heeft  doorstaan, 
maar  door  de  macht  van  de  Heilige 
Geest  kunnen  we  iets  begrijpen  van 
de  hemelse  gave  die  Hij  ons  heeft 
geschonken.10  In  de  woorden  van 
onze  avondmaalslofzang: 

Wij  weten  niet,  beseffen  niet 
de  smart  die  Hij  doorstond, 
maar  wij  geloven:  't  was  voor  ons 
dat  Hij  daar  werd  gewond.11 

Voor  ons  heeft  Hij  zoveel  pijn  , 
'onbeschrijflijk  lijden'  en  'overstel- 
pende kwellingen'  doorstaan.12  Zijn 
intense  lijden  in  de  hof  van  Getse- 
mane,  waar  Hij  alle  zonden  van  alle 
andere  stervelingen  op  zich  nam, 
deed  Hem  'van  pijn  (...)  sidderen 
en  uit  iedere  porie  bloeden,  en  zowel 
lichamelijk  als  geestelijk  (...) 
lijden.'13  'En  Hij  werd  dodelijk  be- 
angst en  bad  des  te  vuriger'14  en  zei: 
'Mijn  Vader,  indien  deze  beker  niet 
kan  voorbijgaan,  tenzij  dan  dat  Ik 
die  drinke,  uw  wil  geschiede!'15  Hij 
werd  verraden  door  Judas  Iskariot 
en  verloochend  door  Petrus.  Hij 
werd  bespot  door  de  hogepriesters 
en  hun  functionarissen;  in  het  ge- 
rechtsgebouw werd  Hij  ontkleed,  ge- 
slagen, bespuwd  en  gegeseld.16 

Hij  werd  naar  Golgota  geleid, 
waar  nagels  in  zijn  handen  en  voeten 
werden  gedreven.  Urenlang  hing  Hij 
in  doodsstrijd  aan  een  houten  kruis 
waarop  door  Pilatus  was  geschreven: 
'JEZUS  DE  NAZOREEËR,  DE  KO- 
NING DER  JODEN.'17  De  avond 
viel  en  'omstreeks  het  negende  uur 
riep  Jezus  met  luider  stem,  zeggende: 
Eli,  Eli,  lama  sabachtani?  Dat  is: 
Mijn  God,  mijn  God,  waarom  hebt 
Gij  Mij  verlaten?'18  Niemand  kon 
Hem  helpen;  Hij  trad  de  wijnpers  al- 
leen.19 Toen  riep  Jezus  'wederom  met 


luider  stem  en  gaf  de  geest.'20  En  'een 
van  de  soldaten  stak  met  een  speer 
in  zijn  zijde  en  terstond  kwam  er 
bloed  en  water  uit.'21  'De  aarde  beef- 
de', en  'de  hoofdman  en  zij,  die  met 
hem  Jezus  bewaakten,  zagen  de  aard- 
beving en  wat  er  plaats  had  en  zij 
werden  zeer  bevreesd  en  zeiden: 
Waarlijk,  dit  was  een  Zoon  Gods.'22 
Met  de  woorden  van  de  lofzang: 
'Laat  ons  niet  vergeten,  Heiland,  dat 
Gij  voor  ons  leed  en  stierft.'23  Ik 
vraag  me  af  hoeveel  druppels  bloed 
er  voor  mij  zijn  vergoten. 

Wat  Hij  deed,  kon  alleen  een 
God.  Als  de  eniggeboren  Zoon  van 
de  Vader  in  het  vlees,  erfde  Jezus 
goddelijke  eigenschappen.  Hij  was 
de  enige  die  ooit  geboren  werd  die 
deze  uiterst  belangrijke  en  boven- 
aardse daad  kon  stellen.  Als  de  eni- 
ge zondeloze  Mens  die  ooit  op  aarde 
heeft  geleefd,  was  Hij  niet  onderhe- 
vig aan  de  geestelijke  dood.  Door 
zijn  goddelijke  aard  bezat  Hij  ook 
macht  over  de  lichamelijke  dood.  Zo 
heeft  Hij  voor  ons  gedaan  wat  we 
zelf  niet  kunnen.  Hij  verbrak  de 
koude  greep  van  de  dood.  Hij  heeft 
voor  ons  ook  de  grootste  en  vredige 
vertroosting  van  de  gave  van  de 
Heilige  Geest  mogelijk  gemaakt.24 

De  verzoening  en  de  opstanding 
maken  veel  mogelijk.  De  verzoening 
reinigt  ons  van  de  zonde,  op  voor- 
waarde van  onze  bekering.  Bekering  is 
de  voorwaarde  waarop  genade  wordt 
verleend.25  Na  alles  wat  we  kunnen 
doen  om  de  laatste  penning  te  beta- 
len en  onze  fouten  goed  te  maken, 
wordt  de  genade  van  de  Heiland  in 
ons  leven  van  kracht  door  de  verzoe- 
ning die  ons  reinigt  en  ons  kan  ver- 
volmaken.26 Christus'  herrijzenis  heeft 
de  dood  overwonnen  en  schonk  ons 
de  zekerheid  van  leven  na  de  dood. 
Hij  heeft  gezegd:  'Ik  ben  de  opstan- 
ding en  het  leven;  wie  in  Mij  gelooft, 
zal  leven,  ook  al  is  hij  gestorven.'27  De 
opstanding  is  onvoorwaardelijk  en 
van  toepassing  op  iedereen  die  ooit 
geleefd  heeft  of  zal  leven.28  Het  is  een 
gratis  geschenk.  President  John  Taylor 
heeft  dat  duidelijk  beschreven  toen 
hij  zei:  'De  graven  zullen  worden  geo- 
pend en  de  doden  zullen  de  stem  van 
de  Zoon  van  God  horen,  en  zij  zullen 
voortkomen,  wie  het  goede  hebben 


L  I  A  H   O   N 
20 


President  Gordon  B.  Hinckley  wuift  naar  de  aanwezigen  in  het  Conferentiecentrum.  Achter  hem  (vlnr)  de 
ouderlingen  Jeffrey  R.  Holland,  Robert  D.  Hales  en  Richard  G.  Scott  van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen, 
en  de  presidenten  Thomas  S.  Monson  en  James  E.  Faust,  raadgevers  in  het  Eerste  Presidium. 


gedaan  in  de  opstanding  van  de 
rechtvaardigen,  en  wie  het  kwade 
hebben  gedaan  in  de  opstanding  van 
de  onrechtvaardigen.'29 

In  verband  met  onze  daden  in  dit 
leven  en  de  verzoening  heeft  presi- 
dent J.  Reuben  Clark  jr.  ons  deelge- 
noot gemaakt  van  het  volgende 
waardevolle  inzicht: 

'Ik  denk  dat  [de  Heiland]  de 
laagste  straf  zal  geven  die  de  wet 
voor  onze  overtreding  eist.  Ik  geloof 
dat  Hij  in  zijn  gerechtigheid  alle  on- 
eindige liefde,  zegen,  barmhartigheid 
en  vriendelijkheid  die  Hij  heeft,  zal 
inzetten.  (...) 

En  anderzijds,  denk  ik  dat  Hij,  als 
onze  beloning  voor  goed  gedrag  aan 
de  orde  is,  ons  het  maximale  zal  ge- 
ven, de  zonde  die  we  hebben  begaan 
in  overweging  genomen.'30 

Als  we  naar  de  Heer  terugkeren, 
zal  Hij  zoals  Jesaja  schreef,  veelvul- 
dig vergeven.31 

Ons  is  geboden  om  de  belangrijke 
gebeurtenissen  van  de  bemiddeling, 
de  kruisiging  en  de  verzoening  te  ge- 
denken door  wekelijks  het  avond- 
maal te  gebruiken.  In  de  geest  van  de 
avondmaalsgebeden  nemen  we  van 
het  brood  en  het  water  ter  gedachte- 
nis aan  het  lichaam  en  het  bloed  dat 


voor  ons  geofferd  is,  en  we  behoren 
Hem  te  gedenken  en  zijn  geboden  te 
onderhouden  opdat  wij  altijd  zijn 
Geest  bij  ons  zullen  hebben. 

Onze  Verlosser  heeft  alle  zonden, 
pijnen,  gebreken  en  ziekten  op  zich 
genomen  van  iedereen  die  ooit  ge- 
leefd heeft  en  zal  leven.32  Niemand 
heeft  ook  maar  enigermate  geleden 
als  Hij.  Hij  kent  onze  beproevingen 
uit  eigen  ervaring.  Ik  vergelijk  het  een 
beetje  met  ons,  als  we  zouden  probe- 
ren de  Mount  Everest  te  beklimmen 
en  niet  verder  kwamen  dan  de  eerste 
meters.  Maar  Hij  heeft  alle  8.640  me- 
ter naar  de  top  van  de  berg  geklom- 
men. Hij  heeft  meer  geleden  dan 
enige  andere  sterveling  zou  kunnen. 

De  verzoening  komt  niet  alleen  de 
zondaar  ten  goede,  maar  ook  dege- 
nen tegen  wie  gezondigd  is  —  de 
slachtoffers.  Door  te  vergeven  wie 
'tegen  u  zondigt'  (BJS,  Matt.  6:13), 
brengt  de  verzoening  een  mate  van 
vrede  en  troost  teweeg  bij  wie  on- 
schuldig slachtoffer  zijn  geworden 
van  de  zonden  van  anderen.  De  be- 
langrijkste bron  voor  genezing  van  de 
ziel  is  de  verzoening  van  Jezus  Chris- 
tus. Dat  is  waar,  of  het  nu  gaat  om  de 
pijn  van  een  persoonlijke  tragedie  of 
van  zo'n  vreselijke,  nationale  ramp 


als  we  kortgeleden  in  New  York, 
Washington  D.C.,  en  bij  Pittsburgh 
hebben  meegemaakt. 

Een  zuster  die  een  pijnlijke  schei- 
ding heeft  doorgemaakt,  schreef  hoe 
ze  kracht  ontleende  aan  de  verzoe- 
ning. Ze  schreef:  'Onze  scheiding 
(...)  ontsloeg  me  niet  van  de  plicht 
om  te  vergeven.  Ik  wilde  het  echt, 
maar  het  was  of  me  iets  werd  gebo- 
den waartoe  ik  eenvoudig  niet  in 
staat  was.'  Haar  bisschop  gaf  haar 
een  doeltreffend  advies:  'Houd  in  uw 
hart  een  plaats  vrij  voor  vergeving, 
en  als  ze  komt,  sta  er  dan  voor  open.' 
Vele  maanden  gingen  voorbij,  waarin 
ze  worstelde  om  te  kunnen  vergeven. 
Ze  vertelde:  'Tijdens  die  lange  mo- 
menten van  gebed  (...)  was  ik  aan- 
gesloten op  een  levengevende  bron 
van  troost  van  mijn  hemelse  Vader. 
Ik  voelde  dat  Hij  niet  teleurgesteld 
naar  me  keek  omdat  ik  nog  niet  kon 
vergeven;  Hij  treurde  eerder  met  mij 
samen  toen  ik  huilde.  (...)' 

'Wat  er  uiteindelijk  in  mijn  hart 
gebeurde,  is  voor  mij  een  verbazing- 
wekkend en  wonderbaarlijk  bewijs 
van  de  verzoening  van  Christus.  Ik 
had  de  verzoening  altijd  gezien  als 
een  middel  om  bekering  van  de  zon- 
daar effectief  te  maken.  Ik  had  me 


JANUARI 
21 


2  0  0  2 


niet  gerealiseerd  dat  het  degene  tegen 
wie  gezondigd  is,  mogelijk  maakt  om 
in  zijn  of  haar  hart  de  zoete  vrede  van 
vergeving  te  ontvangen.'33 

Wie  gekwetst  zijn,  behoren  al  het 
mogelijke  te  doen  om  hun  beproe- 
vingen te  verwerken,  en  de  Heiland 
zal  'zijn  volk  hulp  (...)  verlenen  vol- 
gens hun  krankheden.'34  Hij  zal  onze 
lasten  helpen  dragen.  Sommige 
wonden  zijn  zo  pijnlijk  en  diep  dat 
ze  niet  kunnen  genezen  zonder  de 
hulp  van  een  hogere  macht  en  de 
hoop  op  volmaakte  gerechtigheid  en 
herstelling  in  het  volgende  leven. 
Omdat  de  Heiland  alles  heeft  gele- 
den wat  wij  ooit  kunnen  voelen  of 
meemaken,35  kan  Hij  de  zwakken 
helpen  sterker  te  worden.  Hij  heeft 
het  allemaal  zelf  meegemaakt.  Hij 
begrijpt  onze  pijn  en  zal  zelfs  in  onze 
donkerste  uren  bij  ons  zijn. 

Wij  verlangen  naar  de  grootste  ze- 
geningen van  de  verzoening  —  een- 
wording met  Hem,  in  zijn  goddelijke 
tegenwoordigheid  zijn,  persoonlijk 


bij  onze  naam  worden  genoemd  als 
Hij  ons  liefderijk  welkom  heet  met 
een  stralende  glimlach,  ons  met 
open  armen  opwacht  om  ons  te  hul- 
len in  zijn  grenzeloze  liefde.36  Wat  zal 
dat  een  heerlijke,  prachtige  ervaring 
zijn  als  we  ons  waardig  genoeg  voe- 
len om  in  zijn  tegenwoordigheid  te 
zijn!  De  kosteloze  gave  van  zijn  grote 
zoenoffer  voor  ieder  van  ons  is  de 
enige  manier  waarop  we  voldoende 
verhoogd  kunnen  worden  om  vóór 
Hem  te  staan  en  Hem  van  aange- 
zicht tot  aangezicht  te  aanschouwen. 
De  overstelpende  boodschap  van  de 
verzoening  is  de  volmaakte  liefde  die 
de  Heiland  heeft  voor  ieder  van  ons. 
Het  is  een  liefde  vol  erbarmen,  ge- 
duld, genade,  billijkheid,  lankmoe- 
digheid, en  vooral  vergeving. 

De  slechte  invloed  van  Satan  kan 
alle  hoop  die  we  hebben  om  onze  fou- 
ten te  overwinnen,  vernietigen.  Hij 
wil  dat  we  denken  dat  we  verloren 
zijn,  en  dat  er  geen  hoop  is.  Daar  te- 
genover reikt  Jezus  ons  de  hand  om 


ons  op  te  beuren.  Door  onze  bekering 
en  de  gave  van  de  verzoening  kunnen 
we  ons  voorbereiden  totdat  we  het 
waardig  zijn  vóór  Hem  te  staan. 
Dat  getuig  ik  in  de  naam  van  Jezus 
Christus.  Amen.  D 

NOTEN 

l.Mosiah  4:6-7. 

2.  Moroni  10:32. 

3.  2Nephi25:23. 

4.  1  Korintiërs  15:22. 

5.  Zie  Bible  Dictionary,  Atonement', 
blz.  617. 

6.Jakob4:12. 

7.  2  Nephi  25:23;  cursivering 
toegevoegd. 

8.  'Pres.  Hinckley:  Christmas  a 
Result  of  Redeeming  Christ',  Church 
News,  10  december  1994,  blz.  4. 

9.  Jesaja  53:4-5. 

10.  1  Korintiërs  12:3. 

11.  'Er  is  een  heuvel  ver  van  hier', 
lofzang  130. 

12.  John  Taylor,  The  Mediation  and 
Atonement  [1892],  blz.  150. 

13.  LV  19:18. 

14.  Lucas  22:44. 

15.  Matteüs  26:42. 

16.  Matteüs  26:47-75,  27:28-31. 

17.  Johannes  19:19. 

18.  Matteüs  27:46. 

19.  Zie  LV  133:50. 

20.  Matteüs  27:50. 

21.  Johannes  19:34. 

22.  Matteüs  27:51,  54. 

23.  'Bij  't  gebed  voor  't  brood  en  't 
water',  lofzang  115. 

24.  Johannes  15:26. 

25.  Alma  42:22-25. 

26.  2  Nephi  25:23;  Alma  34:15-16, 
42:22-24;  Moroni  10:32-33. 

27.  Johannes  11:25. 

28.  Handelingen  24:15. 

29.  John  Taylor,  The  Gospel  Kingdom, 
blz.  118.  Zie  ook  Johannes  5:28-29. 

30.  As  Ye  Sow  (...)',  Brigham  Young 
University  Speeches  of  the  Year,  3  mei 
1955,  blz.  7. 

31.  Jesaja  55:7. 

32.  Alma  7:11-12. 

33.  Naam  bij  de  redactie  bekend,  'My 
Journey  to  Forgiving',  Ensign,  februari 
1997,  blz.  42-43. 

34.  Alma  7:12. 

35.  Alma  7:11. 

36.  Alma  26:15;  Mormon  5:11;  6:17; 
Mozes  7:63. 


A  H  O  N  A 

22 


Zaterdagmiddagbijeenkomsf 

6  oktober  2001 


De  steunverlening  aan 
kerkfunctionarissen 


President  James  E.  Faust 

Tweede  raadgever  in  het  Eerste  Presidium 


Broeders  en  zusters,  president 
Hinckley  heeft  mij  verzocht 
de  algemene  autoriteiten,  de 
gebiedszeventigen  en  de  leden  van 
de  algemene  presidiums  van  de 
hulporganisaties  ter  steunverlening 
voor  te  stellen. 

Wij  stellen  u  voor  Gordon  Bitner 
Hinckley  steun  te  verlenen  als  pro- 
feet, ziener  en  openbaarder  en  presi- 
dent van  De  Kerk  van  Jezus  Christus 
van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen; 
Thomas  Spencer  Monson  als  eerste 
raadgever  in  het  Eerste  Presidium; 
en  James  Esdras  Faust  als  tweede 
raadgever. 

Wie  hiermee  instemt,  maakt  dat 
kenbaar. 

Wie  er  niet  mee  instemt,  maakt 
dit  kenbaar. 

Wij  stellen  u  voor  Thomas  Spen- 
cer Monson  steun  te  verlenen  als 
president  van  het  Quorum  der 
Twaalf  Apostelen;  Boyd  Kenneth 
Packer  als  waarnemend  president 


van  het  Quorum  der  Twaalf  Aposte- 
len; en  de  volgende  broeders  als  lid 
van  dat  quorum:  Boyd  K.  Packer, 
L.  Tom  Perry,  David  B.  Haight, 
Neal  A.  Maxwell,  Russell  M.  Nelson, 
Dallin  H.  Oaks,  M.  Russell  Ballard, 
Joseph  B.  Wirthlin,  Richard  G. 
Scott,  Robert  D.  Hales,  Jeffrey  R. 
Holland,  en  Henry  B.  Eyring. 

Wie  hiermee  instemt,  maakt  dat 
kenbaar.  Wie  tegen  is,  eveneens. 

Wij  stellen  u  voor  de  raadgevers 


in  het  Eerste  Presidium  en  de  twaalf 
apostelen  steun  te  verlenen  als  pro- 
feet, ziener  en  openbaarder. 

Wie  hiermee  instemt,  maakt  dat 
kenbaar.  Wie  tegen  is,  eveneens. 

Wij  stellen  u  voor  de  ouderlingen 
L.  Aldin  Porter  en  Marlin  K.  Jensen 
te  ontheffen  als  lid  van  het  Presidi- 
um der  Zeventig.  Ook  stellen  wij  u 
voor  de  ouderlingen  L.  Aldin  Porter, 
Vaughn  J.  Featherstone,  Rex  D.  Pi- 
negar,  John  K.  Carmack,  en  L.  Lio- 
nel  Kendrick  te  ontheffen  als  lid  van 
het  Eerste  Quorum  der  Zeventig  en 
hen  de  status  van  emeritus  lid  van 
het  Eerste  Quorum  der  Zeventig  te 
verlenen.  Wie  hiermee  kan  instem- 
men, maakt  dit  kenbaar. 

Met  dank  voor  hun  diensten  als 
lid  van  het  Tweede  Quorum  der 
Zeventig  ontheffen  wij  de  ouderlin- 
gen Richard  B.  Wirthlin,  Richard  E. 
Cook,  Wayne  M.  Hancock,  and 
Ray  H.  Wood  en  de  volgende 
gebiedszeventigen:  Norman  C. 
Boehm,  Jess  L.  Christensen,  Dale  L. 
Dransfield,  David  W  Eka,  James  E. 


Beeld  op  Temple  Square  om  de  offers  te  herdenken  die  de  handkarpioniers 
gebracht  hebben. 


JANUARI 
23 


2   0  0  2 


Griffin,  Esteban  Guevara,  Ronald  J. 
Hammond,  Thomas  A.  Holt,  Ernst 
Husz,  Julio  H.  Jaramillo,  Lloyd  W. 
Jones,  Seiji  Katanuma,  J.  Grey  Larkin, 
Haruyoshi  Nakamura,  Karl  E. 
Nelson,  Jesüs  Nieves,  Rodrigo  Obeso, 
James  S.  Olson,  Glen  A.  Overton, 
William  W  Parmley,  Steven  H.  Pond, 
Michael  T.  Robinson,  Jorge  W. 
Ventura,  en  Craig  T.  Vincent.  Wie 
met  ons  hun  waardering  willen  ui- 
ten, maken  dat  kenbaar  door  de 
hand  op  te  steken. 

Wij  stellen  u  voor  met  een  woord 
van  dank  de  ouderlingen  Marlin  K. 
Jensen,  Neil  L.  Andersen,  en  John  H. 
Groberg  te  ontheffen  als  het  alge- 
meen zondagsschoolpresidium;  en  de 
ouderlingen  Robert  K.  Dellenbach, 
E  Meivin  Hammond,  en  John  M. 
Madsen  als  het  algemeen  jongeman- 
nenpresidium.  Wie  hiermee  instemt, 
maakt  dat  kenbaar  door  de  hand  op 
te  steken. 

Wij  stellen  u  voor  steun  te  verle- 
nen aan  de  ouderlingen  Charles 
Didier  en  Cecil  O.  Samuelson  als  lid 
van  het  Presidium  der  Zeventig.  Wie 
hiermee  instemt,  maakt  dat  kenbaar. 
Wie  tegen  is,  eveneens. 

Wij  stellen  u  voor  steun  te  verle- 
nen aan  Carlos  J.  Garcia,  R.  Randall 
Huff,  en  John  W.  Yardley  als  gebieds- 
zeventigen. Wie  hiermee  instemt, 
maakt  dat  kenbaar.  Wie  tegen  is, 
eveneens. 

Wij  stellen  u  voor  steun  te  verle- 
nen aan  de  ouderlingen  Cecil  O. 
Samuelson,  John  H.  Groberg,  en 
Richard  J.  Maynes  als  het  algemeen 
zondagsschoolpresidium  en  de  ouder- 
lingen E  Meivin  Hammond,  Glenn  L. 
Pace,  en  Spencer  J.  Condie  als  het  al- 
gemeen jongemannenpresidium.  Wie 
hiermee  instemt,  maakt  dat  kenbaar. 
Wie  tegen  is,  eveneens. 

Wij  stellen  u  voor  de  andere  alge- 
mene autoriteiten,  gebiedszeventi- 
gen en  algemene  presidiums  van  de 
hulporganisaties  zoals  die  nu  in 
functie  zijn,  te  steunen.  Wie  hiermee 
instemt,  maakt  dat  kenbaar.  Wie  er 
niet  mee  instemt,  maakt  dit  kenbaar. 

Naar  het  zich  laat  aanzien,  is  de 
steunverlening  unaniem  bevestigend 
geweest. 

Dank  u,  broeders  en  zusters,  voor 
uw  geloof  en  gebeden.  □ 


Het  geloof  van 
onze  profeten 


Ouderling  David  B.  Haight 

van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 


'Wat  wij  nodig  hebben,  is  het  geloof  van  Brigham  Young  en  het 
geloof  van  Gordon  B.  Hinckley  en  het  geloof  van  de  mensen 

die  onze  profeten  en  leiders  zijn. ' 


Ik  hoop  dat  u,  evenals  ik,  een 
warm  gevoel  in  uw  hart  had  toen 
ik  mijn  hand  opstak  om  steun  te 
verlenen  aan  president  Hinckley  als 
president  van  de  kerk,  en  als  pro- 
feet, ziener  en  openbaarder,  en  van 
de  andere  functionarissen  die  u  zijn 
voorgesteld.  Wat  een  geweldige  ge- 
legenheid voor  ons  allen  om  onze 
huidige  profeet  op  aarde  te  kunnen 
steunen  —  maar  niet  alleen  door 
uw  hand  eventjes  op  te  steken, 
maar  door  in  uw  hart  en  ziel  te  voe- 
len dat  u  hem  niet  alleen  steunt 
maar  dat  u  onderschrijft  wat  hij 
heeft  gedaan  en  wat  hij  voor  ons 
heeft  gedaan  als  onze  vertegenwoor- 
diger naar  de  wereld  toe.  We  zijn 
dankbaar  voor  de  fantastische, 
geïnspireerde  manier  waarop  hij  met 


de  wereld  heeft  gecommuniceerd  en 
haar  heeft  toegesproken,  met  name 
de  afgelopen  dagen  en  weken. 

Een  paar  jaar  geleden  was  Arturo 
Toscanini  dirigent  van  het  New  York 
Philharmonic  Orchestra  in  New 
York  en  hij  verzorgde  als  zodanig  ie- 
dere zaterdag  een  radio -uitzending. 
Op  zekere  dag  ontving  hij  per  post 
een  verfrommeld  gelig  briefje  waarin 
stond: 

'Geachte  meneer  Toscanini,  ik  ben 
een  eenzame  schaapherder  in  de  ber- 
gen van  Wyoming.  Ik  heb  twee  kost- 
bare bezittingen:  een  oude  viool  en 
een  radio  die  op  batterijen  loopt.  De 
batterijen  beginnen  leeg  te  raken  en 
mijn  viool  is  zo  ontstemd  dat  ik  er  niet 
meer  op  kan  spelen.  Zou  u  aanstaande 
zaterdag  in  uw  radioprogramma  alstu- 
blieft een  A  willen  laten  horen?' 

De  volgende  week  maakte  Arturo 
Toscanini  tijdens  de  uitzending  be- 
kend: 'Voor  een  splinternieuwe 
vriend  in  de  bergen  van  Wyoming  zal 
het  gehele  New  York  Philharmonic 
Orchestra  nu  unisono  een  zuivere  A 
laten  horen.'  En  ze  speelden  een  zui- 
vere A.  Vervolgens  kon  die  eenvou- 
dige, eenzame  man  zijn  A-snaar 
stemmen,  en  daarop  ook  zijn  E-snaar 
en  D-snaar  en  G-snaar  afstemmen. 

Is  het  geen  interessante  gedachte 
voor  de  vele  mensen  die  mij  op  dit 
ogenblik  horen  -  wier  viool  ofwel  le- 
ven misschien  een  beetje  ontstemd 
is  —  dat  we  naar  een  algemene  con- 
ferentie van  de  kerk  kunnen  komen 


L  I  A  H  O 
24 


N  A 


en  de  fijne  boodschappen  kunnen 
beluisteren  die  worden  gebracht? 

Wij  die  in  de  gelegenheid  zijn  om 
hier  te  spreken,  bidden  met  kracht 
dat  we  de  energie  en  sterkte  en  vita- 
liteit mogen  hebben,  zoals  ik  nu,  ter- 
wijl ik  in  de  nazomer  van  mijn  leven 
ben,  om  te  getuigen  van  de  waar- 
heid van  dit  werk  —  want  ik  ben 
daar  een  getuige  van. 

Ik  verkeer  in  de  omstandigheid 
—  evenals  velen  onder  u,  en  zoals 
vele  anderen  zouden  wensen  —  dat 
ik  in  een  mormoons  gezin  ben  opge- 
groeid en  een  product  van  de  kerk 
ben.  Ik  had  de  kans  om  erop  uit  te 
gaan,  in  de  wereld  te  verkeren  en 
met  mensen  in  allerlei  posities  om  te 
gaan,  of  dat  nu  de  overheid  was  of 
het  bedrijfsleven  of  wat  dan  ook, 
maar  in  ieder  geval  contact  te  heb- 
ben met  mensen  en  hun  te  vertellen 
van  de  gevoelens  in  mijn  hart. 

President  Hinckley  heeft  vaak  in 
onze  bijeenkomsten  gezegd,  en  ik 
denk  dat  het  en  public  was,  dat  er  in 
zijn  kantoor  achter  zijn  stoel  een 
plaat  van  Brigham  Young  hangt.  En 
soms  als  president  Hinckley  een 
drukke  dag  achter  de  rug  heeft  en 
een  zware  dag  met  heel  veel  moeilij- 
ke beslissingen,  draait  hij  zich  om  in 
zijn  stoel  en  kijkt  naar  de  plaat  van 
Brigham  achter  hem,  en  stelt  hem 
dan  hardop  of  in  gedachten  de  vraag: 
'Broeder  Brigham,  wat  zou  u  doen?' 
of 'Welk  advies  zou  u  me  geven?' 

Denk  eens  aan  wat  er  de  laatste 
paar  jaar  allemaal  gebeurd  is.  U 
bent  allemaal  goed  op  de  hoogte 
van  de  inspiratie  en  leiding  die  pre- 
sident Hinckley  ontvangen  heeft  bij 
de  groei  van  de  kerk  —  de  bouw 
van  tempels,  de  restauratie  van  het 
vroegere  Hotel  Utah  tot  een  prach- 
tig gebouw  dat  nu  naar  de  profeet 
het  Joseph  Smith  Memorial  Building 
heet,  en  dit  opmerkelijke  bouw- 
werk, het  Conferentiecentrum, 
waarin  we  ons  vandaag  bevinden  — 
zo'n  gebouw  is  waarschijnlijk  ner- 
gens ter  wereld  te  vinden.  En  voor 
ons  die  nu  een  aantal  jaren  nauw 
met  president  Hinckley  hebben  sa- 
mengewerkt en  naar  hem  hebben 
geluisterd,  was  dat  een  geweldige 
ervaring  en  zegen,  daar  wij  de  geïn- 
spireerde uitbreiding  die  gaande  is, 


konden  waarnemen  en  voelen  en 
meemaken. 

Als  we  eens  naar  Brigham  Young 
kijken  en  nadenken  over  de  inspira- 
tie en  leiding  die  deze  bijzondere 
man  ontving,  herinneren  we  ons  hoe 
hij  in  staat  was  om  de  tragische  leeg- 
te als  gevolg  van  de  dood  van  de 
profeet  Joseph  Smith  te  vullen,  hoe 
hij  naar  voren  trad  en  door  inspira- 
tie en  openbaring  de  eindperiode 
van  het  verblijf  in  Nauvoo  en  de 
planning  van  de  reis  naar  het  westen 
leidde  en  stuurde.  We  herinneren 
ons  het  ononderbroken  werk  aan  de 
tempel  te  Nauvoo  in  die  tijd  en  de 
organisatie  daarvan  zodat  het  voort 
kon  gaan.  En  dan  de  grote  groepen 
huifkarren  die  naar  het  westen  trok- 
ken en  tenslotte  in  Salt  Lake  City 
aankwamen.  Dat  zou  het  Zion  wor- 
den waar  zij  konden  aanbidcfen  en 


onderwijzen  en  prediken  en  kerken 
bouwen,  en  alles  konden  doen  wat 
nodig  was,  zodat  deze  beschaving  en 
cultuur  die  we  hebben,  zouden  kun- 
nen uitdijen  en  groeien. 

Denk  u  eens  in  hoe  geïnspireerd 
de  profeet  Brigham  Young  was  toen 
hij  de  mensen  niet  alleen  de  grote 
stad  Salt  Lake  City  liet  bouwen,  maar 
ze  ook  uitzond  om  al  die  andere  plaat- 
sen te  vestigen.  Het  was  geniaal  dat 
hij  de  mensen  erop  uit  stuurde  en  de 
verder  weg  gelegen  valleien  en  gebie- 
den liet  bekijken,  zodat  de  pioniers 
die  deze  vallei  binnenstroomden 
daarheen  konden  gaan  en  zich  vesti- 
gen, huizen  en  steden  en  nederzettin- 
gen bouwen,  en  hun  persoonlijkheid, 
karakter  en  talenten  ontwikkelen. 
Dus  in  plaats  van  één  grote  stad 
werden  er  onder  zijn  leiding  zo'n 
360  plaatsjes  in  Wyoming,  Nevada, 


President  Gordon  B,  Hinckley  begeleidt  na  een  conferentiebijeenkomst  zijn 
vrouw,  Marjorie,  bij  het  verlaten  van  het  Conferentiecentrum.  Zij  worden 
gevolgd  door  de  presidenten  Thomas  S.  Monson  en  James  E.  Faust, 
raadgevers  in  het  Eerste  Presidium,  en  Boyd  K.  Packer,  waarnemend 
president  van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen. 


JANUARI       2002 
25 


Arizona,  zuidelijk  Idaho  en  Utah 
opgebouwd. 

Als  de  mensen  erop  uit  gingen  en 
die  kleine  plaatsjes  vestigden,  ont- 
wikkelden ze  hun  talenten  en  capaci- 
teiten door  in  het  schoolbestuur  of  de 
dorpsraad  te  werken  of  leiding  te  ge- 
ven in  de  nederzetting.  Ze  werden  de 
burgers  van  dat  gebied  en  begonnen 
scholen  te  bouwen  en  de  gemeen- 
schap uit  te  breiden.  We  zien  wat  er 
gebeurd  is  in  die  gebieden  waarvan 
Brigham  Young  een  visie  had  en  ze 
op  gang  bracht.  Stel  u  voor  hoe  dat 
zich  ontwikkeld  heeft  —  bijvoorbeeld 
een  plaatsje  als  Las  Vegas  (Nevada), 
zodat  mensen  via  die  plaats  naar  San 
Bernardino  (Californië)  konden  rei- 
zen. Men  kwam  per  boot  in  San  Pe- 
dro  (Californië)  aan,  ging  naar  San 
Bernardino  voor  de  nodige  uitrusting 
en  voorraden  om  naar  deze  vallei  te 
komen,  en  reisde  vervolgens  door 
naar  de  randgemeenschappen  tot  in 
het  zuidelijke  Sanpete  County  of  het 
noordelijke  Idaho,  of  ergens  anders. 

Ik  ben  een  product  van  die  on- 
derneming. Toen  de  familie  van  mijn 
moeder  hier  in  Salt  Lake  City  aan- 
kwam, werden  ze  naar  Tooele  ge- 
stuurd om  zich  daar  te  vestigen. 
Later  werden  ze  naar  Idaho  gezon- 
den omdat  daar  een  zaagmolen  en 
een  graanmolen  gebouwd  moesten 
worden.  De  familie  van  mijn  vader 
maakte  deel  uit  van  deze  kolonise- 
ring in  Farmington  (Utah)  —  een 
kolonisering  waardoor  mensen  ster- 
ker werden  en  allerlei  kansen  kre- 
gen. In  plaats  van  in  de  menigte  van 
een  grote  stad  op  te  gaan,  werd  hun 
gevraagd  naar  een  kleiner  plaatsje  te 
verhuizen  waar  ze  hun  capaciteiten 
konden  ontwikkelen,  waar  meer 
scholen  zouden  zijn  en  de  behoefte 
aan  leerkrachten,  en  waar  mensen 
met  talent  hun  mogelijkheden  zou- 
den ontplooien.  Uiteindelijk  werd 
mijn  familie  gevraagd  Farmington  en 
Tooele  te  verlaten,  hun  mooie  ak- 
kers te  verkopen  en  naar  zuidelijk 
Idaho  te  gaan.  Daar  was  in  die  tijd 
niets  anders  te  vinden  dan  alsem. 

In  zo'n  kleine  nederzetting  wer- 
den mijn  moeder  en  vader  verliefd 
op  elkaar.  Tegen  de  tijd  dat  ze  twintig 
jaar  waren  en  wilden  trouwen,  waar 
gingen  ze  trouwen?  In  de  tempel  in 


Een  rij  wachtenden  voor  het  Conferentiecentrum  slingert  zich  via  een  trap 
aan  de  buitenkant  van  het  gebouw  naar  boven. 


Logan  (Utah).  Hoe  gingen  ze  daar- 
heen? Met  paard  en  wagen.  Hoe 
lang  duurde  dat?  Nou,  vijf  a  zes  da- 
gen. Autowegen  of  mooie  paden? 
Natuurlijk  niet.  Ze  reisden  over  pa- 
den die  bestonden  uit  karrensporen 
over  en  door  de  alsem  en  over  rot- 
sen. Waar  gingen  ze  trouwen?  Waar 
werden  ze  verzegeld?  Er  was  maar 
één  plaats  mogelijk  —  in  de  tempel. 
Ze  gingen  met  paard  en  wagen. 

Dat  werd  een  deel  van  mijn  erf- 
goed. Men  groeide  dus  op  in  zulke 
kleine  plaatsjes.  Vervolgens  besloot 
de  kerk  academies  te  openen  en  er 
werden  er  ongeveer  dertig  in  die  af- 
gelegen gebieden  gestart.  Ook  bij 
ons  in  het  dorp  kwam  zo'n  school, 
en  daardoor  kwamen  veel  mensen 
uit  aangrenzende  gebieden  in  die 
plaats  wonen  om  een  hogere  oplei- 
ding te  krijgen.  Die  hogere  opleiding 
was  natuurlijk  slechts  een  middelba- 
re school,  maar  het  werd  een  acade- 
mie genoemd. 

Ik  spreek  dus  over  de  inspiratie  die 
de  profeet  Brigham  Young  ontving 
toen  men  zich  hier  vestigde,  bij  de 
opbloei  van  dit  berggebied  rond  Salt 
Lake  City.  Kijk  eens  wat  we  nu  zijn 
en  hoe  we  zijn  gegroeid.  Denk  aan  de 
zegen  die  we  genieten  in  de  vorm  van 


president  Hinckley  als  onze  profeet, 
ziener,  openbaarder  en  leider.  En  la- 
ten we  een  visie  ontwikkelen  van  wat 
er  gebeurt  en  wat  er  nog  zal  gebeuren 
als  we  maar  genoeg  geloof  hebben 
om  voort  te  zetten  waaraan  men  hier 
begonnen  is.  Besef  wat  er  nog  staat  te 
gebeuren  en  wat  er  nu  wordt  gedaan. 

President  Hinckley  bespreekt  vaak 
met  ons  dat  hij  graag  meer  geloof  on- 
der ons  volk  zou  zien  groeien.  Dat  ge- 
loof een  resultaat  is  van  het  naleven 
van  de  beginselen  van  het  evangelie, 
leven  zoals  we  moeten  en  onze  kin- 
deren opvoeden  zoals  dat  behoort. 
En  dan  te  zien  hoe  zij  groeien  en  hun 
karakter  en  persoonlijkheid  zodanig 
ontwikkelen  dat  ze  een  toonbeeld 
worden  van  waar  we  in  geloven  en 
wat  we  hopen  te  doen  en  te  bereiken. 

U  herinnert  zich  allemaal  de  man 
die  een  maanzieke  zoon  had.  Hij 
ging  naar  de  Heiland  toe  en  vroeg 
de  Heiland  of  Hij  die  kwade  geest 
uit  zijn  zoon  wilde  drijven.  En  de 
man  zei  tegen  de  Heiland:  'Ik  heb 
het  aan  uw  discipelen  gevraagd, 
maar  zij  konden  het  niet.'  De  Hei- 
land zegende  de  jongen.  De  kwade 
geest  verliet  hem  onmiddellijk  en  de 
discipelen  van  de  Heiland  kwamen 
naar  Hem  toe  en  zeiden:  'Waarom 


L  I  A  H  O  N  A 
26 


konden  wij  dat  niet?  Waarom  waren 
we  er  niet  toe  in  staat?'  (Zie  Matteüs 
17:14-21.)  De  Heiland  zei  ook:  'Gij 
(...),  kleingelovigen'  (Matteüs  16:8). 

Als  u  maar  het  geloof  had  van  zo'n 
klein  —  ik  probeer  me  de  naam  van 
de  boom  te  herinneren.  [President 
Hinckley  zegt:  'Mosterd.']  Mosterd! 
Dank  u,  president.  (Ik  houd  de  presi- 
dent dichtbij  me  in  de  buurt  om  me 
te  helpen.)  Als  u  maar  het  geloof  van 
een  mosterdzaadje  had.  Velen  van  u 
hebben  misschien  nooit  een  mosterd- 
zaadje gezien.  Een  paar  jaar  geleden 
zaten  we  in  Jeruzalem  in  een  auto  en 
de  chauffeur  zei:  'O,  daar  staat  een 
mosterdboom.'  En  ik  zei:  'Laten  we  er 
even  naar  kijken.'  We  stapten  dus  uit 
om  die  mosterdboom  te  bekijken.  Er 
hing  een  peukje  aan  en  ik  kon  het 
openmaken.  Het  leek  op  de  peukjes 
van  een  johannesbroodboom.  Ik  zag 
de  piepkleine  zaadjes,  niet  veel  groter 
dan  een  peperkorrel. 

Probeer  de  gelijkenis  van  de  Hei- 
land goed  te  begrijpen.  Als  u  slechts 
zo  weinig  geloof  had  als  dat  piepklei- 
ne mosterdzaadje  —  ik  had  er  een  in 
mijn  hand  en  kon  hem  nauwelijks 
zien  —  als  u  zo'n  beetje  geloof  had, 
kon  u  tegen  de  berg  zeggen:  'Ver- 
plaats u  van  hier  daarheen',  en  hij 
zou  verplaatst  worden  als  u  zoveel 
geloof  had.  (Zie  Matteüs  17:20.)  'O, 
gij  kleingelovigen.' 

Dus  het  geloof  dat  wij  nodig  heb- 
ben, is  het  geloof  van  Brigham 
Young  en  het  geloof  van  Gordon  B. 
Hinckley  en  het  geloof  van  de  men- 
sen die  onze  profeten  en  leiders  zijn. 

God  leeft.  Ik  weet  dat  Hij  echt  be- 
staat en  ik  weet  dat  Hij  van  ons 
houdt.  Ik  weet  dat.  En  ik  weet  dat 
Jezus  de  Christus  is,  de  zoon  van  God. 
ik  heb  die  invloed  gevoeld.  Ik  ben  er 
getuige  van.  Ik  weet  dat  Joseph  Smith 
een  profeet  is  en  dat  alle  historische 
verslagen  van  wat  hij  als  werktuig  in 
de  herstelling  heeft  gedaan,  waar  zijn, 
en  dat  de  profeten  door  de  jaren 
heen,  inclusief  president  Hinckley, 
door  God  geroepen  zijn.  Het  werk  is 
waar.  Ik  geef  u  mijn  liefde  en  mijn  ge- 
tuigenis dat  in  mijn  hart  brandt.  Elke 
dag  van  mijn  leven  hoop  ik  iemand  te 
vertellen  en  iemand  te  helpen  begrij- 
pen dat  dit  werk  waar  is.  In  de  naam 
van  Jezus  Christus.  Amen.  D 


Stap  voor  stap 


Ouderling  Joseph  B.  Wirthlin 

van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 


'We  hoeven  vandaag  niet  volmaakt  te  zijn.  We  hoeven  niet 
beter  te  zijn  dan  een  ander.  We  moeten  alleen  zo  goed  mogelijk 
doen  wat  wij  kunnen.' 


wereld  hun  pareloester  is,  hebben 
anderen  het  gevoel  dat  zij  zelf  de  pa- 
reloester zijn,  uit  de  oceaan  geplukt, 
opengebroken  en  beroofd  van  alles 
wat  hun  dierbaar  is. 

Wat  uw  huidige  situatie  ook  is, 
wat  uw  emotionele  of  geestelijke 
toestand  ook  is,  ik  wil  u  graag  raad 
geven  waar  u,  ongeacht  waar  u  nu 
staat  in  uw  reis  door  dit  sterfelijk  le- 
ven, wat  aan  zult  hebben. 

We  hebben  veel  ontvangen  waar- 
voor we  dankbaar  kunnen  zijn.  En  ik 
denk  dat  we  een  deel  van  onze  zor- 
gen zullen  vergeten  als  we  bedenken 
hoeveel  zegeningen  we  hebben. 
Kalmte  en  vreugde  zullen  zeker  uw 
deel  zijn  als  u  beseft  dat  we  als  kerk 
onder  het  leiderschap  van  onze  ge- 
weldige president,  president  Gordon 
B.  Hinckley,  zeer  gezegend  zijn.  Dat 
zal  ons  kracht  geven. 

Onlangs  heb  ik  gelezen  over  Erik 
Weihenemayer,  een  man  van  drieën- 
dertig jaar  die  ervan  droomde  de 
Mount  Everest  te  kunnen  beklimmen 
—  een  prestatie  die  een  uitdaging 
zou  zijn  voor  de  meest  bedreven 
klimmers  van  de  wereld.  In  feite  be- 
reikt negentig  procent  van  hen  die  de 
poging  wagen,  nooit  de  top.  De  tem- 
peraturen daar  dalen  tot  vijftig  gra- 
den onder  nul.  Naast  de  extreme 
kou,  windsnelheden  van  honderd  zes- 
tig kilometer  per  uur,  dodelijke  berg- 
spleten  en  lawines,  moet  de  klimmer 
uitdagingen  als  grote  hoogte,  zuur- 
stoftekort en  misschien  onhygiënisch 
eten  en  drinken  overwinnen.  Sinds 
1953  zijn  minstens  165  klimmers  om- 
gekomen bij  hun  poging  om  de  top 
op  8.839  meter  hoogte  te  bereiken. 


Geliefde  broeders  en  zusters, 
het  is  mij  een  voorrecht  hier 
voor  u  te  staan  en  mij  getui- 
genis te  geven  over  de  waarheid  van 
het  evangelie  dat  is  hersteld.  We 
hebben  net  geluisterd  naar  ouderling 
David  B.  Haight  —  95  jaar.  Ik  hoop 
maar  dat  mijn  geheugen  op  die  leef- 
tijd half  zo  goed  is  dat  van  hem  — 
als  ik  zolang  leef. 

Ik  vind  het  heerlijk  als  de  heili- 
gen bijeenkomen.  Of  het  nu  is  als 
gezin  in  een  bescheiden  onderko- 
men of  met  duizenden  in  enorme  za- 
len, de  hemelen  verheugen  zich  als 
zij  die  de  naam  van  Jezus  Christus 
liefhebben  en  eren,  bijeenkomen  om 
in  zijn  naam  te  aanbidden. 

Wij  maken  allemaal  iets  anders 
mee  in  ons  leven.  Terwijl  sommigen 
vandaag  vervuld  zijn  van  vreugde, 
hebben  anderen  het  gevoel  dat  hun 
hart  zal  breken  van  verdriet.  Hoewel 
sommigen  het  gevoel  hebben  dat  de 


JANUARI 

21 


2   0  0  2 


Ondanks  de  risico's  staan  er  ieder 
jaar  honderden  klaar  om  de  tocht  te 
wagen,  onder  andere  Erik.  Maar  er 
is  een  belangrijk  verschil  tussen  Erik 
en  alle  andere  klimmers  die  het  eer- 
der hadden  geprobeerd:  Erik  is  vol- 
slagen blind. 

Toen  Erik  dertien  jaar  was,  ver- 
loor hij  zijn  gezichtsvermogen  als  ge- 
volg van  een  erfelijke  ziekte  in  het 
netvlies.  Hoewel  hij  veel  van  wat  hij 
graag  wilde  doen  niet  meer  kon,  was 
hij  vastbesloten  zijn  leven  niet  te 
verspillen  met  gevoelens  van  depres- 
siviteit en  nutteloosheid.  Hij  begon 
toen  zijn  grenzen  te  verleggen. 

Op  zestienjarige  leeftijd  ontdekte 
hij  het  bergbeklimmen.  Door  het 
oppervlak  van  een  rots  af  te  tasten 
vond  hij  steunplekken  voor  zijn 
handen  en  voeten  zodat  hij  kon 
klimmen.  Zestien  jaar  later  ging  hij 
de  Mount  Everest  beklimmen.  Het 
verslag  van  zijn  tocht  staat,  zoals  u 
zich  voor  kunt  stellen,  vol  beangsti- 
gende en  levensbedreigende  uitda- 
gingen. Maar  uiteindelijk  bereikte 
Erik  de  top  aan  de  zuidkant  en 
schaarde  zich  zo  bij  allen  die  hem 
voor  waren  gegaan;  een  van  de  wei- 
nigen die  op  de  top  van  de  hoogste 
berg  ter  aarde  hebben  gestaan. 

Toen  hem  gevraagd  werd,  hoe  hij 
het  had  gedaan,  zei  Erik:  'Ik  zei 
steeds  tegen  mezelf:  blijf  op  het  doel 
gericht.  Laat  al  die  twijfel  en  angst 
en  frustratie  daar  niet  tussen  komen.' 


Maar  belangrijker  nog,  hij  zei:  'Neem 
iedere  dag  stap  voor  stap.'1 

Ja,  Erik  heeft  de  Mount  Everest 
bedwongen  door  gewoon  de  ene 
voet  voor  de  andere  te  zetten.  En  hij 
ging  daarmee  door  totdat  hij  de  top 
bereikte. 

Net  als  Erik  kennen  wij  waar- 
schijnlijk obstakels  die  ons  belemme- 
ren. Wellicht  voeren  wij  zelfs  excuses 
aan  om  duidelijk  te  maken  waarom 
we  niet  kunnen  doen  wat  we  willen. 
Maar  misschien  kunnen  we,  als  we  in 
de  verleiding  zijn  om  ons  gebrek  aan 
prestatie  goed  te  praten,  eens  aan 
Erik  denken,  die,  ondanks  het  verlies 
van  zijn  gezichtsvermogen,  iets  be- 
reikte waarvan  velen  dachten  dat  het 
onmogelijk  was,  gewoon  doordat  hij 
de  ene  voet  voor  de  andere  zette. 

Een  oude  spreuk  luidt  dat  een 
reis  van  duizend  mijl  met  een  enkele 
stap  begint. 

Soms  maken  we  ons  het  voort- 
gaan moeilijker  dan  nodig  is.  We 
kunnen  een  reis  van  duizend  kilome- 
ter nooit  maken  door  te  tobben  over 
hoe  lang  die  zal  duren  of  hoe  moeilijk 
die  zal  zijn.  We  maken  zo'n  reis  door 
elke  dag  stap  voor  stap  te  nemen  en 
dat  keer  op  keer  te  herhalen  totdat 
we  onze  bestemming  bereiken. 

Hetzelfde  beginsel  is  van  toepas- 
sing op  de  vraag  hoe  u  en  ik  geestelijk 
tot  grote  hoogten  kunnen  klimmen. 

Onze  hemelse  Vader  weet  dat  we 
onze  tocht  moeten  beginnen  op  het 


punt  waar  we  nu  staan.  'Als  u  een 
ladder  opklimt,'  legde  de  profeet  Jo- 
seph  Smith  uit,  'moet  u  onderaan 
beginnen  en  u  stap  voor  stap  om- 
hoog bewegen  totdat  u  bovenaan 
komt.  Zo  is  het  ook  met  de  beginse- 
len van  het  evangelie  —  u  moet  bij 
het  eerste  beginsel  beginnen  en 
doorgaan  totdat  u  alle  beginselen 
van  de  verhoging  leert  beheersen. 
Maar  u  zult  ze  pas  beheersen  als  u  al 
lang  door  de  sluier  bent  gegaan.'2 

Onze  hemelse  Vader  houdt  van 
ons  allemaal  en  begrijpt  dat  klim- 
men voorbereiding,  tijd  en  vastbe- 
slotenheid vergt.  Hij  begrijpt  dat  we 
af  en  toe  een  fout  maken,  dat  we 
struikelen,  dat  we  ontmoedigd  ra- 
ken, en  het  misschien  zelfs  op  willen 
geven  en  tegen  onszelf  zeggen  dat 
het  de  worsteling  niet  waard  is. 

We  weten  dat  het  de  moeite  waard 
is,  want  de  prijs  —  het  eeuwige  leven 
—  is  'de  grootste  van  alle  gaven 
Gods.'3  En  om  te  kwalificeren  moeten 
we  de  ene  stap  na  de  andere  doen  en 
doorgaan  om  de  geestelijke  hoogten 
te  bereiken  waarnaar  we  verlangen. 

In  de  heilige  Schrift  wordt  een 
eeuwig  beginsel  geopenbaard:  'Het  is 
niet  nodig,  dat  een  mens  harder 
loopt  dan  zijn  kracht  hem  toelaat. 
En  verder  is  het  nuttig,  dat  hij  naar- 
stig zij,  opdat  hij  daardoor  de  prijs 
moge  behalen.'4 

We  hoeven  niet  snel  te  zijn.  We 
moeten  alleen  gestaag  doorgaan  en 
ons  in  de  juiste  richting  bewegen. 
We  moeten  doen  wat  we  kunnen,  de 
ene  stap  na  de  andere. 

Toen  ik  jong  was,  hield  ik  van 
hardlopen.  Hoewel  u  het  misschien 
moeilijk  kunt  geloven,  heb  ik  enkele 
wedstrijden  gewonnen.  Ik  ben  niet 
zo  snel  meer.  Feitelijk  weet  ik  niet 
eens  of  ik  het  er  goed  vanaf  zou 
brengen  in  een  wedstrijd  waarin  de 
enige  andere  mededingers  de  andere 
leden  van  het  Quorum  der  Twaalf 
Apostelen  zouden  zijn. 

Mijn  vermogen  om  hard  te  lopen 
is  niet  zo  geweldig  meer.  Ik  verheug 
me  op  die  tijd  in  de  toekomst  dat  ik, 
met  een  herrezen  lichaam,  weer 
over  een  veld  kan  sprinten  en  de 
wind  door  mijn  haren  kan  voelen. 
Maar  ik  sta  niet  echt  stil  bij  het  feit 
dat  ik  dat  nu  niet  kan. 


L  I 


A  H   O  N  A 
28 


Algemene  autoriteiten  en  leden  van  het  koor  steunen  kerkleiders  tijdens  de  zaterdagmiddagbijeenkomst  van  de 
conferentie. 


Dat  zou  onverstandig  zijn.  In 
plaats  daarvan  doe  ik  de  stappen  die 
ik  wel  kan  doen.  Ondanks  de  beper- 
kingen van  mijn  leeftijd,  kan  ik  nog 
één  stap  tegelijk  doen.  Het  enige  dat 
mijn  Vader  in  de  hemel  nu  van  mij 
vereist,  is  dat  ik  doe  wat  ik  kan.  En 
dat  is  ook  alles  wat  Hij  van  u  ver- 
eist, ongeacht  onze  handicaps,  be- 
perkingen of  onzekerheden. 

John  Wooden  was  misschien  wel 
de  beste  coach  in  de  geschiedenis  van 
het  college  basketbal.  Vier  seizoenen 
lang  werd  hij  niet  één  keer  verslagen. 
Zijn  teams  hebben  tien  nationale 
kampioenschappen  gewonnen.  Ooit 
hebben  zijn  teams  achtentachtig  keer 
achter  elkaar  gewonnen.5 

Een  van  de  eerste  dingen  die 
coach  Wooden  er  bij  zijn  spelers  in- 
pompte, was  iets  wat  zijn  vader  hem 
geleerd  had  toen  hij  als  jongen  op  de 
boerderij  opgroeide.  'Maak  je  niet  te 
veel  zorgen  over  beter  worden  dan 
iemand  anders',  zei  zijn  vader.  'Leer 
van  anderen,  ja.  Maar  probeer  niet 
alleen  maar  beter  dan  zij  te  zijn.  Daar 
heb  je  geen  controle  over.  Probeer  in 
plaats  daarvan,  en  werk  daar  heel 
hard  aan,  zo  goed  te  zijn  als  je  maar 
kunt.  Daar  heb  je  wel  controle  over.'6 

Laat  me  een  hypothetisch  voor- 
beeld geven  van  een  lieve  zuster  in 
een  gegeven  wijk  met  volmaakte 
kinderen,  die  nooit  in  de  kerk  sto- 
ren. Ze  werkt  aan  de  twintigste  gene- 
ratie van  haar  familiegeschiedenis, 


haar  huis  is  om  door  een  ringetje  te 
halen,  ze  heeft  het  boek  Marcus  uit 
het  hoofd  geleerd  en  breit  wollen 
truien  voor  weeskinderen  in  Roe- 
menië. Ik  zeg  absoluut  niets  ten 
nadele  van  deze  lofwaardige  doelen. 
Maat  als  u  nu  in  de  verleiding  komt 
om  uw  handen  in  de  lucht  te  gooien 
en  op  te  geven  vanwege  deze  lieve 
zuster,  denk  er  dan  aan  dat  u  even- 
min een  partij  voor  haar  bent  als  ik 
voor  de  leden  van  het  Quorum  der 
Twaalf  bij  de  zestig  meter  sprint. 

Het  enige  waar  u  zich  om  moet 
bekommeren  is  dat  u  ernaar  streeft 
zo  goed  mogelijk  te  zijn.  En  hoe  doet 
u  dat?  U  houdt  het  oog  gericht  op  de 
doelen  die  er  in  dit  leven  het  meest 
toe  doen  en  beweegt  u  stap  voor  stap 
in  de  richting  van  die  doelen. 

Ik  weet  dat  velen  vinden  dat  het 
pad  moeilijk  begaanbaar  en  de  weg 
donker  is.  Maar  net  als  Erik,  de 
moedige  bergbeklimmer,  zijn  we  niet 
zonder  gids. 

We  hebben  Schriften  waarin  de 
wil  van  God  aan  de  mensheid  door 
de  eeuwen  heen  staat  geopenbaard. 
Als  wij  ons  in  het  woord  van  God 
verheugen,  stellen  we  onze  geest 
open  voor  eeuwige  waarheden  en 
ons  hart  voor  de  vriendelijk  influis- 
teringen van  de  Heilige  Geest.  Gods 
woord,  in  de  vorm  van  de  Schriften 
en  de  profeten  van  deze  tijd,  is  waar- 
lijk een  'een  lamp  voor  [onze]  voet 
en  een  licht  op  [ons]  pad.'7 


Als  we  lezen  over  de  grote  zielen 
die  ons  zijn  voorgegaan,  komen  we 
tot  de  ontdekking  dat  ook  zij  hun 
perioden  van  ontmoediging  en  ver- 
driet kenden.  We  ontdekken  dat  ze 
hebben  doorgezet  ondanks  tegen- 
spoed, soms  zelfs  ondanks  hun  eigen 
zwakheden.  We  ontdekken  dat  ook 
zij  voorwaarts  bleven  gaan,  de  ene 
stap  na  de  andere.  Wij  kunnen  zoals 
die  rechtschapen  zielen  zijn,  waar- 
over Lehi  zei  dat  zij  'de  ijzeren  roede 
vastgrepen;  en  zij  drongen  zich  naar 
voren  door  de  donkere  mist  heen, 
(...)  totdat  zij  bij  de  boom  kwamen 
en  van  de  vrucht  ervan  aten.'8 

We  hebben  ook  een  levende  pro- 
feet, president  Gordon  B.  Hinckley. 
Hij  geeft  raad  en  profetische  leiding 
in  onze  tijd. 

Door  zijn  raad  en  onze  gebeden 
kunnen  wij  de  hemel  bereiken  en 
persoonlijk  met  de  Oneindige  com- 
municeren. Door  geloof  kan  zelfs  de 
hemel  ten  bate  van  ons  worden  be- 
wogen. Deuren  zullen  opengaan  en 
wij  zullen  antwoord  krijgen. 

Denk  eens  aan  Joseph  Smith.  Als 
jongen  zag  hij  zich  omgeven  door  ver- 
warrende en  tegenstrijdige  stemmen 
en  snakte  ernaar  te  weten  welke  van 
alle  kerken  de  juiste  en  ware  was.  Hij 
voelde  zich  ook  blind  —  omgeven 
door  het  duister  van  zijn  tijd.  Toen  hij 
in  het  boek  Jakobus  in  het  Nieuwe 
Testament  had  gelezen,  geloofde  hij 
de  woorden  van  de  apostel  vanouds 


JANUARI 
29 


2   0  0  2 


die  zei:  'Indien  echter  iemand  van  u 
in  wijsheid  tekortschiet,  dan  bidde  hij 
God  daarom,  die  aan  allen  geeft,  een- 
voudigweg en  zonder  verwijt;  en  zij 
zal  hem  gegeven  worden.'9  Joseph  ge- 
loofde die  woorden  en  trok  zich  op 
een  lentemorgen  in  1820  terug  in  een 
stuk  bos  om  zijn  ziel  in  gebed  te  ver- 
heffen en  zijn  hemelse  Vader  om  wijs- 
heid te  vragen. 

Het  antwoord  op  zijn  gebed  ver- 
vulde hem  met  licht  en  richting. 
Onze  hemelse  Vader  en  zijn  geliefde 
Zoon  verschenen  aan  hem.  Hun  lei- 
ding verjoeg  de  dikke  duisternis  die 
hem  had  aangegrepen  en  die  hem 
dreigde  te  vernietigen.  Ze  verjoeg 
zijn  verwarring  voorgoed. 

Vanaf  dat  ogenblik  tot  aan  zijn 
martelaarsdood  bijna  een  kwart 
eeuw  daarna  wijdde  Joseph  Smith 
zich  aan  het  pad  dat  hem  door  de 
Vader  en  de  Zoon  was  gewezen.  Sta 
er  eens  bij  stil  hoe  pijnlijk  zijn  leven 
was.  Sta  eens  stil  bij  het  lijden  en 
de  vervolging  die  hij  te  verduren 
had.  Toch  ging  hij  door,  stap  voor 
stap;  hij  heeft  nooit  opgegeven;  hij 
heeft  er  nooit  aan  getwijfeld  dat 
zijn  hemelse  Vader,  als  hij  zelf  maar 
deed  wat  hij  kon,  voor  de  rest  zou 
zorgen. 

Broeders  en  zusters,  onze  tijd  hier 
is  zo  kort.  Ik  kan  me  goed  inleven  in 
de  gevoelens  van  de  profeet  Jakob 
toen  hij  zei:  'Ons  leven  is  als  een 
droom  voorbijgegaan.'10 


Onze  tijd  zal  maar  al  te  snel  voor- 
bij zijn.  Laten  we,  nu  we  het  kunnen 
■ —  nu  we  nog  tijd  hebben  —  in  de 
juiste  richting  lopen  en  de  ene  stap 
na  de  andere  doen. 

Dat  is  gemakkelijk.  We  hoeven 
vandaag  niet  volmaakt  te  zijn.  We 
hoeven  niet  beter  te  zijn  dan  een  an- 
der. We  moeten  alleen  zo  goed  mo- 
gelijk doen  wat  wij  kunnen. 

Hoewel  u  zich  wellicht  moe  voelt, 
hoewel  u  de  weg  soms  misschien  niet 
ziet,  weet  dat  uw  Vader  in  de  hemel 
zijn  rechtschapen  volgelingen  nooit  in 
de  steek  zal  laten.  Hij  zal  u  niet  zonder 
troost  laten.  Hij  zal  aan  uw  zijde  zijn 
en  u  iedere  stap  op  de  weg  begeleiden. 

Luister  naar  deze  prachtige  woor- 
den, geschreven  door  president 
Joseph  Fielding  Smith  waarmee  hij 
dit  leven  beschrijft. 

Schijnt  de  reis  u  wat  lang,  en  het 

pad  soms  zo  steil? 
Raakt  met  distels  en  doornen  gij 

slaags? 
Wondt  gaan  stenen  uw  voet  bij  uw 

worst'len  omhoog 
naar  de  top,  door  de  hitte  des  daags? 

Voelt  g'u  zwak  en  bedroefd  en  neer- 
slachtig misschien, 

nu  gij  onder  uw  vracht  gaat  gebukt? 

Schijnt  het  kruis  u  te  zwaar,  dat  u 
op  werd  gelegd? 

Deelt  geen  ander  de  last,  die  u 
drukt? 


Zonder  vrees  zij  uw  hart  nu  gij  zijt 

onderweg; 
er  is  Eén,  die  gestadig  u  wenkt. 
Zie  met  blijdschap  omhoog,  grijp 

Hem  kloek  bij  de  hand, 
die  naar  't  hoogste  geluk  u  dan 

brengt. 

't  Land  zo  heilig  en  rein,  waar  geen 

moeite  bestaat, 
—  zonder  zond'  volgt  gij  immer  zijn 

stem  — 
waar  geen  traan  wordt  gestort,  want 

men  vindt  er  geen  leed; 
grijp  zijn  hand  en  treed  binnen  met 

Hem.11 

Mogen  wij  de  moed  hebben  om 
onze  eigen  Mount  Everest  te  beklim- 
men; mogen  wij  stap  voor  stap  op  de 
reis  door  het  leven  voorwaarts  gaan 
totdat  we  het  beste  dat  we  in  ons 
hebben,  bereiken. 

Onze  hemelse  Vader  leeft  en  kent 
ons  en  houdt  van  ieder  van  ons.  Je- 
zus is  de  Christus,  de  Zoon  van  God, 
de  Heiland  en  Verlosser  van  ieder- 
een, de  Vredevorst.  Joseph  Smith  is 
de  profeet  van  de  herstelling,  en  pre- 
sident Gordon  B.  Hinckley  is  nu  on- 
ze profeet,  ziener  en  openbaarder.  Ik 
geef  u  dit  getuigenis,  en  het  is  mijn 
getuigenis  dat  u  gelukkig  en  content 
zult  zijn  als  u  uw  best  doet.  Dit  is 
mijn  gebed  in  de  naam  van  Jezus 
Christus.  Amen.  □ 

NOTEN 

1.  'Everest  Grueling  for  Blind  Man', 
Deseret  News,  5  juni  2001,  A12;  zie  ook 
Karl  Taro  Greenfield,  'Blind  to  Failure', 
Time,  18  juni  2001. 

2.  Joseph  Smith,  Encyclopedia  of  Joseph 
Smith's  Teachings,  samengesteld  door 
LarryE.  Dahl  en  Donald  Q.  Cannon 
(1997),  blz.  519. 

3.  LV  14:7. 

4.  Mosiah  4:27. 

5.  http://www.coachwooden.com/ 
bio.shtml 

6.  http://www.coachwooden.com/ 
bodysuccess.shtml 

7.  Psalmen  119:105. 

8.  1  Nephi  8:24. 

9.  Jakobus  1:5. 

10.  Jakob  7:26. 

11.  'Schijnt  de  reis  u  wat  lang?',  Heilige 
lofzangen,  nr.  150. 


A  H  O  N  A 
30 


'Kom  mijn 
ongeloof  te  hulp' 


Ouderling  L.  Whitney  Clayton 

van  de  Zeventig 


We  stimuleren  het  proces  van  geloofsversterking  als  we  doen 
wat  goed  is  — :  groeiend  geloof  is  daarvan  altijd  het  gevolg.  ■ 


Eens  voegde  de  Heiland  zich 
bij  een  grote  menigte,  die  luis- 
terde naar  een  gesprek  tussen 
zijn  discipelen  en  de  schriftgeleer- 
den. Hij  vroeg  de  schriftgeleerden 
toen:  'Waarom  zijt  gij  met  hen  aan 
het  redetwisten?' 

Een  man  kwam  naar  Hem  toe, 
knielde  voor  Hem  neer  en  ant- 
woordde dat  hij  de  discipelen  ge- 
vraagd had  bij  zijn  zoon  een  kwade 
geest  uit  te  werpen,  maar  'zij  hebben 
hem  niet  kunnen  genezen'.  De  va- 
der smeekte  Hem:  'Maar  als  gij  iets 
kunt  doen,  help  ons  en  heb  medelij- 
den met  ons! 

'Jezus  zeide  tot  hem:  Als  Gij 
kunt!  Alle  dingen  zijn  mogelijk  voor 
wie  gelooft. 

'Terstond  riep  de  vader  van  de 
knaap  uit  en  zeide:  Ik  geloof,  kom 
mijn  ongeloof  te  hulp!' 


De  Heiland  sprak  toen  de  kwade 
geest  bestraffend  toe:  '(...)  Ga  van 
hem  uit  en  kom  niet  meer  in  hem. 
En  [de  geest]  ging  uit  onder  ge- 
schreeuw en  hevige  stuiptrekkingen. 

Wij  allemaal  hebben  moeilijke, 
zelfs  wanhopige  uren  doorgemaakt 
waarin  we  onder  tranen  op  onze 
knieën  vielen  en  net  als  die  vader 
smeekten:  'Heer,  ik  geloof;  kom 
mijn  ongeloof  te  hulp.' 

Zoals  de  Heiland  klaarstond  om 
die  vader  te  helpen  wiens  zoon 
'maanziek'2  was,  zo  staat  Hij  ook 
klaar  om  in  deze  tijd  ons  ongeloof  te 
hulp  te  komen,  zodat  we  met  geloof 
onze  worstelingen  in  dit  leven  kun- 
nen overleven  en  'als  overwinnaar 
uit  de  strijd  [mogen]  komen.'3 

Geloof  in  de  Heer  Jezus  Christus 
is  het  eerste  evangeliebeginsel.4  Ge- 
loof is  '[hoop]  op  dingen,  die  niet 
worden  gezien,  maar  die  waar  zijn'5 
'Iemand  die  geloof  heeft,  is  altijd  ge- 
motiveerd om  (...)  lichamelijk  en 
mentaal  in  actie  te  komen.'6  'Geloof 
in  Jezus  Christus  houdt  in  dat  we 
zoveel  vertrouwen  in  Hem  hebben, 
dat  we  gehoorzaam  zijn  aan  wat  Hij 
ons  ook  gebiedt.  Zonder  gehoor- 
zaamheid is  er  geen  geloof.'7 

'Zo  is  dan  geloof  uit  het  horen' 
van  het  woord  van  God,  en  het  is 
een  geestelijke  gave.8  Geloof  groeit 
als  we  niet  alleen  horen,  maar  ook 
handelen  naar  het  woord  van  God, 
gehoorzaam  aan  de  waarheden  die 
ons  geleerd  zijn.9 

Het  antwoord  van  Maria  op  de 


aankondiging  van  de  engel  is  een 
schitterend  voorbeeld.  Maria  kreeg 
van  de  engel  Gabriël  te  horen:  'Gij 
zult  zwanger  worden  en  een  zoon  ba- 
ren, en  gij  zult  Hem  de  naam  Jezus 
geven.  Deze  zal  groot  zijn  en  Zoon 
des  Alle rhoogs ten  genoemd  worden.' 
Maria  zei  toen  gehoorzaam  tegen  Ga- 
briël: 'Zie,  de  dienstmaagd  des  Heren; 
mij  geschiede  naar  uw  woord.'10 

Bij  een  andere  gelegenheid  '(...) 
Zag  [Jezus]  twee  broeders,  Simon, 
die  Petrus  genoemd  wordt,  en  And- 
reas,  diens  broeder,  een  net  in  zee 
werpen;  want  zij  waren  vissers. 

'En  Hij  zeide  tot  hen:  Komt  ach- 
ter Mij  en  Ik  zal  u  vissers  van  men- 
sen maken. 

'Zij  nu  lieten  terstond  hun  netten 
liggen  en  volgden  Hem.'11 

Na  de  herrijzenis  van  de  Heiland 
gingen  Petrus  en  andere  discipelen 
vissen.  Maar  'die  nacht  vingen  zij 
niets.  Toen  het  reeds  morgen  werd, 
stond  Jezus  aan  de  oever;  de  discipe- 
len wisten  echter  niet,  dat  het  Jezus 
was.'  Hij  zei  tegen  hen:  'Werpt  uw 
net  uit  aan  de  rechterzijde  van  het 
schip  en  gij  zult  vinden.  Zij  wierpen 
het  (net)  uit  en  konden  het  niet 
meer  trekken  vanwege  de  menigte 
der  vissen.'12 

Zo'n  geloofsversterkende  gehoor- 
zaamheid zien  we  ook  in  het  leven 
van  de  profeet  Joseph  Smith.  Na  de 
nachtelijke  bezoeken  van  de  engel 
Moroni  op  21  september  1823,  ging 
Joseph  's  morgens  met  zijn  vader  aan 
het  werk.  Omdat  hij  bijna  de  hele 
nacht  wakker  was  geweest,  'bleek 
[hij]  zo  uitgeput  te  zijn,  dat  [hij]  er 
helemaal  niet  toe  in  staat  was.'  Zijn 
vader  zei  dat  hij  weer  naar  huis 
moest  gaan,  en  '[hij]  begaf  [zich]  op 
weg  (...);  maar  [zijn]  krachten  bega- 
ven [hem]  geheel,  en  [hij]  viel  (...) 
hulpeloos  op  de  grond  en  lag  daar 
enige  tijd  zonder  [zich]  ook  maar  van 
iets  bewust  te  zijn.'  Toen  hij  bijkwam, 
'keek  [hij]  op  en  zag  boven  [zijn] 
hoofd  dezelfde  boodschapper  staan, 
evenals  tevoren  door  licht  omgeven.' 
Hij  gebood  Joseph  om  'naar  [zijn]  va- 
der te  gaan  en  hem  te  vertellen  van 
het  visioen  en  de  opdrachten  die 
[hij]  had  ontvangen.'  Hoewel  hij  be- 
grijpelijkerwijs moe  was,  ging  hij  ge- 
hoorzaam 'terug  naar  [zijn]  vader  in 


JANUARI       2002 
31 


het  veld  en  vertelde  hem  alles.'  Zijn 
vader  antwoordde  'dat  het  van  God 
was  en  dat  [hij]  moest  heengaan  en 
doen  wat  de  afgezant  des  hemels 
[hem]  had  opgedragen.'  Toen  verliet 
Joseph,  uitgeput  maar  gehoorzaam, 
'het  veld  en  begaf  [zich]  naar  de 
plaats  waar  volgens  de  bode  de  pla- 
ten bewaard  lagen',  een  paar  kilome- 
ter verderop.13 

Elke  dag  besluiten  we  wat  we  wel 
en  niet  zullen  doen  en  kunnen  daarbij 
uit  talloze  mogelijkheden  kiezen.  Als 
het  onze  eerste  prioriteit  is  de  gebo- 
den blijmoedig  te  gehoorzamen,  en 
niet  mopperen  of  oordelen  over  wat 
Hij  ons  gebiedt,  worden  we  dienst- 
maagden van  de  Heer  en  vissers  van 
mensen,  en  werpen  we  ons  net  uit 
aan  de  rechterzijde  van  ons  eigen 
schip.  We  doen  gewoon  wat  de  Heer 
heeft  geboden,  ook  als  we  moe  zijn,  in 
het  vertrouwen  dat  Hij  ons  zal  helpen 
om  precies  te  doen  wat  Hij  vraagt.14 
Als  we  dat  doen,  komt  de  Heer  ons 
ongeloof  te  hulp  en  wordt  ons  geloof 
krachtig,  levend  en  onwankelbaar.  De 
profeet  Joseph  Smith  schreef  vanuit 


de  gevangenis  in  Liberty:  'Zeer  gelief- 
de broeders,  laten  wij  daarom  blijmoe- 
dig alles  doen  wat  in  ons  vermogen 
ligt,  en  dan  mogen  wij  onbewogen 
staan  met  de  volste  verzekering,  de  za- 
ligheid Gods  en  de  openbaarmaking 
van  zijn  arm  te  kunnen  zien."5 

Ongeacht  wie  we  zijn  of  waar  we 
wonen,  er  is  altijd  veel  routine  en 
herhaling  in  ons  dagelijks  leven. 
Daarbij  moeten  we  heel  bewust 
doen  wat  het  belangrijkste  is.  Dat 
houdt  ook  in  dat  we  allereerst  ruim- 
te maken  voor  de  minimale,  dage- 
lijkse vereisten  voor  gelovig  gedrag: 
oprechte  gehoorzaamheid,  nederig 
gebed,  serieuze  schriftstudie  en  on- 
zelfzuchtige hulp  aan  anderen.  Geen 
andere  vitaminen  die  we  dagelijks 
innemen,  versterken  de  spieren  van 
ons  geloof  zo  snel.  We  moeten  ook 
niet  vergeten  dat  oprecht  vasten  ons 
geloof  versterkt.  Dat  is  vooral  be- 
langrijk als  we  in  geloof  proberen  af 
te  rekenen  met  ingeroeste  karakter- 
fouten  die  we  alleen  kwijtraken 
'door  bidden  en  vasten.'16 

Geloof  in  de  Heer  Jezus  Christus 


ontwikkelen  is  een  proces  dat  stap 
voor  stap,  regel  op  regel  en  gebod  op 
gebod  verloopt.  We  stimuleren  het 
proces  van  geloofsversterking  als  we 
doen  wat  goed  is  —  groeiend  geloof 
is  daarvan  altijd  het  gevolg.17  Als  we 
dagelijks  ons  geloof  oefenen  door 
gebed,  studie  en  gehoorzaamheid, 
zal  de  Heiland  ons  ongeloof  te  hulp 
komen  en  wordt  ons  geloof  een 
schild  dat  'alle  vurige  pijlen  van  de 
goddelozen  (...)  [kan]  uitblussen.'18 
Alma  heeft  gezegd  dat  we  elke  ver- 
leiding van  de  duivel  kunnen  weer- 
staan met  ons  geloof  in  de  Heer 
Jezus  Christus.19  We  kunnen  echter 
niet  de  belangrijke  ingrediënten  van 
het  geloof  negeren  of  verwerpen  en 
toch  'een  rijke  oogst'  verwachten. 

Wij  zien  in  deze  tijd  talloze  voor- 
beelden van  ontwikkelend  geloof 
van  kerkleden.  Als  jongemannen, 
jongevrouwen  en  volwassen  echtpa- 
ren een  zendingsoproep  aanvaarden, 
als  echtparen  zich  in  deugd  voorbe- 
reiden op  een  huwelijk  in  de  heilige 
tempel,  als  ouders  hun  kinderen  oe- 
fenen volgens  de  eis  van  hun  weg20, 


Via  grote  schermen  aan  de  rechter-  en  linkerkant  van  het  Conferentiecentrum  krijgen  de  aanwezigen  een 
betere  blik  op  de  spreker. 


A  H  O   N  A 
32 


versterken  zij  hun  geloof  in  de  Heer 
Jezus  Christus.  Als  wij  de  sabbat  hei- 
ligen, onze  roeping  grootmaken,  onze 
tiende  en  vastengaven  betalen,  nieu- 
we leden  in  de  kerk  verwelkomen  in 
de  groep  waarin  ze  thuishoren,  en 
vrienden  en  buren  vragen  zich  te 
verdiepen  in  de  waarheden  van  het 
evangelie,  versterken  we  ons  geloof. 
Als  we  ervoor  kiezen  onze  zonden  na 
te  laten  en  ons  willen  bekeren,  en  zo- 
wel in  goede  als  in  woelige  tijden  op 
onze  knieën  vallen  om  te  bidden, 
ontwikkelen  we  een  krachtig  geloof. 

Dan  merken  we  dat  er  in  ons  ei- 
gen leven  gebeurt  wat  in  het  Boek 
van  Morraon  wordt  beschreven: 
'Nochtans  vastten  en  baden  zijn  dik- 
wijls, en  werden  sterker  en  sterker  in 
hun  ootmoed,  en  steeds  standvasti- 
ger in  het  geloof  van  Christus,  zodat 
hun  ziel  met  blijdschap  en  vertroos- 
ting werd  vervuld,  ja,  zodat  hun  hart 
werd  gereinigd  en  geheiligd,  welke 
heiliging  geschiedde,  omdat  zij  hun 
hart  aan  God  hadden  gewijd.'21 

Ik  weet  dat  de  Heiland  leeft  en  dat 
Hij  ons  ongeloof  te  hulp  komt.  In  de 
naam  van  Jezus  Christus.  Amen.  D 

NOTEN 

1.  Zie  Marcus  9:14-29;  zie  ook 
Matteüs  17:14-18. 

2.  Matteüs  17:15. 

3.  LV  10:5. 

4.  Zie  Geloofsartikelen  1:4;  Bible 
Dictionary,  'Faith,'  blz.  670. 

5 .  Alma  3 2: 2 1 ;  zie  ook  Hebreeën  11:1; 
Ether  12:6. 

6.  Bible  Dictionary,  blz.  670. 

7.  Evangeliebeginselen,  blz.  18. 

8.  Zie  Romeinen  10:17;  Moroni  10:11; 
Bible  Dictionary,  blz.  669. 

9.  Zie  Bible  Dictionary,  blz.  669-670. 

10.  Lucas  1:31-32,  38. 

11.  Matteüs  4:18-20. 

12.  Johannes  21:2-4,  6. 

13.  Geschiedenis  van  Joseph  Smith 
1:47-50. 

14.  ZielNephi3:7. 

15.  LV  123:17. 

16.  Matteüs  17:21;  zie  ook 
Marcus  9:29. 

17.  Zie  Bible  Dictionary,  blz.  669. 

18.  LV  27:17. 

19.  Alma  37:33. 

20.  Zie  Spreuken  22:6. 

21.  Helaman  3:35. 


Het  plan  van 
onze  Vader 


Ouderling  Chrisfoffel  Golden  jr. 

van  de  Zeventig 


'[Het  is]  de  wens  van  de  Vader  ons  allemaal  in  de  gelegenheid 
te  stellen  een  volheid  van  vreugde  te  ontvangen,  de  volheid  die 
Hij  bezit. ' 


we  de  gelegenheid  hadden  om  onze 
talenten  en  vaardigheden  te  ontwik- 
kelen. In  die  gezegende,  voorsterfe- 
lijke  sfeer  'hebben  [wij]  het  goede 
gekozen',  zijn  we  'vrij  gelaten  goed  of 
kwaad  te  kiezen',  hebben  we  'een  zeer 
groot  geloof  geoefend'  en  hebben  we 
'goede  werken'  gedaan.  Daarom  heb- 
ben we  onze  eerste  staat  behouden  en 
heeft  onze  Vader  ons  op  zijn  beurt  ge- 
ordend om  in  dit  leven  bepaalde 
voorrechten  te  ontvangen.3 

Zo  wordt  ook  in  openbaring  van 
de  laatste  dagen  bekendgemaakt  dat 
onze  hemelse  Vader  een  groot  plan 
van  zaligheid  heeft  vastgesteld  voor 
al  zijn  geestkinderen  die  hun  eerste 
staat  hadden  behouden.4  Dat  houdt 
in  dat  we  eens  zoals  onze  Vader  in  de 
hemel  kunnen  worden  en  alle  eigen- 
schappen en  rechten  kunnen  bezit- 
ten die  Hij  nu  heeft.  De  apostel 
Petrus  bracht  de  heiligen  in  herinne- 
ring dat  de  goddelijke  kracht  van  de 
Heer  'ons  met  alles,  wat  tot  leven  en 
godsvrucht  strekt  [heeft]  begiftigd' 
opdat  wij  'daardoor  deel  [zouden] 
hebben  aan  de  goddelijke  natuur 
(,..)'5  Die  bewering  van  Petrus  kun- 
nen we  stoutmoedig  vinden,  en  we 
geven  toe  dat  het  een  heel  leven  en 
meer  vergt  om  zo  ver  te  komen,  maar 
toch  worden  zijn  gedachten  bevestigd 
in  de  opdracht  van  de  Heiland:  'Gij 
dan  zult  volmaakt  zijn,  gelijk  uw  he- 
melse Vader  volmaakt  is.'6 

Het  plan  van  de  Vader  vereiste 
ook  dat  allen  die  hun  eerste  staat 


In  een  openbaring  die  de  profeet 
Joseph  Smith  in  juni  1830  ontving, 
wordt  ons  verteld  wat  de  bedoe- 
ling van  onze  hemelse  Vader  is:  'Want 
zie,  dit  is  mijn  werk  en  mijn  heerlijk- 
heid —  de  onsterfelijkheid  en  het 
eeuwige  leven  van  de  mens  tot  stand 
te  brengen.'1  Volgens  die  verklaring  is 
het  de  wens  van  de  Vader  ons  alle- 
maal in  de  gelegenheid  te  stellen  een 
volheid  van  vreugde  te  ontvangen,  de 
volheid  die  Hij  bezit,  in  zijn  volmaak- 
te en  verheerlijkte  staat.2 

In  deze  gedenkwaardige  laatste  da- 
gen verklaren  wij  dat  God,  onze  eeu- 
wige Vader,  leeft.  We  getuigen  dat  we 
vóór  dit  leven  als  zijn  geestkinderen 
in  zijn  tegenwoordigheid  zijn  geweest. 
Tijdens  ons  voorsterfelijk  leven  zijn 
we  onderwezen  in  een  omgeving  waar 


JANUARI 
33 


2   0  0  2 


Conferentiegangers  passeren  op  Temple  Square  de  Tabernakel. 


hadden  behouden,  in  een  sterfelijke, 
of  tweede  staat,  beproefd  en  getest 
zouden  worden.  In  die  omstandighe- 
den moeten  we  zelf  handelen  en 
onszelf  en  God  bewijzen  dat  we  al 
zijn  geboden  onderhouden,  en  zonde 
en  tegenspoed  te  boven  komen.7 

Sinds  de  val  van  Adam  en  door  de 
aard  van  de  sterfelijke  mens,  heeft  de 
mens  de  neiging  ontwikkeld  om 
Gods  wetten  te  overtreden,  en  is  hij 
daardoor  onderworpen  aan  de  eisen 
der  gerechtigheid.  En  toch,  wegens 
de  voorkennis  van  onze  hemelse  Va- 
der en  door  het  grote  plan  van  geluk 
heeft  Hij  een  plan  van  barmhartig- 
heid bedacht.  Dat  voorzag  in  een 
manier  waarop  aan  de  zware  eisen 
der  gerechtigheid  werd  voldaan  door 
een  oneindige  verzoening.8 

Jezus  Christus,  vanaf  het  begin 
Degene  die  de  Vader  had  gekozen9, 
bezat  alle  kenmerken  en  eigenschap- 
pen die  nodig  waren  om  door  zijn 
verzoening  de  wetten  van  gerechtig- 
heid en  barmhartigheid  met  elkaar 
in  harmonie  te  brengen. 10 

Door  de  verzoening,  heeft  koning 
Benjamin  gezegd,  kunnen  we  de 


natuurlijke  mens  afleggen  als  we  ge- 
hoor geven  aan  de  ingevingen  van  de 
Heilige  Geest.11  Het  is  daarom  ons 
getuigenis  dat  allen  die  tot  Christus 
komen,  door  gehoorzaamheid  aan  de 
wetten  en  verordeningen  van  het 
evangelie  geloof  kunnen  oefenen  om 
'eeuwigdurende  zaligheid  en  het  eeu- 
wige leven'  te  verkrijgen.12 

Wij  getuigen  ook  dat  we  pas  kon- 
den voldoen  aan  alle  voorwaarden 
van  het  grote  plan  van  geluk  toen 
onze  hemelse  Vader  en  zijn  Zoon, 
Jezus  Christus,  na  de  Grote  Afval, 
door  middel  van  Joseph  Smith  het 
evangelie  hadden  hersteld.13 

Onze  dierbare  profeet,  president 
Gordon  B.  Hinckley,  heeft  gezegd  dat 
'(...)  het  verslag  van  de  profeet  over 
deze  gebeurtenissen  waar  is,  dat  de 
Vader  (...)  heeft  getuigd  van  de  god- 
delijke natuur  van  zijn  Zoon,  dat  de 
Zoon  de  jonge  profeet  aanwijzingen 
heeft  gegeven,  waarna  er  een  reeks  ge- 
beurtenissen volgde  die  leidden  tot  de 
stichting  van  "de  enige  ware  en  leven- 
de kerk  op  de  ganse  aardbodem.""4 

Het  is  het  innige  verlangen  van 
alle  getrouwen  om  hun  tweede  staat 


te  behouden.  We  hoeven  niet  alleen 
onze  weg  terug  naar  huis  te  zoeken. 
De  Heer  heeft  zijn  koninkrijk  op 
aarde  gevestigd  waarin  Gods  uitver- 
korenen vergaderd  kunnen  worden. 

De  Heer  heeft  ons  in  zijn  liefde- 
volle zorg  voorzien  van  alle  belang- 
rijke middelen  die  nodig  zijn  om  ons 
een  weg  te  banen  langs  de  vele  val- 
kuilen die  de  boze  op  ons  pad  heeft 
geplaatst.15 

Die  onmisbare  middelen  omvatten 
de  verordeningen  en  verbonden  van 
het  evangelie  waarin  de  macht  van  de 
verzoening  zichtbaar  is.16  We  hebben 
ook  de  heilige  Schriften  die  ons  voor- 
zien van  een  maatstaf  om  waarheid 
van  dwaling  te  onderscheiden.17 

Het  is  belangrijk  dat  we  leven  in 
een  gezegende  tijd  waarin  de  Heer 
zijn  wachters,  de  levende  apostelen 
en  profeten,  in  ons  midden  heeft  ge- 
plaatst. Zij  dragen  alle  noodzakelijke 
sleutels  en  de  bevoegdheid  die  nodig 
zijn  om  de  verordeningen  van  heil 
en  verhoging  te  bedienen.18 

Bovendien  hebben  wij,  als  ge- 
doopte leden  van  de  kerk  van  Chris- 
tus, de  buitengewone  gave  van  de 


L  I  A  H  O  N  A 
34 


Heilige  Geest.  De  Heiland  heeft  op 
de  avond  vóór  zijn  lijden  voor  onze 
zonden  tegen  zijn  discipelen  gezegd: 
'De  Geest  (. . .)  zal  (...)  u  de  weg  wij- 
zen tot  de  volle  waarheid.'19 

Johannes  de  Openbaarder  zag  in 
een  hemels  visioen  dat  het  plan  van 
onze  Vader  in  vervulling  ging  en  hij 
beschreef  de  toestand  van  degenen 
die  grote  beproevingen  hadden  door- 
staan en  hun  kleed  hadden  gewassen 
in  het  bloed  van  het  Lam.  Hij  zag  hoe 
zij  de  wereld  hadden  overwonnen, 
voor  Gods  troon  stonden  en  Hem 
dienden  in  zijn  tempel.  De  Heer  was 
in  hun  midden,  terwijl  de  getrouwen 
niet  meer  hongerden  en  dorstten,  en 
God  had  alle  tranen  gedroogd.20 

We  hoeven  niet  te  vrezen,  maar 
we  moeten  met  geloof  het  grote  plan 
van  geluk  van  onze  hemelse  Vader 
volgen.  Wij  roepen  iedereen  op  om 
de  genade  en  barmhartigheid  van 
de  Heer  te  ontvangen,  want  Hij  is 
'machtig  om  te  behouden'  en  'zal 
[ons]  geenszins  verlaten'21 

Ik  bid  dat  de  Heer  ons  zegent  in 
dit  belangrijke  streven.  In  de  naam 
van  Jezus  Christus.  Amen.  D 

NOTEN 

l.Mozes  1:39. 

2.  Zie  Mozes  7:67;  LV  76:69-70. 

3.  Zie  Alma  13:3-13;  1  Petrus  1:20. 

4.  Alma  42:8. 

5.  2  Petrus  1:3-4- 

6.  Matteüs  5:48;  zie  ook  3  Nephi  12:48. 

7.  Matteüs  7:21;  Openbaring  3:21; 
LV  98:14-15. 

8.  Zie  Alma  42:15. 

9.  Zie  Mozes  4:2. 

10.  Leringen  van  het  evangelie,  instituuts- 
lesboek, blz.  22. 

H.ZieMosiah3:19. 

12.  Mosiah  5:15;  Moroni  10:32. 

13.  Ziel  Nephi  11:13-36; 
2  Nephi  3:5-11. 

14.  LV  1:30;  'Special  Witnesses  of 
Christ,'  Liahona,  april  2001,  blz.  24. 

15.  Zie  Mozes  4:3-4;  LV  93:39. 

16.  Johannes  3:5;  Mosiah  5:1-2; 
LV  76:50-54. 

17.  Zie  Alma  4:19;  31:5. 

18.  Zie  Matteüs  10:1-15;  LV  1:14-15; 
21:1-8. 

19.  Johannes  16:13. 

20.  Openbaring  7:14-17. 

21.  Zie  Deuteronomium  7:7-18. 


De  evangeliebeginselen 
in  ons  hart  schrijven 


Ouderling  Walter  F.  Gonzalez 

van  de  Zeventig 


'Kennis  alleen  is  niet  genoeg.  We  moeten  de  tijd  nemen 
om  de  beginselen  toe  te  passen. ' 


met  het  Boek  van  Mormon.  Nephi 
bad  dat  de  woorden  die  hij  in  zwak- 
heid had  geschreven,  voor  ons  sterk 
gemaakt  zouden  worden;  'want  ze  be- 
wegen hen  goed  te  doen;  ze  geven 
hun  kennis  betreffende  hun  vaderen; 
en  ze  spreken  van  Jezus,  en  bewegen 
hen  in  Hem  te  geloven,  en  tot  het 
einde  te  volharden,  hetgeen  het  eeu- 
wige leven  is'  (2  Nephi  33:4) . 

Ik  heb  gezien  hoe  steeds  meer  le- 
den in  Zuid-Amerika  leiding  vinden 
in  de  leer  en  de  evangeliebeginselen. 
Het  blijft  onze  taak,  in  Zuid-Amerika 
en  overal  elders,  te  zoeken  naar  de 
beginselen  in  de  Schriften  en  de  lerin- 
gen van  de  profeten,  en  die  'niet  met 
inkt  (...),  maar  met  de  Geest  van  de 
levende  God,  niet  op  tafelen  van 
steen,  maar  op  tafelen  van  vlees  in  de 
harten'  (2  Korintiërs  3:3)  te  schrijven. 
Dat  vergt  tijd.  Het  vergt  zowel  tijd  om 
de  waarheden  van  het  evangelie  te  le- 
ren als  om  ze  toe  te  passen. 

Voor  de  meeste  Zuid-Amerikaan- 
se leden  begon  onze  kennismaking 
met  de  evangeliebeginselen  met  tijd 
vrijmaken  om  naar  de  lessen  en  het 
getuigenis  van  de  zendelingen  te  luis- 
teren. We  namen  de  tijd  om  te  luis- 
teren, en  nu  zijn  we  de  zendelingen 
die  in  ons  land  gewerkt  hebben  al- 
leen maar  dankbaar.  Onze  diepe 
dankbaarheid  betreft  niet  alleen  de 
zendelingen,  maar  ook  hun  familie. 
(Nu  sturen  honderden  Zuid-Ameri- 
kanen hun  eigen  kinderen  op  zen- 
ding om  de  blijde  boodschap  van  het 
herstelde  evangelie  te  verkondigen.) 
Wie  van  ons  behoren  tot  de  eerste 


Engels  is  de  taal  van  de  herstel- 
ling. In  deze  conferentiebijeen- 
komst is  Engels,  gesproken  met 
een  accent,  het  symbool  van  de  we- 
reldwijde groei  van  de  kerk.  Ik  kom 
uit  Zuid-Amerika,  waar  de  kerk 
enorm  is  gegroeid.  Toen  ik  dertig  jaar 
geleden  lid  werd,  hadden  we  108  dui- 
zend leden  en  zes  ringen.  Toen  had- 
den we  geen  tempel.  Nu  hebben  we 
twee  miljoen  600  duizend  leden  en 
557  ringen.  Er  zijn  elf  tempels  in  ge- 
bruik en  twee  in  aanbouw.  Nephi,  de 
zoon  van  Lehi,  heeft  gezegd:  'Maar 
ik,  Nephi,  heb  geschreven  wat  ik  heb 
geschreven,  en  ik  acht  het  van  grote 
waarde,  in  het  bijzonder  voor  mijn 
volk.  Want  des  daags  bid  ik  onop- 
houdelijk voor  hen,  en  des  nachts  is 
mijn  peluw  nat  van  tranen  om  hun- 
nentwil.' (2  Nephi  33:3.)  Die  oprech- 
te roep  wordt  in  onze  tijd  verhoord 


JANUARI       2002 
35 


generatie  kerkleden,  zijn  ook  heel 
dankbaar  voor  onze  ouders,  die  geen 
lid  waren,  dat  ze  ons  rechtschapen 
beginselen  hebben  bijgebracht  waar- 
door we  voorbereid  waren  om  de 
boodschap  van  het  evangelie  te  her- 
kennen en  te  ontvangen. 

De  zendelingen  hebben  de  aanzet 
gegeven  tot  het  aanleren  van  de  leer 
en  de  evangeliebeginselen;  maar  het 
evangelie  in  ons  hart  houden  is  een 
aanhoudende  taak  die  tijd  vergt. 
Kennis  alleen  is  niet  genoeg.  We 
moeten  de  tijd  nemen  om  de  begin- 
selen toe  te  passen.  Nephi  wist  bij- 
voorbeeld dat  de  Heer  onze  gebeden 
beantwoordt.  Eeuwen  geleden  paste 
hij  die  kennis  toe  en  zorgde  zo  voor 
eeuwige  zegeningen  voor  ons,  in  on- 
ze tijd.  Als  we  aandachtig  lezen,  zien 
we  dat  Nephi  in  groot  geloof  tot 
God  bad  omdat  hij  wist  dat  God 
zijn  'geroep'  zou  horen.  (Zie  2  Nephi 
33:3.)  Wat  zijn  we  Nephi  dankbaar 
dat  hij  de  tijd  nam  om  zijn  kennis 
toe  te  passen.  Wat  zijn  we  dankbaar 
dat  Nephi  die  kennis  in  zijn  hart 


schreef,  niet  'met  inkt  (...)  maar 
met  de  Geest  van  de  levende  God.' 

Net  als  kennis  vergt  discipel- 
schap ook  tijd.  Soms  zien  we  dat 
een  beginsel  waar  is,  maar  verande- 
ren we  onze  prioriteiten  niet  om  tijd 
te  maken  en  dat  beginsel  na  te  le- 
ven. Zo  lopen  we  waardevolle  kan- 
sen mis  om  een  verandering  van 
hart  te  ontwikkelen  zoals  de  Heilige 
Geest  ons  leert.  Denk  eens  even  na 
over  het  voorbeeld  van  Enos  die  de 
toepassing  van  de  kennis  die  hij  van 
zijn  vader  ontving,  uitstelde.  Uitein- 
delijk nam  hij  de  tijd  om  volgens  die 
kennis  te  leven;  daardoor  hebben 
wij  vele  zegeningen  ontvangen. 
Enos  zegt  dat  hij  in  het  bos  op  jacht 
was  toen  zijn  hart  diep  geraakt  werd 
door  de  leringen  van  zijn  vader  over 
het  eeuwige  leven  en  de  vreugde 
van  de  heiligen.  Daarom  besloot  hij 
tijd  te  maken  om  te  bidden.  (Zie 
Enos  1:3-4.)  In  goddelijk  antwoord 
op  zijn  gebed  sloot  de  Heer  met 
Enos  een  verbond  dat  Hij  de  kro- 
nieken op  een  door  Hem  bepaald 


moment  onder  de  Lamanieten  te- 
voorschijn zou  laten  komen.  (Zie 
Enos  1:16.)  God  beantwoordt  onze 
gebeden.  Enos  schreef  dit  beginsel 
niet  op  de  stenen  tafels  maar  op  de 
tafels  van  vlees  in  zijn  hart,  en  ver- 
kreeg daardoor  kennis  van  een  hoger 
niveau.  Dat  bracht  hem  zegeningen, 
maar  ook  ons,  in  onze  bedeling. 

Talloze  zaken  belemmeren  ons  in 
onze  goede  bedoelingen  om  tijd  vrij 
te  maken  voor  het  aanleren  van  een 
evangeliebeginsel  en  vooral  voor  het 
naleven  ervan.  De  overvloed  aan  in- 
formatie over  welk  onderwerp  dan 
ook  via  de  media  kan  bijvoorbeeld 
overweldigend  zijn.  Zo'n  overvloed 
aan  informatie  kan  er  de  oorzaak 
van  zijn  dat  sommigen  'zich  te  allen 
tijde  laten  leren,  zonder  ooit  tot  er- 
kentenis der  waarheid  te  kunnen 
komen'  (2  Timoteüs  3:7). 

Allemaal  kunnen  we  onszelf  eva- 
lueren, bepalen  wat  ons  ervan  weer- 
houdt tijd  te  nemen  om  een  bepaald 
evangeliebeginsel  na  te  leven,  ons 
dan  bekeren  en  de  nodige  maatrege- 
len treffen  zodat  we  tijd  hebben  om 
dat  evangeliebeginsel  toe  te  passen. 
Als  we  dat  doen,  heeft  de  Heer  be- 
loofd dat  we  net  als  Enos  zijn  waar- 
heden beter  zullen  begrijpen.  De 
Heiland  heeft  gezegd:  'Indien  iemand 
diens  wil  doen  wil,  zal  hij  van  deze 
leer  weten,  of  zij  van  God  komt,  dan 
of  Ik  uit  Mijzelf  spreek'  (Johannes 
7:17). 

Tijd  vrijmaken  om  de  evangelie- 
beginselen te  leren,  erover  na  te 
denken  en  vooral  ze  toe  te  passen, 
zal  ons  de  vreugde  en  de  vrede  bren- 
gen die  van  de  Geest  komen.  In 
Zuid-Amerika  en  andere  delen  van 
de  wereld  zal  de  kerk  blijven  bloei- 
en, omdat  steeds  meer  leden  de 
evangeliebeginselen  niet  met  inkt, 
maar  met  de  Heilige  Geest  zullen 
blijven  schrijven;  niet  op  tafels  van 
steen,  maar  op  de  tafels  van  vlees  in 
hun  hart.  Ik  getuig  dat  de  waarhe- 
den in  de  Schriften  onze  verstande- 
lijke waardering  kunnen  veranderen 
in  een  eenwording  met  Christus,  als 
we  de  tijd  nemen  om  die  waarheden 
in  ons  leven  te  integreren.  Ik  weet 
dat  de  Heiland  de  levende  Christus 
is.  Daarvan  getuig  ik.  In  de  naam 
van  Jezus  Christus.  Amen.  □ 


L  I  A  H  O  N  A 
36 


Als  een 
besproeide  hof 


Ouderling  Jeffrey  R.  Holland 

van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 


'Wij  zouden  [tiende  en  gaven]  moeten  betalen  als  persoonlijke 
manier  om  onze  liefde  voor  een  milddadige  en  barmhartige 
Vader  in  de  hemel  te  laten  zien.' 


nu  ruim  duizend  ringen  in  andere 
werelddelen.  Er  zijn  nu  125  tempels 
in  gebruik  of  aangekondigd,  waar- 
van  meer  dan  de  helft  (64)  buiten 
de  Verenigde  Staten.  En  ik  was  al 
bijna  16  jaar  voordat  er  slechts  één 
tempel  buiten  de  Verenigde  Staten 
en  Canada  was. 

We  hebben  meegemaakt  dat  de 
openbaring  werd  ontvangen  waar- 
door het  priesterschap  aan  alle  goe- 
de mannen  op  de  juiste  leeftijd  kan 
worden  gegeven,  een  zegen  die  het 
werk  op  veel  plaatsen  in  de  wereld 
heeft  versneld.  We  hebben  meege- 
maakt dat  onze  Schriften,  volledig 
of  gedeeltelijk,  in  bijna  honderd  ta- 
len zijn  uitgegeven.  We  hebben  de 
langverwachte  vorming  meege- 
maakt van  de  quorums  van  zeventig 
met  geweldige  mannen  afkomstig 
uit  vele  naties,  die  op  hun  beurt  in 
vele  naties  werkzaam  zijn.  Onlangs 
heeft  president  Hinckley  het  perma- 
nente studiefonds  bekendgemaakt, 
dat  het  potentieel  bezit  om  velen, 
tot  in  de  verste  uithoeken  van  de 
aarde,  tot  zegen  te  zijn.  En  zo  wordt 
de  kerk  steeds  internationalen 

Ik  geef  deze  korte  samenvatting 
om  u  nu  op  een  ander  wonder  te 
wijzen  —  nog  een  openbaring,  zo  u 
wilt  —  een  wonder  dat  misschien  de 
meeste  leden  van  de  kerk  is  ontgaan. 
In  zekere  zin  was  het  ook  niet  de  be- 
doeling dat  het  op  zou  vallen.  Ik  heb 
het  over  het  besluit  van  de  algemene 
autoriteiten,  ruim  tien  jaar  geleden, 


Zeker  en  gestaag  verbreidt  De 
Kerk  van  Jezus  Christus  van 
de  Heiligen  der  Laatste  Dagen 
zich,  zoals  geprofeteerd,  over  de  aar- 
de. In  de  woorden  van  Daniël  is  het 
de  steen  die  'zonder  toedoen  van 
mensenhanden  (...)  van  de  berg 
losraakte'.1  De  beste  beschrijving  die 
Jesaja  kon  geven  aan  hetgeen  hij 
voorzag,  was  'wonderlijk  en  wonder- 
baar'.2 Het  is  een  wonder!  Die  her- 
stelling en  verbreiding  van  het 
evangelie  van  Jezus  Christus  zijn 
vervuld  van  allerlei  wonderen, 
openbaringen  en  manifestaties.  Veel 
daarvan  hebben  in  onze  dagen 
plaatsgevonden. 

Ik  was  17  jaar  voordat  er  ook 
maar  ergens  buiten  Noord-Amerika 
een  ring  van  Zion  bestond.  Er  zijn 


om  van  de  leden  van  de  kerk,  zowel 
hier  als  in  andere  landen,  geen  aan- 
vullende bijdragen  meer  te  verlan- 
gen voor  bijzondere  projecten  en  om 
ze  niet  meer  te  verplichten  aan  be- 
paalde fondsen  bij  te  dragen. 

Die  beslissing  werd  genomen 
midden  in  de  periode  van  interna- 
tionale groei  die  ik  zojuist  heb 
beschreven,  maar  hoe  was  dat  fi- 
nancieel mogelijk?  Hoe  konden  we 
naar  plaatsen  gaan  die  nog  verder 
weg  lagen  en  waar  de  economische 
situatie  vaak  nog  slechter  was  en  te- 
gelijkertijd onze  mensen  vrijwaren 
van  alle  aanvullende  financiële  aan- 
slagen? Het  zou  lijken  of  het  logi- 
scher was  geweest  om  precies  het 
tegengestelde  te  doen. 

Hoe  is  het  dan  gegaan?  Ik  zal  u 
vertellen  hoe  het  is  gegaan  —  met 
het  oprechte  geloof  van  de  kant  van 
de  broeders  in  het  Presidium  dat  al- 
le leden,  tot  en  met  het  nieuwste 
lid,  het  beginsel  van  tiende  en  vrij- 
willige gaven  zouden  eren  en  we  er 
door  getrouwheid  aan  zo'n  goddelijk 
beginsel  wel  zouden  komen. 

Ik  hoorde  nog  niet  bij  het  Quo- 
rum der  Twaalf  toen  die  belangrijke 
beslissing  werd  genomen,  maar  ik 
kan  me  voorstellen  hoe  die  uitvoerig 
werd  besproken,  en  wat  voor  geloof 
er  van  die  liefhebbende  en  voorzich- 
tige mannen  werd  vereist.  Wat  te 
doen  als  de  kerk  geen  aanvullende 
bijdragen  meer  vergde  en  de  heili- 
gen hun  tiende  en  gaven  niet  betaal- 
den? Voor  zover  ik  weet,  is  dat  idee 
nooit  serieus  overwogen.  De  alge- 
mene autoriteiten  handelden  met 
geloof  —  geloof  in  God,  geloof  in 
het  geopenbaarde  beginsel,  geloof  in 
ons.  Ze  hebben  nooit  achterom  ge- 
keken. Dat  was  een  schitterende 
(maar  haast  onopgemerkte)  dag  in 
het  volwassen  worden  van  De  Kerk 
van  Jezus  Christus  van  de  Heiligen 
der  Laatste  Dagen. 

Maar  om  dat  besluit  te  eren, 
moeten  wij,  als  individuele  leden 
van  de  kerk,  net  zo  volwassen  zijn. 
Ik  wil  u  graag  vijf  redenen  noemen 
waarom  wij  allen,  rijk  of  arm,  door- 
gewinterd lid  of  recente  bekeerling, 
getrouw  onze  tienden  en  gaven 
moeten  betalen. 

Ten  eerste:  betaal  het  en  leer  het 


JANUARI 
37 


2   0  0  2 


In  dit  uitzicht  vanuit  het  noordoosten  op  het  centrum  van  Salt  Lake  City  zijn  kantoorgebouwen  en  gebouwen  van 
de  kerk  te  zien. 


uw  kinderen  en  kleinkinderen,  de 
opkomende  generatie,  die,  als  we 
niet  oppassen,  op  zou  kunnen  groei' 
en  in  deze  gezegende  nieuwe  werk- 
wijze van  de  kerk  zonder  ook  maar 
iets  te  begrijpen  van  hoe  er  gezorgd 
wordt  dat  er  tempels,  kerkgebou- 
wen, seminaries  en  activiteiten  ko- 
men. Laat  uw  kinderen  weten  dat 
veel  van  de  zegeningen  van  de  kerk 
er  zijn  omdat  u  en  zij  tienden  en  ga- 
ven aan  de  kerk  geven,  en  dat  die 
zegeningen  praktisch  niet  op  een  an- 
dere manier  mogelijk  zijn. 

Neem  uw  kinderen  dan  met  u  mee 
naar  de  tiendeafrekening  aan  het  ein- 
de van  het  jaar,  zoals  de  kleinzoon 
van  president  Howard  W  Hunter  en- 
kele jaren  geleden  door  zijn  vader 
werd  meegenomen.  Bij  die  gelegen- 
heid maakte  de  bisschop  zijn  genoe- 
gen kenbaar  dat  de  jonge  broeder 
Hunter  een  volledige  tiende  wilde  be- 
talen. Terwijl  hij  de  muntjes  in  ont- 
vangst nam,  vroeg  hij  de  jongen  of  hij 
dacht  dat  het  evangelie  waar  was. 
Toen  de  jongen  zijn  volledige  tiende, 
14  cent,  overhandigde,  zei  de  zevenja- 
rige dat  hij  dacht  dat  het  evangelie 


waar  was,  maar  'het  kost  wel  een  boel 
geld.'3  Maar  aan  de  gebouwen,  pro- 
gramma's en  materialen  die  ik  heb  ge- 
noemd hangt  een  prijskaartje,  en  dat 
is  een  belangrijke  les  die  onze  kinde- 
ren al  in  hun  jeugd  moeten  leren. 

Ten  tweede:  betaal  uw  tiende  om 
aanspraak  te  kunnen  maken  op  de 
zegeningen  die  zijn  beloofd  aan  hen 
die  dat  doen.  'Beproeft  Mij  toch 
daarmede,  zegt  de  Here  der  heer- 
scharen, of  Ik  dan  niet  voor  u  de 
vensters  van  de  hemel  zal  openen  en 
zegen  in  overvloed  over  u  uitgieten.'4 
President  Joseph  F.  Smith  vertelde  al- 
tijd graag  het  verhaal  over  zijn  moe- 
der, Mary  Fielding  Smith,  die,  nadat 
ze  in  N  au voo  haar  man  als  martelaar 
was  kwijtgeraakt  en  met  vijf  vaderlo- 
ze kinderen  naar  het  westen  was  ge- 
trokken, in  haar  armoede  nog  steeds 
haar  tiende  betaalde.  Toen  iemand 
op  het  tiendekantoor  eens  de  mis- 
plaatste suggestie  deed  dat  zij  van  de 
enige  aardappels  die  ze  had  kunnen 
oogsten,  geen  tiende  zou  moeten  ge- 
ven, zei  ze  tegen  die  man:  'William, 
je  moet  je  schamen.  Zou  je  mij  een 
zegen  willen  ontzeggen?  Als  ik  mijn 


tiende  niet  betaalde,  zou  ik  ver- 
wachten dat  de  Heer  mij  zijn  zegens 
zou  onthouden.  Ik  betaal  mijn  tien- 
de niet  alleen  omdat  het  een  wet 
van  God  is,  maar  omdat  ik  verwacht 
ervoor  gezegend  te  worden.  [Ik  heb 
een  zegen  nodig.]  Door  me  aan  deze 
en  andere  wetten  te  houden,  ver- 
wacht ik  (...)  in  staat  te  zijn  voor 
mijn  gezin  te  zorgen.'5 

Ik  kan  niet  alle  manieren  opnoe- 
men waarop  zegeningen  zullen  volgen 
op  gehoorzaamheid  aan  dit  beginsel, 
maar  ze  zullen  komen  op  een  manier 
die  veel  verder  gaat  dan  alleen  het  fi- 
nanciële. In  mijn  leven  bijvoorbeeld 
heb  ik  de  vervulling  gezien  van  Gods 
belofte  'Dan  zal  ik,  u  ten  goede,  de 
afvreter  dreigen.'6  Die  zegen,  bescher- 
ming tegen  hem  die  ons  wil  vernieti- 
gen, hebben  mijn  geliefden  en  ik 
rijkelijk  ontvangen,  meer  dan  ik  on- 
der woorden  kan  brengen.  Ik  geloof 
dat  die  goddelijke  bescherming,  ten- 
minste voor  een  deel,  is  gekomen 
door  ons  vaste  besluit  om  individueel 
en  als  gezin  tiende  te  betalen. 

Ten  derde:  betaal  uw  tiende  om  te 
laten  zien  dat  het  bezit  van  materiële 


L  I  A  H  O  N  A 
38 


goederen  en  het  vergaren  van  we- 
reldse rijkdom  niet  het  belangrijkste 
doel  van  uw  bestaan  is.  Een  jonge 
echtgenoot  en  vader  die  van  een 
studenteninkomen  leeft,  vertelde 
mij  onlangs:  'De  beslissende  mo- 
menten voor  ons  als  heiligen  der 
laatste  dagen  komen  wanneer  we 
rechtstreeks  tegen  de  stroom  in  on- 
ze cultuur  op  moeten  zwemmen. 
Tiende  betalen  is  zo'n  moment.  Ter- 
wijl we  in  een  wereld  leven  waar  het 
verkrijgen  van  materiële  zaken  be- 
langrijk is,  en  wantrouwen  in  ieder- 
een die  of  alles  wat  iets  met  ons 
geld  wil,  in  de  hand  wordt  gewerkt, 
schudden  wij  al  die  zelfzucht  af  om 
vrijwillig,  vol  vertrouwen  en  royaal 
te  geven.  Door  dat  te  doen,  zeggen 
we  werkelijk  dat  we  anders  zijn,  dat 
we  Gods  eigen  volk  zijn.  In  een 
maatschappij  die  ons  voorhoudt  dat 
geld  het  belangrijkst  voor  ons  is, 
zeggen  wij  nadrukkelijk  dat  dit  niet 

'7 

zo  is. 

President  Spencer  W.  Kimball 
heeft  eens  verteld  over  een  man  die 
zich  beroemde  op  zijn  grote  grondbe- 
zit en  enorme  eigendommen  —  bos- 
sen en  wijngaarden,  kudden  en 
velden,  vijvers  en  huizen,  allerlei 
soorten  bezit.  Hij  beroemde  zich 
daarop,  maar  tot  het  einde  van  zijn 
leven  wilde  hij  er  geen  tiende  van  be- 
talen, of  zelfs  maar  erkennen  dat  het 
gaven  van  God  waren.  President 
Kimball  sprak  toen  op  de  begrafenis 
van  die  man,  en  merkte  op  dat  deze 
grootgrondbezitter  te  ruste  werd  ge- 
legd in  een  klein,  rechthoekig  stuk 
grond,  'ter  grootte  van  de  lengte  van 
een  lange  man  en  de  breedte  van  een 
zware.'8  Het  antwoord  op  de  eeuwen- 
oude vraag:  'Hoeveel  heeft  hij  nage- 
laten?' is:  'Alles'  —  daar  kunt  u  zeker 
van  zijn.  We  zouden  er  dus  goed  aan 
doen  om  schatten  te  vergaren  in  de 
hemel,  waar  geen  belastingen  maar 
leerstellingen  betekenis  geven  aan 
woorden  als  nalatenschap,  erfenis, 
testament  en  wilsbeschikking.9 

Ten  vierde:  betaal  uw  tienden  en 
gaven  omdat  u  eerlijk  en  rechtscha- 
pen bent  en  ze  God  rechtmatig  toeko- 
men. Een  van  de  opvallendste  regels 
in  de  Schriften  is  Jehova's  krachtig 
gestelde  vraag:  'Mag  een  mens  God 
beroven?    [Wij   vragen:]   Waarin 


beroven  wij  U?  [En  Hij  antwoordt:] 
In  de  tienden  en  de  heffing.'10 

Tiende  betalen  is  niet  een  symbo- 
lisch bedrag  geven  dat  we  uit  een 
soort  liefdadigheid  aan  God  schen- 
ken. Tiende  betalen  is  een  schuld  in- 
lossen. Ouderling  James  E.  Talmage 
heeft  het  eens  beschreven  als  een 
contract  tussen  ons  en  de  Heer.  Hij 
stelde  zich  voor  dat  de  Heer  zei:  '  "Je 
hebt  veel  nodig  in  deze  wereld  — 
voedsel,  kleding,  een  onderdak  voor 
je  gezin  en  jezelf,  de  normale  gemak- 
ken van  het  leven.  (...)  Je  zult  de 
middelen  hebben  om  die  dingen  te 
verkrijgen;  maar  onthoud  dat  ze  van 
Mij  zijn,  en  Ik  verwacht  van  jou  dat 
je  Mij  huur  betaalt  van  hetgeen  Ik  je 
in  handen  heb  gegeven.  Je  zult  ech- 
ter niet  je  hele  leven  dezelfde  inkom- 
sten hebben,  [dus]  (...)  in  plaats  van 
wat  sterfelijke  landeigenaars  doen  — 
die  vereisen  dat  je  vooruit  betaalt, 
wat  je  lotgevallen  of  vooruitzichten 
ook  mogen  zijn  —  zul  je  Mij  [alleen] 
betalen  wanneer  je  wat  hebt  ontvan- 
gen; en  je  zult  Mij  betalen  overeen- 
komstig hetgeen  je  ontvangt.  Als  het 
zo  zou  zijn  dat  je  inkomen  in  een  ze- 
ker jaar  overvloedig  is,  dan  [zal  je 
tien  procent]  wat  meer  zijn;  en  als 
het  zo  is  dat  het  volgende  jaar  er  een 
van  tegenspoed  is  en  je  inkomen  niet 
is  zoals  het  geweest  is,  dan  [zal  je 
tien  procent]  minder  zijn.  [Wat  de 
omstandigheden  ook  mogen  zijn,  de 
tiende  zal  eerlijk  zijn.] " 

'Hebt  u  ooit  een  verhuurder  ge- 
vonden die  bereid  was  om  een 
dergelijk  billijk  contract  met  u  te 
sluiten?'  vraagt  ouderling  Talmage. 
'Wanneer  ik  de  gulheid  van  dit  alles 
overdenk,'  zegt  hij,  'krijg  ik  het  ge- 
voel in  mijn  hart  dat  ik  mijn  gezicht 
nauwelijks  naar  de  hemel  zou  kun- 
nen wenden  (...)  als  ik  probeerde 
[God]  te  onthouden  wat  [rechtma- 
tig van  Hem  is].'11 

Dat  brengt  ons  bij  de  vijfde  re- 
den om  onze  tienden  en  gaven  te 
betalen.  Wij  zouden  ze  moeten  be- 
talen als  persoonlijke  manier  om 
onze  liefde  voor  een  milddadige  en 
barmhartige  Vader  in  de  hemel  te 
laten  zien.  Door  zijn  genade  heeft 
God  de  hongerigen  brood  gegeven 
en  de  armen  kleding.  Op  verschil- 
lende tijden  horen  wij  daar  allemaal 


bij,  hetzij  in  materiële  of  in  geeste- 
lijke zin.  Voor  ieder  van  ons  zijn  het 
evangelie  en  de  zegeningen  ervan 
doorgebroken  als  het  licht  van  de 
dageraad,  en  is  de  duisternis  van 
onwetendheid  en  verdriet,  angst  en 
wanhoop  verdreven.  In  natie  na  na- 
tie hebben  zijn  kinderen  geroepen 
en  heeft  de  Heer  geantwoord.  Door 
de  verbreiding  van  zijn  evangelie 
over  de  wereld,  verlicht  God  de  las- 
ten van  de  vermoeiden  en  laat  Hij 
de  verdrukten  vrij.  Zijn  liefhebben- 
de goedheid  heeft  het  leven  van  on- 
ze leden,  rijk  of  arm,  dichtbij  of  ver 
weg,  gemaakt  'als  een  besproeide 
hof  en  als  een  bron,  waarvan  het 
water  niet  teleurstelt'.12 

Ik  wil  mijn  diepste  dankbaarheid 
uiten  voor  alle  zegeningen  van  het 
evangelie,  vooral  voor  de  grootste 
van  Gods  gaven,  de  verzoenende 
gave  van  Gods  Eniggeboren  Zoon. 
Ik  weet  dat  ik  de  hemel  nooit  voor 
enige  gunst  terug  kan  betalen,  maar 
er  zijn  veel  manieren  waarop  ik 
mijn  dankbaarheid  moet  proberen  te 
tonen.  Een  van  die  manieren  is 
door  tienden  en  vrijwillige  gaven  te 
betalen.  Ik  wil  iets  teruggeven,  maar 
ik  wil  niet  (met  de  woorden  van 
koning  David)  iets  geven  'wat  niets 
kost'.13 

Ik  getuig  dat  het  beginsel  tiende 
van  God  afkomstig  is,  verkondigd  in 
een  schriftuurlijke  eenvoud  dat  zijn 
goddelijke  herkomst  verraadt.  Het  is 
mijn  gebed  dat  wij  allen  deze  zegen 
voor  altijd  veilig  stellen.  In  de  naam 
van  Jezus  Christus.  Amen.  □ 

NOTEN 

I.  Daniël  2:45. 
2.Jesaja29:14. 

3 .  Geciteerd  door  David  B.  Haight, 
De  Ster  van  oktober  1981,  blz.  57. 

4.  Maleachi3:10. 

5 .  Conference  Report,  april  1 900, 
blz.  48. 

6.  Maleachi3:ll. 

7.  Persoonlijke  correspondentie. 

8.  Conference  Report,  april  1968,  blz.  74. 

9.  Zie  Matteüs  6:19-21. 

10.  Maleachi  3:8. 

II.  The  Lord's  Tenth  (brochure,  1968), 
blz.  10-11. 

12.  Jesaja  58:11;  zie  ook  Jesaja  58:6-10. 

13.  2  Samuël  24:24. 


JANUARI 
39 


2   0  0  2 


De  leer  van  insluiting 


Ouderling  M.  Russell  Ballard 

van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 


'Als  wij  ware  discipelen  van  de  Heer,  Jezus  Christus,  zijn, 
zullen  we  al  onze  naasten  altijd  liefdevol  de  helpende  hand 
bieden. ' 


Het  kan  een  mooie,  heldere 
herfstdag  als  vandaag  zijn 
geweest.  De  Heiland  onder- 
richtte een  aantal  van  zijn  discipe- 
len, toen  een  man,  die  alleen  als 
'wetgeleerde'  staat  aangeduid, 
vroeg:  'Meester,  wat  moet  ik  doen 
om  het  eeuwige  leven  te  beërven?' 

Jezus  kende  het  hart  van  deze 
man  en  begreep  dat  de  vraag  een 
zwakke  poging  was  om  Hem  iets  te- 
genstrijdigs  over  de  wet  van  Mozes 
te  laten  zeggen. 

De  Heiland  reageerde  door  zelf 
twee  vragen  te  stellen:  'Wat  staat  in 
de  wet  geschreven?  Hoe  leest  gij?' 

Zoals  verwacht  kon  de  wetgeleer- 
de de  wet  citeren:  'Gij  zult  de  Here, 
uw  God,  liefhebben  uit  geheel  uw 
hart  en  met  geheel  uw  ziel  en  met 
geheel  uw  kracht  en  met  geheel  uw 
verstand,  en  uw  naaste  als  uzelf.' 

'Gij  hebt  juist  geantwoord',  zei  de 
Heiland.  'Doe  dat  en  gij  zult  leven.' 


Maar  de  wetgeleerde  was  daar 
niet  mee  tevredengesteld.  Hij  wist 
dat  de  Joden  strenge  regels  hadden 
over  omgang  met  mensen  die  niet 
van  hun  geloof  waren.  Daarom  wilde 
hij  de  Heer  meer  informatie  ontlok- 
ken, in  de  hoop  Hem  op  een  tegen- 
strijdigheid te  betrappen:  'En  wie  is 
mijn  naaste?'  vroeg  hij. 

Het  was  opnieuw  tijd  voor  onder- 
richt. Jezus  gebruikte  een  van  zijn 
favoriete  en  doeltreffendste  onder- 
wijsmethoden: een  gelijkenis,  wel- 
licht een  van  de  geliefdste  en 
bekendste  gelijkenissen  in  het  hele 
christendom. 

U  kent  de  gelijkenis,  dat  een  man 
vanuit  Jeruzalem  naar  Jericho  on- 
derweg was,  werd  beroofd  en  half- 
dood achtergelaten.  Er  kwam  een 
priester  voorbij  aan  de  overkant; 
ook  een  Leviet  bleef  niet  staan  om 
hem  te  helpen.  Toen  zei  Jezus: 

'Doch  een  Samaritaan,  die  op  reis 
was,  kwam  in  zijn  nabijheid,  en  toen 
hij  hem  zag,  werd  hij  met  ontferming 
bewogen. 

'En  hij  ging  naar  hem  toe,  ver- 
bond zijn  wonden,  goot  er  olie  en 
wijn  op;  en  hij  zette  hem  op  zijn  ei- 
gen rijdier,  bracht  hem  naar  een  her- 
berg en  verzorgde  hem.' 

Toen  stelde  Jezus  de  wetgeleerde 
nog  een  vraag:  'Wie  van  deze  drie 
dunkt  u,  dat  de  naaste  geweest  is 
van  de  man,  die  in  handen  der  ro- 
vers was  gevallen?' 

En  de  wetgeleerde  antwoordde: 
'Die  hem  barmhartigheid  bewezen 
heeft.' 

Toen  gaf  Jezus  zijn  laatste  instruc- 
ties aan  de  wetgeleerde  -  en  aan 


iedereen  die  de  gelijkenis  van  de 
barmhartige  Samaritaan  leest:  'Ga 
heen,  doe  gij  evenzo.'  (Zie  Lucas 
10:25-37.) 

Iedere  keer  dat  ik  die  gelijkenis 
lees,  ben  ik  onder  de  indruk  van  de 
kracht  en  de  eenvoud  ervan.  Maar 
hebt  u  zich  ooit  afgevraagd  waarom 
de  Heiland  een  Samaritaan  uitkoos 
als  held  van  dit  verhaal?  Er  was  nog- 
al wat  antipathie  tussen  de  Joden  en 
de  Samaritanen  in  de  tijd  van  Chris- 
tus. Onder  normale  omstandighe- 
den wilden  deze  twee  groepen  niets 
met  elkaar  te  maken  hebben.  Het 
was  nog  steeds  een  goede,  leerzame 
gelijkenis  geweest  als  de  man  die  in 
de  handen  van  rovers  was  gevallen, 
door  een  mede -Jood  was  gered. 

Uit  zijn  opzettelijke  gebruik  van 
Joden  en  Samaritanen  blijkt  duide- 
lijk dat  we  allemaal  naasten  van  el- 
kaar zijn  en  dat  we  elkaar  moeten 
liefhebben,  achten,  respecteren  en 
dienen,  ondanks  al  onze  verschillen 
-  waaronder  religieuze,  politieke  en 
culturele  verschillen. 

Die  instructie  maakt  ook  tegen- 
woordig deel  uit  van  de  leringen  van 
De  Kerk  van  Jezus  Christus  van  de 
Heiligen  der  Laatste  Dagen.  Toen 
hij  de  belangrijkste  leerstellingen 
van  de  herstelde  kerk  vermeldde, 
heeft  Joseph  Smith  gezegd:  'Wij  ei- 
sen het  goed  recht  de  almachtige 
God  te  vereren  volgens  de  stem  van 
ons  eigen  geweten,  en  kennen  alle 
mensen  hetzelfde  goed  recht  toe, 
hoe,  waar  of  wat  zij  ook  mogen  vere- 
ren' (Geloofsartikelen  1:11). 

Gelukkig  begrijpen  veel  van  onze 
leden  deze  leer,  en  leven  die  in  hun 
dagelijks  leven  na.  Ik  las  onlangs 
een  artikel  over  een  tragische  dood 
in  een  gemeenschap  hier  in  Utah. 
De  verdrietige  weduwe  werd  geci- 
teerd: 'We  zijn  overspoeld  met  hulp. 
We  zijn  geen  lid  van  de  mormoonse 
kerk,  maar  de  plaatselijke  wijk  heeft 
ons  geholpen  met  maaltijden,  ande- 
re hulp  en  vertroostende  woorden. 
Het  was  een  volkomen  uitstorting 
van  liefde,  en  daar  zijn  we  dankbaar 
voor.'  (The  Provo  Daily  Herald,  'For- 
mer  Ute's  Death  Leaves  Wife  Coping, 
Wondering',  11  augustus  2001,  blz. 
A-3.) 

En  zo  hoort  het  ook.  Als  wij  ware 


L  I  A  H   O   N  A 
40 


discipelen  van  de  Heer,  Jezus  Chris- 
tus, zijn,  zullen  we  al  onze  naasten 
altijd  liefdevol  de  helpende  hand 
bieden,  vooral  in  tijden  van  nood.  In 
de  Church  News  stond  onlangs  een 
verhaal  van  twee  vrouwen  die  een 
sterke  vriendschapsband  hebben, 
een  'Joodse  arts  uit  New  York  en  een 
huismoeder  [lid  van  de  kerk]  met 
zes  kinderen  uit  Utah,  die  nu  allebei 
in  Dallas  (Texas)  wonen.' 

De  zuster  uit  onze  kerk  zei:  'Als 
iemand  had  geprobeerd  om  met  een 
computer  te  bepalen  of  onze  vriend- 
schap  mogelijk  was,  denk  ik  niet  dat 
we  de  eerste  ronde  overleefd  zouden 
hebben.  (...) 

Een  vrouw  met  een  drukke  art- 
senpraktijk zou  volgens  mij  weinig 
interesse  hebben  om  over  de  kleur 
van  de  servetjes  voor  de  vergadering 
van  de  schoolraad  te  praten. 

'Maar  onze  veronderstellingen 
zijn  niet  altijd  juist  -  ze  kunnen  de 
wortels  vernietigen  van  iets  dat  kan 
bloeien  en  groeien.  Ik  ben  zo  dank- 
baar dat  we  veronderstellingen  aan 
de  kant  hebben  gezet.'  ('Unlikely 
Friends  Sharing  a  Lifetime',  Church 
News,  18  augustus  2001,  blz.  10.) 


Waarnemingen  en  veronderstel- 
lingen kunnen  uitermate  gevaarlijk 
en  oneerlijk  zijn.  Er  zijn  leden  van 
onze  kerk  die  niet  met  een  glimlach, 
een  handdruk  en  liefdevol  dienstbe- 
toon de  helpende  hand  aan  hun 
naasten  bieden.  Er  kunnen  mensen 
bij  ons  in  de  buurt  komen  wonen  die 
geen  lid  van  de  kerk  zijn  en  een 
vooroordeel  hebben  over  de  kerk  en 
haar  leden.  Goede  buren  moeten  ui- 
teraard hun  uiterste  best  doen  om 
elkaar  te  begrijpen  en  vriendelijk 
voor  elkaar  te  zijn,  ongeacht  gods- 
dienst, nationaliteit,  ras  of  cultuur. 

Soms  hoor  ik  dat  leden  mensen 
van  andere  geloofsrichtingen  beledi- 
gen door  ze  te  negeren  en  ze  nergens 
bij  te  betrekken.  Dat  geldt  vooral 
voor  gebieden  waar  de  leden  in  de 
meerderheid  zijn.  Ik  heb  gehoord  dat 
sommige  kleingeestige  ouders  hun 
kinderen  verbieden  om  met  kinderen 
te  spelen  die  geen  lid  van  de  kerk  zijn. 
Dergelijk  gedrag  is  niet  in  overeen- 
stemming met  de  leringen  van  de 
Heer,  Jezus  Christus.  Ik  kan  niet  be- 
grijpen waarom  leden  van  onze  kerk 
zoiets  kunnen  laten  gebeuren.  Ik  ben 
al  mijn  hele  leven  lid  van  de  kerk.  Ik 


ben  op  zending  geweest,  ik  ben  twee 
keer  bisschop  geweest,  zendingspresi- 
dent, een  van  de  zeventigen  en  nu 
ben  ik  apostel.  Ik  heb  nooit  een  leer 
van  uitsluiting  verkondigd  -  en  heb 
die  nooit  horen  verkondigen.  Ik  heb 
nooit  iets  anders  gehoord  dan  dat  de 
leden  van  deze  kerk  aangemoedigd 
worden  om  liefdevol,  vriendelijk  en 
verdraagzaam  te  zijn,  en  welwillend 
ten  opzichte  van  onze  vrienden  en 
naasten  van  andere  geloofsrichtingen. 

De  Heer  verwacht  veel  van  ons. 
Ouders,  leer  uw  kinderen  en  prakti- 
seer zelf  het  beginsel  insluiting  en 
niet  uitsluiting  vanwege  godsdiensti- 
ge, politieke  of  culturele  verschillen. 

Het  is  waar  dat  wij  in  de  wereld 
de  volheid  van  het  evangelie  van  Je- 
zus Christus  verkondigen,  dat  door 
middel  van  de  profeet  Joseph  Smith 
op  aarde  is  hersteld,  en  dat  wij  onze 
leden  aanmoedigen  om  met  anderen 
over  het  evangelie  te  praten  en  hun 
getuigenis  te  geven.  Maar  het  is 
nooit  het  beleid  van  de  kerk  geweest 
dat  de  mensen  die  niet  luisteren  of 
onze  boodschap  niet  accepteren  ver- 
meden of  genegeerd  moeten  wor- 
den. Het  tegenovergestelde  is  zelfs 


^rtïw». 


JANUARI       2002 
41 


waar.  President  Gordon  B.  Hinckley 
heeft  ons  zelfs  herhaaldelijk  herin- 
nerd aan  deze  taak  die  wij  als  volge- 
lingen van  de  Heer,  Jezus  Christus, 
hebben.  Ik  citeer  er  slechts  één: 

'Wij  zijn  allemaal  individuen.  We 
zijn  allemaal  anders.  Er  moet  respect 
voor  die  verschillen  bestaan.  (...) 

Wij  moeten  harder  werken  om, 
ondanks  afwijkende  leerstellingen  en 
denkbeelden,  wederzijds  respect,  ge- 
duld en  verdraagzaamheid  voor  el- 
kaar te  ontwikkelen.  U  en  ik  zijn  het 
misschien  niet  eens.  Maar  met  re- 
spect en  beleefdheid  is  het  mogelijk.' 
(Teachings  of  Gordon  B.  Hinckley,  blz. 
661,665.) 

Als  lid  van  De  Kerk  van  Jezus 
Christus  van  de  Heiligen  der  Laatste 
Dagen  begrijpen  we  dat  we  een  Volk 
[Gode]  ten  eigendom'  (1  Petrus  2:9) 
zijn.  Onze  leerstellingen  en  geloofs- 
overtuigingen zijn  belangrijk  voor 
ons.  We  houden  ze  stevig  vast  en 
koesteren  ze.  Ik  zeg  niet  dat  we  dat 
niet  moeten  doen.  Onze  eigenheid  en 
de  unieke  boodschap  van  het  herstel- 
de evangelie  van  Jezus  Christus  zijn 
noodzakelijke  elementen  om  de  be- 
volking op  aarde  een  duidelijke  keus 
te  bieden.  Ik  wil  ook  niet  adviseren 
dat  we  relaties  aangaan  waardoor  wij 
of  ons  gezin  geestelijk  risico  lopen. 
We  moeten  echter  begrijpen  dat  niet 
iedereen  onze  leer  van  de  herstelling 
van  het  evangelie  van  Jezus  Christus 
zal  accepteren.  Over  het  algemeen 
zijn  onze  naasten  die  geen  lid  van  de 


kerk  zijn,  goede  en  eerzame  mensen  - 
even  goed  en  eerzaam  als  waar  wij 
naar  streven.  Zij  geven  om  hun  gezin, 
net  als  wij.  Ze  willen  de  wereld  verbe- 
teren, net  als  wij.  Ze  zijn  vriendelijke, 
liefdevolle,  grootmoedige  en  trouwe 
mensen  -  net  als  waar  wij  naar  stre- 
ven. Bijna  25  jaar  geleden  heeft  het 
Eerste  Presidium  gezegd:  'Onze  bood- 
schap (...)  is  er  een  van  liefde  en  zorg 
voor  het  eeuwig  welzijn  van  alle  men- 
sen, ongeacht  religieuze  achtergrond, 
ras  of  nationaliteit,  in  het  besef  dat 
we  waarlijk  broeders  en  zusters  zijn, 
omdat  we  zoons  en  dochters  van  de- 
zelfde hemelse  Vader  zijn.'  (Verklaring 
van  het  Eerste  Presidium,  15  februari 
1978.) 

Dat  is  onze  leer  -  een  leer  van  in- 
sluiting. Dat  geloven  we.  Dat  heb- 
ben we  geleerd.  Door  die  leer 
behoren  wij  van  alle  mensen  op  aar- 
de de  liefdevolste,  vriendelijkste  en 
verdraagzaamste  mensen  te  zijn. 

Ik  wil  graag  drie  eenvoudige  din- 
gen noemen  die  we  kunnen  doen 
zodat  anderen  in  onze  omgeving 
zich  niet  uitgesloten  voelen. 

Ten  eerste,  leer  uw  buren  kennen. 
Verzamel  informatie  over  hun  gezin, 
hun  werk  en  hun  zienswijze.  Kom 
met  hen  samen  als  ze  dat  willen. 
Wees  niet  opdringerig  en  heb  geen 
bijbedoelingen.  Vriendschap  mag 
nooit  met  een  ander  doel  worden 
ontwikkeld;  de  vriendschap  zelf 
moet  het  doel  zijn.  Ik  kreeg  onlangs 
een  brief  van  een  vrouw  die  pas  naar 


Utah  verhuisd  was.  Ik  zal  een  klein 
stukje  citeren:  'Ouderling  Ballard,  ik 
moet  zeggen  dat  als  ik  mijn  buren 
gedag  zeg  of  naar  hen  zwaai,  zij  hele- 
maal niet  reageren.  Als  ik  ze  tijdens 
mijn  ochtend-  of  avondwandeling 
begroet,  zeggen  ze  niets  terug.  Ande- 
re kleurlingen  zeggen  dat  zij  dezelfde 
ervaring  hebben.'  Als  er  leden  van 
de  kerk  in  haar  buurt  wonen,  moe- 
ten die  weten  dat  dat  niet  mag  ge- 
beuren. Laten  wij  zinvolle  relaties 
van  wederzijds  vertrouwen  en  begrip 
ontwikkelen  met  mensen  van  andere 
achtergronden  en  geloofsrichtingen. 

Ten  tweede,  ik  geloof  dat  het 
goed  zou  zijn  als  we  een  aantal  zin- 
sneden uit  onze  woordenschat  zou- 
den verwijderen:  'niet-lid'  en 
'niet-mormoon'.  Dergelijke  woorden 
kunnen  vernederend  en  kleinerend 
zijn.  Ik  beschouw  mijzelf  ook  niet  als 
'niet-katholiek'  of  'niet-joods'.  Ik 
ben  een  christen.  Ik  ben  lid  van  De 
Kerk  van  Jezus  Christus  van  de  Hei- 
ligen der  Laatste  Dagen.  Zo  wil  ik 
graag  genoemd  worden  -  wie  en  wat 
ik  ben,  en  niet  wie  ik  niet  ben.  La- 
ten wij  de  mensen  in  onze  omgeving 
met  dezelfde  beleefdheid  behande- 
len. Als  we  een  algemeen  woord  wil- 
len gebruiken,  is  'buren'  of  'naasten' 
in  de  meeste  gevallen  gepast. 

En  ten  derde,  als  onze  naasten 
geïrriteerd  of  gefrustreerd  raken 
door  een  geschil  met  De  Kerk  van 
Jezus  Christus  van  de  Heiligen  der 
Laatste  Dagen  of  door  een  wet  die 
we  om  morele  redenen  steunen, 
raad  hen  dan  niet  aan  om  te  verhui- 
zen, ook  niet  als  grapje.  Ik  kan  niet 
begrijpen  dat  een  lid  van  onze  kerk 
zoiets  zou  kunnen  zeggen!  De  pio- 
niers zijn  door  onjuist  geïnformeerde 
en  onverdraagzame  mensen  van 
plaats  tot  plaats  verdreven.  Zij  heb- 
ben veel  moeilijkheden  en  vervol- 
gingen moeten  doorstaan  omdat  zij 
anders  dachten,  handelden  en  ge- 
loofden dan  andere  mensen.  Als  we 
iets  van  onze  geschiedenis  hebben 
geleerd,  hoop  ik  dat  we  respect  voor 
de  rechten  van  alle  mensen  hebben 
geleerd,  zodat  we  in  vrede  met  el- 
kaar kunnen  leven. 

Nu  wil  ik  me  graag  richten  tot  de 
mensen  die  geen  lid  van  onze  kerk 
zijn.  Als  er  kwesties  zijn  waar  u  zich 


L  I  A  H   O   N  A 
42 


zorgen  over  maakt,  laten  we  daar 
dan  over  praten.  We  willen  graag 
helpen.  Ik  hoop  echter  dat  u  be- 
grijpt dat  onze  leerstellingen  en  le- 
ringen van  de  Heer  afkomstig  zijn, 
dus  soms  moeten  we  ons  erbij  neer- 
leggen dat  we  het  niet  eens  worden, 
maar  dat  kunnen  we  op  vriendelijke 
wijze  doen.  In  onze  gemeenschap- 
pen kunnen  en  moeten  we  beleefd 
en  beschaafd  met  elkaar  omgaan 
en  respect  voor  elkaar  hebben.  Hier 
in  Utah  heeft  een  groep  burgers  de 
'Alliance  for  Unity'  (federatie  voor 
eenheid)  opgericht.  Dit  initiatief 
wordt  door  onze  kerk  en  andere  ker- 
ken en  organisaties  gesteund.  Een 
van  de  doelstellingen  is  'een  samen- 
leving op  te  bouwen  waar  verschil- 
lende standpunten  erkend  en 
gewaardeerd  worden.'  Misschien  is 
er  geen  beter  moment  voor  de  men- 
sen op  aarde  om  met  elkaar  samen 
te  werken. 

Slechts  een  aantal  uren  voordat 
Hij  aan  het  pijnlijke,  lichamelijke  en 
geestelijke  proces  van  de  verzoening 
begon,  kwam  de  Heiland  met  zijn 
discipelen  bijeen  om  aan  het  Pascha 
deel  te  nemen  -  zijn  laatste  maaltijd 

-  en  om  hun  zijn  laatste  instructies 
te  geven.  Een  van  die  instructies  is 
de  inspirerende  verklaring  die  ons 
leven  kan  veranderen:  'Een  nieuw 
gebod  geef  Ik  u,  dat  gij  elkander  lief- 
hebt;  gelijk  Ik  u  liefgehad  heb,  dat 
gij  ook  elkander  liefhebt. 

'Hieraan  zullen  allen  weten,  dat  gij 
discipelen  van  Mij  zijt,  indien  gij  lief- 
de hebt  onder  elkander'  (Johannes 
13:34-35). 

Dat  heeft  Jezus  zijn  discipelen 
geleerd  -  en  ook  'een  wetgeleerde' 

-  door  middel  van  de  gelijkenis 
van  de  barmhartige  Samaritaan. 
En  dat  leert  Hij  ons  tegenwoordig 
door  middel  van  hedendaagse  pro- 
feten en  apostelen.  Heb  elkaar  lief. 
Wees  vriendelijk  voor  elkaar,  on- 
danks grote  verschillen.  Behandel 
elkaar  met  respect  en  fatsoen.  Ik 
weet  en  getuig  dat  Jezus  de  Chris- 
tus is,  onze  Heiland  en  Verlosser. 
En  ik  weet  dat  Hij  van  ons  alle- 
maal verwacht  dat  wij  zijn  aan- 
moediging opvolgen  om  betere 
naasten  te  worden.  In  de  naam  van 
Jezus  Christus.  Amen.  □ 


Priesterschapsbijeenkomst 

6  oktober  2001 


Onze  plicht  jegens 
Godvervullen 


Ouderling  Robert  D.  Hales 

van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 


(ïk  beloof  je  dat  je  door  het  verdienen  van  de  onderscheiding 
Plicht  jegens  God  een  levend  getuigenis  zult  ontvangen  waar 
je  de  rest  van  je  leven  steun  aan  zult  ontlenen. ' 


Al  vele  jaren  zijn  het  Eerste  Pre- 
sidium en  het  Quorum  der  Twaalf 
Apostelen  uiterst  bezorgd  om  het 
welzijn  van  onze  jongeren  in  deze 
moeilijke  tijden.  Op  28  september 
2001  heeft  het  Eerste  Presidium  een 
brief  gestuurd  aan  de  priesterschaps- 
leiders in  de  Verenigde  Staten  en 
Canada,  waarin  staat: 

'In  januari  2000  hebben  wij  in  ge- 
bieden buiten  de  Verenigde  Staten 
en  Canada  waar  geen  scouting  was 
een  prestatieprogramma  voor  de 
Aaronische  priesterschap  geïntro- 
duceerd. Het  doel  (...)  is  om  de 
jongemannen  te  helpen  met  hun 
voorbereiding  op  het  Melchizedeks 
priesterschap,  de  begiftiging,  een 
voltijdzending,  het  huwelijk  en  het 
vaderschap.  (...)  [Dat  internationale 
programma  blijft  van  kracht  en]  is 
nu  aangepast  voor  gebruik  in  de 
Verenigde  Staten  en  Canada  zodat 
het  ook  de  belangrijke  rol  van  scou- 
ting omvat  voor  de  ontwikkeling 
van  de  jongemannen.  (...)  [en  het 
gaat  heten:]  Aaronische  priesterschap: 
onze  plicht  jegens  God  vervullen. 

In  drie  gidsen  —  Aaronische  pries- 
terschap: onze  plicht  jegens  God  vervul- 
len voor  diakenen,  leraars  en  priesters 
—  wordt  het  programma  uitgelegd. 
Jongemannen  die  aan  de  eisen  vol- 
doen in  al  die  gidsen,  ontvangen  de 
onderscheiding  Plicht  jegens  God. 


Wat  een  vreugde  is  het  om 
voor  de  priesterschap  te 
staan  en  het  koninklijke 
leger  van  God  toe  te  spreken.  Het  is 
belangrijk  dat  wij  weten  wie  wij  zijn: 
zonen  van  God  met  het  Aaronisch 
priesterschap  en  het  Melchizedeks 
priesterschap,  hersteld  in  deze  bede- 
ling. Het  is  belangrijk  dat  wij  weten 
wat  wij  proberen  te  bereiken  in  het 
leven:  namelijk  met  onze  gezinsle- 
den terugkeren  naar  de  tegenwoor- 
digheid van  onze  hemelse  Vader. 
Omdat  wij  daarmee  gezegend  zijn,  is 
het  ook  belangrijk  dat  wij  onze 
plicht  jegens  God  leren  kennen  en 
die  vervullen. 


JANUARI       2002 
43 


'Wij  kondigen  ook  een  nieuw, 
vereenvoudigd  jongevrouwenboek 
Mijn  persoonlijke  vooruitgang  aan  en 
een  herzien  boekje  Voor  de  kracht  van 
de  jeugd.  Al  dit  materiaal  is  bijge- 
werkt om  de  jongeren  te  helpen  met 
het  ontwikkelen  van  groter  geloof  en 
grotere  moed  in  de  huidige  wereld. 
Verder  kondigen  wij  een  Leidraad 
voor  ouders  en  leidinggevenden  van  jon- 
geren aan  om  de  ouders  en  leidingge- 
venden te  helpen  met  het  sterken 
van  onze  jongeren.  In  deze  leidraad 
wordt  aangegeven  hoe  belangrijk  en 
ondersteunend  de  rol  van  de  weke- 
lijkse activiteitenavond  is. 

'Wij  willen  dat  alle  jongemannen 
ernaar  streven  om  de  onderschei- 
ding kroonverkenner  en  de  onder- 
scheiding Plicht  jegens  God  te 
verdienen.  Wij  willen  dat  alle  jonge  - 
vrouwen  ernaar  streven  de  onder- 
scheiding Voorbeeldige  jongevrouw 
te  verdienen.  Als  de  jongeren  aan 
die  doelen  werken,  zullen  ze  vaar- 
digheden en  eigenschappen  ontwik- 
kelen die  hen  naar  de  tempel  zullen 
leiden  en  hen  voorbereiden  op  een 
leven  vol  dienstbaarheid  aan  hun 
gezin  en  de  Heer. 

'Exemplaren  van  dit  materiaal  wor- 
den tegen  december  2001  naar  alle 
ringen  gestuurd  voor  distributie  onder 
de  wijken,  om  in  januari  2002  ge- 
bruikt te  worden.'  (Brief  van  het  Eer- 
ste Presidium,  28  september  2001.) 
Aldus  eindigde  de  gedenkwaardige 
brief  van  het  Eerste  Presidium. 

Wij  leven  in  een  uiterst  moeilij- 
ke periode  van  de  wereldgeschiede- 
nis, waarin  Satan  heen  en  weer 
gaat  over  de  aarde  onder  de  kinde- 
ren van  God  om  allerlei  soorten 
kwaad  te  doen  en  de  verlangens 
van  ónze  rechtvaardige  God  te 
dwarsbomen.  Uit  de  Schriften  leren 
wij  dat  Satans  kwade  bedoelingen 
met  de  mensen  op  aarde  steeds 
erger  zullen  worden  naarmate  de 
wederkomst  van  onze  Heer  en  Hei- 
land, Jezus  Christus,  naderbij  komt. 
(Zie  2  Tessalonicensen  2:1-10;  LV 
10:33;  52:14;  86:3-10.) 

Er  is  nog  nooit  een  tijd  in  deze 
laatste  dagen  geweest  als  nu,  waarin 
de  boodschap  van  het  Eerste  Presi- 
dium en  het  Quorum  der  Twaalf  zo 
sterk  is  dat  ouders,  bisschoppen  en 


leidinggevenden  van  hulporganisa- 
ties ervoor  moeten  zorgen  dat  jullie, 
jongemannen,  begrijpen  wie  je  bent 
en  wat  je  kunt  worden  —  niet  alleen 
in  dit  sterfelijke  leven,  maar  in  de 
eeuwigheid  die  volgt. 

Door  de  onderscheiding  Plicht  je- 
gens God  kunnen  jongemannen  be- 
ter de  moeilijkheden  van  het  leven 
aan  en  kunnen  zij  beter  de  doelein- 
den van  de  Aaronische  priester- 
schap bereiken. 

Het  Eerste  Presidium  en  het  Quo- 
rum der  Twaalf  Apostelen  hebben 
uitgelegd:  'Wij  hopen  dat  je  de  on- 
derscheiding Plicht  jegens  God  ver- 
dient en  dat  het  een  symbool  wordt 
van  je  voorbereiding  op  het  Melchi- 
zedeks  priesterschap.'  (Aaronische 
priesterschap  —  diaken:  onze  plicht  je- 
gens God  vervullen,  [2001],  blz.  4.) 

Om  de  onderscheiding  Plicht  je- 
gens God  te  verdienen,  behaal  je 
doelen  op  de  volgende  terreinen: 

•  Getrouwheid  in  priesterschap- 
staken  en  normen 

•  Betrokkenheid  bij  gezinsactivi- 
teiten 

•  Deelname  aan  quorumactivi- 
teiten 

•  Een  dienstbetoonproject  in  het 
kader  van  de  Plicht  jegens  God  uit- 
voeren 

•  Doelen  behalen  in  elk  van  de 
volgende  vier  categorieën:  waarvan 
de  kern  de  priesterschapstaken  zijn: 
geestelijke  ontwikkeling;  lichamelij- 
ke ontwikkeling;  scholing,  karakter- 
vorming en  beroepsplanning;  en 
burgerschap  en  sociale  ontwikkeling. 

Als  je  voldoet  aan  de  vereisten 
van  deze  priesterschapstaken  en  ei- 
genschappen, bereid  je  je  voor  op  de 
Melchizedeks-priesterschapstaken 
en  toekomstige  uitdagingen.  Ik  be- 
loof je  dat  je  door  het  verdienen  van 
de  onderscheiding  Plicht  jegens  God 
een  levend  getuigenis  zult  ontvan- 
gen waar  je  de  rest  van  je  leven 
steun  aan  zult  ontlenen. 

Waar  dat  wordt  aangeboden,  kan 
ook  de  scouting  je  daarbij  helpen. 
Wij  moedigen  je  aan  om  deel  te  ne- 
men aan  de  scouting.  Veel  scouting- 
vereisten  kunnen  meetellen  voor  de 
certificaten  Plicht  jegens  God. 

Scouting  maakt  deel  uit  van  het 
AP-activiteitenprogramma.    De 


onderscheiding  Plicht  jegens  God  is 
een  priesterschapsonderscheiding 
met  vereisten  waardoor  je  je  geeste- 
lijk ontwikkelt  en  je  je  priester- 
schapstaken uitvoert. 

Enkele  grote  zegeningen  van  deze 
programma's  zijn  dat  jullie,  jongeren 
van  de  kerk,  duidelijk  zullen  begrij- 
pen wie  jullie  zijn;  dat  je  rekenschap 
aflegt  voor  wat  je  doet;  dat  je  de 
verantwoording  op  je  neemt  voor  je 
levenswijze;  en  dat  je  in  staat  bent 
doelen  te  stellen  om  te  bereiken 
waarvoor  je  naar  de  aarde  gestuurd 
bent.  Wij  verzoeken  je  dringend  om 
heel  goed  je  best  te  doen. 

Jongemannen,  ga  elke  dag  op  je 
knieën  en  spreek  de  verlangens  van  je 
hart  tegenover  God  uit.  Hij  is  de  bron 
van  alle  wijsheid  en  zal  je  gebeden 
verhoren.  Wees  nederig  en  bereid  om 
te  luisteren  naar  de  ingevingen  van 
de  Geest.  Lees  dagelijks  in  de  Schrif- 
ten. Versterk  je  getuigenis.  Betaal 
tiende  en  vastengaven.  Gedenk  en 
onderhoud  de  verbonden  die  je  hebt 
gesloten  bij  de  doop,  en  hernieuw  ze 
elke  week  door  deel  te  nemen  aan  het 
avondmaal.  Als  je  nu  je  doopverbon- 
den  nakomt,  kun  je  je  beter  voorbe- 
reiden op  de  tempelverbonden  die  je 
in  de  toekomst  zult  sluiten. 

Dat  is  de  kern  van  je  plicht  je- 
gens God.  Door  je  plicht  jegens  God 
te  vervullen,  ben  je  niet  alleen  jezelf 
maar  ook  anderen  tot  zegen. 

Dienstbetoon  is  een  van  de  doe- 
len van  de  Aaronische  priester- 
schap. Een  van  de  vereisten  voor  de 
onderscheiding  Plicht  jegens  God  is 
dat  je  elk  jaar  een  dienstbetoonpro- 
ject doet,  dat  je  de  kans  biedt  om 
een  belangrijke  dienst  te  verrichten 
bij  je  thuis,  in  de  kerk  of  in  de  sa- 
menleving. Help  en  dien  je  andere 
mensen,  dan  ontdek  je  dat  de  vol- 
gende schrifttekst  een  erg  belangrijk 
deel  uitmaakt  van  het  evangelie: 
'Want  voor  zoverre  gij  het  aan  de 
minste  van  dezen  doet,  doet  gij  het 
aan  Mij' (LV  42:38). 

Ik  hoop  dat  de  ouders  en  de  bis- 
schoppen —  die  president  zijn  van 
de  Aaronische  priesterschap  —  zul- 
len begrijpen  dat  de  jongemannen  en 
de  jonge  vrouwen  voor  wie  zij  verant- 
woordelijk zijn,  voorbereid  zijn  om 
juist  in  deze  tijd  naar  de  aarde  te 


A  H   O  N  A 
44 


gaan  met  een  heilig  en  heerlijk  doel 
Het  is  een  grote  zegening  om  je  te 
kwalificeren  voor  het  Melchizedeks 
priesterschap  en  het  te  ontvangen. 
Jullie,  jongemannen,  hebben  een 
edele  roeping  om  rechtschapen 
mannen  te  worden,  in  kracht  toe  te 
nemen  en  anderen  ten  goede  te 
beïnvloeden.  Jullie,  jongemannen, 
zijn  de  toekomst  van  de  kerk. 

Wij  hebben  allemaal  vooruitgang 
geboekt  sinds  we  uit  de  tegenwoor- 
digheid van  onze  hemelse  Vader  naar 
de  aarde  zijn  gegaan.  Onze  eerste  tien 
jaar  in  dit  leven  waren  een  grote  leer- 
ervaring. Er  werd  om  ons  gegeven  en 
voor  ons  gezorgd.  We  leerden  lopen, 
praten  en  dit  lichaam  onder  controle 
houden.  We  leerden  wat  keuzevrij- 
heid is  —  dat  keuzen  gevolgen  heb- 
ben. Velen  van  ons  zijn  gedoopt  toen 
ze  acht  jaar  waren,  wat  volgens  de 
Schriften  de  leeftijd  van  verantwoor- 
delijkheid is  waarop  we  goed  van 
kwaad  kunnen  onderscheiden,  zodat 
we  weten  wie  wij  zijn  —  kinderen 
van  God  —  waarom  we  hier  op  aarde 
zijn,  en  wat  we  proberen  hier  te  berei- 
ken. (Zie  LV  68:25,  27.) 

Vanaf  onze  doop  tot  ons  twaalfde 
jaar  hebben  onze  familieleden,  pries- 
terschapsleiders en  leidinggevenden 
van  hulporganisaties  ons  evangeliebe- 
ginselen en  -normen  geleerd  die  ons 
erop  voorbereidden  om  het  priester- 
schap te  dragen.  Het  Aaronisch  pries- 
terschap wordt  het  voorbereidende 
priesterschap  genoemd.  Deze  tweede 
tien  jaar  van  ons  leven  is  een  periode 
van  voorbereiding.  Het  is  een  tijd 
waarin  we  ons  voorbereiden  om  de 
grote  beslissingen  te  nemen  die  voor 
ons  liggen.  We  bereiden  ons  voor  op 
het  Melchizedeks  priesterschap,  onze 
tempelverbonden  en  al  onze  priester- 
schapstaken,  zodat  we  onze  plicht  je- 
gens God  kunnen  vervullen. 

De  keuzen  die  je  nu  doet,  hebben 
rechtstreekse  gevolgen  voor  het  aan- 
tal en  de  soort  kansen  die  je  in  de  toe- 
komst krijgt.  Elke  dagelijkse  beslissing 
beperkt  of  verbreedt  je  mogelijkhe- 
den. Neem  je  goede  beslissingen  in 
deze  periode  van  voorbereiding,  dan 
ben  je  klaar  om  in  de  toekomst  ook 
goede  beslissingen  te  nemen. 

Bedenk  eens  op  welke  terreinen 
je  de  volgende  tien  jaar  van  je  leven 


—  als  je  in  de  twintig  bent  —  beslis- 
singen gaat  nemen:  al  dan  niet 
waardig  zijn  om  naar  de  tempel  te 
gaan,  zending,  studie,  beroep,  eeuwi- 
ge partner,  kinderen.  Die  tien  jaar 
vol  beslissingen  is  geen  tijd  om  bang 
voor  te  zijn.  Het  is  een  tijd  om  van 
de  zegeningen  te  genieten  waarop 
je  je  hebt  voorbereid.  'Wanneer  gij 
zijt  voorbereid,  zult  gij  niet  vrezen' 
(LV  38:30). 

Een  van  de  grootste  gaven  die  je 
bij  de  doop  hebt  gekregen,  is  de  gave 
van  de  Heilige  Geest.  Met  de  gave 
van  de  Heilige  Geest  kun  je  geïnspi- 
reerde leiding  krijgen  om  die  belang- 
rijke beslissingen  te  nemen. 

In  de  voorbereidende  periode  van 
je  leven  is  het  erg  belangrijk  om 
geestelijke  groei  tot  stand  te  bren- 
gen, maar  ook  lichamelijke  groei, 
scholing,  persoonlijke  ontwikkeling, 
beroepsvoorbereiding,  sociale  en 
burgerschapsvaardigheden.  Al  die 
eigenschappen  behoren  tot  je  pries- 
terschapstaken  en  daarmee  word  je 
geholpen  met  de  beslissingen  die 
nog  voor  je  liggen  in  de  volgende 
tien  jaar  van  je  leven. 


Belangrijk  onderdeel  van  je  plicht 
jegens  God  vervullen  is,  op  elke  leef- 
tijd, een  discipel  van  Jezus  Christus  te 
zijn,  wat  inhoudt  dat  je  zijn  uitnodi- 
ging aanneemt:  'Kom  hier,  volg  Mij' 
(Lucas  18:22).  Om  de  Heiland  te  vol- 
gen, moeten  we  weten  wie  Hij  is  — 
de  Zoon  van  God  —  en  moeten  we 
zijn  naam  op  ons  nemen,  zijn  zoen- 
offer indachtig  zijn,  en  zijn  geboden 
onderhouden.  We  sluiten  die  verbon- 
den bij  de  doop,  en  we  hernieuwen 
onze  doopverbonden  elke  keer  dat  we 
deelnemen  aan  het  avondmaal. 

We  leren  uit  de  gebeden  van  de 
Heiland  tot  zijn  Vader  in  de  hemel 
grote  lessen  van  discipelschap  en 
plicht  jegens  God.  In  het  grote  ho- 
gepriesterlijke gebed  zegt  Hij:  'lic  heb 
U  verheerlijkt  op  de  aarde  door  het 
werk  te  voleindigen,  dat  Gij  Mij  te 
doen  gegeven  hebt'  (Johannes  17:4; 
cursivering  toegevoegd) . 

Toen  Jezus  Christus  in  de  Hof 
van  Getsemane  leed  voor  de  zonden 
van  de  hele  mensheid,  bad  Hij: 
'Mijn  Vader,  indien  het  mogelijk  is, 
laat  deze  beker  Mij  voorbijgaan; 
doch  niet  gelijk  Ik  wil,  maar  gelijk  Gij 


Een  moment  van  bezinning  in  het  Conferentiecentrum. 


JANUARI 
45 


2  0  0  2 


wilt'  (Matteüs  26:39;  cursivering 
toegevoegd) . 

Discipelschap  en  plicht  jegens 
God  zijn  ook  te  zien  in  het  leven 
van  profeten  overal  in  de  Schriften. 
De  lessen  die  we  leren  van  die  profe- 
ten, zijn  toe  te  passen  in  ons  eigen 
leven. 

De  jonge  Joseph  Smith  zei:  'Ik  ge- 
hoorzaamde, keerde  terug  naar  mijn 
vader  in  het  veld  en  vertelde  hem  al- 
les' (Geschiedenis  van  Joseph  Smith 
1:50;  cursivering  toegevoegd). 

Elia  lging  [...]  heen  en  deed  naar 
het  woord  des  Heren'  (1  Koningen 
17:5;  cursivering  toegevoegd). 

'En  Noach  deed  het;  geheel  zoals 
God  het  hem  geboden  had,  deed 
hij'  (Genesis  6:22;  cursivering  toe- 
gevoegd) . 

Jozua  leerde  zijn  volk:  'Maar  ik  en 
mijn  huis,  wij  zullen  de  Here  dienen. 
(...)  En  het  volk  zeide  tot  Jozua:  De 
Here,  onze  God,  zullen  wij  dienen,  en 
naar  zijn  stem  zullen  wij  horen  (Jozua 
24:15,  24;  cursivering  toegevoegd) . 

Alma  zei:  'O,  gedenk,  mijn  zoon, 
om  in  uw  jeugd  wijsheid  te  leren;  ja, 
leer  in  uw  jeugd  de  geboden  van  God  te 
Onderhouden1  (Alma  37:35;  cursive- 
ring toegevoegd) . 

Het  Eerste  Presidium  en  het  Quo- 
rum der  Twaalf  Apostelen  hebben 


alle  dragers  van  het  Aaronisch  pries- 
terschap aangeraden: 

'Je  leeft  in  een  tijd  met  grote  moei- 
lijkheden en  kansen.  Je  bent  geroepen 
om  iets  goeds  tot  stand  te  brengen  in 
de  wereld.  Als  zoon  van  God  kun  je, 
met  de  macht  van  het  Aaronisch 
priesterschap,  veel  goeds  doen. 

'Je  kunt  dienstbetoon  verrichten, 
en  van  je  tijd,  talenten  en  energie 
geven  zonder  aan  een  beloning  te 
denken.  Je  kunt  priesterschapstaken 
uitvoeren,  zoals  [het  klaarzetten, 
ronddienen  en  zegenen]  van  het 
avondmaal,  [vastengaven  ophalen, 
andere  mensen  helpen  en]  op  huis- 
onderwijs  gaan.  Je  kunt  andere  men- 
sen met  jouw  voorbeeld  opbouwen. 
Je  kunt  jezelf  sterken,  je  geloof  en 
getuigenis  opbouwen,  en  het  evan- 
gelie naleven  terwijl  je  erover  leert 
en  andere  mensen  erover  vertelt. 

'Je  hebt  de  opdracht  om  te  leren 
wat  je  hemelse  Vader  wil  dat  je  doet, 
en  vervolgens  je  best  te  doen  om 
zijn  wil  te  volgen.  (...) 

'De  Heer  heeft  geloof  in  je  en  Hij 
heeft  een  belangrijke  opdracht  voor 
je.  Hij  zal  je  helpen  als  je  je  tot  Hem 
wendt  in  gebed.  Luister  naar  de  in- 
gevingen van  de  Geest.  Gehoorzaam 
de  geboden.  Sluit  en  onderhoud  ver- 
bonden die  je  voorbereiden  op  de 


tempel.  Overleg  met  je  ouders  en  je 
leiders  om  doelen  te  stellen  en  er- 
naar te  streven  die  te  halen.  Je  krijgt 
een  sterk  gevoel  dat  je  wat  presteert 
als  je  je  plicht  vervult  en  je  voorbe- 
reidt op  de  spannende  uitdagingen 
van  de  toekomst.'  (Aaronische  pries- 
terschap —  priester:  onze  plicht  jegens 
God  vervullen  [2001],  blz.  4-5.) 

Broeders  van  de  Aaronische 
priesterschap,  stel  nu  je  doelen  en  ga 
werken  aan  het  behalen  van  de  on- 
derscheiding Plicht  jegens  God  en 
de  onderscheiding  kroonverkenner. 
Je  zult  gezegend  worden  voor  je  in- 
spanningen. 

Ik  houd  van  de  jeugd  van  de  kerk. 
Ik  heb  groot  respect  en  veel  bewon- 
dering voor  de  goede  keuzen  die  jul- 
lie dagelijks  doen.  Jullie  zijn  zo 
getrouw  in  deze  moeilijke  tijden,  on- 
danks de  vele  obstakels  die  voor  je 
liggen.  Je  bent  je  aan  het  voorberei- 
den om  in  de  toekomst  vader  en 
priesterschapsleider  in  de  kerk  te  zijn. 

Het  is  van  groot  belang  dat  wij  al- 
lemaal inzien  dat  wij  in  de  laatste  be- 
deling, van  de  volheid  der  tijden, 
leven  —  dat  wij  ons  voorbereiden  op 
de  wederkomst  van  Jezus  Christus  en 
dat  de  tegenstander  in  deze  laatste 
dagen  nog  meer  kwaad  op  de  wereld 
kan  loslaten.  Het  is  ons  gebed  dat  alle 
jongeren  van  de  kerk  de  kracht  zullen 
hebben  om  de  vurige  pijlen  van  de  te- 
genstander te  weerstaan  en  dat  wij, 
als  ouders  en  priesterschapsleiders  — 
ja,  wij,  hun  herders  —  onze  kinderen 
tot  steun  kunnen  zijn  in  hun  trouw 
aan  het  evangelie  van  Jezus  Christus. 

Ik  getuig  van  de  waarheid  van  dit 
werk  en  van  de  herstelling  van  het 
priesterschap  in  deze  laatste  dagen. 
Ik  beloof  je  dat  je  gezegend  zult  wor- 
den wegens  je  getrouwheid,  en  ik 
verklaar  samen  met  de  profeet  Al- 
ma: 'Ik  heb  u  deze  dingen  gezegd, 
opdat  ik  een  besef  uwer  plichten  je- 
gens God  in  u  mocht  opwekken,  op- 
dat gij  onberispelijk  voor  Hem 
moogt  wandelen;  opdat  gij  moogt 
wandelen  volgens  de  heilige  orde 
Gods'  (Alma  7:22).  Dat  iedere  Aa- 
ronisch-priesterschapsdrager  zijn 
plicht  jegens  God  zal  vervullen  en 
eervol  zal  terugkeren  bij  zijn  hemel- 
se Vader,  is  mijn  gebed.  In  de  naam 
van  Jezus  Christus.  Amen.  □ 


L  I  A  H   o   N  A 

46 


Onze  plicht 
jegens  God 


Ouderling  Cecil  O.  Samuelson 

van  de  Zeventig 


'Het  priesterschap  dragen  en  je  plicht  jegens  God  nakomen  is 
niet  alleen  een  heel  ernstige  verantwoordelijkheid,  maar  ook 
een  opmerkelijk  voorrecht. ' 


antwoordde  Samuël:  'Spreek,  want 
uw  knecht  hoort.'3 

Wanneer  we  het  leven  van  Sa- 
muël volgen,  kunnen  we  zien  dat  hij 
zijn  plicht  jegens  God  is  nagekomen. 
'Samuël  nu  groeide  op,  en  de  Here 
was  met  hem  en  liet  geen  van  zijn 
woorden  ter  aarde  vallen.'4  Daar- 
door werd  Samuël  zelf  een  groot 
profeet  en  leider. 

Ik  hoop  dat  jullie,  jongemannen 
van  de  Aaronische  priesterschap  in 
deze  tijd,  begrijpen  dat  ook  jullie,  zo- 
als Samuël,  een  heilige  plicht  heb- 
ben jegens  God.  Samuël  had  een 
heel  goede  moeder,  Hanna,  en  een 
geweldige  priesterschapsleider,  Eli. 
De  meesten  van  jullie  hebben  ook 
geweldige  ouders  en  geïnspireerde 
priesterschapsleiders,  die  voor  jullie 
zorgen  en  die  klaarstaan  om  jullie  en 
je  ouders  te  helpen  bij  je  streven  om 
je  plicht  jegens  God  na  te  komen. 

President  Gordon  B.  Hinckley 
heeft  over  jullie  en  over  jullie  genera- 
tie van  jonge  mensen  gezegd:  'Ik  heb 
(...)  altijd  grote  liefde  voor  de  jonge- 
mannen en  jonge  vrouwen  van  de 
kerk  gehad.  (...)  We  hebben  jullie 
erg  lief,  en  bidden  voortdurend  dat 
wij  in  staat  zullen  zijn  jullie  te  hel- 
pen. Jullie  leven  is  vol  moeilijke  be- 
slissingen, en  bovendien  vol  dromen, 
hoop  en  verlangens  om  datgene  te 
vinden  waardoor  je  gemoedsrust  en 
geluk  zult  vinden.  (...) 

'Ik  beloof  je  dat  God  je  niet  in  de 
steek  zal  laten  als  je  doet  wat  Hij  wil 


Als  jongeman  was  ik  onder 
de  indruk  van  het  verhaal 
in  het  Oude  Testament 
over  Samuël,  wiens  leven  door  zijn 
dankbare  moeder,  Hanna,  aan  God 
was  toegewijd.  Als  jongen  ging  hij  al 
in  de  tempel  wonen  om  daar  te  wer- 
ken. Eens  werd  hij  's  nachts  drie 
maal  door  de  Heer  geroepen,  en  el- 
ke keer  antwoordde  hij  'Hier  ben 
ik'1,  menend  dat  hij  was  geroepen 
door  zijn  leraar,  de  hogepriester  Eli. 
Samuël  'kende  de  Here  nog  niet; 
nog  nooit  was  hem  een  woord  des 
Heren  geopenbaard.'2  De  wijze  Eli 
wist  dat  en  begreep  dat  de  Heer  de 
jonge  knaap  had  geroepen.  Daarom 
leerde  hij  Samuël  hoe  hij  moest  ant- 
woorden, en  de  volgende  keer  toen 
hij  door  de  Heer  werd  geroepen, 


en  je  laat  leiden  door  zijn  geboden.'5 
Laat  ik  jullie,  met  deze  belofte 
van  de  profeet  in  gedachte,  herinne- 
ren aan  de  hulpmiddelen  die  de 
kerk  jullie  biedt  om  je  te  helpen  je 
plicht  jegens  God  na  te  komen,  zo- 
als ze  zijn  genoemd  door  ouderling 
Hales  en  de  brief  van  het  Eerste 
Presidium.  De  doeleinden  van  het 
Aaronisch  priesterschap  dragen  er- 
toe bij  dat  jullie: 

•  Je  bekeren  tot  het  evangelie 
van  Jezus  Christus  en  volgens  zijn 
leringen  leven. 

•  Getrouw  werkzaam  zijn  in 
priesterschapsroepingen  en  de  taken 
vervullen  die  je  hebt  uit  hoofde  van 
je  priesterschapsambt. 

•  Zinvol  dienstbetoon  verrich- 
ten. 

•  Je  voorbereiden  op  het  Melchi- 
zedeks  priesterschap  en  de  tempel- 
verordeningen en  zo  leven  dat  je  die 
kunt  ontvangen. 

•  Je  voorbereiden  op  een  eervolle 
zending. 

•  Zo  veel  mogelijk  leren  en  je  er- 
op voorbereiden  om  een  goede 
echtgenoot  en  vader  te  worden. 

•  Vrouwen,  meisjes  en  kinderen 
respecteren  zoals  het  hoort. 

Door  het  programma  Plicht  je- 
gens God  kun  je  deze  doeleinden 
van  het  Aaronisch  priesterschap  te 
bereiken.  Om  de  onderscheiding 
Plicht  jegens  God  te  kunnen  krij- 
gen, moet  je  voldoen  aan  een  aantal 
doelen  van  het  Aaronisch  priester- 
schap; verder  moet  je  deelnemen 
aan  gezinsactiviteiten,  bepaalde 
quorumactiviteiten  en  een  dienstbe- 
toonproject  in  het  kader  van  een 
Plicht  jegens  God,  een  persoonlijk 
verslag  bijhouden  en  persoonlijke 
doelen  bereiken  in  de  volgende  vier 
categorieën: 

•  Geestelijke  ontwikkeling 

•  Lichamelijke  ontwikkeling 

•  Scholing,  karaktervorming  en 
beroepsplanning 

•  Burgerschap  en  sociale  ontwik- 
keling 

Als  je  aan  de  scouting  kunt  deel- 
nemen, zul  je  wel  merken  dat  veel 
van  de  vereisten  voor  de  scouting 
overeenkomen  met  wat  je  moet 
doen  voor  de  onderscheiding  Plicht 
jegens  God.  Zowel  van  Plicht  jegens 


JANUARI 

47 


2   0  0  2 


God  als  van  de  scoutingactiviteiten 
leren  we  dat  we  voorbereid  moeten 
zijn  op  'elk  noodzakelijk'  terrein.6  De 
onderscheidingen  Plicht  jegens  God 
en  kroonverkenner  [of  soortgelijke 
onderscheidingen]  vullen  elkaar  aan. 

Het  Eerste  Presidium  en  het 
Quorum  der  Twaalf  hebben  jullie 
lief  en  willen  jullie  sterken  in  deze 
steeds  moeilijker  wordende  tijden. 
Daarom  hebben  ze  een  vernieuwde 
brochure  samengesteld:  Voor  de 
kracht  van  de  jeugd:  onze  plicht  jegens 
God  vervullen,  met  aanvullend  mate- 
riaal voor  de  jongemannen,  jonge- 
vrouwen,  ouders  en  leiders. 

Als  jullie,  jongemannen  van  de 
Aaronische  priesterschap,  ernaar 
streven  de  onderscheiding  Plicht 
jegens  God  te  behalen,  zoals  de 
jonge  vrouwen  ook  aan  hun  per- 
soonlijke vooruitgang  werken,  zul- 
len jullie  ook  samen  met  hen  als 
getuigen  van  God  staan.  Dat  getui- 
genis komt  tot  uitdrukking  in  wat 
je  zegt,  maar  ook  in  hoe  je  leeft  en 
de  geboden  onderhoudt. 

Je  weet  dat  de  onderscheiding 
Plicht  jegens  God  te  ontvangen  niet 
het  uiteindelijke  doel  is,  maar  dat 
het  erom  gaat  dat  je  die  eigenschap- 
pen verwerft  waardoor  je  je  beter 
kunt  richten  op  je  plicht  jegens  God. 


Deze  eigenschappen  zullen  je  op  het 
juiste  spoor  houden  om  de  gedrags- 
normen na  te  leven  en  klaar  te  zijn 
voor  de  heilige  taken  en  kansen  die 
vóór  je  liggen.  Door  die  eigenschap- 
pen kun  je  nu  gelukkig,  rein  en  sterk 
zijn,  en  je  ook  voorbereiden  op  be- 
langrijke gebeurtenissen  voor  de 
eeuwigheid,  zoals  de  zegeningen  van 
de  heilige  tempel  ontvangen,  op  zen- 
ding gaan  en  uiteindelijk  aan  een 
goede  partner  worden  verzegeld  in 
het  huis  des  Heren. 

Toen  Alma  de  mensen  in  het  land 
Gideon  onderwees,  maakte  hij  het 
volgende  duidelijk  in  woorden  die 
nog  steeds  dezelfde  betekenis  heb- 
ben: 'Nu,  mijn  geliefde  broederen,  ik 
heb  u  deze  dingen  gezegd,  opdat  ik 
een  besef  uwer  plichten  jegens  God 
in  u  mocht  opwekken,  opdat  gij  on- 
berispelijk voor  Hem  moogt  wande- 
len; opdat  gij  moogt  wandelen 
volgens  de  heilige  orde  Gods,  naar 
welke  orde  gij  zijt  ontvangen.'7 

Jullie  die  het  priesterschap  hebt 
ontvangen,  zullen  willen  wandelen 
volgens  deze  'heilige  orde'  waarin  je 
bent  geroepen  en  geordend.  Je 
merkt  dat  er  bij  elke  zegening  die  is 
beloofd,  verantwoordelijkheid 
hoort.  Door  aan  die  verantwoorde- 
lijkheid te  voldoen,  krijg  je  de  gele- 
genheid om  anderen  te  dienen  en 
jezelf  geestelijk  te  ontwikkelen.  Dat 
zijn  belangrijke  stappen  in  je  ont- 
wikkeling om  meer  op  Jezus  te  gaan 
lijken. 

De  Heiland,  die  alles  voor  ons 
heeft  geleden,  heeft  moeilijkheden 
gehad  die  lijken  op  sommige  proble- 
men waarmee  wij  te  maken  krijgen 
in  onze  jaren  als  Aaronisch-priester- 
schapsdrager.8  Je  weet  nog  wel  van 
Jezus'  ervaring  op  de  leeftijd  waarop 
de  meesten  van  ons  diaken  worden. 
Hij  was  met  zijn  familie  en  anderen 
naar  de  tempel  gegaan.  Toen  het  tijd 
werd  om  naar  huis  te  gaan,  was  Hij 
niet  bij  Maria  en  Jozef.  Ze  zullen  wel 
hebben  aangenomen  dat  hij  bij  an- 
dere goede  vrienden  of  familieleden 
was.  Pas  toen  Hij  er  nog  steeds  niet 
was,  werden  ze  ongerust.  Als  goede 
ouders  deden  Maria  en  Jozef  wat  jul- 
lie ouders  onder  dergelijke  omstan- 
digheden zouden  hebben  gedaan: 
ze  gingen  Hem  zoeken.  Ze  vonden 


Jezus  in  de  tempel,  en  waarschijnlijk 
zullen  alleen  ouders  en  grootouders 
hun  gemengde  gevoelens  kunnen 
begrijpen  toen  Maria  en  Jozef 
merkten  dat  Hij  veilig  was,  maar 
ook  een  beetje  verbaasd  waren 
door  zijn  reactie.  Heeft  een  van  jul- 
lie wel  eens  zoiets  meegemaakt?  We 
kennen  allemaal  het  gesprek  dat 
volgde:  'En  toen  zij  Hem  zagen, 
stonden  zij  versteld  en  zijn  moeder 
zeide  tot  Hem:  Kind,  waarom  hebt 
Gij  ons  dit  aangedaan?  Zie,  uw  va- 
der en  ik  zoeken  U  met  smart!  En 
Hij  zeide  tot  hen:  Waarom  hebt  gij 
naar  Mij  gezocht?  Wist  gij  niet,  dat 
Ik  bezig  moet  zijn  met  de  dingen 
mijns  Vaders?'9 

Jezus  had  kunnen  zeggen:  Weet  u 
niet  dat  ik  mijn  plicht  jegens  God 
vervul? 

Volgens  president  Harold  B.  Lee 
is  de  betekenis  van  Jezus'  antwoord 
te  vinden  in  afdeling  64  van  de  Leer 
en  Verbonden.10  President  Lee  heeft 
gezegd:  'Als  iemand  priesterschaps- 
drager wordt,  dan  wordt  hij  een  ver- 
tegenwoordiger van  de  Heer.  Hij 
moet  van  zijn  roeping  begrijpen  dat 
hij  bezig  is  met  het  werk  van  de 
Heer.  Dat  is  wat  het  groot  maken 
van  het  priesterschap  betekent.  Stel 
u  voor  dat  de  Meester  ieder  van  u 


A  H   O  N  A 
48 


die  vraag  stelt,  zoals  die  Jongen  het 
Jozef  en  Maria  vroeg:  Wist  gij  niet, 
dat  ik  bezig  moet  zijn  met  de  dingen 
mijns  Vaders?  Wat  u  ook  doet  vol- 
gens de  wil  de  Heren,  is  de  zaak  des 
Heren.'11  Daarom  is  het  priester- 
schap dragen  en  je  plicht  jegens  God 
nakomen  niet  alleen  een  heel  ernsti- 
ge verantwoordelijkheid,  maar  ook 
een  opmerkelijk  voorrecht. 

Soms  kun  je  het  gevoel  hebben 
dat  je  ouders  en  leiders  reageren 
zoals  Maria  en  Jozef.  Lucas  schrijft, 
na  Jezus'  antwoord  in  de  vorm  van 
zijn  belangrijke  vraag  over  de  din- 
gen van  zijn  Vader:  'En  zij  begrepen 
het  woord  niet,  dat  Hij  tot  hen 
sprak.'12 

Let  toch  goed  op  wat  Jezus  deed! 
Het  is  een  voorbeeld  van  wat  wij 
moeten  doen  als  we  werkelijk  onze 
plicht  jegens  God  willen  vervullen. 
'En  Hij  ging  met  hen  terug  en  kwam 
te  Nazaret  en  was  hun  onderdanig. 
(...)  En  Jezus  nam  toe  in  wijsheid 
en  grootte  en  genade  bij  God  en 
mensen.'13 

Je  moet  bedenken  dat  je  plicht  je- 
gens God  heel  duidelijk  verbonden 
is  met  je  plicht  jegens  je  eigen  fami- 
lieleden, in  het  bijzonder  je  ouders. 
Door  niet  alleen  God  onderworpen 
en  onderdanig  te  zijn  zoals  het  be- 
hoort, maar  ook  onze  ouders  en 
priesterschapsleiders,  kunnen  we  on- 
ze plicht  jegens  God  werkelijk  ver- 
vullen. Mogen  wij  allen  zoals  Samuël 
zijn,  die  tot  de  Heer  zei:  'Spreek, 
want  uw  knecht  hoort.'14  In  de  naam 
van  Jezus  Christus.  Amen.  D 

NOTEN 

1.  Ziel  Samuël  3:4-8. 

2.  1  Samuël  3:7. 

3.  1  Samuël  3:10. 
4.1  Samuël  3:19. 

5.  'Advies  en  een  gebed  van  een  profeet 
voor  jongeren',  Liahona,  april  2001,  blz.  30. 

6.  Zie  LV  88:119. 

7.  Alma  7:22. 

8.  Zie  Alma  7:11  en  LV  18:11. 

9.  Lucas  2:48-49. 

10.  Zie  LV  64:29. 

11.  Harold  B.  Lee,  Stand  Ye  in  Holy 
Places  (1974),  blz.  255. 

12.  Lucas  2:50. 

13.  Lucas  2:51-52. 

14.  1  Samuël  3:10. 


Dankbaarheid 


Ouderling  Steven  E.  Snow 

van  de  Zeventig 


'Onze  dankbaarheid  kan  groter  worden  als  we  steeds  denken 
aan  onze  zegeningen  en  in  ons  dagelijks  gebed  daarvoor  danken.1 


'Wil  je  mij  vertellen',  antwoordde 
de  man,  'dat  jij  woont  op  twee  en 
een  half  uur  rijden  van  een  van  de 
zeven  wereldwonderen  en  dat  je  er 
nog  nooit  bent  geweest!' 

'Dat  klopt',  zei  Paul. 

Even  later  antwoordde  de  man: 
'Nou,  ik  kan  dat  wel  begrijpen.  Mijn 
vrouw  en  ik  wonen  al  meer  dan 
twintig  jaar  in  Manhattan  en  we  zijn 
nog  nooit  naar  het  vrijheidsbeeld 
geweest.' 

'Ik  wel',  zei  Paul. 

Is  het  geen  ironie  dat  we  vaak  ve- 
le kilometers  willen  rijden  om  de 
wonderen  van  de  natuur  of  om  de 
creaties  van  mensen  te  bekijken, 
maar  de  schoonheid  in  onze  eigen 
achtertuin  niet  opmerken? 

Ik  veronderstel  dat  het  in  de 
menselijke  aard  ligt  om  ons  geluk  er- 
gens anders  te  zoeken.  Het  najagen 
van  een  carrière,  rijkdom  en  materie 
kan  ons  perspectief  verduisteren  en 
leidt  vaak  tot  een  gemis  aan  waarde- 
ring voor  onze  huidige  overvloedige 
zegeningen. 

Het  is  riskant  om  ons  te  blijven 
afvragen  waarom  ons  niet  meer  is 
gegeven.  We  worden  echter  geze- 
gend en  nederiger  als  we  blijven  stil- 
staan bij  de  vraag  waarom  we  zoveel 
hebben  gekregen. 

Een  oud  gezegde  luidt:  'We  zijn 
rijk  als  we  met  weinig  tevreden  zijn.' 

In  zijn  brief  aan  de  Filippenzen 
schreef  Paulus:  'Niet  dat  ik  dit  zeg, 
als  zou  ik  gebrek  lijden;  want  ik  heb 
geleerd  met  de  omstandigheden 
waarin  ik  verkeer,  genoegen  te  ne- 
men' (Filippenzen  4:11). 

Alma  gaf  zijn  zoon  Helaman  de 
raad  die  alle  vaders  hun  kinderen 


Sommigen  van  ons  die  in  het  zui- 
den van  Utah  zijn  opgegroeid, 
zochten  werk  bij  de  vele  tank- 
stations langs  de  oude  verkeersweg  91 
die  toen  door  het  centrum  van  St. 
George  liep.  Mijn  jongere  broer,  Paul, 
was  toen  18  en  werkte  bij  Tom's  Ser- 
vice, een  tankstation,  ongeveer  drie 
straten  van  ons  huis  verwijderd. 

Op  een  goede  dag  in  de  zomer 
kwam  een  auto  met  een  kenteken- 
plaat van  New  York  daar  tanken. 
(Voor  broeders  onder  de  dertig:  in  die 
tijd  kwam  er  echt  iemand  naar  buiten 
die  je  tank  vulde  met  benzine,  je  ra- 
men waste  en  je  oliepeil  nakeek.) 
Terwijl  Paul  de  voorruit  schoonmaak- 
te, vroeg  de  bestuurder  hoe  ver  het 
was  naar  de  Grand  Canyon.  Paul  ant- 
woordde dat  het  274  kilometer  was. 

'Ik  heb  mijn  hele  leven  de  Grand 
Canyon  al  willen  zien',  riep  de  man 
uit.  'Hoe  is  het  daar?' 

'Ik  weet  het  niet',  antwoordde 
Paul.  'Ik  ben  er  nog  nooit  geweest.' 


JANUARI 
49 


2   0  0  2 


Boven;  Leden  van  de  quorums  der  Zeventig  luisteren  naar  een  conferentiebijeenkomst. 


behoren  te 
Heer  in  alles 
u  ten  goede 
u  des  nacht 


geven:  'Raadpleeg  de 
wat  gij  doet,  en  Hij  zal 
leiden;  ja,  wanneer  gij 

s  nederlegt,  leg  u  dan 


.** 

wÈmm 

mBÊ:        -     "'■ 

ü». 

V4«i«-i' 

UT  W    É 

^BÈÈÈÈÈÈËÈÈ 

?***  •        *     | 

4?3»e  ,  ■ 

.HoL' 

neder  in  des  Heren  hoede,  opdat  Hij 
in  uw  slaap  over  u  moge  waken;  en 
wanneer  gij  des  morgens  opstaat, 
laat  uw  hart  dan  vol  dankbaarheid 
tot  God  zijn;  en  indien  gij  deze  din- 
gen doet,  zult  gij  ten  laatsten  dage 
worden  verheven'  (Alma  37:37). 

Alma  zegt:  'Laat  uw  hart  vol 
dankbaarheid  tot  God  zijn'.  De  Heer 
wil  dat  we  danken.  In  Tessalonicen- 
zen  lezen  we:  'Dankt  in  alles,  want 
dat  is  de  wil  Gods  in  Christus  Jezus 
ten  opzichte  van  u'  (1  Tessalonicen- 
zen  5:18). 

Als  priesterschapsdrager  behoren 
we  voortdurend  te  streven  naar  meer 
dankbaarheid.  Onze  dankbaarheid 
kan  groter  worden  als  we  steeds  den- 
ken aan  onze  zegeningen  en  in  ons 
dagelijks  gebed  daarvoor  danken. 

President  David  O.  McKay  heeft 
gezegd:  'De  jongeman  die  de  deur 
achter  zich  sluit,  de  gordijnen  dicht- 
trekt en  daar  in  stilte  God  om  hulp 
smeekt,  behoort  eerst  zijn  hart  uit  te 
storten  in  dankbaarheid  voor  zijn 
gezondheid,  vrienden,  dierbaren, 
voor  het  evangelie,  voor  het  teken 
van  Gods  bestaan.  Eerst  behoort  hij 


zijn  zegeningen  te  tellen  en  ze  één 
voor  één  te  noemen.'  (Conference 
Report,  april  1961,  blz.  7-8.) 

We  doen  er  goed  aan  in  al  onze 
gebeden  onze  dankbaarheid  te  ui- 
ten. Vaak  bidden  we  om  bepaalde 
zegeningen  die  we,  met  ons  beperkte 
inzicht,  menen  nodig  te  hebben. 
Omdat  de  Heer  gebeden  beant- 
woordt volgens  zijn  wil,  zal  Hij  zeker 
verheugd  zijn  als  we  nederige  dank- 
gebeden opzenden. 

Broeders,  laten  we  de  volgende 
keer  als  we  bidden,  de  Heer  niet  het 
ene  verzoek  na  het  andere  doen, 
maar  zo  attent  zijn  om  Hem  te  be- 
danken voor  alles  waarmee  Hij  ons 
heeft  gezegend. 

President  Joseph  E  Smith  heeft 
gezegd:  'De  geest  van  dankbaarheid 
is  altijd  aangenaam  en  bevredigend, 
want  daarmee  gepaard  gaat  de  be- 
reidheid om  anderen  te  helpen;  lief- 
de, vriendschap  en  goddelijke 
invloed  zijn  het  gevolg.  Men  zegt  dat 
dankbaarheid  het  geheugen  van  het 
hart  is.'  (Joseph  F.  Smith,  Gospel 
Doctrine,  5de  editie  [1939],  blz.  262.) 

In  oktober  1879  werd  een  groep 


L  i 


A  H   O  N  A 
50 


van  237  heiligen  der  laatste  dagen 
uit  diverse,  kleine  nederzettingen  in 
het  zuidwesten  van  Utah  geroepen 
om  een  nieuwe  nederzetting  te  ves- 
tigen in  wat  we  nu  kennen  als  San 
Juan  County  in  het  zuidoosten  van 
Utah.  De  tocht  moest  eigenlijk  zes 
weken  duren,  maar  duurde  bijna 
een  halfjaar.  Hun  strijd  en  hun  hel- 
dendaden zijn  goed  vastgelegd,  met 
name  hun  schijnbaar  onmogelijke 
opdracht  om  de  rivier  de  Colorado 
over  te  steken  bij  een  plaats  die 
Hole-in-the-Rock  heet.  Wie  daar 
geweest  zijn,  verbazen  zich  erover 
dat  aangespannen  wagens  door  die 
nauwe  spleet  in  de  rode  rotsen  kon- 
den afdalen  en  de  Colorado  in  de 
diepte  bereiken.  Toen  ze  echter  de 
Colorado  waren  overgestoken, 
wachtten  hun  nog  zware  beproevin- 
gen op  weg  naar  San  Juan  County. 
Moe  en  uitgeput  stonden  ze  begin 
april  1880  voor  hun  laatste  obstakel, 
Comb  Ridge.  Dat  is  een  steile  berg- 
kam van  bijna  305  meter  hoog. 

120  jaar  later  hebben  we  op  een 
zonnige  lentedag  met  ons  gezin 
Comb  Ridge  beklommen.  De  berg- 
kam is  steil  en  gevaarlijk.  We  kon- 
den ons  moeilijk  voorstellen  dat 
wagens,  trekdieren,  mannen,  vrou- 
wen en  kinderen  die  konden  be- 
klimmen. Maar  onder  onze  voeten 
bevonden  zich  de  sporen  van  de 
wielen,  het  bewijs  van  hun  inspan- 
ningen, zo  lang  geleden.  Hoe  voel- 
den ze  zich  na  zo  veel  te  hebben 
doorstaan?  Waren  ze  verbitterd  na 
die  vele  maanden  van  ploeteren  en 
ontberingen?  Bekritiseerden  ze  hun 
leiders  dat  die  hun  zo'n  zware  taak 
hadden  gegeven,  dat  ze  zoveel 
moesten  opgeven?  Onze  vragen 
werden  beantwoord  toen  we  de  top 
van  Comb  Ridge  bereikten.  Daar 
stonden  de  woorden,  zo  lang  gele- 
den in  de  rode  zandsteen  gekrast: 
'Wij  danken  U,  o  God'. 

Broeders,  ik  bid  dat  ons  hart  ver- 
vuld mag  blijven  van  dankbaarheid 
en  waardering  voor  wat  we  hebben, 
en  dat  we  niet  blijven  stilstaan 
bij  wat  we  niet  hebben.  Ik  bid  dat 
wij,  priesterschapsdragers,  dankbaar 
zullen  zijn  in  alles  wat  we  doen. 
In  de  naam  van  Jezus  Christus. 
Amen.  D 


vormen  of  voortzetten 


Ouderling  Keith  K.  Hilbig 

van  de  Zeventig 


'Wanneer  we  op  rechtvaardige  wijze  met  heel  ons  hart  dienen, 
(.-. .)  versterken  we  onze  priesterschapsschakel  en  verhinden 
we  hem  nog  vaster  met  hen  die  ons  zijn  voorgegaan  en  die  ons 
zullen  volgen. ' 


en  dienst  doen  in  het  koninkrijk, 
waardoor  ze  gezinnen  van  generatie 
op  generatie  met  elkaar  verbinden. 
Over  uw  individuele  schakel  in  die 
priesterschapsketen  wil  ik  vanavond 
spreken. 

-In  elke  bedeling  werd  aan  getrou- 
we mannen  het  priesterschap  gege- 
ven om  de  doeleinden  van  de  Heer 
te  bewerkstelligen.  De  Schriften  ver- 
halen hoe  het  priesterschapsgezag 
van  profeet  op  profeet  werd  doorge- 
geven, beginnend  bij  Adam. 

Wij  maken  figuurlijk  deel  uit  van 
die  priesterschapsketen  die  teruggaat 
tot  de  begintijd  van  de  aarde.  Elk 
van  ons  is  nu  echter  letterlijk  betrok- 
ken bij  de  uiterst  belangrijke  taak  om 
onze  eigen  sterke  priesterschapsscha- 
kel te  vormen,  waardoor  we  met  on- 
ze eigen  voorvaders  en  ons  eigen 
nageslacht  worden  verbonden. 

Als  iemand  er  niet  in  slaagt  het 
Melchizedeks  priesterschap  te  ont- 
vangen of  het  te  eren,  zal  zijn  scha- 
kel ontbreken,  en  zal  het  eeuwig 
leven  onbereikbaar  zijn.  (Zie  LV 
76:79;  84:41-42.)  Daarom  is  de  gro- 
te taak  die  wij  als  kerk  verrichten, 
de  boodschap  van  de  herstelling  te 
brengen  aan  allen  die  bereid  zijn  te 
luisteren  en  allen  voor  te  bereiden 
die  verlangen  naar  de  zegeningen 
van  het  priesterschap  en  de  tempel. 

Dat  wij  vanavond  het  voorrecht 
hebben  om  het  priesterschap  van 
God  te  dragen,  vindt  zijn  oorsprong 


In  deze  grote  menigte  priester- 
schapsdragers, hier  en  over  heel 
de  wereld  bijeengekomen,  zitten 
verschillende  generaties  —  tiendui- 
zenden zoons,  vaders,  grootvaders 
en  zelfs  overgrootvaders  —  die  allen 
geloof  in  Christus  hebben,  ernaar 
streven  zijn  geboden  te  onderhou- 
den en  Hem  verlangen  te  dienen. 

Sommigen  maken  deel  uit  van 
een  lange  traditie  van  mannen  die 
het  priesterschap  dragen  in  de  loop 
van  jaren.  Anderen  zijn  in  hun  fami- 
lie de  eersten  die  het  priesterschap 
van  God  draagt.  Maar  allen  hebben 
de  gelegenheid  —  en  de  verant- 
woordelijkheid —  om  een  keten  te 
vormen  of  voort  te  zetten  van  goede 
mannen  die  het  priesterschap  eren 


JANUARI 
51 


2   0  0  2 


in  ons  voorsterfelijk  bestaan.  De  pro- 
feet Alma  legde  uit  wie  de  mannen 
waren  die  op  aarde  tot  het  Melchize- 
deks  priesterschap  zijn  geordend: 

'Zij  waren  volgens  de  voorkennis 
van  God  wegens  hun  buitengewoon 
groot  geloof  en  goede  werken  sedert 
de  grondlegging  der  wereld  geroepen 
en  voorbereid;  in  de  eerste  plaats  wa- 
ren zij  vrijgelaten  goed  of  kwaad  te 
kiezen;  zij  hebben  het  goede  gekozen 
en  een  zeer  groot  geloof  geoefend,  en 
daarom  werden  zij  geroepen  met  een 
heilige  roeping  (...)'  (Alma  13:3). 

Het  is  al  lang  de  bedoeling  van  de 
Heer  dat  u  een  vormer  of  voortzet- 
ter bent  van  de  keten  van  getrouwe 


priesterschapsdragers  in  uw  familie. 
Door  uw  geloof  en  verstandig  ge- 
bruik van  uw  keuzevrijheid  —  in  het 
voorsterfelijk  bestaan  en  in  dit  ster- 
felijk bestaan  —  werd  het  u  moge- 
lijk de  'heilige  roeping'  tot  het 
priesterschap  te  ontvangen. 

De  profeet  Joseph  Smith  heeft  in 
1844  gezegd: 

'Eenieder  die  een  roeping  heeft 
om  tot  de  inwoners  der  aarde  te  pre- 
diken, is  tot  dat  doel  reeds  geordend 
in  de  grote  raadsvergadering  in  de 
hemel  vóór  deze  wereld  bestond.' 
(Teachings  of  the  Prophet  Joseph  Smith, 
bezorgd  door  Joseph  Fielding  Smith, 
blz.365.) 


Of  u  nu  de  eerste  in  uw  familie 
bent  of  tot  de  vijfde  generatie  be- 
hoort die  het  priesterschap  draagt, 
we  zijn  allen  naar  de  aarde  gekomen 
met  een  persoonlijk  erfdeel  van  ge- 
trouwheid en  voorsterfelijke  orde- 
ning. Dat  te  weten,  geeft  ons  een 
sterk  verlangen  om  het  priester- 
schap altijd  te  eren  en  zodoende  een 
familie  van  vele  generaties  in  de 
kerk  en  in  het  celestiale  koninkrijk 
te  vormen  of  voort  te  zetten. 

Vaak  definiëren  we  priesterschap 
als  de  macht  en  bevoegdheid  om  in 
Gods  naam  op  aarde  te  handelen. 
Maar  de  Heiland,  ons  gezin  en  onze 
medemens  dienen  behoort  ook  tot  de 
definitie  van  het  priesterschap.  De 
Heiland  verlangt  van  ons  dat  we  ons 
priesterschap  in  de  eerste  plaats  uit- 
oefenen om  anderen  tot  zegen  te  zijn. 
We  kunnen  onszelf  niet  dopen  of  een 
zegen  geven,  en  evenmin  kunnen  wij 
de  tempelverordeningen  voor  onszelf 
verschaffen.  Maar  iedere  priester- 
schapsdrager heeft  anderen  nodig  om 
zijn  priesterschapsgezag  en  -macht  in 
liefde  uit  te  oefenen  en  eenieder  van 
ons  te  helpen  met  zijn  geestelijke 
vooruitgang. 

Ik  heb  de  kans  gehad  om  het  be- 
lang van  dienstbetoon  door  het 
priesterschap  niet  alleen  te  leren 
door  te  kijken  hoe  mijn  grootvader, 
vader  en  broer  hun  roeping  groot 
maakten,  maar  ook  te  leren  van  de 
broeders  in  mijn  wijk  die  voor  mij 
een  voorbeeld  van  een  goed  pries- 
terschapsdrager waren. 

Toen  ik  pas  als  leraar  in  het  Aaro- 
nisch  priesterschap  was  geordend, 
was  mijn  eerste  huisonderwijscollega 
Henry  Wilkening,  een  hogepriester 
die  bijna  60  jaar  ouder  was  dan  ik.  Hij 
was  een  Duitse  immigrant,  schoen- 
maker van  beroep,  klein  van  gestalte, 
maar  een  energieke  en  getrouwe  her- 
der voor  de  gezinnen  die  ons  waren 
toegewezen.  Bij  onze  maandelijkse 
bezoeken  draafde  ik  achter  hem  aan, 
want  hij  leek  altijd  sneller  te  lopen  en 
trappen  te  beklimmen  dan  ik  kon.  We 
kwamen  bij  mensen  in  moeilijke  situ- 
aties die  voor  mij,  met  mijn  be- 
schermde leventje,  nog  nieuw  waren. 
Hij  verwachtte  van  mij  dat  ik  elke 
keer  een  deel  van  de  les  gaf  en  dat  ik 
alle  afspraken  maakte,  maar  meestal 


AH  O  NA 

52 


luisterde  en  keek  ik  naar  hem  wan- 
neer hij  broeders  en  zusters  hielp  met 
uiteenlopende  geestelijke  en  sociale, 
economische  en  emotionele  behoef- 
ten, die  ik  als  veertienjarige  nog  niet 
had  gekend. 

Ik  ben  gaan  beseffen  hoeveel  goeds 
één  getrouwe  priesterschapsdrager 
kan  doen.  Ik  heb  gezien  hoe  broeder 
Wilkening  een  sterke  priesterschaps- 
schakel voor  zichzelf  smeedde  door 
zijn  liefhebbende  dienstbetoon  aan 
die  gezinnen  in  nood  —  en  aan  mij  in 
mijn  jeugd. 

De  vele  priesterschapsdragers  naar 
wie  ik  heb  gekeken  toen  ik  opgroeide, 
hebben  mij  geleerd  dat  dienstbetoon 
door  het  priesterschap  aan  anderen 
niet  afhangt  van  een  bepaalde  titel  of 
specifieke  roeping  of  officiële  functie 
in  het  koninkrijk.  Die  gelegenheid 
komt  juist  door  en  is  een  deel  van  het 
feit  dat  iemand  het  priesterschap  van 
God  heeft  ontvangen. 

President  J.  Reuben  Clark  jr.  heeft 
tijdens  de  algemene  conferentie  van 
april  1951  wijselijk  het  volgende  ge- 
zegd: 'Bij  onze  dienst  aan  de  Heer 
gaat  het  er  niet  om  waar  u  Hem  dient 
maar  hoe.  In  De  Kerk  van  Jezus 
Christus  van  de  Heiligen  der  Laatste 
Dagen  neemt  iemand  de  plaats  in 
waarvoor  hij  of  zij  op  de  juiste  wijze 
wordt  geroepen,  een  plaats  die  ie- 
mand niet  verlangt  of  weigert.'  (Con- 
ference Report,  april  1951,  blz.  154.) 

Wanneer  we  op  rechtvaardige  wij- 
ze met  heel  ons  hart  dienen,  welke 
taak  ons  ook  wordt  gegeven,  verster- 
ken we  onze  priesterschapsschakel  en 
verbinden  we  hem  nog  vaster  met 
hen  die  ons  zijn  voorgegaan  en  die 
ons  zullen  volgen. 

Ik  geef  plechtig  getuigenis  van  de 
goddelijke  aard  en  het  zoenoffer  van 
de  Heiland,  en  van  de  herstelling 
van  zijn  priesterschap,  dat  wij  mogen 
dragen  —  en  ik  bid  dat  iedere  zoon 
en  vader  die  aan  deze  bijeenkomst 
deelneemt,  vanavond  zal  besluiten 
om  de  Heer  te  dienen  door  het 
priesterschap  getrouw  te  eren  en 
door  zijn  persoonlijke  schakel  stevig 
vast  te  maken  aan  de  priesterschaps- 
keten die  hem,  zijn  voorvaders  en 
zijn  nageslacht  voor  eeuwig  aan  el- 
kaar zal  verbinden.  In  de  naam  van 
Jezus  Christus.  Amen.  D 


'Een  grote  zaak' 


President  James  E.  Faust 

van  hét  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 


'Mogen  we  allemaal  trouw  zijn  in  de  alledaagse,  gewone 
dingen,  waarmee  we  tonen  dat  we  de  gedragsnormen  naleven, 
want  daardoor  komen  we  in  aanmerking  voor  grote  zaken. ' 


Geliefde  broeders,  van  de  pries- 
terschap Gods  overal  ter  we- 
reld, ik  vind  het  fijn  tot  u 
gerekend  te  worden.  Vanavond  wil  ik 
de  priesterschap  van  de  kerk  opwek- 
ken tot  meer  toewijding  bij  de  zaken 
die  geloof,  karakter  en  spiritualiteit 
ontwikkelen.  Het  zijn  de  normale 
verplichtingen  van  de  priesterschap 
waaraan  we  dagelijks,  wekelijks, 
maandelijks  —  jaar  in,  jaar  uit  —  be- 
horen te  voldoen.  Het  werk  van  de 
kerk  is  afhankelijk  van  fundamentele 
zaken  als  tiende  betalen;  de  zorg  voor 
gezin  en  priesterschapstaken;  de  zorg 
voor  de  armen  en  behoeftigen;  dage- 
lijks bidden,  de  Schriften  bestuderen; 
gezinsavond;  huisonderwijs,  deelna- 
me aan  quorumactiviteiten;  en  de 
tempel  bezoeken.  Als  de  president 
van  de  kerk  ons  roept,  zouden  we 
klaar  moeten  en  kunnen  staan,  en 
bereid  zijn  om  'een  grote  zaak'  te 


doen,  zoals  meebouwen  aan  de  Nau- 
voo-tempel,  maar  velen  zijn  niet  zo 
enthousiast  over  sommige  fundamen- 
tele zaken. 

We  kennen  allemaal  het  verhaal 
uit  het  Oude  Testament  over 
Naaman,  de  legeroverste  van  de 
Arameeërs,  die  melaats  was.  Een 
Israëlitisch  dienstmeisje  vertelde  de 
vrouw  van  Naaman  dat  er  in  Israël 
een  profeet  was  die  hem  kon  gene- 
zen. Naaman  kwam  met  zijn  paar- 
den en  wagens  naar  het  huis  van 
Elisa,  die  een  boodschapper  stuurde 
met  instructies  voor  Naaman:  'Ga 
heen  en  baad  u  zevenmaal  in  de 
Jordaan,  dan  zal  uw  lichaam  weer 
gezond  worden  en  gij  zult  rein  zijn.'1 

Jongens,  jullie  weten  wel  hoe  laat 
het  is  als  je  je  handen  aan  je  moeder 
laat  zien:  zij  zegt  dat  je  ze  moet  was- 
sen! Maar  Naaman  was  geen  jongen. 
Hij  was  de  overste  van  het  Arameese 
leger  en  hij  voelde  zich  beledigd  dat 
Elisa  hem  gelastte  zich  in  de  Jordaan 
te  gaan  wassen.  Dus  'werd  Naaman 
toornig  en  ging  heen.'2  Een  van  Naa- 
mans  dienaren  die  wijsheid  bezat, 
was  het  niet  met  hem  eens  en  zei:  'Zo 
die  profeet  tot  u  een  grote  zaak  ge- 
sproken had,  zoudt  gij  ze  niet  gedaan 
hebben?  Hoeveel  te  meer,  nu  hij  tot  u 
gezegd  heeft:  Was  u  en  gij  zult  rein 
zijn?'3  Toen  bekeerde  Naaman  zich  en 
volgde  de  raad  van  de  profeet  op.  De 
melaatsheid  verdween  'en  zijn  li- 
chaam werd  weer  gezond  als  het 
lichaam  van  een  kleine  jongen,  en 
hij  was  rein.'4  'Een  grote  zaak'  was  in 
dit  geval  buitengewoon  eenvoudig  en 
gemakkelijk. 


JANUARI 
53 


2  0  0  2 


In  de  hedendaagse  geschiedenis 
van  de  kerk  kennen  we  tegengestelde 
voorbeelden  van  mannen  die  de 
Heer  rijk  gezegend  had.  Een  van  hen, 
Hyrum  Smith,  bleef  volkomen  trouw 
en  toegewijd,  zelfs  tot  in  de  dood,  ter- 
wijl de  ander,  Oliver  Cowdery,  on- 
danks het  feit  dat  hij  getuige  was 
geweest  van  een  aantal  grote  zaken 
in  de  geschiedenis  van  de  herstelling, 
werd  verblind  door  zijn  persoonlijke 
ambities  en  zijn  hoge  positie  in  de  lei- 
ding van  de  kerk  verloor. 

Oliver  Cowdery  heeft  met  de  pro- 
feet Joseph  Smith  veel  diepgaande 
gebeurtenissen  van  de  herstelling 
meegemaakt,  zoals  hun  doop  onder 
gezag  van  Johannes  de  Doper,  de 
verlening  van  het  Aaronisch  pries- 
terschap, de  wonderbare  verschij- 
ningen in  de  Kirtland- tempel,  en  hij 
heeft  eigenhandig  '(op  een  paar 
bladzijden  na)  het  hele  Boek  van 
Mormon  opgeschreven  zoals  de  pro- 
feet [Joseph  Smith]  hem  dicteerde.'5 
Niemand,  behalve  de  profeet,  is 
meer  gezegend  met  de  bediening 
van  engelen  dan  Oliver  Cowdery. 

Maar  toen  de  profeet  Joseph 
moeilijkheden  ondervond,  had  Oli- 
ver kritiek  op  hem  en  raakte  van 
hem  vervreemd.  Ondanks  de  pogin- 
gen van  de  profeet  om  vriendschap 
met  hem  te  sluiten,  stond  hij  vijan- 
dig tegenover  de  profeet  en  de  kerk. 


en  hij  werd  op  12  april  1838  geëx- 
communiceerd. 

Een  paar  jaar  na  de  dood  van  de 
profeet  bekeerde  Oliver  zich  en  liet 
merken  dat  hij  in  de  kerk  terug  wil- 
de komen.  Daarop  schreef  Brigham 
Young  hem  op  22  november  1847 
een  uitnodiging  om  'tot  het  huis  van 
onze  Vader  terug  te  keren,  waarvan 
u  bent  afgedwaald,  (...)  en  om  uw 
getuigenis  van  de  waarheid  van  het 
Boek  van  Mormon  te  hernieuwen.'6 
Oliver  verscheen  voor  het  hoge- 
priestersquorum en  zei:  "Broeders, 
een  aantal  jaren  ben  ik  van  u  ge- 
scheiden geweest.  Ik  verlang  er  nu 
naar  om  terug  te  keren.  Ik  wil  nede- 
rig en  een  van  u  zijn.  - —  Ik  streef 
niet  naar  status.  Ik  wil  slechts  bij  u 
horen.  —  Ik  ben  uit  de  kerk,  ik  ben 
geen  lid  van  de  kerk,  ik  wil  weer  lid 
worden.  Ik  wil  door  de  deur  binnen- 
komen. Ik  ken  de  deur.  Ik  ben  hier 
niet  gekomen  om  met  voorrang  be- 
handeld te  worden.  Ik  kom  nederig 
en  onderwerp  me  aan  het  besluit 
van  het  quorum  —  want  ik  weet  dat 
hun  besluiten  goed  zijn  en  gehoor- 
zaamd moeten  worden.'7 

Hij  gaf  ook  zijn  getuigenis:  'Vrien- 
den en  broeders,  mijn  naam  is  Cow- 
dery, Oliver  Cowdery.  In  het  begin 
van  de  geschiedenis  van  deze  kerk 
was  ik  één  met  u.  (...)  In  mijn  han- 
den heb  ik  de  gouden  platen  gehad 


waarvan  het  Boek  van  Mormon  ver- 
taald is.  Ik  heb  ook  de  uitleggers  vast- 
gehouden. Dat  boek  is  waar.  Sidney 
Rigdon  heeft  het  niet  geschreven.  De 
heer  Spaulding  heeft  het  niet  ge- 
schreven. Ik  heb  het  zelf  opgeschre- 
ven zoals  de  profeet  het  dicteerde.'8 
Hoewel  Oliver  terugkwam,  verloor 
hij  zijn  hoge  plaats  in  de  kerk. 

In  tegenstelling  daarmee,  heeft 
president  Heber  J.  Grant  over  Hyrum 
Smith  gezegd: 

'Er  bestaat  geen  beter  voorbeeld 
van  de  liefde  van  een  oudere  broer 
dan  die  van  Hyrum  Smith  voor  de 
profeet  Joseph  Smith.  (...)  Ze  waren 
zo  één,  zo  toegenegen  en  liefdevol 
als  stervelingen  maar  konden  zijn. 
(...)  Er  was  nooit  een  sprankje  af' 
gunst  in  het  hart  van  Hyrum  Smith. 
Geen  enkele  man  kon  in  leven  of 
dood  loyaler,  oprechter,  trouwer  zijn 
dan  Hyrum  Smith  aan  de  profeet 
van  de  levende  God.'9 

Hij  kwam  tegemoet  aan  elke  be- 
hoefte en  elk  verzoek  van  zijn  jonge- 
re broer,  Joseph,  die  de  kerk  leidde 
en  de  openbaringen  ontving  die  wij 
nu  hebben.  Hyrum  was  standvastig, 
dag  in,  dag  uit,  maand  in,  maand 
uit,  jaar  in,  jaar  uit. 

Na  de  dood  van  hun  broer  Alvin, 
voltooide  Hyrum  het  houten  huis 
voor  hun  ouders.  Toen  Joseph  de 
gouden  platen  had  ontvangen,  zorg- 
de Hyrum  voor  de  houten  kist  waar- 
in ze  werden  opgeborgen  en  veilig 
waren.  Toen  de  platen  vertaald  wa- 
ren, vertrouwde  Joseph  het  manu- 
script voor  de  drukker  aan  Hyrum 
toe.  Hyrum  bracht  de  bladzijden, 
vaak  in  gezelschap  van  Oliver  Cow- 
dery, dagelijks  naar  de  letterzetter  en 
weer  terug.10 

Hyrum  werkte  als  boer  en  arbei- 
der om  zijn  gezin  te  onderhouden, 
maar  toen  de  kerk  in  1830  georgani- 
seerd was,  aanvaardde  hij  de  roeping 
om  de  gemeente  Colesville  te  presi- 
deren. Hij  trok  met  zijn  vrouw  en 
gezin  in  bij  het  gezin  van  Newell 
Knight  en  besteedde  veel  tijd  'aan 
de  verkondiging  van  het  evangelie, 
waar  hij  maar  iemand  trof  die  wilde 
luisteren.'11  Hij  was  zo'n  goede  zen- 
deling dat  hij  niet  alleen  in  de  buurt 
van  zijn  huis  predikte,  maar  ook  aan 
de  oostkust  en  in  het  zuiden  van  de 


A  H  O  N  A 


54 


Verenigde  Staten.  In  1831  ging  hij 
met  John  Murdock  naar  Missouri  en 
weer  terug  en  verkondigde  onder- 
weg het  evangelie.12 

Toen  de  bouw  van  de  Kirtland- 
tempel  in  1833  in  zicht  kwam,  nam 
Hyrum  onmiddellijk  zijn  zeis  ter 
hand  om  onkruid  van  het  perceel 
van  de  tempel  te  verwijderen  en  hij 
begon  het  fundament  te  graven. 
Toen  in  1834  Zionskamp  werd  geor- 
ganiseerd, assisteerde  Hyrum  Lyman 
Wight  bij  de  werving  van  deelne- 
mers aan  het  kamp  en  leidde  hij  een 
groep  heiligen  van  Michigan  naar 
Missouri. 

Toen  hij  zo  zijn  trouw  in  kleine 
dingen  bewezen  had,  werd  Hyrum  in 
december  1834  assistent-president 
van  de  kerk.  Hij  werkte  onder  lei- 
ding van  zijn  jongere  broer,  de  pro- 
feet Joseph.  Hij  was  altijd  een  bron 
van  kracht  en  troost  voor  zijn  broer, 
hetzij  in  de  kerk,  hetzij  in  de  gevan- 
genis van  Liberty.  Toen  de  vervol- 
gingen losbraken  en  Joseph  in  1844 
vluchtte  voor  de  bende  in  Nauvoo, 
ging  Hyrum  met  hem  mee.  Toen  ze 
op  de  oever  van  de  rivier  stonden  na 
te  denken  of  ze  terug  zouden  gaan, 
wendde  Joseph  zich  tot  Hyrum  met 
de  vraag:  'Jij  bent  de  oudste,  wat 
zullen  we  doen?' 

'Laten  we  teruggaan,  onszelf  aan- 
geven en  zien  wat  er  gebeurt',  ant- 
woordde Hyrum.13 

Ze  keerden  terug  naar  Nauvoo  en 
werden  naar  Carthage  overgebracht, 
waar  ze  enkele  minuten  na  elkaar  als 
martelaar  stierven.  Hyrum  was  zijn 
taak  trouw  gebleven  tot  in  de  dood. 
In  alle  opzichten  was  hij  een  discipel 
van  de  Heiland.  Maar  door  zijn 
trouw  door  dik  en  dun  werd  hij  wer- 
kelijk groot.  In  tegenstelling  daarmee 
was  Oliver  Cowdery  groots  toen  hij 
de  platen  in  zijn  handen  hield  en 
door  engelen  bediend  werd,  maar 
toen  van  hem  gevraagd  werd  trouw 
te  blijven  door  de  aanhoudende  be- 
proevingen en  moeilijkheden  heen, 
wankelde  Oliver  en  werd  hij  afvallig. 

We  bewijzen  onze  liefde  voor  de 
Heiland  niet  alleen  maar  door  'een 
grote  zaak'  te  doen.  Zou  jij  gaan  als 
de  profeet  je  vroeg  op  zending  te 
gaan  in  de  een  of  andere  uitheemse 
plaats?  Je  zou  misschien  je  uiterste 


best  doen  om  te  gaan.  Maar  hoe  zit 
het  met  het  betalen  van  tiende.  Hoe 
zit  het  met  huisonderwijs?  We  tonen 
onze  liefde  voor  de  Heiland  door 
kleine  daden  van  geloof,  toewijding 
en  vriendelijkheid  jegens  anderen 
die  ons  karakter  verfijnen.  Dat  heb- 
ben we  heel  goed  gezien  in  het  leven 
van  dr.  George  R.  Hill  III,  voormalig 
algemeen  autoriteit,  die  een  paar 
maanden  geleden  is  gestorven. 

Ouderling  Hill  was  een  gezagheb- 
bende op  het  gebied  van  steenkool 
en  een  bekend  wetenschapper.  Hij 
ontving  veel  onderscheidingen  en 
eerbewijzen  voor  zijn  wetenschappe- 
lijke prestaties.  Hij  was  faculteits- 
voorzitter aan  het  College  of  Mines 
and  Mineral  Resources  and  Enviro- 
tech,  en  hoogleraar  techniek  aan  de 
University  of  Utah.  Maar  als  per- 
soon was  ouderling  Hill  nederig,  be- 
scheiden en  volkomen  toegewijd. 
Hij  is  bisschop  geweest  van  drie  ver- 
schillende wijken  en  regionaal  verte- 
genwoordiger voordat  hij  geroepen 
werd  als  algemeen  autoriteit.  Na  zijn 
ontheffing  als  algemeen  autoriteit, 
werd  hij  raadgever  in  een  bisschap 


van  een  wijk.  Terwijl  zijn  gezond- 
heid achteruit  ging,  was  hij  nog  di- 
recteur van  de  conservenfabriek  van 
de  ring  en  lid  van  een  wijkkoor.  Hij 
vervulde  die  laatste  roepingen  met 
dezelfde  toewijding  als  alle  andere. 
Hij  deed  waarvoor  hij  geroepen  was 
—  het  hoefde  niet  'een  grote  zaak' 
te  zijn. 

Een  vriend  heeft  eens  gezegd:  'Als 
we  onze  talenten,  onze  aardse  of  aca- 
demische eer,  of  onze  steeds  beperk- 
tere tijd  op  het  altaar  aan  God 
offeren,  verbindt  ons  hart  zich  met 
Hem  door  dat  offer  en  voelen  we 
hoe  onze  liefde  voor  Hem  toeneemt.' 

'Welk  werk  we  in  het  koninkrijk 
ook  doen  —  lesgeven,  gedroogde 
groenten  inblikken  op  Welfare 
Square  —  het  heeft  veel  minder 
waarde  voor  ons  als  we  het  alleen 
zien  als  iets  wat  moet.  (...)  Maar  als 
we  ons  voorstellen  dat  we  onze  ta- 
lenten of  onze  tijd  op  het  altaar  voor 
God  leggen,  zoals  een  bijeenkomst 
in  de  kerk  die  eigenlijk  niet  gelegen 
komt,  dan  wordt  ons  offer  persoon- 
lijk en  een  eerbetoon  aan  Hem,'14 

Een  verhaal  van  onze  dierbare 


s 

*»       "  a  *» 


JANUARI 
55 


2   0  0  2 


ambtgenoot,  ouderling  Henry  B. 
Eyring,  illustreert  dat  beginsel  van 
toewijding  nog  beter.  Dat  verhaal 
gaat  over  zijn  vader,  de  grote  geleer- 
de Henry  Eyring,  die  werkzaam  was 
in  de  hoge  raad  van  de  ring  Bonne- 
ville.  Hij  was  verantwoordelijk  voor 
de  welzijnsboerderij,  wat  ook  inhield 
dat  er  op  een  veld  uien  onkruid 
gewied  moest  worden.  In  die  tijd 
was  hij  bijna  tachtig  en  leed  hij  aan 
botkanker.  Hij  nam  het  wieden  op 
zich,  hoewel  hij  zoveel  pijn  had  dat 
hij  zich  op  zijn  buik  en  ellebogen 
voortbewoog.  Door  de  pijn  kon  hij 
niet  knielen.  Toch  glimlachte  en 
lachte  hij,  praatte  hij  vrolijk  met  de 
anderen  die  op  die  dag  onkruid 
wiedden.  Ik  citeer  nu  wat  ouderling 
Eyring  over  die  gebeurtenis  heeft 
gezegd: 

'Toen  al  het  werk  gedaan  was  en 
al  het  onkruid  gewied  was,  zei  ie- 
mand tegen  hem:  "Mijn  hemel, 
Henry!  Dat  onkruid  heb  je  er  toch 
zeker  niet  uitgetrokken?  Dat  is  twee 
dagen  geleden  bespoten,  en  het  zou 
toch  zijn  doodgegaan." 

'Pa  lachte  alleen  maar  hard. 
Hij  vond  het  een  beste  grap.  Hij 
vond  het  een  grote  grap.  Hij  had 
de  hele  dag  het  verkeerde  onkruid 


uitgetrokken.  Het  was  bespoten  en 
zou  toch  doodgaan. 

'Ik  vroeg  hem:  "Pa,  hoe  kon  u  dat 
nou  leuk  vinden?" 

(...)  Hij  zei  iets  wat  ik  nooit  zal 
vergeten.  (...)  Hij  zei:  "Hal,  ik  was 
daar  niet  voor  het  onkruid."  '15 

Kleine  zaken  kunnen  groot  wor- 
den. De  televisie,  een  grote  zegen 
voor  de  mensheid,  is  uitgevonden 
door  een  tiener  in  Idaho  die  met  een 
schijfeg  rechte  voren  ploegde  op  het 
land  van  zijn  vader.  Hij  stelde  zich 
voor  dat  hij  rechte  lijnen  van  het 
ene  elektronische  apparaat  naar  het 
andere  kon  overbrengen.16  Vaak  zien 
we  de  mogelijkheden  niet  als  we 
schijnbaar  kleine  dingen  doen.  Die 
veertienjarige  jongen  deed  gewoon, 
alledaags  werk  toen  hij  dat  buiten- 
gewone idee  kreeg.  Zoals  Nephi  eens 
gezegd  heeft:  'En  zo  zien  wij,  dat  de 
Her  e  met  kleine  middelen  grote  din- 
gen teweeg  kan  brengen.'17 

Jongemannen,  jullie  vormen  een 
uitverkoren  generatie  met  een  veel- 
belovende toekomst.  De  toekomst 
kan  eisen  dat  je  wedijvert  met  ande- 
re jongemannen  op  een  wereldwijde 
markt.  Je  hebt  een  speciale  opleiding 
nodig.  Je  kunt  voor  een  opleiding 
worden  gekozen,  niet  vanwege  de 


een  of  andere  buitengewone  presta- 
tie of  een  grote  zaak,  maar  omdat  je 
kroonverkenner  bent,  de  onder- 
scheiding 'Plicht  jegens  God'  hebt 
gekregen,  omdat  je  je  seminarie 
hebt  afgemaakt  of  op  zending  bent 
geweest. 

In  de  gelijkenis  van  de  talenten 
kreeg  degene  die  zijn  talenten  ver- 
meerderd had,  te  horen:  'Wél  ge- 
daan, gij  goede  en  getrouwe  slaaf; 
over  weinig  zijt  gij  getrouw  geweest, 
over  veel  zal  ik  u  stellen;  ga  in  tot 
het  feest  van  uw  heer.'18  Mogen  we 
allemaal  trouw  zijn  in  de  alledaagse, 
gewone  dingen,  waarmee  we  tonen 
dat  we  de  gedragsnormen  naleven, 
want  daardoor  komen  we  in  aan- 
merking voor  grote  zaken.  In  de 
naam  van  Jezus  Christus.  Amen.  □ 

NOTEN 

1.  2  Koningen  5:10. 

2.  2  Koningen  5:12. 

3.  2  Koningen  5:13. 

4.  2  Koningen  5:14. 

5.  Reuben  Miller,  dagboek,  1848-1849, 
kerkelijke  archieven,  21  oktober  1848. 

6.  Brief  van  Brigham  Young  aan  Oliver 
Cowdery,  22  november  1847,  aangehaald 
door  Susan  Eaton  Black  in  Wko's  Who  in 
the  Doctrine  and  Covenants,  blz.  76. 

7.  Miller,  dagboek,  1848-1849,  kerke- 
lijke archieven,  november  1848. 

8.  Miller,  dagboek,  1848-1849,  kerke- 
lijke archieven,  21  oktober  1848. 

9.  Heber  J.  Grant,  'Hyrum  Smith  and 
His  Distinguished  Posterity',  Improvement 
Era,  augustus  1918,  blz.  854-855. 

10.  Ronald  K.  Esplin,  'Hyrum  Smith: 
The  Mildness  of  a  Lamb,  the  Integrity  of 
Job',  Ensign,  februari  2000,  blz.  32. 

11.  'Newell  Knight's  Journal',  uit 
'Scraps  of  Biography'  in  Classic  Experiences 
and  Adventures  (1969),  blz.  65. 

12.  Zie  LV  52:8-10. 

13.  Zie  'Hyrum  Smith  —  Patriarch' 
geciteerd  in  Ensign,  februari  2000,  blz.  36. 

14.  James  S.  Jardine,  On  Becoming  a 
DiscipleScholar,  blz.  80. 

15.  Henry  B.  Eyring,  'Waiting  upon  the 
Lord',  BYU,  haardvuuravond,  30  septem- 
ber 1990,  blz.  7-8. 

16.  Verhaal  over  Philo  Farnsworth, 
'Dr.  X's  Instant  Images',  U  S.  News  & 
World  Report,  17  augustus  1998,  blz.  44. 

17.  1  Nephi  16:29. 

18.  Matteüs  25:23. 


L  I  A  H   O  N  A 

56 


De  plicht  roept 


President  Thomas  S.  Monson 

Eerste  raadgever  in  het  Eerste  Presidium 


'Wij  hebben  allen  de  plechtige  taak  om  het  priesterschap  te  eren 
en  om  vele  dierbare  zielen  tot  de  Heer  te  brengen.' 


gehoor  geven  aan  onze  plicht  ge- 
woon angstaanjagend  is.  Ik  heb 
zoiets  ervaren  in  de  dagen  voor  de 
Algemene  Conferentie  van  april 
1966.  Dat  is  35  jaar  geleden,  maar  ik 
kan  het  me  nog  levendig  herinneren. 

Ik  had  de  opdracht  om  tijdens  een 
van  de  conferentiebijeenkomsten  te 
spreken,  en  ik  had  een  boodschap 
voorbereid  en  uit  het  hoofd  geleerd, 
getiteld  'Uw  Goliat  ontmoeten'.  Die 
was  gebaseerd  op  het  verhaal  van  het 
beroemde  gevecht  tussen  David  en 
Goliat  in  lang  vervlogen  tijden. 

Toen  kreeg  ik  een  telefoontje  van 
president  David  O.  McKay.  Het  ge- 
sprek ging  ongeveer  als  volgt:  'Broe- 
der Monson,  hier  is  president  McKay. 
Hoe  gaat  het  met  u?' 

Ik  antwoordde:  'O,  met  mij  gaat 
het  goed,  president,  en  ik  kijk  uit 
naar  de  conferentie.' 

'Dat  is  waar  ik  over  bel,  broeder 
Monson.  De  bijeenkomst  van  zater- 
dagmorgen zal  zondag  nogmaals 
worden  uitgezonden,  als  paasbood- 
schap  van  ons  aan  de  wereld.  Ik  zal 
over  een  onderwerp  spreken  dat  bij 
Pasen  past,  en  ik  zou  graag  willen 
dat  u  datzelfde  thema  in  die  belang- 
rijke bijeenkomst  behandelt.' 

'Natuurlijk,  president.  Dat  zal  ik 
graag  doen.' 

Toen  begon  de  reikwijdte  van  dat 
korte  gesprek  pas  goed  tot  me  door 
te  dringen.  Opeens  was  'Uw  Goliat 
ontmoeten'  niet  zo  geschikt  als  paas- 
boodschap.  Ik  wist  dat  ik  me  hele- 
maal opnieuw  moest  voorbereiden. 
Er  was  nog  maar  weinig  tijd.  Mijn 
'Goliat'  stond  nu  werkelijk  voor  me. 

Die  avond  maakte  ik  de  keukenta- 
fel leeg  en  zette  mijn  schrijfmachine 


Mijn  beste  broeders,  het  is 
een  enorme  verantwoor- 
delijkheid, maar  voor  mij 
ook  een  formidabel  voorrecht,  om 
gehoor  te  geven  aan  de  opdracht  om 
u  vanavond  toe  te  spreken.  De  alge- 
mene conferentie,  inclusief  de  alge- 
mene priesterschapsbijeenkomst, 
waar  we  naar  hebben  uitgekeken  — 
of  we  nu  hier  zijn  of  hem  volgen  via 
de  satelliet  of  de  televisie  —  brengt 
vreugde  in  ons  hart. 

De  Heer  heeft  duidelijk  gezegd  wat 
onze  verantwoordelijkheid  is,  en  Hij 
heeft  ons  in  afdeling  107  van  de  Leer 
en  Verbonden  een  plechtige  opdracht 
gegeven:  'Laat  daarom  nu  eenieder 
met  zijn  plicht  bekend  worden,  en  het 
ambt  waartoe  hij  is  aangesteld,  met 
alle  ijver  leren  uitoefenen." 

Soms  is  de  vervulling  van  onze 
plicht,  gehoor  geven  aan  een  godde- 
lijke roeping  of  op  een  ingeving  van 
de  Geest  reageren,  niet  al  te  moei- 
lijk. Maar  het  komt  ook  voor  dat  het 


op  tafel,  en  een  flinke  stapel  schrijf- 
papier, met  naast  me  een  behoorlijke 
prullenmand  om  alle  valse  starts  op 
te  vangen  die  zulke  voorbereidingen 
begeleiden.  Ik  begon  om  7  uur  's 
avonds  en  had  om  1  uur  's  nachts 
nog  niet  één  regel  geschreven  waar  ik 
tevreden  over  was.  De  prullenbak 
was  vol,  maar  mijn  geest  beslist  niet. 
Wat  moest  ik  doen?  De  klok  tikte 
door  —  en  niet  zo  zachtjes  ook.  Ik 
onderbrak  mijn  werk  om  te  bidden. 

Spoedig  daarna  dacht  ik  aan  het 
verdriet  van  mijn  buren,  Mark  en 
Wilma  Shumway,  om  het  verlies  van 
hun  jongste  kind,  kort  geleden.  Ik 
dacht  bij  mezelf:  Misschien  zou  ik 
rechtstreeks  tot  hen  kunnen  spreken  en 
daarbij  tot  alle  anderen,  want  wie  heeft 
niet  iemand  verloren  die  hem  dierbaar 
is  en  reden  gehad  om  te  treuren?  Mijn 
vingers  haastten  zich  over  het  toet- 
senbord van  de  schrijfmachine, 
maar  ze  konden  mijn  gedachten 
nauwelijks  bijhouden. 

Toen  het  eerste  flauwe  morgen- 
licht door  ons  keukenraam  viel,  had 
ik  mijn  boodschap  klaar.  Nu  restte 
nog  de  taak  om  hem  uit  het  hoofd 
te  leren  en  aan  de  wereld  te  bren- 
gen. Zelden  heb  ik  zo  geworsteld  om 
aan  een  opdracht  van  de  profeet  te 
voldoen.  Ik  zal  die  ervaring  nooit 
vergeten. 

Twee  monumentale  schriftplaat- 
sen  kwamen  in  me  op  aan  het  einde 
van  die  conferentiebijeenkomst,  U 
kent  ze  beide,  broeders.  Ze  hebben 
geen  uiterste  geldigheidsdatum. 
Eeuwen  geleden  heeft  Nephi  gezegd: 
'Ik  zal  heengaan  en  doen,  wat  de 
Here  heeft  bevolen,  want  ik  weet, 
dat  de  Here  geen  geboden  aan  de 
kinderen  der  mensen  geeft,  zonder 
tevens  de  weg  voor  hen  te  bereiden, 
zodat  zij  zullen  kunnen  volbrengen, 
wat  Hij  hun  gebiedt'.2 

De  tweede  is  deze  belofte  van  de 
Heer  zelf  aan  u  en  aan  mij  uit  de 
Leer  en  Verbonden:  'Ik  zal  voor  uw 
aangezicht  uitgaan.  Ik  zal  aan  uw 
rechterhand  en  aan  uw  linkerhand 
zijn,  en  mijn  Geest  zal  in  uw  hart 
zijn,  en  mijn  engelen  zullen  rondom 
u  zijn  om  u  te  bemoedigen.'3 

Velen  van  ons  die  hier  vanavond 
bij  elkaar  zijn  dragen  het  Melchize- 
deks  priesterschap,  terwijl  anderen 


JANUARI       2002 

57 


Conferentiegangers,  met  op  de  achtergrond  de  waterval  buiten  een  raam 
op  het  zuiden  in  het  Conferentiecentrum. 


het  Aaronisch  priesterschap  dragen. 
Wij  hebben  allen  de  plechtige  taak 
om  het  priesterschap  te  eren  en  hard 
te  werken  om  vele  dierbare  zielen  tot 
de  Heer  te  brengen.  We  denken  er- 
aan dat  Hij  heeft  gezegd:  'Gedenkt, 
dat  de  waarde  van  zielen  groot  is  in 
Gods  ogen.'4  Doen  we  alles  wat  we 
behoren  te  doen?  Herinneren  we  ons 
dan  ook  die  woorden  van  president 
John  Taylor:  'Als  u  uw  roeping  niet 
grootmaakt,  zal  God  u  verantwoorde- 
lijk stellen  voor  hen  die  u  had  kunnen 
redden  als  u  uw  plicht  had  gedaan.'5 

Het  verlangen  om  iemand  anders 
te  helpen,  de  zoektocht  naar  een 
verloren  schaap,  zal  niet  altijd  on- 
middellijk succes  hebben.  Soms  is  de 
vooruitgang  langzaam  —  zelfs  on- 
merkbaar. Dat  was  ook  de  ervaring 
van  Gill  Warner,  met  wie  ik  al  heel 
lang  bevriend  ben.  Hij  was  pas  als 
bisschop  geroepen  toen  Douglas, 
een  lid  uit  zijn  wijk  dat  op  zending 
was,  een  overtreding  beging,  waarna 
hem  het  lidmaatschap  van  de  kerk 
werd  ontnomen.  Zijn  vader  was  be- 
droefd; zijn  moeder  was  totaal  van 
de  kaart.  Douglas  verhuisde  kort 
daarna  naar  een  andere  staat.  De  ja- 
ren vlogen  voorbij,  maar  bisschop 
Warner,  die  intussen  hogeraadslid 
was,  bleef  zich  afvragen  wat  er  van 
Douglas  geworden  was. 

In  1975  bezocht  ik  de  ringconfe- 
rentie  van  de  ring  van  broeder  War- 
ner. Zondagmorgen  vroeg  hielden  we 
een  priesterschapsleidersvergadering. 


Ik  sprak  over  het  disciplinaire  sys- 
teem van  de  kerk  en  dat  het  nodig 
was  om  ernstig  en  liefdevol  te  wer- 
ken aan  de  redding  van  wie  ook 
maar  was  afgedwaald.  Gill  Warner 
stak  zijn  hand  op  en  schetste  kort 
het  verhaal  van  Douglas.  Tenslotte 
stelde  hij  me  een  vraag:  'Behoort  het 
nog  steeds  tot  mijn  taak  om  Douglas 
terug  te  brengen  in  de  kerk?' 

Gill  herinnerde  me  er  later  aan  dat 
ik  zijn  vraag  direct  en  zonder  aarze- 
ling had  beantwoord:  Ik  had  gezegd: 
'Aangezien  je  zijn  vroegere  bisschop 
bent  en  hem  kende  en  van  hem  hield, 
zou  ik  denken  dat  je  alles  zal  willen 
doen  om  hem  terug  te  brengen.' 

Zonder  dat  Gill  Warner  dat  wist, 
had  de  moeder  van  Douglas  de  week 
daarvoor  gevast  en  gebeden  dat  er 
iemand  naar  voren  zou  komen  die 
haar  zoon  zou  helpen  redden.  Gill 
hoorde  dat  toen  hij,  na  de  vergade- 
ring, het  gevoel  kreeg  dat  hij  haar 
moest  bellen  om  te  vertellen  dat  hij 
had  besloten  hulp  te  bieden. 

Gill  begon  zijn  lange  reis  van  ver- 
lossing. Hij  nam  contact  op  met 
Douglas.  Ze  haalden  herinneringen 
op  aan  de  gelukkige  tijd  van  weleer. 
Hij  gaf  zijn  getuigenis,  betuigde  zijn 
liefde  en  wekte  langzaamaan  ver- 
trouwen. Het  ging  allemaal  heel 
langzaam.  Vaak  raakte  hij  ontmoe- 
digd, maar  stap  voor  stap  bleek 
Douglas  vooruitgang  te  maken.  Uit- 
eindelijk werden  zijn  gebeden  beant- 
woord, zijn  pogingen  beloond  en  de 


overwinning  behaald.  Douglas'  doop 
werd  goedgekeurd. 

De  doopdatum  werd  vastgesteld, 
de  leden  van  het  gezin  kwamen  bij 
elkaar  en  de  vroegere  bisschop  Gill 
Warner  vloog  naar  de  stad  waar 
Douglas  woonde  en  verrichtte  de 
verordening. 

Door  de  liefde  in  zijn  hart  en  met 
verantwoordelijkheidsgevoel  voor 
een  vroegere  priester  in  het  Aaro- 
nisch priesterschap  —  het  quorum 
dat  hij  presideerde  —  was  bisschop 
Warner  'uitgegaan  om  te  redden', 
zodat  er  niet  één  verloren  zou  gaan. 

Er  kunnen  er  nog  wel  meer  zijn, 
maar  ik  heb  zelf  drie  bisschoppen  ge- 
kend die,  toen  ze  hun  wijk  presideer- 
den, een  priestersquorum  van  48  of 
meer  jongemannen  hadden  —  met 
andere  woorden:  een  volledig  pries- 
tersquorum volgens  de  definitie  in  de 
Schriften.  Die  drie  bisschoppen  wa- 
ren Alvin  R.  Dyer,  Joseph  B.  Wirthlin 
en  Alfred  B.  Smith.  Lieten  zij  zich 
door  hun  taak  van  de  wijs  brengen? 
Helemaal  niet.  Door  hun  ijverige  in- 
zet en  met  hulp  van  liefhebbende  ou- 
ders en  de  zegeningen  van  de  Heer, 
leidden  die  bisschoppen  elk  lid  van 
hun  priestersquorum  —  vrijwel  zon- 
der uitzondering  —  tot  de  ordening 
tot  ouderling  in  het  Melchizedeks 
priesterschap,  een  zending  en  een 
huwelijk  in  de  tempel  des  Heren.  Nu 
zijn  broeder  Dyer  en  broeder  Smith 
hun  eeuwige  rust  ingegaan,  maar  ou- 
derling Joseph  B.  Wirthlin,  lid  van 
het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen,  is 
vanavond  hier.  Ouderling  Wirthlin, 
uw  dienstbetoon  en  leiding  aan  deze 
jongemannen,  die  intussen  ouder  zijn 
geworden,  zullen  we  nooit  vergeten. 

Als  jongen  van  twaalf  was  ik  secre- 
taris van  mijn  diakenenquorum.  Ik 
denk  met  plezier  terug  aan  de  vele 
opdrachten  die  wij  als  leden  van  dat 
quorum  hebben  mogen  uitvoeren.  Ik 
denk  dan  meteen  aan  het  avondmaal 
ronddienen,  de  maandelijkse  vasten- 
gaven  inzamelen  en  voor  elkaar  zor- 
gen. Maar  er  gebeurde  iets  vreselijks 
bij  de  leidersvergadering  van  onze 
wijkconferentie.  Die  werd  gepre- 
sideerd door  William  F.  Perschon,  lid 
van  ons  ringpresidium.  Hij  riep  een 
aantal  wijkfunctionarissen  naar  voren 
om  te  spreken.  Toen  stond  president 


L  I  A  H  O  N  A 
58 


Perschon  zonder  enige  waarschuwing 
op  en  zei:  'We  zullen  nu  horen  van 
Thomas  S.  Monson,  secretaris  van  het 
diakenenquorum,  die  ons  verslag  zal 
doen  van  zijn  werk  en  zijn  getuigenis 
zal  geven.'  Ik  kan  me  niets  meer  her- 
inneren van  wat  ik  heb  gezegd,  maar 
ik  ben  die  ervaring  nooit  vergeten. 

Broeders,  denk  altijd  aan  de  ver- 
maning van  de  apostel  Petrus: 
'[Wees]  altijd  bereid  tot  verantwoor- 
ding aan  al  wie  u  rekenschap  vraagt 
van  de  hoop,  die  in  u  is'.6 

Tijdens  de  Tweede  Wereldoorlog 
had  ik  het  voorrecht  om  president 
van  het  lerarenquorum  te  zijn.  Men 
vroeg  mij  de  raad  uit  Leer  en  Ver- 
bonden 107:86  uit  het  hoofd  te  le- 
ren en  vervolgens  toe  te  passen:  'En 
zo  is  het  de  plicht  van  de  president 
over  het  ambt  van  leraar  om  [de] 
leraars  te  presideren,  met  hen  in 
raadsvergadering  bijeen  te  komen, 
en  hun  de  plichten  van  hun  ambt  te 
onderwijzen,  zoals  de  verbonden  dit 


aangeven.'  Ik  heb  mijn  best  gedaan 
om  naar  die  opdracht  te  leven. 

In  dat  quorum  was  een  jongeman, 
Fritz  Hoerold.  Hij  was  klein  van  ge- 
stalte maar  groot  in  moed.  Kort  nadat 
Fritz  17  was  geworden,  gaf  hij  zich  op 
voor  de  marine  van  de  Verenigde  Sta- 
ten en  ging  hij  naar  de  opleiding.  Hij 
kwam  op  een  groot  oorlogsschip  in 
een  aantal  van  die  bloedige  gevech- 
ten op  de  Stille  Oceaan  terecht.  Het 
schip  liep  zware  schade  op  en  veel  op- 
varenden werden  gedood  of  gewond. 

Fritz  keerde  na  zo'n  gevecht  naar 
huis  terug  en  kwam  weer  in  ons  lera- 
renquorum. De  adviseur  van  het 
quorum  vroeg  hem  ons  toe  te  spre- 
ken. Hij  zag  er  schitterend  uit  in  zijn 
blauwe  uniform  met  oorlogsonder- 
scheidingen. Ik  weet  nog  dat  ik  Fritz 
vroeg  of  hij  een  goede  raad  voor  ons 
had.  We  waren  per  slot  van  rekening 
van  dezelfde  leeftijd.  Met  een  zure 
glimlach  antwoordde  hij:  'Geef  je 
nooit  als  vrijwilliger  op!' 


Ik  heb  Fritz  vanaf  die  tijd  niet 
meer  gezien  tot  ik,  enkele  jaren  gele- 
den, een  artikel  in  een  tijdschrift  las 
over  diezelfde  zeegevechten.  Ik  vroeg 
me  af  of  Fritz  Hoerold  nog  zou  leven, 
en  zo  ja,  of  hij  ergens  in  Salt  Lake 
City  woonde.  Via  een  telefoontje 
vond  ik  hem,  en  ik  stuurde  hem  het 
tijdschrift.  Hij  en  zijn  vrouw  bedank- 
ten me.  Aangezien  ik  erachter  was 
gekomen  dat  Fritz  nog  niet  tot  ouder- 
ling was  geordend  en  dus  nog  nooit 
naar  de  tempel  was  geweest,  schreef 
ik  hem  een  brief  om  hem  aan  te  moe- 
digen zich  klaar  te  maken  voor  de  ze- 
geningen van  de  tempel.  Tweemaal 
zagen  we  elkaar  toevallig  bij  een  res- 
taurant. Zijn  lieve  echtgenote,  Joyce, 
spoorde  me  telkens  aan:  'Blijf  aan  die 
man  van  mij  werken.'  Zijn  dochters 
zeiden  dat  ze  het  met  de  aansporing 
van  hun  moeder  eens  waren.  Ik  ging 
door  met  aanmoedigen. 

Een  paar  weken  geleden  zag  ik  bij 
de  familieberichten  in  de  krant  dat 


Het  Mormoons  Tabernakelkoor  verzorgt  de  muziek  tijdens  drie  bijeenkomsten  van  de  algemene  conferentie. 


JANUARI      2  00  2 


59 


Joyce,  de  vrouw  van  Fritz,  was  over- 
leden. Wat  wenste  ik  dat  ik  meer 
succes  had  gehad  met  mijn  privé- 
project  om  Fritz  naar  de  tempel  te 
krijgen.  Ik  noteerde  de  tijd  en  plaats 
van  de  begrafenisdienst  van  zuster 
Hoerold,  verzette  andere  afspraken 
en  ging  naar  de  dienst.  Beiden  lieten 
we  wel  wat  tranen.  Hij  vroeg  mij  om 
als  laatste  te  spreken. 

Toen  ik  opstond  om  te  spreken, 
keek  ik  Fritz  en  zijn  gezin  aan  en  zei: 
'Fritz,  ik  ben  hier  vandaag  als  presi- 
dent van  het  lerarenquorum  waar  jij 
en  ik  eens  lid  van  waren.'  Ik  hield 
hem  voor  hoe  hij  en  zijn  gezin  een 
'eeuwig  gezin'  konden  worden  door 
de  tempelverordeningen  —  verorde- 
ningen waarin  ik  beloofde  te  officie- 
ren wanneer  het  zover  zou  zijn. 

Terwijl  ik  tranen  van  emotie  on- 
derdrukte besloot  ik  mijn  woorden 
door  tegen  Fritz  te  zeggen,  terwijl  zijn 
gezin  en  alle  aanwezigen  het  konden 
horen  en  zien:  'Fritz,  mijn  goede 
vriend  en  medematroos,  jij  hebt 
moed,  jij  bent  vastbesloten.  Je  hebt  je 
leven  voor  je  land  in  de  waagschaal 
gesteld  in  een  tijd  van  gevaar.  Fritz, 
nu  moet  je  naar  de  fluit  van  de  boots- 
man luisteren:  "Allemaal  aan  boord 
—  anker  lichten  —  voor  je  reis  naar 
de  verhoging."  Joyce  wacht  daarginds 
op  jou.  Ik  weet  dat  jouw  lieve  kinde- 
ren en  kleinkinderen  voor  je  bidden. 
Fritz,  als  president  van  je  lerarenquo- 
rum van  lang  geleden  zal  ik  me  er 
met  hart  en  ziel  voor  inzetten  om  er 
zeker  van  te  zijn  dat  je  de  boot  niet 
mist  die  jou  en  je  geliefden  naar  cele- 
stiale  heerlijkheid  zal  brengen.' 

Ik  gaf  hem  de  marinegroet.  Fritz 
stond  op  en  salueerde  terug. 

Broeders,  moge  eenieder  van  ons 
gehoor  geven  aan  dat  makkelijk  te 
onthouden  versje:  'Doe  je  plicht,  dat 
kun  je  best.  Dan  zorgt  de  Heer  wel 
voor  de  rest.'  Dat  bid  ik  in  de  naam 
van  Jezus  Christus.  Amen.  □ 

NOTEN 

1.  LV  107:99. 

2.  lNephi3:7. 

3.  LV  84i88. 

4.  LV  18:10. 

5.  Deseret  News  Semiweekly,  6  augustus 
1878,  blz.  1. 

6.  1  Petrus  3:15. 


Bukken  om  iemand 
anders  op  te  richten 


President  Gordon  B.  Hinckley 


'Laten  we  ons  hart  openstellen,  laten  we  andere  mensen 
oprichten,  laten  we  onze  portemonnee  opendoen,  laten  we 
meer  liefde  tonen  voor  onze  naasten. ' 


uitverkoren  geslacht,  een  koninklijk 
priesterschap'  (1  Petrus  2:9). 

Broeders,  laten  we  het  priester- 
schap dat  we  dragen  waardig  zijn. 
Laten  we  dicht  bij  de  Heer  leven. 
Laten  we  een  goede  echtgenoot  en 
vader  zijn. 

Elke  man  die  thuis  een  tiran  is,  is 
het  priesterschap  niet  waardig.  Hij 
kan  geen  goed  middel  zijn  in  de  han- 
den van  de  Heer  als  hij  geen  respect, 
vriendelijkheid  en  liefde  toont  je- 
gens de  partner  van  zijn  keuze. 

Zo  zal  ook  elke  man  die  zijn  kinde- 
ren een  slecht  voorbeeld  geeft,  die 
zich  niet  kan  beheersen,  of  die  be- 
trokken is  bij  oneerlijke  of  onzedelijke 
praktijken,  merken  dat  de  macht  van 
zijn  priesterschap  is  weggenomen. 

Ik  herinner  u  eraan  'dat  de  rech- 
ten van  het  priesterschap  onafschei- 
delijk met  de  machten  des  hemels 
zijn  verbonden,  en  dat  de  machten 
des  hemels  niet  bestuurd  noch  aan- 
gewend kunnen  worden,  dan  alleen 
volgens  de  grondbeginselen  van 
gerechtigheid. 

'Dat  ze  op  ons  kunnen  worden 
bevestigd  is  waar,  doch  wanneer  wij 
het  ondernemen  onze  zonden  te  be- 
dekken, of  onze  hoogmoed,  onze  ij- 
dele eerzucht  te  bevredigen,  of  in 
enige  mate  van  ongerechtigheid  be- 
stuur, heerschappij  over  of  dwang  op 
de  menselijke  zielen  uit  te  oefenen, 
ziet,  dan  onttrekken  de  hemelen 
zich,  de  Geest  des  Heren  is  be- 
droefd, en  wanneer  deze  Zich  heeft 
teruggetrokken  —  vaarwel  dan  het 


Broeders,  als  ik  kijk  naar  deze 
grote  zaal  vol  mannen  en  be- 
sef dat  er  verspreid  over  de 
hele  wereld  nog  tienduizenden  zijn 
die,  één  van  hart  en  één  van  geest, 
allemaal  het  gezag  van  het  priester- 
schap van  de  levende  God  dragen, 
word  ik  stil  en  deemoedig.  Ik  vraag 
om  leiding  van  de  Heilige  Geest. 

Zoveel  priesterschapsdragers  bij 
elkaar  is  uniek  in  de  wereld.  U  bent 
de  legers  van  de  Heer,  mannen  die 
bereid  zijn  de  tegenstander  van  de 
waarheid  te  bestrijden,  mannen  die 
klaar  staan  om  iets  goeds  tot  stand 
te  brengen,  mannen  die  een  getuige- 
nis van  de  waarheid  hebben,  man- 
nen die  veel  opgeofferd  en  gegeven 
hebben  voor  deze  belangrijke  zaak. 
Moge  de  Heer  u  zegenen,  steunen 
en  grootmaken.  'Gij  (...)  zijt  een 


L  I  A  H  O  N  A 

60 


priesterschap  of  het  gezag  van  die 
man' (LV  121:36-37). 

Broeders,  laten  we  goede  mannen 
zijn  omdat  de  Heer  ons  begunstigd 
heeft  met  zijn  goddelijke  macht. 

Nu  iets  anders,  wat  ermee  in  ver- 
band staat. 

In  april  heb  ik  tijdens  onze  pries- 
terschapsbijeenkomst een  nieuw  pro- 
gramma aangekondigd.  Ik  sprak  toen 
over  het  grote  aantal  zendelingen  uit 
Zuid-Amerika,  Mexico,  de  Filipijnen 
en  andere  gebieden.  Zij  geven  ge- 
hoor aan  hun  oproep  en  werken  zij 
aan  zij  met  hun  Noord-Amerikaanse 
broeders  en  zusters.  Ze  ontwikkelen 
een  sterk  getuigenis.  Ze  gaan  anders 
leven.  Ze  hebben  veel  succes  omdat 
ze  hun  landstaal  spreken  en  de  cul- 
tuur van  hun  land  kennen.  Ze  bele- 
ven een  prachtige  periode  van  hard 
en  toegewijd  werken. 

Dan  worden  ze  ontheven  en  gaan 
terug  naar  huis.  Hun  ouderlijk  gezin 
leeft  in  armoede,  en  velen  vallen  te- 
rug in  dezelfde  situatie,  niet  in  staat 
om  zich  daar  bovenuit  te  worstelen 
door  gebrek  aan  vaardigheden  en 
omdat  het  moeilijk  blijft  passend 
werk  te  vinden. 

Ik  heb  met  u  gesproken  over  het 
permanente  emigratiefonds  dat  in  de 
pionierstijd  van  de  kerk  werd  opge- 
richt om  de  armen  uit  Engeland  en 
Europa  te  helpen.  Er  werd  een  fonds 
opgericht  waaruit  kleine  leningen 
werden  toegekend,  waardoor  dertig- 
duizend leden  vanuit  hun  geboorte- 
land naar  Zion  konden  emigreren. 

Ik  vertelde  u  dat  we  datzelfde  be- 
ginsel gingen  toepassen  en  het  perma- 
nente studiefonds  gingen  oprichten. 
Met  het  geld  dat  onze  mensen  zouden 
schenken,  en  niet  met  tiendegeld, 
zouden  we  een  kapitaal  vormen  waar- 
van we  de  winst  zouden  gebruiken 
om  onze  jonge  broeders  en  zusters 
een  opleiding  te  laten  volgen  om  voor 
beter  werk  in  aanmerking  te  komen. 
Ze  zouden  vaardigheden  ontwikkelen 
waarmee  ze  genoeg  konden  verdienen 
om  hun  gezin  goed  te  onderhouden 
en  de  armoede  te  boven  te  komen  die 
zijzelf  en  voorgaande  generaties  ge- 
kend hadden. 

Er  zat  niets  in  het  fonds  in  de 
periode  dat  we  er  plannen  voor 
maakten.  Maar  in  geloof  zijn  we 


doorgegaan  en  we  hebben  een  be- 
scheiden organisatie  in  het  leven  ge- 
roepen om  te  verwezenlijken  wat 
volgens  ons  nodig  was.  Het  doet  mij 
genoegen  dat  ik  u  kan  vertellen  dat 
er  geld  is  binnengekomen,  tiendui- 
zenden dollars,  honderdduizenden 
dollars,  miljoenen  zelfs.  Dat  kwam 
van  milddadige  kerkleden  die  de 
Heer  liefhebben  en  minder  fortuin- 
lijke mensen  willen  helpen  het  eco- 
nomisch beter  te  krijgen.  We  hebben 
nu  veel  geld.  Het  is  niet  alles  wat  we 
nodig  hebben.  We  hopen  dat  er  bij- 
dragen zullen  blijven  komen.  De 
grootte  van  het  kapitaal  bepaalt 
hoeveel  mensen  geholpen  kunnen 
worden. 

Nu,  een  half  jaar  later,  wil  ik  ver- 
slag uitbrengen  van  wat  er  bereikt 


is.  Allereerst  hebben  we  ouderling 
John  K.  Carmack  geroepen.  Hij  heeft 
zoveel  goed  werk  gedaan  in  het  Eerste 
Quorum  der  Zeventig  en  heeft  tijdens 
deze  conferentie  het  emeritaat  gekre- 
gen. Hij  is  een  ervaren  advocaat,  een 
bekwaam  zakenman,  een  man  met 
veel  talenten.  Hij  is  aangesteld  tot  di- 
recteur, en  hoewel  hij  gepensioneerd 
is  als  een  van  de  zeventigen,  zal  hij  al 
zijn  tijd  aan  deze  taak  besteden. 

Ouderling  Richard  E.  Cook  van 
de  Zeventig,  die  ook  het  emeritaat 
heeft  gekregen,  zal  hem  helpen  met 
de  financiën.  Ouderling  Cook  is  as- 
sistent-hoofd van  de  boekhouding  bij 
Ford  geweest,  heeft  ervaring  met  in- 
ternationale financiën,  is  een  zeer  be- 
kwaam leider  en  iemand  die  de  Heer 
en  de  kinderen  van  de  Heer  liefheeft. 


Achter  wachtende  conferentiegangers  buiten  het  Conferentiecentrum 
verheffen  zich  de  spitsen  van  de  Salt  Lake-tempel. 


JANUARI 
61 


2  0  0  2 


We  hebben  deze  twee  broeders 
aan  één  kant  versleten,  en  nu  draai- 
en we  ze  om  zodat  We  ze  aan  de  an- 
dere kant  kunnen  verslijten. 

Ze  werken  samen  met  broeder 
Rex  Allen,  een  expert  in  organisatie 
en  scholing;  en  met  broeder  Chad 
Evans,  die  veel  ervaring  heeft  met 
voortgezet  onderwijs. 

Alle  vier  stellen  zij  hun  tijd 
en  expertise  zonder  compensatie 
beschikbaar. 

Het  programma  loopt.  Deze  broe- 
ders hebben  het  heel  zorgvuldig  en 
op  goede  grondbeginselen  in  gang 
gezet.  We  hebben  het  gebied  waar 
het  allereerst  operationeel  is  nog  be- 
perkt, maar  als  we  meer  middelen 
krijgen,  zal  dat  uitgebreid  worden. 

Deze  broeders  zijn  begonnen  de 
bestaande  organisaties  van  de  kerk 
te  benutten.  Het  programma  heeft 
de  priesterschap  als  basis  en  zal 
daarom  succes  hebben.  Het  begint 
bij  de  bisschoppen  en  ringpresiden- 
ten.  Ze  werken  geweldig  samen  met 
de  kerkelijke  onderwijsinstellingen, 
de  bureaus  van  de  afdeling  arbeids- 
bemiddeling en  andere  instellingen. 
Eerst  is  het  ingevoerd  in  Peru,  Chili 
en  Mexico,  gebieden  met  een  groot 
aantal  teruggekeerde  zendelingen 
waar  de  nood  hoog  is.  De  plaatselij- 
ke leiders  zijn  enthousiast  en  toege- 
wijd. De  begunstigden  leren  ware 
beginselen  van  zelfredzaamheid. 
Hun  visie  op  hun  potentieel  is  aan- 
zienlijk verbreed.  Ze  kiezen  een  goe- 
de, plaatselijke  opleiding  en  betalen 
die  zoveel  mogelijk  zelf,  via  hun  ou- 
ders of  uit  andere,  plaatselijke  bron- 
nen. Ze  zijn  erkentelijk,  gewillig  en 
dankbaar  voor  de  kansen  die  ze  krij- 
gen. Ik  zal  u  twee  of  drie  voorbeel- 
den geven. 

Het  eerste  is  dat  van  een  jonge- 
man die  in  Cochabamba  (Bolivia) 
op  zending  is  geweest.  Hij  woont 
met  zijn  gelovige  moeder  en  nichtjes 
in  een  arme  buurt.  Hun  huisje  heeft 
een  cementen  vloer,  één  kale  gloei- 
lamp, het  dak  lekt  en  het  raam  is 
stuk.  Hij  was  een  succesvolle  zende- 
ling. Hij  zegt: 

'Mijn  zending  was  het  beste  wat 
ik  ooit  heb  gedaan.  Ik  heb  geleerd 
de  geboden  te  gehoorzamen  en  ge- 
duldig te  zijn  in  mijn  beproevingen. 


Ik  heb  ook  wat  Engels  geleerd  en  ik 
kan  mijn  geld,  tijd  en  vaardigheden 
beter  benutten. 

'Toen  mijn  zending  ten  einde 
was,  vond  ik  het  moeilijk  om  naar 
huis  te  gaan.  Mijn  Amerikaanse  col- 
lega's gingen  terug  naar  de  universi- 
teit. Maar  er  is  veel  armoede  in  ons 
land.  Het  is  moeilijk  om  een  oplei- 
ding te  volgen.  Mijn  moeder  doet 
haar  best,  maar  zij  kan  ons  niet  hel- 
pen. Ze  heeft  zoveel  geleden,  en  ik 
ben  haar  hoop. 

'Toen  ik  hoorde  van  het  perma- 
nente studiefonds,  was  ik  zo  blij.  De 
profeet  toonde  zijn  erkentelijkheid 
voor  ons  werk.  Ik  was  ontzettend 
blij.  (...)  Ik  kon  studeren,  zelfred- 
zaam  worden,  een  gezin  stichten, 
mijn  moeder  helpen. 

'Ik  ga  boekhouden  studeren  op 
een  plaatselijke  school  waar  ik  kan 
studeren  en  werken.  Het  is  een  kor- 
te cursus  van  maar  drie  jaar.  Ik  moet 
blijven  werken  als  conciërge,  maar 
dat  is  niet  erg.  Als  ik  mijn  diploma 
heb  en  werk  heb  als  boekhouder,  ga 
ik  een  hogere  opleiding  volgen  in  in- 
ternationale handel. 

'Dit  is  onze  kans,  die  moeten  we 
niet  voorbij  laten  gaan.  De  Heer 
heeft  vertrouwen  in  ons.  Ik  heb  vele 
malen  in  het  Boek  van  Mormon  ge- 
lezen dat  de  Heer  tegen  de  profeten 
zei  dat  wij,  als  we  de  geboden  onder- 
houden, voorspoedig  zullen  zijn  in 
het  land.  Dat  gaat  in  vervulling.  Ik 
ben  God  zo  dankbaar  voor  deze 
prachtige  kans  om  te  ontvangen  wat 
mijn  broers  en  zussen  niet  hadden, 
dat  ik  onze  familie  kan  helpen,  mijn 
doelen  kan  verwezenlijken.  En  ik 
betaal  de  lening  graag  terug  om  te 
zorgen  dat  anderen  ook  zo  gezegend 
worden.  Ik  weet  dat  de  Heer  me  zal 
zegenen  als  ik  dat  doe.' 

Is  dat  niet  mooi?  Nog  een  voor- 
beeld. Een  jongeman  in  Mexico- 
Stad  kreeg  een  lening  toegewezen 
van  ongeveer  duizend  dollar  om  een 
opleiding  tot  dieselmonteur  te  vol- 
gen. Hij  zei: 

'Ik  beloof  dat  ik  mijn  uiterste  best 
zal  doen  zodat  ik  tevreden  zal  zijn 
over  mijn  inzet.  Ik  weet  dat  dit  een 
waardevol  en  belangrijk  programma 
is.  Daarom  probeer  ik  er  voor  de 
toekomst  zoveel  mogelijk  profijt  van 


te  hebben.  Ik  wil  de  armen  kunnen 
helpen  en  mijn  huisgenoten  advise- 
ren. Ik  dank  mijn  Vader  in  de  hemel 
voor  dit  prachtige  en  geïnspireerde 
programma.' 

Onlangs  is  een  lening  toegekend 
aan  een  andere  jongeman  in  Mexi- 
co-Stad  die  in  Las  Vegas  (Nevada) 
op  zending  is  geweest.  Hij  wil  graag 
tandtechnicus  worden.  Zijn  oplei- 
ding vergt  dat  hij  vijftien  maanden 
hard  moet  werken.  Hij  zegt: 

'Ik  beloof  dat  ik,  als  ik  mijn  studie 
met  de  hulp  van  het  permanente 
studiefonds  heb  afgerond,  de  lening 
zal  terugbetalen  zodat  andere  terug- 
gekeerde zendelingen  die  zegenin- 
gen ook  kunnen  ontvangen.' 

En  zo  zijn  we  begonnen  het  onze 
getrouwe,  competente  jonge  man- 
nen en  vrouwen  mogelijk  te  maken 
de  maatschappelijke  ladder  te  be- 
klimmen waardoor  ze  het  financieel 
beter  krijgen.  Door  de  veel  betere 
kansen  zullen  ze  de  armoedecirkel 
doorbreken  waarin  zij  en  degenen 
die  hen  zijn  voorgegaan,  zolang  ge- 
vangen hebben  gezeten.  Ze  zijn  op 
zending  geweest  en  zullen  in  de  kerk 
werkzaam  blijven.  In  hun  vaderland 
zullen  ze  leiders  worden  in  dit  be- 
langrijke werk.  Ze  zullen  hun  tiende 
en  hun  vastengaven  betalen  waar- 
door de  kerk  dit  werk  over  de  hele 
wereld  kan  uitbreiden. 

We  gaan  er  vanuit  dat  er  aan  het 
einde  van  dit  jaar  ongeveer  1200 
deelnemers  zijn.  We  schatten  dat 
het  er  over  drie  jaar  drieduizend 
zijn.  De  mogelijkheden  zijn  er.  De 
nood  is  hoog.  Misschien  mislukt  het 
soms.  Maar  de  grote  meerderheid  zal 
presteren  naar  verwachting,  zowel 
jonge  mannen  als  jonge  vrouwen. 

Onze  enige  beperking  zal  het  geld 
zijn.  Nogmaals  vragen  we  iedereen 
die  dat  wil,  een  bijdrage  te  geven, 
klein  of  groot.  Dan  kunnen  we  dit 
grootse  werk  uitbreiden  waardoor 
degenen  met  geloof  en  latente  vaar- 
digheden, als  leden  van  De  Kerk 
van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen 
financieel  onafhankelijk  kunnen 
worden. 

Begrijpt  u  wat  het  enorme  werk 
van  deze  kerk  betekent?  Laat  mij  u 
een  scenario  schetsen.  Een  paar  zen- 
delingen kloppen  op  de  deur  van  een 


L  I  A  H   O  N  A 


62 


Linksboven:  president  Gordon  B.  Hinckley  begroet  de  ouderlingen  Henry  B.  Eyring  (links), 

Jeffrey  R.  Holland  en  Robert  D.  Hales  van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen. 

Rechtsboven:  president  Hinckley  spreekt  tijdens  een  conferentiebijeenkomst. 

Boven:  president  Hinckley  wuift  naar  de  aanwezigen. 


JANUARI       2002 
63 


o 

o 

3Z 

Q£ 

>^ 

tu 

m 

a> 

' 

O 

h       < 

H 

CU 

Z 

o 

PU 

ZE 

> 

Q 

pj 

O 

N 

o 

C^ 

W 

Q 

s 

D 

i— i 

1= 
O 

Q 

t/l 

>— < 

-o 

o 

C/D 

S 

Pm 

cü 

H 

w 

£ 

e 

.  r- 

■c 

S 

OQ 

Een  vrouw  en  een  jongen  kijken  peinzend  naar  het  beeld  de  Christus 
in  het  pas  gerenoveerde  bezoekerscentrum  Noord  op  Temple  Square. 


L  I  A  H  O  N  A 
66 


huisje  ergens  in  Peru.  Een  vrouw  doet 
open.  Ze  begrijpt  niet  helemaal  wat 
de  zendelingen  willen.  Maar  ze  laat  ze 
binnen.  Ze  spreken  af  dat  ze  terugko- 
men als  haar  man  en  de  andere  ge- 
zinsleden thuis  zijn. 

De  zendelingen  geven  het  gezin 
les.  Geraakt  door  de  macht  van  de 
Geest,  reageren  ze  op  de  boodschap 
van  eeuwige  waarheid.  Ze  laten  zich 
dopen. 

Het  gezin  is  actief  in  de  kerk.  Ze 
betalen  een  volledige,  maar  heel  ma- 
gere tiende.  Ze  hebben  een  zoon  of 
dochter  die  tegen  de  twintig  is.  Als 
de  tijd  daar  is,  wordt  de  zoon  of 
dochter  op  zending  geroepen.  Het 
gezin  doet  al  het  mogelijke  om  hem 
of  haar  te  steunen,  en  de  rest  wordt 
betaald  met  geld  uit  het  zendings- 
fonds dat  de  heiligen  bijeenbrengen. 

De  zoon  of  dochter  werkt  samen 
met  een  collega  uit  de  Verenigde 
Staten  of  Canada.  Hij  of  zij  leert  En- 
gels, en  het  Spaans  van  de  collega 
wordt  een  stuk  beter.  Ze  werken  zij 
aan  zij  met  liefde,  waardering  en  re- 
spect voor  elkaar,  vertegenwoordi- 
gers van  twee  totaal  verschillende 
culturen. 

Aan  het  einde  van  hun  zending 
gaat  de  Noord-Amerikaan  naar  huis 
en  weer  naar  school.  De  Peruviaan 
gaat  terug  naar  huis  en  hoopt  dat  hij 
een  bescheiden  baantje  vindt.  Hij 
wordt  heel  slecht  betaald.  De  toe- 
komst is  niet  veelbelovend.  Hij  of  zij 
heeft  niet  de  nodige  vaardigheden 
voor  beter  werk.  En  dan  breekt  er  een 
helder  straaltje  hoop  door.  Broeders,  u 
begrijpt  dat  wel.  Ik  hoef  dat  niet  ver- 
der uit  te  leggen.  Wat  we  moeten 
doen,  is  duidelijk,  de  nood  is  hoog,  en 
de  Heer  heeft  de  weg  gewezen. 

Ouderling  Carmack  vond  pas  ge- 
leden een  oud  kasboek.  Hij  bracht 
het  aan  mij.  We  ontdekten  dat  er  in 
1903  een  klein  fonds  was  opgericht 
om  mensen  die  leerkracht  wilden 
worden  tijdens  hun  opleiding  een 
betere  kans  te  geven  door  middel 
van  kleine  leningen. 

Dat  is  dertig  jaar  doorgegaan  tot- 
dat er  tijdens  de  crisis  een  eind  aan 
kwam. 

Ik  was  verbaasd  welke  namen 
er  in  dat  oude  kasboek  stonden. 
Twee  daarvan  zijn  president  van 


een  universiteit  geworden.  Anderen 
zijn  bekende  en  uiterst  bekwame 
onderwijskundigen  geworden.  In 
het  kasboek  staan  aflossingen  van 
tien  dollar,  5  dollar,  van  3,10  dollar 
rente  en  dergelijke.  Een  van  de  be- 
gunstigden van  dat  programma  is 
bisschop,  ringpresident,  vervolgens 
apostel  en  uiteindelijk  raadgever  in 
het  Eerste  Presidium  geworden. 

Broeders,  we  moeten  beter  voor 
elkaar  zorgen.  We  moeten  ons  wat 
meer  inspannen  om  degenen  die  on- 
deraan de  maatschappelijke  ladder 
staan,  te  helpen.  We  moeten  gelovi- 
ge, integere  en  bekwame  mensen 
bemoedigen  en  ze  de  hand  toeste- 
ken als  ze  met  wat  hulp  hoger  op  die 
ladder  kunnen  komen. 

Dat  beginsel  is  niet  alleen  van 
toepassing  op  wat  we  momenteel 
met  dit  studiefonds  doen,  maar  is 
veel  algemener.  Laten  we  ons  hart 
openstellen,  laten  we  andere  men- 
sen oprichten,  laten  we  onze  porte- 
monnee opendoen,  laten  we  meer 
liefde  tonen  voor  onze  naasten. 

De  Heer  heeft  ons  zo  overvloedig 
gezegend.  En  de  nood  is  hoog.  Hij 
heeft  gezegd:  'In  zoverre  gij  dit  aan 
één  van  deze  mijn  minste  broeders 
hebt  gedaan,  hebt  gij  het  Mij  ge- 
daan' (Matteüs  25:40). 

Ik  lees  voor  uit  het  boek  Hande- 
lingen: 

'En  een  man,  die  verlamd  was 
van  de  schoot  zijner  moeder  aan, 


zodat  hij  gedragen  moest  worden, 
zetten  zij  dagelijks  bij  de  tempel,  ge- 
naamd de  Schone,  om  een  aalmoes 
te  vragen  van  de  tempelgangers; 

'Toen  deze  zag,  dat  Petrus  en  Jo- 
hannes  de  tempel  zouden  binnen- 
gaan, verzocht  hij  om  een  aalmoes. 

'En  Petrus  zag  hem  scherp  aan, 
met  Johannes,  en  zeide:  Zie  naar 
ons. 

'En  hij  hield  zijn  blik  op  hen  ge- 
vestigd in  de  verwachting  iets  van 
hen  te  ontvangen. 

'Maar  Petrus  zeide:  Zilver  en 
goud  bezit  ik  niet,  maar  wat  ik  heb, 
geef  ik  u;  in  de  naam  van  Jezus 
Christus,  de  Nazoreeër:  Wandel! 

'En  hij  greep  hem  bij  de  hand  en 
richtte  hem  op,  en  terstond  werden 
zijn  voeten  en  enkels  stevig. 

'En  hij  sprong  op  en  stond  en  liep 
heen  en  weer  en  hij  ging  met  hen  de 
tempel  binnen,  lopende  en  springen- 
de en  God  lovende'  (Handelingen 
3:2-8). 

Let  op:  Petrus  vatte  hem  bij  de 
hand  en  richtte  hem  op. 

Petrus  moest  zich  bukken  om  de 
lamme  op  te  richten.  Ook  wij  moe- 
ten ons  bukken. 

God  zegene  u,  broeders,  jong  en 
oud.  Blijf  trouw.  Doe  uw  werk  met 
liefde.  Voed  uw  gezin  op  in  de  weg 
van  de  Heer.  'Zie  op  tot  God  en  leef' 
(zie  Alma  37:47). 

Dat  bid  ik  in  de  naam  van  Jezus 
Christus.  Amen.  D 


Er  stroomt  zonlicht  in  een  foyer  van  het  Conferentiecentrum. 


;  ■    •   ■         ..  •.; 


JANUARI 
67 


2  0  0  2 


Zondagmorgenbijeenkomst 

7  oktober  2001 

Dit  is  de  tijd 


President  Thomas  5.  Monson 

Eerste  raadgever  in  het  Eerste  Presidium 


'Mogen  wij  zó  leven  dat  wij,  als  we  ontboden  worden,  niets 
ernstig  hoeven  te  betreuren,  niets  onafgemaakt  hebben  gelaten.' 


Nu  ik  voor  u  sta,  moet  ik  den- 
ken aan  de  tijd  dat  ik  jong 
was  en  we  in  de  zondags- 
school vaak  zongen: 

Welkom,  welkom,  sabbatmorgen, 
ruk  ons  uit  der  zorgen  net. 
Welkom,  welkom,  is  uw  daglicht, 
heil' ge  sabbat  van  gebed.1 

Op  deze  sabbatmorgen  bid  ik  dat 
ik  het  onderwerp  mag  zijn  van  uw 
geloof  en  gebeden  als  ik  tot  u  spreek. 

Wij  hebben  allen  de  dramatische 
gevolgen  gevoeld  van  de  tragische 
gebeurtenissen  op  die  noodlottige 
dag,  11  september  2001.  Zonder  eni- 
ge waarschuwing  zaaide  een  ver- 
schrikkelijke vernietiging  dood  en 
verderf  en  doofde  zij  het  leven  uit 
van  enorme  aantallen  mannen, 
vrouwen  en  kinderen.  Zorgvuldig 


gemaakte  plannen  voor  een  prettige 
toekomst  gingen  in  rook  op.  Ze 
maakten  plaats  voor  tranen  van  ver- 
driet en  uitroepen  van  zielsleed. 

We  hebben  de  afgelopen  drie  en 
een  halve  week  talloze  verslagen  ge- 
hoord over  hen  die  op  de  een  of  an- 
dere manier  —  direct  of  indirect  — 
door  de  gebeurtenissen  van  die  dag 
geraakt  zijn.  Ik  wil  u  graag  vertellen 
wat  een  kerklid,  Rebecca  Sindar,  die 
op  dinsdagochtend  11  september 
aan  boord  was  van  een  vlucht  van 
Salt  Lake  City  naar  Dallas,  gezegd 
heeft.  Zoals  alle  vluchten  die  op  het 
moment  van  de  tragische  voorvallen 
in  de  lucht  waren,  werd  die  vlucht 
onderbroken,  en  het  vliegtuig  werd 
aan  de  grond  gezet  in  Amarillo 
(Texas).  Zuster  Sindar  vertelt:  'We 
verlieten  allemaal  het  vliegtuig, 
zochten  een  tv  op  de  luchthaven  en 
dromden  eromheen  om  te  zien  wat 
er  was  gebeurd.  Mensen  stonden  in 
de  rij  om  dierbaren  te  bellen  en  hen 
te  verzekeren  dat  ze  zich  veilig  op  de 
grond  bevonden.  Ik  zal  me  altijd  de 
ongeveer  twaalf  zendelingen  herin- 
neren die  met  onze  vlucht  op  weg 
waren  naar  hun  zendingsgebied.  Ze 
pleegden  telefoontjes,  en  toen  zag  ik 
ze  in  een  hoek  van  de  luchthaven 
samendrommen  en  knielen  voor  een 
gebed.  Ik  wilde  dat  ik  dat  moment 
had  kunnen  vastleggen  om  te  laten 
zien  aan  de  moeders  en  vaders  van 
die  lieve  jongemannen  die  de  nood- 
zaak zagen  om  meteen  te  bidden.' 

Broeders  en  zusters,  uiteindelijk 
overvalt  de  dood  ieder  mens.  Hij 


overvalt  mensen  op  leeftijd  die  wan- 
kelen op  hun  benen.  Zijn  ontbieding 
wordt  gehoord  door  hen  die  nog 
maar  nauwelijks  halverwege  de  reis 
door  het  leven  zijn,  en  vaak  stilt  het 
zelfs  het  gelach  van  kleine  kinderen. 
De  dood  is  het  feit  dat  niemand  kan 
ontvluchten  of  ontkennen. 

Vaak  komt  de  dood  als  een  in- 
dringer. Hij  is  een  vijand  die  plotse- 
ling verschijnt,  middenin  het  feest 
van  het  leven,  die  de  lichten  dooft 
en  de  vrolijkheid  dempt.  De  dood 
legt  zijn  zware  hand  op  hen  die  ons 
dierbaar  zijn,  en  vaak  laat  hij  ons 
verbijsterd  en  verwonderd  achter.  In 
bepaalde  situaties,  zoals  bij  zwaar  lij- 
den en  ziekte,  komt  de  dood  als  een 
engel  van  genade.  Maar  over  het  al- 
gemeen zien  we  hem  als  de  vijand 
van  het  menselijk  geluk. 

De  duisternis  van  de  dood  kan 
echter  verdreven  worden  door  het 
licht  van  de  geopenbaarde  waarheid. 
'Ik  ben  de  opstanding  en  het  leven', 
heeft  de  Meester  gezegd.  'Wie  in  Mij 
gelooft,  zal  leven,  ook  al  is  hij  ge- 
storven, en  een  ieder  die  leeft,  en  in 
Mij  gelooft,  zal  in  eeuwigheid  niet 
sterven.'2 

Die  zekerheid  —  ja,  die  heilige 
bevestiging  —  van  het  leven  na  de 
dood,  zou  heel  goed  de  vrede  kun- 
nen verschaffen  die  de  Heiland  be- 
loofde toen  Hij  zijn  discipelen 
verzekerde:  'Vrede  laat  Ik  u,  mijn 
vrede  geef  Ik  u;  niet  gelijk  de  wereld 
die  geeft,  geef  Ik  hem  u.  Uw  hart 
worde  niet  ontroerd  of  versaagd.'3 

Uit  het  duister  en  de  gruwel  van 
Golgota  kwam  de  stem  van  het 
Lam:  'Vader,  in  uw  handen  beveel  Ik 
mijn  geest.'4  En  het  donker  was  niet 
meer  duister,  want  Hij  was  bij  zijn 
Vader.  Hij  was  van  God  gekomen, 
en  naar  Hem  was  Hij  teruggekeerd. 
Ook  zij  die  op  deze  aardse  pelgrims- 
reis wandelen  met  God,  weten  uit 
eigen  zalige  ervaring  dat  Hij  zijn  kin- 
deren die  op  Hem  vertrouwen  niet 
in  de  steek  zal  laten.  In  de  nacht 
van  de  dood,  is  zijn  aanwezigheid 
'beter  dan  een  licht  en  veiliger  dan 
een  bekende  weg.'5 

Saulus  had  op  de  weg  naar  Da- 
mascus  een  visioen  van  de  herrezen, 
verhoogde  Christus.  Later  gaf  hij  als 
Paulus,  voorvechter  van  de  waarheid 


L  I  A  H   O  N  A 
68 


en  onbevreesde  zendeling  in  dienst 
van  de  Meester,  getuigenis  van  de 
herrezen  Heer  toen  hij  tegen  de  hei- 
ligen te  Korinte  zei:  'Christus  is  ge- 
storven voor  onze  zonden,  naar  de 
Schriften; 

'(...)  Hij  is  begraven  en  ten 
derden  dage  opgewekt,  naar  de 
Schriften. 

'(...)  Hij  is  verschenen  aan  Kefas, 
daarna  aan  de  twaalven. 

'Vervolgens  is  Hij  verschenen 
aan  meer  dan  vijfhonderd  broeders 
tegelijk.  (...) 

'Vervolgens  is  Hij  verschenen  aan 
Jakobus,  daarna  aan  al  de  apostelen. 

'Maar  het  allerlaatst  is  Hij  ook 
aan  mij  verschenen.'6 

In  onze  bedeling  is  ditzelfde  ge- 
tuigenis ook  stoutmoedig  door  de 
profeet  Joseph  Smith  gegeven,  toen 
Sidney  Rigdon  en  hij  getuigden: 

'En  nu,  na  de  vele  getuigenissen, 
die  van  Hem  zijn  gegeven,  is  dit  het 
getuigenis,  het  allerlaatste,  dat  wij 
van  hem  geven:  Dat  Hij  leeft! 

'Want  wij  zagen  Hem,  namelijk 
ter  rechterhand  Gods;  en  wij  hoor- 
den de  stem,  die  getuigenis  gaf,  dat 
Hij  de  Eniggeborene  des  Vaders  is 
—  dat  door  Hem,  en  in  Hem,  en  uit 
Hem  de  werelden  worden  en  wer- 
den geschapen,  en  dat  de  bewoners 


er  van  Gode  gewonnen  zonen  en 
dochteren  zijn.'7 

Dit  is  de  kennis  die  steun  geeft. 
Dit  is  de  waarheid  die  troost  geeft. 
Dit  is  de  zekerheid  die  hen  die  ge- 
bukt gaan  onder  rouw  uit  de  scha- 
duw in  het  licht  brengt.  Het  staat 
allen  ter  beschikking. 

Hoe  kwetsbaar  is  het  leven,  hoe 
zeker  is  de  dood.  Wij  weten  niet 
wanneer  wij  dit  sterfelijk  bestaan 
moeten  verlaten.  En  daarom  vraag 
ik:  'Wat  doen  wij  met  de  dag  van 
vandaag?'  Als  wij  alleen  voor  mor- 
gen leven,  dan  zullen  we  veel  lege 
gisterens  hebben.  Hebben  wij  ons 
schuldig  gemaakt  aan  de  uitspraak: 
'Ik  heb  erover  gedacht  wat  koerswij- 
zigingen in  mijn  leven  aan  te  bren- 
gen. Ik  ben  van  plan  de  eerste  stap 
te  doen  —  en  ik  begin  morgen.'?  Als 
we  zó  denken,  blijft  morgen  altijd  in 
het  verschiet.  Een  dergelijk  'morgen' 
komt  zelden  als  we  er  niet  vandaag 
al  iets  aan  doen.  Zoals  we  leren  uit 
de  bekende  lofzang: 

Er  is  kans  om  te  werken,  waarheen 
gij  ook  blikt, 

Ja,  gelegenheid  vindt  g 'overal. 
Als  er  iets  moet  gedaan,  pakt  het 

dadelijk  aan, 
Zegt  niet,  'k  zal  het  doen  hij  geval.8 


Laten  we  onszelf  de  vragen  stel- 
len: 'Heb  ik  heden  iets  goeds  in  de 
wereld  gedaan?  Mij  waar  nood  was 
ter  hulpe  gegord?'  Wat  een  formule 
voor  geluk!  Wat  een  recept  voor  te- 
vredenheid, voor  gemoedsrust  — 
om  dankbaarheid  te  hebben  opge- 
wekt bij  een  ander  mens. 

Wij  hebben  onbeperkte  kansen 
om  van  onszelf  te  geven,  maar  het 
zijn  wel  kansen  die  voorbijgaan.  We 
kunnen  harten  verlichten.  Vriende- 
lijke woorden  spreken.  Geschenken 
geven.  Goede  daden  verrichten.  Zie- 
len redden. 

Als  we  onthouden  dat  'wanneer 
gij  in  de  dienst  van  uw  naasten  zijt, 
gij  louter  in  de  dienst  van  uw  God 
zijt'9,  dan  komen  we  niet  in  de  niet 
zo  benijdenswaardige  positie  terecht 
van  de  geest  van  Jacob  Marley,  die 
in  de  onsterfelijke  A  Christmas  Carol 
van  Dickens  tot  Ebenezer  Scrooge 
sprak.  Marley  sprak  op  droeve  toon 
over  kansen  die  voorbijgegaan  wa- 
ren. Hij  zei:  'Niet  te  weten  dat  elke 
christelijke  geest,  die  goede  daden 
verricht  in  zijn  eigen  kleine  kringe- 
tje, wat  dat  ook  moge  zijn,  zijn  ster- 
felijke leven  te  kort  vindt  voor  zijn 
oneindige  nut.  Niet  te  weten  dat 
geen  enkele  mate  van  spijt  ook  maar 
iets  kan  goedmaken  van  de  mis- 
bruikte kansen  uit  zijn  leven! 

Maar  toch,  zo  was  ik.  O,  zo  was 
ik!' 

Marley  voegde  daar  nog  aan  toe: 
'Waarom  liep  ik  door  menigten  me- 
demensen met  mijn  ogen  neergesla- 
gen, en  keek  ik  nooit  op  naar  die 
gezegende  ster  die  wijzen  naar  een 
eenvoudig  onderkomen  leidde?  Wa- 
ren er  dan  geen  armenhuizen  waar- 
naar het  licht  ervan  mij  zou  hebben 
geleid?' 

Gelukkig  veranderde  Ebenezer 
Scrooge,  zoals  wij  weten,  zijn  leven 
ten  goede.  Ik  vind  deze  zin  mooi:  'Ik 
ben  niet  meer  de  mens  die  ik  was.'10 

Waarom  is  dat  verhaal,  A  Christ- 
mas Carol,  zo  populair?  Waarom  is 
het  tijdloos?  Ik  heb  persoonlijk  het 
gevoel  dat  het  door  God  geïnspi- 
reerd is.  Het  brengt  het  beste  in  de 
menselijke  aard  naar  boven.  Het 
geeft  hoop.  Het  zet  aan  tot  verande- 
ring. Wij  kunnen  de  paden  verlaten 
die  ons  naar  beneden  zouden  leiden 


JANUARI       2002 
69 


en  kunnen,  met  een  lied  in  ons  hart, 
een  ster  volgen  en  naar  het  licht 
toelopen.  We  kunnen  onze  pas  ver- 
snellen, moed  vatten  en  ons  koeste- 
ren in  het  zonlicht  van  waarheid. 
We  kunnen  het  gelach  van  kleine 
kinderen  duidelijker  horen.  We  kun- 
nen de  tranen  drogen  van  hen  die 
huilen.  We  kunnen  de  stervenden 
troosten  door  hen  over  de  belofte 
van  het  eeuwige  leven  te  vertellen. 
Als  we  een  vermoeide  hand  ophef- 
fen die  neerhangt,  als  we  gemoeds- 
rust geven  aan  een  ziel  die  het 
moeilijk  heeft,  als  we  geven  zoals  de 
Meester  gedaan  heeft,  dan  kunnen 
wij  —  door  anderen  de  weg  te  wij- 
zen —  een  ster  worden  die  een  gids 
is  voor  de  een  of  andere  verdwaalde 
zeeman. 

Omdat  het  leven  kwetsbaar  en  de 
dood  onvermijdelijk  is,  moeten  we 
het  beste  maken  van  elke  dag. 

Er  zijn  veel  manieren  waarop  we 
onze  kansen  kunnen  misbruiken. 
Enige  tijd  geleden  las  ik  een  ontroe- 
rend verhaal,  geschreven  door 
Louise  Dickinson  Rich,  dat  deze 
waarheid  levendig  illustreert.  Zij 
schreef: 

'Mijn  oma  had  een  vijand,  me- 
vrouw Wilcox.  Oma  en  mevrouw 
Wilcox  kwamen  als  bruid  naast  el- 
kaar te  wonen  in  de  hoofdstraat  van 
een  klein  dorpje,  en  daar  zouden  ze 
de  rest  van  hun  leven  slijten.  Ik 
weet  niet  hoe  de  strijd  tussen  hen 


begonnen  is  —  en  ik  geloof  dat  ze 
het  zich  tegen  de  tijd  dat  ik  kwam, 
meer  dan  dertig  jaar  later,  zelf  ook 
niet  meer  herinnerden  wat  de  aan- 
leiding was.  Het  was  geen  beleefd 
dispuut;  het  was  volslagen  oorlog. 
(...) 

'Niets  in  het  dorp  ontkwam  aan 
de  gevolgen.  De  driehonderd  jaar 
oude  kerk,  die  de  revolutie,  de  bur- 
geroorlog en  de  Mexicaanse  oorlog 
had  doorstaan,  bezweek  bijna  toen 
oma  en  mevrouw  Wilcox  de  Slag  om 
de  vrouwenhulp  streden.  Oma  won 
de  benoeming,  maar  het  was  een  zin- 
loze overwinning  omdat  mevrouw 
Wilcox,  daar  ze  geen  voorzitster  kon 
zijn,  meteen  aftrad.  Wat  is  er  zo  leuk 
aan  iets  leiden  als  je  je  vijand  niet 
kunt  dwingen  in  het  stof  te  kruipen? 
Mevrouw  Wilcox  won  de  Slag  om  de 
openbare  bibliotheek  door  haar 
nicht,  Gertrude,  als  bibliothecaresse 
te  laten  aanstellen  in  plaats  van  tan- 
te Phyllis.  De  dag  dat  Gertrude  be- 
gon, was  de  dag  dat  oma  ophield 
bibliotheekboeken  te  lezen.  Die  wa- 
ren plotseling  'vieze  dingen  vol  bac- 
teriën' geworden.  De  Slag  om  de 
middelbare  school  was  een  gelijkspel. 
Het  hoofd  kreeg  een  betere  baan  en 
vertrok  voordat  mevrouw  Wilcox  er- 
in slaagde  hem  te  laten  ontslaan  of 
oma  erin  slaagde  hem  een  aanstel- 
ling voor  het  leven  te  bezorgen. 

'Als  wij  als  kinderen  mijn  groot- 
moeder bezochten,  dan  hoorde  het 


gezichten  trekken  naar  de  kleinkin- 
deren van  mevrouw  Wilcox  bij  de 
pret.  Op  een  gedenkwaardige  dag 
deden  wij  een  slang  in  de  regenton 
van  mevrouw  Wilcox.  Mijn  groot- 
moeder liet  wat  zwakke  protesten 
horen,  maar  we  voelden  haar  stil- 
zwijgende sympathie. 

'Denk  niet  dat  dit  een  eenzijdige 
campagne  was.  Mevrouw  Wilcox 
had  ook  kleinkinderen.  Oma  kwam 
er  niet  zonder  kleerscheuren  vanaf. 
Er  ging  geen  winderige  dag  voorbij 
dat  de  waslijn  niet  op  mysterieuze 
wijze  brak,  waardoor  de  kleren  in  de 
viezigheid  vielen. 

'Ik  weet  niet  hoe  oma  haar  moei- 
lijkheden zo  lang  had  kunnen  ver- 
dragen als  er  niet  de  huishoudpagina 
van  haar  dagblad  uit  Boston  was 
geweest.  Die  huishoudpagina  was 
geweldig.  Naast  de  gebruikelijke 
kooktips  en  schoonmaakadviezen, 
was  er  een  rubriek  die  bestond  uit 
brieven  van  lezers  aan  elkaar.  De  be- 
doeling was  dat  je,  als  je  een  pro- 
bleem had  —  of  zelfs  als  je  alleen 
maar  stoom  wilde  afblazen  —  een 
brief  schreef  naar  de  krant  met  een 
fantasienaam  zoals  Arbutus.  Dat  was 
oma's  schuilnaam.  Dan  schreven  en- 
kele andere  dames  met  hetzelfde 
probleem  terug  en  vertelden  wat  zij 
eraan  hadden  gedaan,  en  zij  onderte- 
kenden met  namen  zoals  Iemand  die 
het  weet,  of  Xantippe  of  zoiets.  Vaak 
bleef  je,  lang  nadat  het  probleem  uit 
de  weg  was  geruimd,  nog  jaren  via  de 
krant  naar  elkaar  schrijven,  elkaar 
vertellend  over  je  kinderen,  je  in- 
maakactiviteiten  en  je  nieuwe  eetka- 
merameublement. En  zo  ging  het 
met  oma  ook.  Zij  en  een  vrouw  die 
Zeemeeuw  heette,  correspondeerden 
een  kwart  eeuw  met  elkaar.  Zee- 
meeuw was  oma's  ware  vriendin. 

'Toen  ik  ongeveer  zestien  was, 
overleed  mevrouw  Wilcox.  In  een 
klein  dorpje  is  het,  ongeacht  hoezeer 
je  je  buurvrouw  haatte,  niet  meer  dan 
fatsoenlijk  om  naar  het  huis  van  de 
overledene  te  gaan  en  te  kijken  wat  je 
kunt  doen  voor  de  nabestaanden. 
Oma  trok  een  katoenen  schort  aan 
om  te  laten  zien  dat  ze  het  meende 
toen  ze  zei  dat  ze  verwachtte  aan  het 
werk  gezet  te  worden,  stak  het  gras- 
veld over  naar  het  huis  van  mevrouw 


A  H  O  N  A 


70 


Wilcox,  waar  de  dochters  van  me- 
vrouw Wilcox  haar  de  reeds  smet- 
teloos schone  voorkamer  lieten 
schoonmaken  voor  de  begrafenis.  En 
daar,  op  de  tafel  in  de  voorkamer  lag 
op  een  ereplekje  een  enorm  plakboek. 
In  dat  plakboek  zaten  in  nette  kolom- 
men naast  elkaar  de  brieven  die  oma 
in  de  loop  der  jaren  aan  Zeemeeuw 
had  gestuurd,  en  de  brieven  van  Zee- 
meeuw aan  haar.  Geen  van  de  vrou- 
wen had  ooit  geweten  dat  oma's 
grootste  vijand  tevens  haar  beste 
vriendin  was.  Dat  was  de  enige  keer 
die  ik  me  herinneren  kan  dat  ik  mijn 
oma  heb  zien  huilen.  Ik  wist  toen  niet 
waar  ze  precies  om  huilde,  maar  nu 
wel.  Ze  huilde  om  al  die  verspilde  ja- 
ren die  reddeloos  verloren  waren.' 

Broeders  en  zusters,  mogen  wij  van 
deze  dag  af  aan  ons  hart  met  liefde 
vullen.  Mogen  wij  de  tweede  mijl  gaan 
om  allen  in  ons  leven  toe  te  laten  die 
eenzaam  of  terneergeslagen  zijn,  of  die 
op  de  een  of  andere  manier  lijden. 
Mogen  wij  'vreugde  [hebben]  ge- 
sticht, iemands  lijden  verlicht.'11 
Mogen  wij  zó  leven  dat  wij,  als  we 
ontboden  worden,  niets  ernstig  hoe- 
ven te  betreuren,  niets  onafgemaakt 
hebben  gelaten,  maar  met  de  woorden 
van  de  apostel  Paulus  kunnen  zeggen: 
'Ik  heb  de  goede  strijd  gestreden,  ik 
heb  mijn  loop  ten  einde  gebracht,  ik 
heb  het  geloof  behouden.'12  In  de 
naam  van  Jezus  Christus.  Amen.  D 

NOTEN 

1.  Robert  B.  Baird,  'Welkom,  welkom, 
sabbatmorgeri,  Heilige  lofzangen,  nr.  23. 

2.  Johannes  11:25-26. 

3.  Johannes  4:27. 

4.  Lucas  23:46. 

5.  Minnie  Louise  Haskins,  'The  Gate  of 
the  Year',  Masterpieces  ofReligious  Verse, 
onder  redactie  van  James  Dalton  Morrison 
(1948),  blz.  92. 

6.  1  Korintiërs  15:3-8. 

7.  LV  76:22-24. 

8.  Will  L.  Thompson,  'Heb  ik  heden 
iets  goeds  in  de  wereld  gedaan?',  Heilige 
lofzangen,  nr.  193. 

9.  Mosiah2:17. 

10.  Works  of  Charles  Dickens  (1982), 
blz.  543,  581. 

11.  'Heb  ik  heden  iets  goeds  in  de 
wereld  gedaan?',  Heilige  lofzangen,  nr.  193. 

12.  2  Timoteüs  4:7. 


Het  Boek  van 
Mormon:  een  getuige 
van  Jezus  Christus 

President  Boyd  K.  Packer 

Waarnemend  president  van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 


'Het  Boek  van  Mormon:  een  getuige  van  Jezus  Christus  heeft 
de  voedende  kracht  om  de  verhongerende  geesten  van  de 
wereld  te  genezen. ' 


al  niet  veroordeelde  tot  blijvende 
onbekendheid,  dan  zou  het  verhaal 
over  de  herkomst  ervan  dat  zeker  tot 
gevolg  hebben.  Denkt  u  zich  eens 
in:  een  engel  die  een  tienerjongen 
naar  het  bos  dirigeert,  waar  de  jon- 
gen een  ondergrondse  bewaarplaats 
van  steen  vindt  en  een  set  gouden 
platen. 

De  geschriften  op  de  platen  waren 
vertaald  met  behulp  van  een  Urim  en 
Tummim,  iets  wat  in  het  Oude  Testa- 
ment1 enkele  malen  genoemd  wordt, 
en  wat  door  Hebreeuwse  geleerden 
wordt  beschreven  als  een  hulpmiddel 
'waarmee  openbaring  werd  gegeven 
en  waarheid  verklaard'.2 

Nog  voordat  het  boek  van  de 
pers  rolde,  werden  er  bladzijden  ge- 
stolen en  afgedrukt  in  de  plaatselijke 
pers,  vergezeld  van  spottend  com- 
mentaar. De  weerstand  ertegen  zou 
hele  benden  ertoe  aanzetten  om  de 
profeet  Joseph  Smith  te  vermoorden 
en  hen  die  hem  geloofden  de  wilder- 
nis in  te  drijven. 

Sinds  dat  uiterst  onwaarschijnlij- 
ke begin  zijn  er  tot  op  de  dag  van 
vandaag  108.936.922  exemplaren 
gedrukt  van  Het  boek  van  Mormon: 
een  getuige  van  Jezus  Christus.  Het 
is  in  62  talen  uitgegeven,  in  37  an- 
dere talen  verscheen  een  beknopte 
uitgave,  en  momenteel  wordt  het  in 
nog  eens  22  talen  vertaald. 


In  mijn  hand  heb  ik  een  exemplaar 
van  de  eerste  editie  van  het  Boek 
van  Mormon.  Het  is  in  1830  ge- 
drukt op  een  met  de  hand  bediende 
letterdrukpers  van  de  E.  B.  Grandin 
Company  te  Palmyra  (New  York) . 

In  juni  1829  bracht  Joseph  Smith, 
die  toen  23  jaar  was,  samen  met 
Martin  Harris,  een  plaatselijke  boer, 
een  bezoek  aan  de  23-jarige  meneer 
Grandin.  De  heer  Grandin  had  drie 
maanden  daarvoor  in  advertenties 
zijn  bedoeling  te  kennen  gegeven 
om  boeken  uit  te  geven.  Joseph 
Smith  gaf  hem  bladzijden  van  een 
met  de  hand  geschreven  manuscript. 

Als  de  inhoud  van  het  boek  het 


JANUARI 
71 


2   0  0  2 


Momenteel  voorzien  zestigdui- 
zend voltijdzendelingen  in  162  lan- 
den zelf  in  hun  levensonderhoud 
en  wijden  twee  jaar  van  hun  leven 
om  te  getuigen  dat  het  Boek  van 
Mormon  waar  is. 

Al  generaties  lang  heeft  het  de  le- 
zers geïnspireerd.  Herbert  Schreiter 
las  zijn  Duitse  vertaling  van  het 
Boek  van  Mormon.  Daarin  las  hij: 

'En  wanneer  gij  deze  dingen  zult 
ontvangen,  zou  ik  u  willen  vermanen, 
dat  gij  God,  de  eeuwige  Vader,  in  de 
naam  van  Christus  zoudt  vragen,  of 
deze  dingen  niet  waar  zijn;  en  indien 
gij  zult  vragen  met  een  oprecht  hart 
en  met  een  eerlijke  bedoeling,  en  ge- 
loof hebt  in  Christus,  zal  Hij  door  de 
kracht  des  Heiligen  Geestes  de  waar- 
heid er  van  aan  u  bekendmaken. 

'En  door  de  kracht  des  Heiligen 
Geestes  kunt  gij  de  waarheid  van  al- 
le dingen  weten.'3 

Herbert  Schreiter  beproefde  de 
belofte  en  trad  toe  tot  De  Kerk  van 
Jezus  Christus  van  de  Heiligen  der 
Laatste  Dagen. 

Toen  Herbert  in  1946  als  krijgs- 
gevangene was  vrijgelaten,  keerde 
hij  terug  naar  zijn  vrouw  en  drie 
dochtertjes  in  Leipzig  (Duitsland). 
Kort  daarna  ging  hij  als  zendeling 
naar  Bernburg  (Duitsland).  Alleen 
en  zonder  collega  zat  hij  koud  en 
hongerig  in  een  kamer,  zich  afvra- 
gend hoe  hij  moest  beginnen. 

Hij  bedacht  wat  hij  het  door  oor- 
log geruïneerde  volk  te  bieden  had. 
Met  de  hand  maakte  hij  een  plak- 
kaat met  de  tekst:  'Is  er  leven  na  de 
dood?'  en  hing  het  op  een  muur. 

Rond  die  tijd  kwam  er  een  fami- 
lie uit  een  dorpje  in  Polen  naar 
Bernburg. 

Manfred  Schütze  was  vier  jaar. 
Zijn  vader  was  gesneuveld  in  de  oor- 
log. Zijn  moeder,  zijn  grootouders  en 
zijn  tante,  ook  weduwe,  en  haar 
twee  dochtertjes  waren  gedwongen 
om  hun  dorpje  te  evacueren,  waar- 
voor ze  slechts  een  half  uur  de  tijd 
kregen.  Ze  pakten  wat  ze  konden  en 
trokken  naar  het  westen.  Manfred 
en  zijn  moeder  trokken  en  duwden 
een  karretje.  Soms  reed  de  zieke 
grootvader  in  de  kar.  Een  Poolse  offi- 
cier keek  naar  de  zielige,  kleine 
Manfred  en  begon  te  huilen. 


Bij  de  grens  plunderden  soldaten 
hun  bezittingen  en  gooiden  hun 
beddengoed  in  de  rivier.  Manfred  en 
zijn  moeder  raakten  de  rest  van  de 
familie  toen  kwijt.  Zijn  moeder 
vroeg  zich  af  of  ze  misschien  naar 
Bernburg  gegaan  waren,  waar  haar 
grootmoeder  geboren  was,  misschien 
naar  familieleden.  Na  weken  van 
ongelooflijk  lijden,  arriveerden  ze  in 
Bernburg  en  vonden  de  familie. 

Ze  woonden  met  zijn  zevenen  in 
één  klein  kamertje.  Maar  hun  moei- 
lijkheden waren  nog  niet  voorbij.  De 
moeder  van  de  twee  kleine  meisjes 
overleed.  De  rouwende  grootmoeder 
riep  om  een  predikant  en  vroeg:  'Zie 
ik  mijn  familie  weer  terug?' 

De  predikant  antwoordde:  'Beste 
mevrouw,  zoiets  als  een  opstanding 
bestaat  niet.  Wie  dood  is,  is  dood!' 

Ze  verpakten  het  lichaam  voor  de 
begrafenis  in  een  papieren  zak. 

Op  de  terugweg  van  het  graf  op- 
perde de  grootvader  dat  ze  zich  van 
het  leven  konden  beroven,  zoals  zo- 
veel anderen  al  hadden  gedaan.  Pre- 
cies op  dat  moment  zagen  ze  het 
plakkaat  dat  broeder  Schreiter  op 
een  gebouw  had  geplakt:  'Is  er  leven 
na  de  dood?',  met  een  uitnodiging 
van  De  Kerk  van  Jezus  Christus  van 
de  Heiligen  der  Laatste  Dagen.  Tij- 
dens een  bijeenkomst  hoorden  ze 
van  Het  Boek  van  Mormon:  een  ge- 
tuige van  Jezus  Christus. 

In  het  boek  staat  uitleg  van: 

•  Het  doel  van  het  sterfelijk  le- 
ven en  de  dood.4 

•  De  zekerheid  van  het  leven  na 
de  dood.5 

•  Wat  er  gebeurt  als  de  geest  het 
lichaam  verlaat.6 

•  De  beschrijving  van  de  opstan- 
ding.7 

•  Hoe  je  vergeving  van  zonden 
ontvangt  en  behoudt.8 

•  Welke  greep  gerechtigheid  of 
barmhartigheid  op  je  kan  hebben.9 

•  Waar  je  om  moet  bidden.10 

•  Het  priesterschap.11 

•  Verbonden  en  verordeningen.12 

•  De  functie  en  bediening  van 
engelen.13 

•  De  stille,  zachte  stem  van  per- 
soonlijke openbaring.14 

•  En,  vooral,  de  zending  van 
Jezus  Christus.15 


•  En  nog  vele  andere  juwelen  die 
samen  de  volheid  van  het  evangelie 
van  Jezus  Christus  zijn. 

Zij  werden  lid  van  de  kerk.  Al 
gauw  veranderde  hun  leven.  De 
grootvader  vond  werk  als  bakker  en 
kon  zijn  familie  van  brood  voorzien, 
net  zoals  broeder  Schreiter,  die  hen 
'het  brood  des  levens'16  had  gegeven. 

En  toen  kwam  er  hulp  van  de  kerk 
in  de  Verenigde  Staten.  Manfred 
groeide  op  met  graan  uit  kleine  zak- 
ken met  een  plaatje  van  een  bijen- 
korf, en  met  perziken  uit  Californië. 
Hij  droeg  kleding  uit  de  hulpgoede- 
ren van  de  welzijnszorg  van  de  kerk. 

Kort  nadat  ik  was  afgezwaaid  uit 
de  luchtmacht  ging  ik  naar  de  fa- 
briek van  de  welzijnszorg  in  Kaysville 
(Utah) ,  waar  ik  hielp  met  het  vullen 
van  zakken  graan  voor  de  mensen  in 
Europa  die  hongersnood  leden.  Ik 
denk  graag  dat  een  van  de  zakken 
graan  die  ik  zelf  vulde  naar  Manfred 
Schütze  en  zijn  moeder  is  gegaan.  Zo 
niet,  dan  is  hij  naar  anderen  gegaan 
die  hem  net  zo  hard  nodig  hadden. 

Ouderling  Dieter  Uchtdorf,  die 
vandaag  op  het  podium  bij  ons  zit  als 
een  van  de  zeventigen,  herinnert  zich 
tot  op  de  dag  van  vandaag  hoe  het 
graan  rook  en  hoe  het  aanvoelde  in 
zijn  kleine  jongenshanden.  Misschien 
heeft  zijn  familie  wel  een  van  de  zak- 
ken gekregen  die  ik  gevuld  heb. 

Toen  ik  ongeveer  tien  jaar  oud 
was,  deed  ik  mijn  eerste  poging  om 
het  Boek  van  Mormon  te  lezen.  Het 
eerste  deel  was  makkelijk  lopende 
nieuwtestamentische  taal.  Maar  toen 
kwam  ik  bij  de  geschriften  van  de 
oudtestamentische  profeet  Jesaja.  Ik 
begreep  het  niet  en  vond  het  moeilijk 
te  lezen.  Ik  legde  het  boek  terzijde. 

Ik  deed  verdere  pogingen  om  het 
Boek  van  Mormon  te  lezen.  Maar  ik 
las  het  pas  helemaal  uit  op  een  troe- 
pentransportschip  met  andere  bom- 
menwerperbemanningen dat  op  weg 
was  naar  de  oorlog  in  de  Grote  Oce- 
aan. Ik  besloot  dat  ik  het  Boek  van 
Mormon  zou  lezen  en  er  zelf  achter 
komen  of  het  waar  was  of  niet.  Ik  las 
en  herlas  zorgvuldig  het  hele  boek. 
Ik  beproefde  de  belofte  die  erin  staat. 
Dat  was  een  gebeurtenis  die  mijn  le- 
ven veranderde.  Daarna  heb  ik  het 
boek  nooit  meer  terzijde  gelegd. 


A  H   O  N  A 

72 


Veel  jonge  mensen  hebben  het 
beter  gedaan  dan  ik. 

Een  vijftienjarige  zoon  van  een 
zendingspresident  ging  naar  een 
school  voor  voortgezet  onderwijs 
waar  weinig  leden  van  de  kerk  naar- 
toe gingen. 

Op  een  dag  kreeg  de  klas  een 
proefwerk  met  goed-of-fout-vragen. 
Matthew  was  er  vast  van  overtuigd 
dat  hij  de  antwoorden  wist  op  alle 
vragen,  behalve  vraag  15.  Die  luidde: 
'Joseph  Smith,  de  zogenaamde  mor- 
moonse  profeet,  heeft  het  Boek  van 
Mormon  geschreven.  Goed  of  fout?' 

Hij  kon  de  vraag  eigenlijk  niet 
goed  beantwoorden,  dus  herschreef 
hij,  als  slimme  tiener,  de  vraag.  Hij 
streepte  het  woord  zogenaamde  door 
en  verving  het  woord  geschreven  door 
vertaald.  Toen  stond  er:  'Joseph  Smith, 
de  mormoonse  profeet,  heeft  het  Boek 
van  Mormon  vertaald.'  Hij  gaf  aan 
dat  het  goed  was,  en  leverde  het  in. 

De  volgende  dag  vroeg  de  leraar 
streng  waarom  hij  de  vraag  had  ver- 
anderd. Hij  glimlachte  en  zei:  'Om- 
dat Joseph  Smith  het  Boek  van 
Mormon  niet  heeft  geschreven,  maar 
vertaald,  en  omdat  hij  niet  zoge- 
naamd, maar  echt  een  profeet  was.' 

Toen  mocht  hij  de  klas  vertellen 
hoe  hij  dat  wist.17 


In  Engeland  maakten  mijn  vrouw 
en  ik  kennis  met  Dorothy  James,  de 
weduwe  van  een  predikant  die  bij  de 
kathedraal  van  Winchester  woonde. 
Ze  haalde  een  familiebijbel  tevoor- 
schijn die  jarenlang  zoek  was  geweest. 

Jaren  eerder  waren  de  bezittingen 
van  een  familielid  verkocht.  De 
nieuwe  eigenaar  vond  de  bijbel  in 
een  bureautje  dat  meer  dan  twintig 
jaar  op  slot  had  gezeten.  Er  zaten 
ook  wat  brieven  in  van  een  kind  dat 
Beaumont  James  heette.  Hij  slaagde 
erin  de  familie  James  op  te  sporen  en 
gaf  ze  de  verloren  familiebijbel  terug. 

Op  het  titelblad  las  mijn  vrouw 
de  volgende  notitie:  'Deze  bijbel  is 
in  onze  familie  sinds  de  tijd  van 
Thomas  James  in  1683,  die  een 
rechtstreekse  afstammeling  was  van 
Thomas  James,  de  eerste  bibliothe- 
caris van  de  Bodleian  Library  te  Ox- 
ford, die  in  augustus  1629  begraven 
is  in  de  New  College  Chapel.  [Was 
getekend]  C.T.C.  James,  1880.' 

De  kantlijnen  en  lege  bladzijden 
waren  helemaal  vol  aantekeningen 
in  het  Engels,  Latijn,  Grieks  en  He- 
breeuws. Eén  aantekening  raakte 
haar  vooral.  Onderaan  het  titelblad 
las  ze:  'De  beste  indruk  van  de  Bijbel 
ontstaat  als  hij  op  het  hart  van  de 
lezer  gedrukt  wordt.' 


En  vervolgens  dit  citaat  uit  de 
Schriften:  'Onze  brief  zijt  gij,  ge- 
schreven in  onze  harten,  kenbaar  en 
leesbaar  voor  alle  mensen,  daar  gij 
toont  een  brief  van  Christus  te  zijn, 
door  onze  dienst  opgesteld,  niet  met 
inkt  geschreven,  maar  met  de  Geest 
van  de  levende  God,  niet  op  tafelen 
van  steen,  maar  op  tafelen  van  vlees 
in  de  harten.  2  Korintiërs  3:2-3.'18 

In  mijn  eigen  exemplaar  van  het 
Boek  van  Mormon  staan  ook  veel 
aantekeningen  in  de  kantlijn  en 
veel  strepen  onder  teksten.  Ik  was 
eens  met  president  Hinckley  in  Flo- 
rida.  Aan  het  spreekgestoelte  draai- 
de hij  zich  om  en  vroeg  om  een 
exemplaar  van  de  Schriften.  Ik  gaf 
hem  mijn  exemplaar.  Hij  bladerde  er 
een  paar  seconden  doorheen,  keer- 
de zich  om,  gaf  het  terug  en  zei: 
'Dat  kan  ik  niet  lezen.  Je  hebt  alles 
doorgestreept!' 

Amos  heeft  geprofeteerd  over 
'een  honger  in  het  land  (...),  geen 
honger  naar  brood,  en  geen  dorst 
naar  water,  maar  om  de  woorden  des 
Heren  te  horen.'19 

In  een  wereld  die  veel  gevaarlij- 
ker is  dan  de  wereld  van  de  kleine 
Manfred  Schütze  en  Dieter  Uchtdorf, 
heeft  Het  Boek  van  Mormon:  een  ge- 
tuige van  Jezus  Christus  de  voedende 


Zendelingen  die  Temple  Square  als  werkgebied  hebben,  begroeten  bezoekers  en  vertellen  in  veel  verschillende 
talen  over  het  evangelie. 


JANUARI 
73 


2  0  0  2 


kracht  om  de  verhongerende  geesten 
van  de  wereld  te  genezen. 

Manfred  Schütze  is  nu  lid  van  het 
Derde  Quorum  der  Zeventig  en 
houdt  toezicht  op  onze  seminaries  in 
Oost-Europa.  Zijn  moeder,  die  nu  88 
is,  gaat  nog  steeds  naar  de  tempel  in 
Freiberg,  waar  Herbert  Schreiter  eens 
raadgever  van  de  president  was. 

Ik  ging  met  ouderling  Waker  F. 
Gonzalez,  een  nieuw  lid  van  de 
Zeventig,  uit  Uruguay,  naar  een  con- 
ferentie in  Moroni  (Utah),  een 
plaatsje  met  een  naam  uit  het  Boek 
van  Mormon.  Er  is  geen  enkele  dok- 
ter of  tandarts  in  Moroni.  Voor 
boodschappen  moeten  ze  de  stad 
uit.  Hun  leerlingen  worden  met  bus- 
sen naar  een  scholengemeenschap 
aan  de  andere  kant  van  de  vallei 
gebracht. 

We  hadden  een  bijeenkomst  met 
236  aanwezigen.  Om  ouderling 
Gonzalez  niet  de  indruk  te  geven  dat 
er  alleen  maar  simpele  boeren  aan- 
wezig waren,  sprak  ik  dit  korte  getui- 
genis uit:  'Ik  weet  dat  het  evangelie 
waar  is  en  dat  Jezus  de  Christus  is.' 
Ik  vroeg  of  iemand  dat  in  het  Spaans 
kon  herhalen.  Er  gingen  enkele  han- 
den de  lucht  in.  Kon  iemand  anders 
het  in  een  andere  taal  herhalen?  De 
zin  werd  herhaald  in  het: 

Japans 

Spaans 

Duits 

Portugees 

Russisch 

Chinees 

Tongaans 

Italiaans 

Tagalog 

Nederlands 

Fins 

Maori 

Pools 

Koreaans 

Frans 


15  talen 


Testament  in  de  Bijbel  begrijpen.  Ik 
weet  dat  het  waar  is. 

In  deze  uitgave  van  het  Boek  van 
Mormon  uit  1830,  die  door  de  23-ja- 
rige  Egbert  B.  Grandin  gedrukt  is 
voor  de  23-jarige  Joseph  Smith  jr., 
lees  ik  op  bladzijde  105:  'Wij  spre- 
ken van  Christus,  wij  verheugen  ons 
in  Christus,  wij  prediken  Christus, 
wij  profeteren  van  Christus,  en  wij 
schrijven  volgens  onze  profetieën, 
opdat  onze  kinderen  mogen  weten 
uit  welke  Bron  zij  vergeving  hunner 
zonden  mogen  verwachten.'20 

En  dat  is,  daarvan  verzeker  ik  u, 
precies  wat  we  doen.  In  de  naam 
van  Jezus  Christus.  Amen.  □ 

NOTEN 

1.  Zie  Exodus  28:30;  Leviticus  8:8; 
Numeri  27:21;  Deuteronomium  33:8; 

1  Samuël  28:6;  Ezra  2:63;  Nehemia  7:65. 

2.  John  M'Clintock  en  James  Strong, 
Cycbpedia  of  Biblical,  Theological,  and 
Ecclesiastical  Literature  (1867-1881),  zie 
'Urim  and  Thummim'. 

3.  Moroni  10:  4-5. 

4.  Zie  2  Ne.  2:21;  33:9;  Alma  12:24; 
34:32;  42:4. 

5.  Zie  2  Ne.  9:3-7;  Mosiah  16:8; 
3Nephill. 


6.  Zie  Alma  34:34;  40:11-14,  21. 

7.  Zie  2  Ne.  9:12;  Alma  40:23;  41:2; 
3  Ne.  11:1-16. 

8.  Zie  Mosiah  4:1-3,  12,26; 
Alma  4:14. 

9.  Zie  Alma  34:15-16;  41:14; 
42:15-16,22-25. 

10.  Zie  2  Ne.  4:35;  32:8-9;  Enos  1:9; 
Alma  13:28;  34:17-27,  37:36-37; 

3  Ne.  18:19-21;  Moroni  7:26. 

11.  Zie  2  Ne.  6:2;  Mosiah  18:18;  Alma 
6:1;  13;  3  Ne.  11:21;  18:37;  Moro.  2:2;  3:4. 

12.  Zie  2  Ne.  11:5;  Mosiah  5:5;  18:13; 
Alma  13:8,  16. 

13.  Zie  2  Ne.  32:2-3;  Omni  1:25; 
Moro.  7:25,  37. 

14.  Zie  1  Ne.  16:9;  17:44-^5;  Enos  1:10; 
Alma  32:23;  Helaman  5:30;  3  Ne.  11:3. 

15.  Zie  1  Ne.  11:13-33;  2  Ne.  2:6-10; 
Mosiah  3:5-12;  Alma  7:7-13; 

3  Ne.  27:13-16. 

16.  Johannes  6:35. 

17.  Zie  George  D.  Durrant,  'Helping 
Your  Children  Be  Missionaries',  Ensign, 
oktober  1977,  blz.  67. 

18.  Donna  S.  Packer,  On  Footings  from 
the  Past:  The  Packers  in  England  (1988), 
blz.  329. 

19.  Amos8:ll. 

20.  The  Book  of  Mormon  (1830), 
blz.  105;  zie  ook  2  Ne.  25:26. 


Nogmaals:  ik  weet  dat  het  evange- 
lie waar  is  en  dat  Jezus  de  Christus  is. 

Ik  houd  van  dit  Boek  van  Mor- 
mon: een  getuige  van  Jezus  Christus. 
Bestudeer  het,  dan  kunt  u  zowel  het 
Oude  Testament  als  het  Nieuwe 


L  I  A  H  O  N  A 

74 


Pal  staan 


Bisschop  H.  Dctvid  Burton 

Presiderende  bisschop 


'Jezus  Christus  is  ons  volmaakte  voorbeeld  van  iemand  die 
altijd  pal  stond.  Hij  is  de  verpersoonlijking  van  integriteit, 
kracht  en  moed.' 


om  tegen  een  gezamenlijke  vijand  te 
strijden.  Overal  is  buitengewoon 
moedig  gedrag  waar  te  nemen.  De 
humanitaire  hulpverlening  is  onme- 
telijk. Ongeacht  ras  of  godsdienst 
hebben  mensen  hulp  aan  de  slacht- 
offers en  hun  familieleden  gegeven. 
Ontelbare  gebeden  zijn  uitgespro- 
ken. De  macht  van  het  goede  staat 
pal  tegen  de  macht  van  het  kwaad 
en  zinloos  geweld. 

Er  wordt  wel  gezegd  dat  iemand 
die  geen  partij  kiest,  ooit  een  keer 
een  keus  zal  moeten  doen.  Als  we 
tot  nu  toe  moeite  hebben  gehad  om 
partij  te  kiezen,  wordt  het  nu  tijd 
dat  we  de  moed  verzamelen  om  pal 
te  staan  voor  rechtschapenheid  en 
zonde  te  vermijden. 

Het  leven,  de  bediening  en  de  le- 
ringen van  onze  Heiland,  Jezus 
Christus,  zijn  een  voorbeeld  voor 
ons  eigen  leven.  Jezus  Christus  is 
ons  volmaakte  voorbeeld  van  ie- 
mand die  altijd  pal  stond.  Hij  is  de 
verpersoonlijking  van  integriteit, 
kracht  en  moed.  Ik  wil  drie  voor- 
beelden uit  de  bediening  van  de 
Heiland  gebruiken. 

Ten  eerste,  na  zijn  doop  werd 
Jezus  geïnspireerd  om  Zich  af  te  zon- 
deren en  met  zijn  Vader  te  commu- 
niceren. Veertig  dagen  lang  at  Hij 
niet  om  zijn  lichaam  aan  zijn  godde- 
lijke geest  te  onderwerpen.  In  zijn 
verzwakte  toestand  werd  Hij  door 
de  verzoeker  bezocht,  die  Hem  aan- 
spoorde om  zijn  grote  macht  te  ge- 
bruiken en  uitzonderlijke  prestaties 
te  verrichten.  Toen  de  verzoeker 
voorstelde  om  stenen  in  brood  te 
veranderen,  zodat  Hij  zijn  honger 


Een  wijs  man  gaf  vaak  het  vol- 
gende, eenvoudige  advies: 
'David,  sta  pal'.  Mijn  vader 
verwachtte  niet  dat  ik  langer  zou 
worden  of  op  mijn  tenen  ging  staan, 
maar  hij  bedoelde  dat  ik  moedig  de 
juiste  beslissing  moest  nemen,  zon- 
der principes  aan  de  kant  te  zetten, 
zonder  geestelijke  normen  te  nege- 
ren, en  zonder  verantwoordelijkheid 
te  ontlopen.  Als  ik  zijn  advies  op- 
volgde, ging  het  goed  in  mijn  leven. 
Als  ik  niet  pal  stond,  was  het  leven 
meestal  onprettig.  Ik  vroeg  onlangs 
aan  mijn  twee  kleinzoons  wat  zij 
zouden  doen  als  onze  hemelse  Vader 
aan  hen  zou  vragen  om  pal  te  staan. 
De  een  ging  automatisch  op  zijn  te- 
nen staan,  maar  allebei  zeiden  ze: 
'Hij  wil  dat  wij  het  goede  kiezen.' 

Na  de  diepe  ellende  en  opschud- 
ding van  11  september  staan  man- 
nen, vrouwen  en  landen  pal. 
Vijanden  en  vrienden  komen  samen 


kon  stillen,  stond  de  Heiland  pal 
door  te  zeggen:  'Er  staat  geschreven: 
Niet  alleen  van  brood  zal  de  mens 
leven,  maar  van  alle  woord,  dat  uit 
de  mond  Gods  uitgaat'  (Matteüs 
4:4).  Op  de  uitnodiging  om  Zich 
van  de  tempel  af  te  werpen  en  door 
de  engelen  gered  te  worden,  zei  Hij: 
'Gij  zult  de  Here,  uw  God,  niet  ver- 
zoeken' (Matteüs  4:7).  En  op  het 
voorstel  om  Zich  neder  te  werpen 
en  de  duivel  te  aanbidden,  in  ruil 
voor  de  rijkdom  en  de  eer  van  de 
wereld,  antwoordde  Hij  moedig:  'De 
Here,  uw  God,  zult  gij  aanbidden  en 
Hem  alleen  dienen'  (Matteüs  4:10). 

De  verleider  zet  zijn  sluwheden 
onverminderd  voort.  Door  het  stre- 
ven naar  wereldse  goederen  ver- 
waarlozen sommige  mensen  hun 
principes.  De  mens  is  vaak  niet  in 
staat  om  onderscheid  te  maken  tus- 
sen behoeften  en  wensen.  Gezinnen 
lijden  door  het  gebrek  aan  genegen- 
heid, erkenning  en  leiderschap  van 
de  ouders.  Velen  gebruiken  onethi- 
sche, onzedelijke  en  vaak  illegale 
methoden  om  steeds  meer  goederen 
te  verwerven. 

Als  u  verstrikt  bent  geraakt  in  het 
streven  om  goederen  te  verwerven, 
wordt  het  nu  tijd  om  moedig  pal  te 
staan.  Als  u  liever  goederen  hebt 
dan  de  liefde  van  God,  wordt  het  nu 
tijd  om  pal  te  staan.  Als  u  bent  geze- 
gend met  een  overvloed,  wordt  het 
nu  tijd  om  pal  te  staan  en  behoefti- 
gen  in  uw  overvloed  te  laten  delen. 

Het  tweede  voorbeeld  —  de  Hei- 
land riep  zijn  volgelingen  een  keer 
bijeen  en  zei:  'Hoort  en  verstaat! 
Niet  wat  de  mond  binnengaat, 
maakt  de  mens  onrein,  maar  wat  de 
mond  uitkomt,  dat  maakt  de  mens 
onrein'  (Matteüs  15:10-11). 

Veel  mensen  gebruiken  de  naam 
van  God  ijdel  in  hun  dagelijks  taalge- 
bruik. Onder  onze  jongeren  wordt 
vulgaire  en  ruwe  taal  gemakkelijk  ge- 
bruikt om  hun  gevoelens  tot  uitdruk- 
king te  brengen.  Jonge  vrienden,  nu 
is  het  tijd  om  pal  te  staan  en  deze 
woorden  uit  je  vocabulaire  te  verwij- 
deren. Jullie  weten  welke  woorden  ik 
bedoel.  Helaas  hoor  je  ze  overal  om 
je  heen  —  op  school,  in  muziek  en 
tijdens  sportevenementen.  Is  er 
moed  voor  nodig  om  pal  te  staan? 


JANUARI 

75 


2   0  0  2 


Een  gezin  buiten  de  Tabernakel  op  Temple  Square. 


Uiteraard.  Kun  je  die  moed  verzame- 
len? Natuurlijk.  Vraag  om  kracht  van 
je  hemelse  Vader  om  die  zwakheid  te 
overwinnen.  De  Heiland  heeft  ge- 
zegd: 'Bid  altijd,  en  Ik  zal  mijn  Geest 
op  u  uitstorten,  en  groot  zal  uw  zegen 


zijn'  (LV  19:38).  Er  wordt  gezegd:  'De 
grootste  hoogten  zijn  op  onze  knieën 
te  bereiken.'  ('New  Era  Poster:  Stan- 
ding TalP,  New  Era,  oktober  2001, 
blz.  19.)  Vloeken  en  schelden  is  niet 
verheffend,  maar  ontheiligend.  Mijn 


vrouw  en  ik  hebben  honderden  sport- 
evenementen van  jongeren  bijge- 
woond. Te  vaak  horen  we  trainers  en 
andere  volwassenen  schelden  of  vloe- 
ken, terwijl  ze  een  voorbeeld  zouden 
moeten  zijn.  Volwassenen  moeten 
pal  staan  en  ruwe  en  ongepaste  taal 
mijden. 

U  hebt  de  volgende  zinsnede  wel- 
eens  gehoord:  'Uw  daden  zijn  zo  luid, 
dat  ik  uw  woorden  niet  kan  horen'. 
Onze  daden  spreken  boekdelen  over 
ons.  Wij  moeten  de  raad  van  de  pro- 
feten opvolgen  en  ons  fatsoenlijk  kle- 
den. 'Onfatsoenlijke  kleding  omvat 
korte  broeken  en  rokken;  strakke 
kleding,  truitjes  die  de  navel  niet  be- 
dekken, en  andere  onthullende  kle- 
dij.' (Voor  de  kracht  van  de  jeugd 
[2001],  blz.  12.)  Kleding  die  fatsoen- 
lijk, netjes  en  schoon  is,  is  opbou- 
wend. Onfatsoenlijke  kleding  is 
onterend.  Als  u  ook  maar  enigszins 
twijfelt,  vraag  uzelf  dan  af:  'Zou  ik  mij 
op  mijn  gemak  voelen  als  de  Heer 
voor  me  stond?'  Moeders,  u  bent  het 
beste  in  staat  om  hier  ons  voorbeeld 
en  geweten  in  te  zijn.  Maar  vergeet 
niet  dat  jongeren  schijnheiligheid  net 
zo  makkelijk  kunnen  ruiken  als  de 
geur  van  versgebakken  brood.  Ou- 
ders, adviseer  uw  zoons  en  dochters 
om  pal  te  staan  tegen  onzedelijkheid, 
en  voeg  u  zelf  ook  bij  hen. 

Ten  derde,  u  zult  zich  herinneren 
dat  de  Heiland  als  antwoord  op  de 
vraag  van  de  wetgeleerde  wie  zijn 
naaste  was  de  gelijkenis  van  de 
barmhartige  Samaritaan  vertelde. 
Hij  zei  dat  een  man  tijdens  zijn  reis 
van  Jeruzalem  naar  Jericho  beroofd, 
mishandeld  en  voor  dood  achterge- 
laten werd.  Eerst  kwam  er  een 
priester  langs,  die  zich  van  hem  af- 
keerde en  aan  de  overkant  van  de 
weg  doorliep.  De  volgende  persoon 
die  langskwam,  verleende  ook  geen 
hulp.  De  derde  persoon,  een  Sama- 
ritaan, verbond  zijn  wonden  en  re- 
gelde dat  hij  verzorgd  werd.  Toen 
vroeg  Jezus  wie  zijn  naaste  was.  De 
wetgeleerde  antwoordde  dat  de 
naaste  de  persoon  was  die  hulp  had 
verleend.  De  Heiland  zei:  'Ga  heen, 
doe  gij  evenzo.'  (Lucas  10:37;  zie 
vss.  30-37.) 

Als  we  onze  naasten  helpen, 
staan  we  dan  alleen  open  voor  hun 


LIAHONA 

76 


behoeften  of  ook  voor  hun  gevoe- 
lens? Is  onze  naastenliefde  selectief 
en  alleen  op  de  leden  van  onze  kerk 
gericht?  Of  is  die  alomvattend,  on- 
geacht geloof,  huidskleur  of  andere 
ogenschijnlijke  verschillen?  De  Hei- 
land maakte  geen  onderscheid  in  de 
definitie  van  onze  naaste.  Soms 
wordt  ons  kerkjargon  verkeerd  be- 
grepen en  lijkt  het  wel  of  wij  onge- 
voelig of  zelfs  laatdunkend  zijn  ten 
opzichte  van  onze  naasten.  Net  als 
wat  ouderling  Ballard  gisteren  zei, 
ben  ik  ook  geen  voorstander  van  de 
term  niet-lid.  Als  we  andere  mensen 
niet-leden  noemen,  kunnen  zij  zich 
afvragen  of  wij  vinden  dat  zij  geen 
lid  van  de  samenleving,  de  stad  of 
de  mensheid  zijn.  We  zeggen  al  snel 
dat  wij  anderen  in  onze  omgeving 
accepteren  en  erbij  betrekken,  maar 
in  de  ogen  van  sommige  mensen 
lijkt  het  erop  dat  we  hen  al  te  vaak 
nauwelijks  tolereren.  We  kunnen  al- 
leen liefde  voor  onze  naasten  ont- 
wikkelen als  we  onszelf  en  God 
liefhebben.  Laten  we  pal  staan  en 
onze  naasten  ondubbelzinnig  lief- 
hebben en  respecteren. 

Een  aantal  jaren  geleden  overleed 
een  goede  vriend  van  de  familie.  Hij 
en  zijn  vrouw  gingen  af  en  toe  in  de 
bergen  wandelen.  Op  een  herfstmid- 
dag  beklommen  ze  een  steil  bergpad 
naar  een  prachtige  waterval.  Toen  ze 
terugliepen,  vroegen  verschillende 
mensen  die  naar  boven  gingen:  'Is 
het  de  moeite  waard?'  Onze  vriend 
antwoordde  altijd  bevestigend.  Maar 
later  zeiden  ze  dat  het  alleen  de 
moeite  waard  was  als  je  van  frisse 
lucht,  bergen,  lichaamsbeweging  en 
liefdevol  gezelschap  houdt. 

Als  de  invloed  en  druk  van  ande- 
ren en  de  behoefte  om  geaccepteerd 
te  worden  groot  is,  kunnen  sommige 
mensen  zich  afvragen:  'Is  het  de 
moeite  waard  om  pal  te  staan?'  Op 
die  vraag  antwoord  ik:  Als  u  het 
eeuwige  leven  belangrijk  vindt  en  als 
u  ware  vreugde  wilt  ervaren,  dan  is 
pal  staan  de  vereiste  vastberaden- 
heid en  onvermoeibare  dagelijkse  in- 
spanning waard.' 

Ik  bid  dat  wij  allemaal  pal  aan  de 
kant  van  de  rechtschapenheid  staan, 
in  de  naam  van  onze  Heer  en  Mees- 
ter, Jezus  Christus.  Amen.  □ 


'Vrees  niet, 

want  zij,  die  bij 

ons  zijn,  zijn  talrijker' 

Sharon  G.  Larsen 

Tweede  raadgeefster  in  het  algemeen  [ongevrouwenpresidium 


lWe  staan  er  niet  alleen  voor  in  deze  heilige  opdracht  van 
ouderschap,  liefde  en  leiderschap.  Er  bestaat  geen  grotere 
vreugde.  Het  is  ieder  offer  waard.' 


enige  partner  was  bezorgd  en  telde 
met  hoeveel  man  zij  waren,  maar 
Elisa  verzekerde  hem  ervan  dat  zij, 
als  ze  aan  de  kant  van  de  Heer  ston- 
den, ongeacht  het  aantal  wereldse 
vijanden,  in  de  meerderheid  waren. 
Ik  getuig  dat  de  troostende  woorden 
van  Elisa  tot  zijn  jonge  vriend  ook 
nu  nog  waar  zijn:  'Zij,  die  bij  ons 
zijn,  zijn  talrijker  dan  zij,  die  bij  hen 
zijn'  (2  Koningen  6:16).  De  Heer  zal 
onze  jonge  mensen  met  vurige  paar- 
den en  wagens  omgeven  en  bescher- 
men (net  als  Elisa)  in  de  vorm  van 
ouders,  grootouders,  tantes,  ooms, 
buren,  leidinggevenden  en  vrienden 
die  heel  veel  van  hen  houden  en 
hen  leiden. 

De  afgelopen  vier  jaar  zat  ik  tot 
mijn  nek  toe  in  het  werk  met  de  jon- 
gevrouwen.  Wanneer  we  overal  heen 
reizen  en  dan  met  hen  praten,  leren 
we  hun  hoop,  hun  dromen,  angsten 
en  teleurstellingen  enigszins  kennen. 
Ik  herhaal  de  woorden  van  president 
Hinckley:  'Dit  is  de  beste  generatie 
die  we  ooit  in  de  kerk  hebben  gehad.' 
(Church  News,  15  februari  1997,  blz. 
3.)  In  het  algemeen  staan  onze  jonge 
mensen  heldhaftig  en  energiek  voor 
goedheid  en  fatsoen. 

Maar  hoe  sterk  en  goed  ze  ook  zijn, 
onze  jongeren  hebben  hulp  nodig.  Het 
programma  'Mijn  persoonlijke  voor- 
uitgang' van  de  jongevrouwen,  het 


Als  ouders  en  jeugdleiders 
zijn  we  misschien  gemakke- 
lijk geneigd  de  moed  te  ver- 
liezen en  bezorgd  in  onze  handen  te 
wringen  om  de  jeugd  en  de  wereld 
waarin  zij  leven. 

Onze  omstandigheden  nu  zijn 
niet  zonder  precedent,  noch  zonder 
hoop.  Toen  Henoch  de  profeet  was, 
weenden  de  hemelen  wegens  de 
goddeloosheid  van  de  wereld.  (Zie 
Mozes  7:28-37.)  Het  lijdt  geen  twij- 
fel dat  de  hemelen  tegenwoordig 
ook  wenen. 

De  profeet  Elisa  was  door  het  he- 
le Syrische  leger  omsingeld  en  ze  wa- 
ren vastbesloten  hem  te  doden.  Zijn 


JANUARI 

77 


2   0  0  2 


Een  wachtende  vrouw  achter  een  pilaar  op  plazaniveau  van  het 
Conferentiecentrum. 


programma  'Plicht  jegens  God'  van 
de  Aaronische  priesterschap,  Lei- 
draad voor  ouders  en  leidinggevenden 
van  jongeren,  en  het  herziene  boekje 
Voor  de  kracht  van  de  jeugd  zal  ouders 
en  leiders  tot  steun  zijn  als  zij  actief 
en  direct  betrokken  zijn  bij  het  te- 
genhouden van  de  afglijdende  mo- 
raal. Onze  jongeren  willen  meer  dan 
kostbazen.  Ze  willen  mensen  die  van 
hen  houden  en  hen  leiden.  Zij  ver- 
dienen die  bescherming. 

Een  essentieel  onderdeel  van  die 
liefde  is  luisteren.  Ik  weet  wat  luiste- 
ren is  want  ik  heb  dat  gelukkig  zelf 
ondervonden. 

Ik  werkte  vroeger  vaak  met  mijn 
vader  op  de  boerderij.  Ik  vond  het 
niet  altijd  leuk,  maar  als  het  lunch- 
tijd was,  gingen  we  altijd  in  de  scha- 
duw van  de  hoge  populieren  zitten, 
en  dan  aten  we  ons  lunchpakket  en 
praatten  met  elkaar.  Mijn  vader 
greep  dat  niet  aan  als  een  gouden 
gelegenheid  om  mij  eens  even  aan 
de  regels  te  herinneren  en  de  les  te 
lezen.  We  praatten  gewoon  —  over 
van  alles  en  nog  wat. 

Ik  kon  dan  ook  vragen  stellen.  Ik 
voelde  me  dan  zo  veilig  dat  ik  zelfs 
vragen  durfde  stellen  waarbij  hij  zich 
niet  op  zijn  gemak  zou  voelen.  Ik  weet 


nog  dat  ik  hem  vroeg:  'Waarom  heb  je 
me  vorige  week  bij  mijn  vrienden 
voor  gek  gezet  toen  ik  niet  op  tijd 
thuis  was,  door  me  te  komen  halen?' 

Zijn  antwoord  brengt  me  bij  een 
ander  aspect  van  liefde.  Hij  was  niet 
willekeurig  in  zijn  houding.  Hij  ver- 
wachtte dat  ik  me  aan  bepaalde  ge- 
dragsnormen hield.  Hij  zei:  'Ik 
maakte  me  zorgen  over  het  feit  dat  je 
nog  zo  laat  op  stap  was.  Ik  wil  vooral 
dat  je  veilig  bent.'  Ik  besefte  dat  zijn 
liefde  voor  mij  sterker  was  dan  zijn 
verlangen  naar  slaap  of  het  ongemak 
zich  weer  te  moeten  aankleden  en 
me  met  de  auto  te  zoeken. 

Of  het  nu  op  het  hooiveld  is  of  op 
een  andere  ongedwongen  plek,  op 
zulke  momenten  wordt  het  reservoir 
bijgevuld  voor  andere  momenten 
die  misschien  niet  zo  idyllisch  en  se- 
reen zijn.  Met  een  dergelijke  inves- 
tering blijft  een  band  bestaan  — 
ondanks  strenge  leer  en  correctie  — 
of  misschien  als  gevolg  ervan. 

Liefde  is  luisteren  als  zij  behoefte 
aan  praten  hebben  —  midden  in  de 
nacht,  's  ochtends  om  zes  uur  op  weg 
naar  het  seminarie  of  als  u  staat  te 
koken.  Heeft  u  de  clip  van  de  kerk  op 
de  televisie  gezien  die  begint  met  een 
donkere  slaapkamer?  De  deur  gaat 


open  en  je  ziet  een  meisje  met  een 
boek  onder  haar  armen  binnenko- 
men. Ze  gaat  naar  haar  vader  die  in 
diepe  rust  verkeert,  en  vraagt:  'Papa, 
wil  je  me  voorlezen?'  De  vader  doet 
zijn  ogen  niet  open,  maar  mompelt  in 
zijn  slaap.  'O,  liefje,  papa  is  zo  moe, 
vraag  het  maar  aan  mama.'  Het  klei- 
ne meisje  trippelt  naar  de  andere 
kant  van  het  bed  waar  haar  moeder 
slaapt  en  vraagt:  'Mama,  mag  papa 
me  voorlezen?'  Dan  zie  je  hoe  de 
ogen  van  de  vader  zich  wijd  open- 
sperren, en  op  het  volgende  beeld  zit- 
ten ze  gezellig  met  z'n  drieën  bij 
elkaar  en  leest  de  vader  voor. 

Liefhebben  doen  we  wellicht  van 
nature,  maar  leiden  is  een  verfijnde 
vaardigheid  die  we  misschien  niet 
serieus  genoeg  nemen.  Wij  leiden 
bijvoorbeeld  meer  door  ons  voor- 
beeld dan  op  welke  andere  manier 
dan  ook.  Dat  is  een  zware  belasting 
voor  ouders  en  jeugdleiders. 

Kunnen  onze  jongeren  aan  de  ma- 
nier waarop  wij  leven,  praten  en  bid- 
den zien  dat  we  van  de  Heer  houden? 
Weten  zij  dat  hun  Vader  in  de  hemel 
een  God  van  liefde  is  doordat  ze  zich 
geliefd  voelen  als  ze  bij  ons  zijn?  Zijn 
zij  ervan  overtuigd  dat  wij  niet  onder 
invloed  van  allerlei  wind  van  leer  of 
het  valse  spel  van  sociale  druk  en  we- 
reldse acceptatie  bewogen  zullen  wor- 
den? (Zie  Efeziërs  4:14.) 

Als  we  in  rechtschapenheid  lei- 
ding willen  geven,  mag  er  geen  twij- 
fel over  bestaan  waar  wij  staan. 
Kleine  onzekerheden  van  onze  kant 
kunnen  grote  onzekerheden  in  onze 
kinderen  teweegbrengen. 

Soms  vraag  ik  me  af  of  wij  als  moe- 
ders er  de  oorzaak  van  zijn  dat  onze 
kinderen  zich  onder  druk  voelen 
staan  om  populair  te  zijn  en  geaccep- 
teerd te  worden.  Als  wij  onze  verlan- 
gens zo  bijstellen  dat  onze  normen  de 
normen  van  de  Heer  zijn,  maken  we 
duidelijk  dat  er  in  het  koninkrijk  van 
de  Heer  geen  dubbele  moraal  is. 

Na  de  toespraak  van  president 
Hinckley  vorig  jaar  november  vertel- 
de een  jonge  vrouw  aan  haar  moeder 
dat  haar  jongevrouwenleidster  haar 
tweede  setje  oorringetjes  uit  had  ge- 
daan. Deze  kritische  jonge  mensen 
merken  zoiets  op.  Ze  merken  hoe 
lang  uw  korte  broek  is,  en  of  u  iets 


L  I 


A  H  O  N  A 
78 


moest  wegstoppen  of  -spelden  om  die 
blouse  te  kunnen  dragen.  Ze  merken 
wat  u  draagt  (of  niet  draagt)  als  u  in 
de  tuin  werkt.  Ze  merken  naar  welke 
film  u  gaat  kijken  in  de  bioscoop. 

Wij  hebben  verbonden  met  de 
Heer  gesloten,  en  leidinggeven  is 
vaak  een  toets  voor  het  niveau  van 
onze  toewijding  aan  die  verbonden. 

Een  jonge  moeder  zei:  'Een  goede 
ouder  zijn  vergt  enorm  veel  tijd  en 
energie.  Het  is  gemakkelijker  om 
mijn  kinderen  bij  de  televisie  in  slaap 
te  laten  vallen,  intussen  het  huis  op 
te  ruimen  en  ze  dan  in  bed  te  leggen, 
dan  de  Schriften  met  ze  te  lezen,  sa- 
men te  bidden,  voor  te  lezen,  en  ze 
daarna  in  te  stoppen.  Maar  ze  ver- 
heugen zich  op  die  avondceremonie, 
en  ik  weet  dat  die  investering,  zelfs 
als  ik  te  moe  ben  om  te  bewegen, 
eeuwige  winst  zal  opleveren.'  Conse- 
quent leiderschap  draagt  ertoe  bij  dat 
jongeren  verstandige  keuzen  doen  en 
dan  groeit  ons  vertrouwen  in  hen. 

Ik  weet  nog  dat  ik  een  keer  toen 
ik  zestien  was,  mijn  moeder  met 
mijn  vader  hoorde  praten.  Ze  maak- 
te zich  zorgen  over  bepaalde  keuzen 
die  ik  deed.  Ik  was  niet  schuldig  aan 
enige  zonde  erger  dan  de  onvolwas- 
senheid van  de  jeugd,  maar  mama 
maakte  zich  zorgen.  Wat  mijn  vader 
zei,  werd  in  mijn  hart  gebrand: 
'Maak  je  geen  zorgen',  zei  hij  tegen 
mama.  'Ik  heb  vertrouwen  in  Sharon 
en  ik  weet  zeker  dat  ze  het  goede  zal 
kiezen.'  Die  uren  in  het  hooiveld 
wierpen  op  dat  moment  hun  vruch- 
ten af.  Vanaf  dat  ogenblik  was  ik 
volledig  verbonden  met  die  ouders 
vol  liefde  en  vertrouwen. 

Eén  van  de  grootste  toetsen  voor 
ouders  en  leidinggevenden  komt  als 
ze  moeten  houden  van  iemand  die 
dat  schijnbaar  onmogelijk  maakt. 
Dat  is  een  moeilijke  taak.  Wij  moe- 
ten daarvoor  ons  hart  oprekken  en 
dat  veroorzaakt  pijn  in  de  ziel.  Als 
ouders  met  een  gebroken  hart  om 
hulp  bidden,  komt  die  hulp  vaak  in 
de  vorm  van  engelachtige  tantes  of 
ooms,  grootouders,  goede  vrienden 
en  leidinggevenden  die  onze  geliefde 
na  staan.  Zij  kunnen  onze  bood- 
schap nieuw  leven  inblazen  zodat 
ons  kind  weer  op  het  spoor  komt  zo- 
als wij  hebben  gebeden. 


Wijze  liefde  en  doelmatig  leider- 
schap onder  andere  zullen  de  vloed- 
golf van  goddeloosheid  stuiten  terwijl 
we  de  volgende  generatie  voorberei- 
den op  de  verblijdende  genoegens 
van  het  ouderschap.  Wij  zullen  nooit 
de  vreugde  vergeten  die  we  voelden 
toen  onze  zoon  van  twaalf  voor  het 
eerst  het  avondmaal  ronddiende  of 
wanneer  wij  het  avondmaalsgebed 
met  de  stem  van  onze  zoon  hoorden. 
Hoe  leg  je  uit  wat  je  voelt  als  je  je 
dochter  getuigenis  hoort  geven  van 
de  Heiland  of  meemaakt  dat  ze  haar 
onderscheiding  'Voorbeeldige  jonge- 
vrouw'  ontvangt? 

Wij  zien  een  glimp  van  de  hemel 


als  we  in  de  tempel  zijn  met  ons  kind 
dat  aan  het  altaar  knielt  tegenover 
een  fijne  partner.  Ze  zijn  klaar  om  sa- 
men een  leven  van  belofte  en  presta- 
ties te  beginnen  dat  wij  mede  gevoed 
hebben.  Dat  is  de  tijd  van  de  oogst. 

Ik  sluit  met  mijn  getuigenis  dat 
we  er  niet  alleen  voor  staan  in  deze 
heilige  opdracht  van  ouderschap, 
liefde  en  leiderschap.  Er  bestaat 
geen  grotere  vreugde.  Het  is  ieder 
offer,  elk  ongelegen  ogenblik,  ieder 
onsje  geduld,  persoonlijke  discipline 
en  volharding  waard.  'Als  God  voor 
ons  is,  wie  zal  tegen  ons  zijn?'  (Ro- 
meinen 8:31.)  In  de  naam  van  Jezus 
Christus.  Amen.  □ 


JANUARI 
79 


2   0  0  2 


'Uw  eigen  huis 
in  orde  brengen' 


Ouderling  Russell  M.  Nelson 

van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 


'Ons  gezin  is  het  middelpunt  van  ons  grootste  werk  en  onze 
grootste  vreugde  in  dit  leven;  en  dat  zal  ook  in  de  eeuwigheid 
zo  zijn.' 


andere  arm  om  onze  jongste  dochter 
heen.  Om  ze  te  beschermen,  pro- 
beerde ik  ze  dicht  tegen  me  aan  te 
houden.  Maar  toen  we  over  de  rand 
gingen,  werd  de  gebogen  boot  een 
gigantische  slinger  die  mij  de  lucht 
in  slingerde.  Ik  kwam  in  de  kolkende 
stroomversnellingen  van  de  rivier 
terecht.  Ik  had  moeite  om  boven  te 
komen.  Elke  keer  als  ik  probeerde 
ergens  lucht  te  happen,  kwam  ik  te- 
gen de  onderkant  van  de  boot  aan. 
Mijn  gezinsleden  konden  mij  niet 
zien,  maar  ik  hoorde  ze  roepen:  'Pa- 
pa! Waar  is  papa?' 

Uiteindelijk  vond  ik  de  zijkant 
van  de  boot,  en  ik  kwam  boven.  De 
familie  trok  mijn  bijna  verdronken 
lichaam  uit  het  water.  We  waren 
dankbaar  dat  we  weer  veilig  bij  el- 
kaar waren. 

De  volgende  paar  dagen  waren 
prettig  en  verrukkelijk.  Maar  toen 
kwam  de  laatste  dag,  waarop  we  over 
de  Lava  Falls -waterval  moesten,  die 
bekendstaat  als  de  gevaarlijkste  val 
van  de  reis.  Toen  ik  zag  wat  er  voor 
ons  lag,  liet  ik  onmiddellijk  de  boot 
aan  de  kant  leggen  en  hielden  we  een 
noodgezinsraad,  in  de  wetenschap 
dat  we  dit  goed  moesten  plannen  als 
we  het  wilden  overleven.  Ik  zei  tegen 
de  anderen:  'Wat  er  ook  gebeurt,  de 
rubber  boot  blijft  altijd  drijven.  Als 
we  uit  alle  macht  de  touwen  vasthou- 
den die  aan  de  boot  vastzitten,  dan 
kunnen  we  het  halen.  Zelfs  als  kap- 
seist de  boot,  dan  halen  we  het  toch 


Toen  mijn  vrouw  en  ik  jaren 
geleden  nog  enkele  tienerd- 
ochters thuis  hadden,  gingen 
we  als  gezin  op  een  vakantie,  ver 
weg  van  telefoon  en  vriendjes.  We 
zakten  met  een  rubberboot  door  de 
Grand  Canyon  de  rivier  de  Colorado 
af.  Voordat  we  aan  onze  reis  begon- 
nen, hadden  we  geen  idee  hoe  ge- 
vaarlijk die  reis  kon  zijn. 

De  eerste  dag  was  prachtig.  Maar 
op  de  tweede  dag,  toen  we  de  bij  de 
Horn  Creek  stroomversnellingen 
aankwamen  en  ik  zag  hoe  steil  het 
daar  naar  beneden  ging,  was  ik 
doodsbang.  Ons  dierbare  gezinnetje 
stond  op  het  punt  om,  drijvend  in 
een  rubber  bootje,  zich  van  een  wa- 
terval af  te  storten!  Instinctief  sloeg 
ik  een  arm  om  mijn  vrouw  en  de 


nog  als  we  maar  stevig  de  touwen 
vasthouden.' 

Ik  wendde  me  tot  ons  dochtertje 
van  zeven  en  zei:  'Alle  anderen  hou- 
den zich  vast  aan  een  touw.  Maar  jij 
moet  papa  vasthouden.  Ga  achter 
me  zitten.  Doe  je  armen  om  me 
heen  en  houd  me  stevig  vast,  terwijl 
ik  het  touw  vasthoud.' 

Dat  deden  we.  We  gingen  over 
die  steile,  ruwe  stroomversnellingen, 
ons  goed  vasthoudend  omdat  ons  le- 
ven ervan  afhing,  en  we  kwamen  er 
allemaal  veilig  doorheen.1 

DE  LES 

Broeders  en  zusters,  ik  verspeelde 
bijna  mijn  leven  en  leerde  daarbij 
een  les  die  ik  u  nu  breng.  Op  onze 
reis  door  het  leven,  over  erg  ruwe 
wateren,  kan  het  zijn  dat  de  instinc- 
tieve neiging  van  een  vader  om  zich 
stevig  vast  te  houden  aan  zijn  vrouw 
of  kinderen  niet  de  beste  manier  is 
om  zijn  doel  te  bereiken.  Als  hij  zich 
in  plaats  daarvan  liefdevol  vasthoudt 
aan  de  Heiland  en  aan  de  ijzeren 
roede  van  het  evangelie,  dan  zullen 
zijn  gezinsleden  zich  aan  hem  en  aan 
de  Heiland  willen  vasthouden. 

Die  les  geldt  beslist  niet  alleen 
vaders.  Iedereen,  ongeacht  wat  zijn 
geslacht,  burgerlijke  staat  of  leeftijd 
is,  kan  besluiten  zich  rechtstreeks 
vast  te  houden  aan  de  Heiland,  en 
aan  de  roede  van  zijn  waarheid,  en 
zich  te  laten  leiden  door  het  licht 
van  die  waarheid.  Doen  zij  dat,  dan 
worden  zij  een  voorbeeld  van  recht- 
schapenheid waaraan  anderen  zich 
zullen  willen  vasthouden. 

HET  GEBOD 

Voor  de  Heer  is  het  gezin  van  es- 
sentieel belang.  Hij  heeft  de  aarde 
geschapen  zodat  wij  een  stoffelijk  li- 
chaam konden  krijgen  en  een  gezin 
stichten.2  Hij  heeft  zijn  kerk  gesticht 
om  gezinnen  tot  de  verhoging  te 
brengen.  Hij  verschaft  ons  tempels, 
zodat  het  gezin  voor  altijd  bij  elkaar 
kan  blijven.3 

Vanzelfsprekend  verwacht  Hij  dat 
de  vader  de  gezinsleden  presideert, 
onderhoudt  en  beschermt.4  Maar  de 
Meester  heeft  nog  veel  meer  ge- 
vraagd. In  heilige  Schriftuur  is  een 
gebod  gegrift  om  'uw  huis  in  orde  te 


A  H  O  N  A 
80 


Ondanks  de  grote  menigte  die  in  het  Conferentiecentrum  bijeen  is,  luisteren  de  conferentiegangers  aandachtig 
naar  elke  spreker. 


brengen'.5  Als  wij,  ouders,  het  belang 
en  de  betekenis  van  dat  gebod  een- 
maal begrijpen,  dan  moeten  we  leren 
hoe  we  dat  doen. 

HOE  UW  HUIS  IN  ORDE  TE  BRENGEN 

Om  ons  huis  zo  in  orde  te  bren- 
gen dat  het  de  Heer  behaagt,  moe- 
ten we  het  op  zijn  manier  doen.  We 
moeten  zijn  eigenschappen  'gerech- 
tigheid, godsvrucht,  geloof,  liefde, 
volharding  en  zachtzinnigheid'6  ge- 
bruiken. Elke  vader  dient  te  onthou- 
den dat  'geen  macht  of  invloed  [...] 
krachtens  het  priesterschap  [kan  of 
dient]  te  worden  gehandhaafd,  dan 
alleen  door  overreding,  lankmoedig- 
heid, zachtmoedigheid,  ootmoed  en 
door  ongeveinsde  liefde.'7 

Ouders  behoren  levende  voor- 
beelden te  zijn  van  'vriendelijkheid 
en  zuivere  kennis,  die  de  ziel  (...) 
grotelijks  zal  ontwikkelen.'8  Alle 
moeders  en  vaders  dienen  zelfzuch- 
tige belangen  opzij  te  zetten  en  elke 
gedachte  aan  huichelarij,  geweld  of 
kwaadsprekerij  te  vermijden.9  Ou- 
ders komen  er  al  snel  achter  dat  elk 
kind  een  aangeboren  zucht  naar 
vrijheid  heeft.  Ieder  wil  zijn  of  haar 
eigen  weg  gaan.  Niemand  wil  beper- 
kingen opgelegd  krijgen,  zelfs  niet 


door  een  ouder  met  goede  bedoelin- 
gen. Maar  we  kunnen  ons  allemaal 
vasthouden  aan  de  Heer. 

Dat  wist  Job  eeuwen  geleden  ook 
al.  Hij  heeft  gezegd:  'Aan  mijn  ge- 
rechtigheid houd  ik  vast  en  ik  geef 
haar  niet  op.'10  En  Nephi  heeft  ge- 
zegd: 'Allen,  die  het  woord  Gods  ge- 
hoor wilden  schenken  (.  .  .)  en  zich 
daaraan  vasthouden,  (.  .  .)  zouden 
nimmer  verloren  gaan.'11 

Die  grondbeginselen  zijn  net  zo 
tijdloos  als  het  evangelie,  en  net  zo 
eindeloos  als  de  eeuwigheid.  Denk 
maar  eens  na  over  deze  andere  aan- 
sporingen uit  de  Schriften: 

In  het  oudtestamentische  Spreu- 
ken lezen  we:  'Houd  vast  aan  de 
tucht,  laat  haar  niet  los,  bewaar 
haar,  want  zij  is  uw  leven.'12 

Uit  het  Nieuwe  Testament:  'Broe- 
ders, staat  vast  en  houdt  u  aan  de 
overleveringen,  die  u  door  ons  (...) 
geleerd  zijn.'13 

Uit  het  Boek  van  Mormon  verne- 
men we  dat  er  menigten  mensen 
waren  die  'zich  voortdurend  vast 
[hielden]  aan  de  ijzeren  roede"4  en 
haar  als  zinnebeeld  zagen  van  'het 
woord  Gods'.15  Die  ijzeren  roede,  die 
verankerd  is  in  waarheid,  is  onwrik- 
baar en  onveranderbaar. 


ANDERE  GODDELIJKE  OPDRACHTEN 

Ouders  behoren  zich  niet  alleen 
zelf  vast  te  houden  aan  het  woord 
van  de  Heer,  maar  zij  hebben  ook 
opdracht  van  God  om  hun  kinde- 
ren dat  te  leren.  De  aanwijzing 
daarvoor  in  de  Schriften  is  duide- 
lijk: 'Voor  zoverre  er  in  Zion  (.  .  .) 
ouders  zijn  die  kinderen  hebben,  en 
deze  niet  onderwijzen  in  de  leer 
van  bekering,  geloof  in  Christus, 
de  Zoon  van  de  levende  God,  en 
van  doop,  en  de  gave  des  Heiligen 
Geestes  door  het  opleggen  van  han- 
den, wanneer  zij  acht  jaar  oud  zijn, 
dan  zij  de  zonde  op  het  hoofd  der 


ouders 


'16 


Dat  gebod  legt  de  verantwoorde- 
lijkheid en  rekenschap  voor  het 
onderwijs  van  kinderen  op  de 
schouders  van  de  ouders.  In  de  pro- 
clamatie aan  de  wereld  over  het 
gezin  wordt  gewaarschuwd  dat 
mensen  die  'hun  taken  in  het  gezin 
niet  nakomen,  [...]  op  een  dag  aan 
God  rekenschap  moeten  afleggen.'17 
Ik  bevestig  dat  dat  werkelijk  zo  zal 
zijn. 

Voor  het  uitvoeren  van  die  taken, 
hebben  we  zowel  de  kerk  als  het  ge- 
zin nodig.  Zij  gaan  hand  in  hand  om 
elkaar  te  sterken.  De  kerk  is  er  om 


JANUARI 
81 


2   0  0  2 


het  gezin  te  verhogen.  En  het  gezin 
is  de  fundamentele  eenheid  van  de 
kerk. 

Die  onderlinge  relatie  wordt  dui- 
delijk als  we  de  eerste  geschiedenis 
van  de  kerk  bestuderen.  In  1833 
vermaande  de  Heer  jonge  leiders 
van  zijn  kerk  omdat  ze  als  ouders  te- 
kortschoten. De  Heer  heeft  gezegd: 

'Ik  heb  u  geboden  uw  kinderen  in 
licht  en  waarheid  groot  te  brengen. 

'Maar  voorwaar  zeg  Ik  tot  u  (...) 

'Gij  hebt  uw  kinderen,  in  strijd 
met  de  geboden,  geen  licht  en  waar- 
heid onderwezen;  (...). 

'En  nu  geef  Ik  u  een  gebod:  [...] 
gij  [moet]  uw  eigen  huis  in  orde 
brengen,  want  er  zijn  vele  dingen  in 
uw  gezin,  die  niet  zijn,  zoals  het  be- 
hoort. Breng  [...]  eerst  uw  huis  in 
orde.'18 

Deze  openbaring  is  een  van  de 
krachtigste  bevestigingen  van  de  in- 
tegriteit van  de  profeet  Joseph 
Smith.  Hij  verwijderde  niets  uit  de 
schriftuurlijke  woorden  van  krachti- 
ge vermaning,  ook  al  waren  sommi- 
ge tot  hem  zelf  gericht.19 

In  onze  tijd  heeft  het  Eerste  Pre- 
sidium de  prioriteit  van  ouders  nog 
eens  beklemtoond.  Uit  hun  recente 
brief  aan  de  heiligen  haal  ik  het  vol- 
gende aan:  'Wij  vragen  de  ouders 
hun  uiterste  best  te  doen  om  hun 
kinderen  de  beginselen  van  het 
evangelie  bij  te  brengen  en  [hen]  in 
de  kerk  groot  te  brengen.  In  het  ge- 
zin krijgt  een  rechtschapen  leven 
vorm,  en  het  gezin  kan  dan  ook 
door  niets  of  niemand  worden  ver- 
vangen, omdat  alleen  daar  de  nood- 
zakelijke en  door  God  gegeven 
taken  kunnen  worden  uitgevoerd.'20 

WAARIN  MOETEN  OUDERS 
ONDERWIJZEN? 

Laten  we,  met  die  heilige  op- 
dracht in  gedachten,  eens  overden- 
ken waarin  wij  moeten  onderwijzen. 
In  de  Schriften  krijgen  ouders  de 
aanwijzing  om  hun  kinderen  geloof 
in  Jezus  Christus,  bekering,  doop  en 
de  gave  van  de  Heilige  Geest  te  le- 
ren.21 Ouders  dienen  te  onderwijzen 
in  het  heilsplan22  en  het  belang  van 
een  levenswijze  die  in  overeenstem- 
ming is  met  de  geboden  van  God.23 
Anders  zullen  hun  kinderen  lijden 


onder  hun  onwetendheid  omtrent 
Gods  verlossende  en  vrijmakende 


wet. 


24 


Oud 


ers  dienen  tevens  een 


voorbeeld  te  geven  in  het  toewijden 
van  hun  leven  —  door  hun  tijd,  ta- 
lenten, tiende  en  middelen25  toe  te 
wijden  aan  de  vestiging  van  de  kerk 
en  Gods  koninkrijk  op  aarde.26  Door 
zo'n  levenswijze  zijn  ouders  hun  na- 
geslacht letterlijk  tot  zegen.  In  de 
Schriften  staat:  'Uw  plicht  [ligt] 
steeds  in  de  kerk,  en  wel  wegens  uw 
[gezin].'" 

WEERSTAND  TEGEN  HET  GEZIN 

Ouders  en  kinderen  moeten  be- 
seffen dat  er  altijd  sterke  tegen- 
stand zal  zijn  tegen  het  werk  en  de 
wil  van  de  Heer.28  Omdat  het  de 
heerlijkheid  en  het  werk  van  God  is 
om  onze  onsterfelijkheid  en  eeuwi- 
ge leven  als  gezin29  tot  stand  te 
brengen,  vloeit  daar  logischerwijze 
uit  voort  dat  het  werk  van  de  te- 
genstander het  hart  van  ons  thuis 
zal  treffen:  het  gezin.  Lucifer  valt 
onophoudelijk  de  heiligheid  van 
het  leven  en  de  vreugde  van  het 
ouderschap  aan. 

Omdat  de  boze  altijd  bezig  blijft, 
mag  onze  waakzaamheid  nooit  ver- 
slappen, zelfs  geen  moment.  Een 
eenvoudige,  schijnbaar  onschuldige 
uitnodiging  kan  omslaan  in  een  gro- 
te verleiding  die  tot  een  tragische 
overtreding  kan  leiden.  We  moeten 
dag  en  nacht,  binnens-  of  buitens- 
huis, zonde  vermijden  en  'het  goede 
[behouden]'.30 

Het  opruiende  kwaad  van  porno- 
grafie, abortus  en  verslaving  aan 
schadelijke  middelen,  ondermijnt 
net  als  termieten  de  onderliggende 
kracht  van  een  gelukkig  thuis  en 
een  getrouw  gezin.  We  kunnen  niet 
toegeven  aan  goddeloosheid  zonder 
ons  gezin  gevaar  te  laten  lopen. 

Satan  wil  dat  wij  ons  net  zo  ellen- 
dig voelen  als  hij.31  Hij  wil  onze  dier- 
lijke begeerten  activeren,  ons 
verleiden  om  in  geestelijke  duister- 
nis te  leven  en  te  twijfelen  aan  de 
realiteit  van  het  leven  na  de  dood. 
De  apostel  Paulus  heeft  gezegd:  'In- 
dien wij  alleen  voor  dit  leven  onze 
hoop  op  Christus  gebouwd  hebben, 
zijn  wij  de  beklagenswaardigste  van 
alle  mensen 


'32 


VOORTZETTING  VAN  DE  ZEGENINGEN 
VAN  HET  GEZIN 

Maar  als  wij  Gods  grote  plan  van 
geluk  begrijpen,  dan  versterkt  dat 
ons  geloof  in  de  toekomst.  Door  zijn 
plan  krijgen  wij  antwoord  op  eeu- 
wenoude vragen:  is  al  onze  genegen- 
heid en  liefde  voor  elkaar  alleen 
maar  tijdelijk,  en  gaan  zij  verloren 
bij  de  dood?  Nee!  Kan  het  gezinsle- 
ven voortduren  tot  na  deze  periode 
van  onze  sterfelijke  proeftijd?  Ja! 
God  heeft  geopenbaard  dat  de  eeu- 
wige aard  van  het  celestiaal  huwelijk 
en  het  gezin  de  bron  van  onze  groot- 
ste vreugde  zijn. 

Broeders  en  zusters,  materieel  be- 
zit en  de  eer  van  de  wereld  zijn  niet 
blijvend.  Maar  uw  verbintenis  als 
vrouw,  man  en  gezin  kan  wél  blij- 
vend zijn.  De  enige  duur  van  het  ge- 
zinsleven dat  de  meest  verheven 
verlangens  van  de  mensenziel  bevre- 
digt, is  eeuwig.  Geen  enkel  offer  is  te 
groot  om  de  zegeningen  van  een 
eeuwig  huwelijk  te  verkrijgen.  Om 
daarvoor  in  aanmerking  te  komen, 
hoeven  we  onszelf  alleen  maar  god- 
deloosheid te  ontzeggen  en  de  tem- 
pelverordeningen te  eren.  Door 
heilige  tempelverbonden  te  sluiten 
en  die  na  te  komen,  bewijzen  wij  on- 
ze liefde  voor  God  en  voor  onze 
partner,  en  onze  ware  achting  voor 
ons  nageslacht,  zelfs  voor  hen  die 
nog  niet  geboren  zijn.  Ons  gezin  is 
het  middelpunt  van  ons  grootste 
werk  en  onze  grootste  vreugde  in  dit 
leven;  en  dat  zal  ook  in  de  eeuwig- 
heid zo  zijn,  wanneer  wij  tronen,  ko- 
ninkrijken, rijken,  (.  .  .)  machten, 
heerschappijen,  (.  .  .)  verhoging  en 
heerlijkheid  (beërven).'33 

Wij  kunnen  die  zegeningen  van 
onschatbare  waarde  ontvangen  als 
wij  ons  huis  nu  in  orde  brengen  en 
ons  getrouw  vasthouden  aan  het 
evangelie.  God  leeft.  Jezus  is  de 
Christus.  Dit  is  zijn  kerk.  President 
Gordon  B.  Hinckley  is  zijn  profeet. 
Daarvan  getuig  ik,  in  de  naam  van 
Jezus  Christus,  Amen.  □ 

NOTEN 

1.  Zie  Russell  M.  Nelson  en  Rebecca 
M.  Taylor,  'Van  vriend  tot  vriend', 

De  Kinderster,  maart  1997,  blz.  6-7. 

2.  Zie  LV  2:1-3. 


L  I  A  H   O  N  A 
82 


3.  Zie  LV  138:47-48. 

4.  Zie  1  Timoteüs  5:8. 

5.  LV  93:44;  zie  ook  2  Koningen  20:1; 
Jesaja  38:1. 

6.  1  Timoteüs  6:11. 

7.  LV  121:41. 

8.  LV  121:42. 

9.  Ziel  Petrus  2:1. 

10.  Job  27:6. 

11.  INe.  15:24. 

12.  Spreuken  4:13. 

13.  2  Tessalonicensen  2:15.  Andere 
aanverwante  schriftteksten  zijn  onder 
meer:  '[Houd  u  vast  aan]  (...)  de  gezonde 
woorden,  die  gij  van  mij  gehoord  hebt,  in 
het  geloof  en  de  liefde,  die  in  Christus  Je- 
zus is'.  (2  Timoteüs  1:13),  en  'Laten  wij  de 
belijdenis  van  hetgeen  wij  [geloven]  on- 
wankelbaar vasthouden'  (Heb.  10:23). 

14.  INe.  8:30. 

15.  INe.  11:25. 

16.  LV  68:25;  cursivering  toegevoegd. 

17.  'Het  gezin:  een  proclamatie  aan  de 
wereld',  De  Ster,  oktober  1998,  blz.  24- 

18.  LV  93:40-44. 

19.  Zie  LV  93:47. 

20.  In  deze  brief,  gedateerd  1 1  februari 
1999,  en  ondertekend  door  de  presidenten 
Gordon  B.  Hinckley,  Thomas  S.  Monson 
en  James  E.  Faust,  wordt  ook  beschreven 
wat  ouders  kunnen  doen:  'Wij  raden  ou- 
ders en  kinderen  aan  de  hoogste  prioriteit 
te  geven  aan  gezinsgebed,  gezinsavond, 
evangeliestudie  en  -onderwijs,  en  opbou- 
wende activiteiten.  Zelfs  als  andere  werk- 
zaamheden en  bezigheden  waardevol  en 
nuttig  zijn,  moet  men  niet  toestaan  dat  die 
de  plaats  gaan  innemen  van  de  taken  die 
God  heeft  toegewezen  aan  ouders  en  ge- 
zin.' ('Brief  van  het  Eerste  Presidium', 
Liahona,  december  1999,  blz.  1.) 

21.  Zie  Moroni  8:10;  LV  19:31; 
68:25-34;  138:33;  Art.  1:4. 

22.  Zie  Mozes  6:58-62. 

23.  Zie  Leviticus  10:11;  Deuteronomium 
6:7;  Mosiah  4:14. 

24.  Zie  2  Ne.  2:26;  Mosiah  1:3;  5:8; 
LV  98:8. 

25.  Zie  Mosiah  4:21-26;  18:27; 
Alma  1:27. 

26.  Zie  BJS,  Matteüs  6:38. 

27.  LV  23:3. 

28.  Zie  Moroni  7:12-19. 

29.  Zie  Mozes  1:39. 

30.  1  Tessalonicensen  5:21. 

31.  Zie  2  Ne.  2:17-18,  27. 

32.  lKorintiërs  15:19. 

33.  LV  132:19. 


De  tijd  waarin 
wij  leven 


President  Gordon  B.  Hinckley 


'Onze  veiligheid  schuilt  in  bekering.  Onze  kracht  komt  voort 
uit  gehoorzaamheid  aan  de  geboden  van  God. ' 


niet  weten  hoe  die  zal  aflopen  of  hoe 
lang  die  zal  duren.  Voor  het  eerst 
sinds  we  een  natie  zijn  geworden,  zijn 
de  Verenigde  Staten  op  eigen  grond- 
gebied zwaar  aangevallen.  Maar  dit 
was  niet  alleen  een  aanval  tegen  de 
Verenigde  Staten.  Het  was  een  aan- 
val tegen  goede  mensen  en  landen 
over  de  hele  wereld.  Alles  was  goed 
georganiseerd,  schaamteloos  uitge- 
voerd en  de  resultaten  waren  ramp- 
zalig. Naar  schatting  zijn  er  ruim 
vijfduizend  mensen  om  het  leven  ge- 
komen, onder  wie  veel  mensen  uit 
andere  landen.  Het  was  een  wrede, 
doortrapte  en  goddeloze  daad. 

Onlangs  was  ik  met  een  aantal 
nationale  godsdienstige  leiders  op 
het  Witte  Huis  uitgenodigd  om  met 
de  president  te  spreken.  Toen  hij  met 
ons  sprak,  was  hij  open  en  eerlijk. 

Diezelfde  avond  sprak  hij  in  niet 
mis  te  verstane  taal  tot  het  congres 
en  het  land  over  het  voornemen  van 
Amerika  en  haar  bondgenoten  om 
de  terroristen  op  te  sporen  die  ver- 
antwoordelijk zijn  voor  de  organisa- 
tie van  deze  gruweldaad  en  iedereen 
die  hen  een  vrijplaats  biedt. 

Nu  zijn  we  in  oorlog.  Er  zijn  grote 
legers  gemobiliseerd  en  er  zal  meer 
volgen.  Er  worden  politieke  bondge- 
nootschappen gesloten.  We  weten 
niet  hoe  lang  dit  conflict  zal  duren. 
We  weten  niet  hoeveel  slachtoffers 
er  zullen  vallen  en  hoeveel  geld  het 
gaat  kosten.  We  weten  ook  niet  hoe 
het  conflict  zich  zal  ontwikkelen. 
Het  kan  het  werk  van  de  Heer  op 
verschillende  manieren  beïnvloeden. 


Geliefde  broeders  en  zusters, 
nederig  aanvaard  ik  deze  gele- 
genheid. Ik  bid  dat  ik  door  de 
Geest  van  de  Heer  geleid  zal  worden. 
Ik  heb  zojuist  het  bericht  gekre- 
gen dat  de  VS  een  raketaanval  zijn 
begonnen.  Ik  hoef  u  er  niet  aan  te 
herinneren  dat  we  in  een  gevaarlijke 
tijd  leven.  Ik  wil  graag  over  deze  tijd 
en  onze  omstandigheden  als  leden 
van  deze  kerk  spreken. 

U  weet  allemaal  maar  al  te  goed 
wat  er  op  11  september,  nog  geen 
maand  geleden,  is  gebeurd.  Door  die 
wrede,  gemene  aanval  zijn  we  in  een 
oorlogstoestand  terechtgekomen. 
Het  is  de  eerste  oorlog  van  de  215te 
eeuw.  De  laatste  eeuw  is  beschreven 
als  de  eeuw  met  het  meeste  oorlogs- 
geweld in  de  geschiedenis  van  de 
mens.  Nu  staan  we  voor  een  andere 
gevaarlijke  onderneming,  waarvan  we 


JANUARI       2002 
83 


Voor  elke  conferentiebijeenkomst  komt  er  een  grote  menigte  leden  bijeen  in  het  Conferentiecentrum  om  kracht 
te  ontlenen  aan  de  raad  van  kerkleiders. 


Onze  nationale  economie  lijdt  er- 
onder. Het  ging  al  niet  zo  goed,  en 
dit  heeft  het  probleem  alleen  maar 
verergerd.  Veel  mensen  raken  hun 
baan  kwijt.  Onder  onze  leden  kun- 
nen de  welzijnsbehoeften  beïnvloed 
worden  en  ook  de  tiende  van  de 
kerk.  Het  kan  ons  zendingsprogram- 
ma treffen. 

We  zijn  nu  een  wereldwijde  orga- 
nisatie. We  hebben  leden  in  meer 
dan  150  landen.  Het  kan  nu  veel 
moeilijker  worden  om  dit  wereldom- 
spannende programma  te  beheren. 

De  leden  die  Amerikaans  staats- 
burger zijn,  staan  volledig  achter  de 
president  van  ons  land.  De  afschu- 
welijke machten  van  het  kwaad 
moeten  geconfronteerd  worden  en 
ter  verantwoording  worden  geroe- 
pen. Dit  is  geen  zaak  van  christenen 
tegen  moslims.  Ik  ben  blij  dat  er 
voedsel  wordt  gestuurd  naar  de  men- 
sen die  honger  lijden  in  een  land  dat 
onder  grote  druk  staat.  Wij  waarde- 
ren onze  naasten  over  de  hele  wereld 
die  moslim  zijn,  en  hopen  dat  wie 
volgens  de  beginselen  van  hun  gods- 
dienst leven,  niet  zullen  lijden.  Ik 
vraag  vooral  onze  eigen  leden  om  op 
geen  enkele  wijze  deel  te  nemen  aan 
de  vervolging  van  onschuldige  men- 
sen. Laten  wij  vriendelijk  en  hulp- 
vaardig zijn,  beschermen  en  steun 


verlenen.  Het  zijn  de  terroristische 
organisaties  die  gevonden  en  ten  val 
gebracht  moeten  worden. 

Als  leden  van  deze  kerk  weten  wij 
iets  over  dergelijke  organisaties.  In 
het  Boek  van  Mormon  wordt  gespro- 
ken over  de  rovers  van  Gadianton, 
een  wrede  en  geheime  organisatie 
waarvan  de  leden  een  eed  aflegden 
en  die  uit  was  op  onheil  en  verwoes- 
ting. In  die  tijd  deden  ze  hun  uiterste 
best  om  met  alle  mogelijke  middelen 
de  kerk  te  gronde  te  richten,  om  de 
mensen  met  spitsvondigheden  te 
verleiden  en  om  de  samenleving  in 
hun  macht  te  krijgen.  We  zien  nu 
hetzelfde  gebeuren. 

Wij  zijn  een  vredelievend  volk. 
Wij  zijn  volgelingen  van  de  Christus 
die  de  Vredevorst  was  en  is.  Maar  er 
zijn  momenten  dat  we  pal  moeten 
staan  voor  gerechtigheid  en  fatsoen- 
lijkheid, voor  vrijheid  en  beschaving, 
net  als  Moroni  zijn  volk  opriep  om 
hun  vrouwen,  kinderen  en  de  vrijheid 
te  verdedigen.  (Zie  Alma  48:10.) 

Tijdens  een  televisie-uitzending 
van  Larry  King  werd  mij  onlangs  ge- 
vraagd wat  ik  vind  van  de  mensen 
die  in  de  naam  van  hun  godsdienst 
zulke  schandelijke  acties  verrichten. 
Ik  antwoordde:  'Godsdienst  is  geen 
schild  tegen  goddeloosheid,  kwaad 
en  dergelijke  zaken.  De  God  in  wie  ik 


geloof,  moedigt  dergelijke  acties  niet 
aan.  Hij  is  een  barmhartig  God.  Hij  is 
een  liefdevol  God.  Hij  is  een  God 
van  vrede  en  geruststelling,  en  ik  kijk 
in  tijden  zoals  deze  naar  Hem  op  als 
een  bron  van  troost  en  kracht.' 

De  leden  van  de  kerk  in  dit  land 
en  andere  landen  zijn  nu  met  vele 
anderen  betrokken  bij  een  grote  in- 
ternationale onderneming.  Op  de 
televisie  zien  we  militairen  afscheid 
nemen  van  hun  dierbaren.  Ze  weten 
niet  of  ze  terugkomen.  Onze  leden 
worden  erdoor  getroffen.  Als  kerk 
moeten  we  gezamenlijk  neerknielen 
en  een  beroep  op  de  macht  van  de 
Almachtige  doen  ten  behoeve  van 
hen  die  de  lasten  van  deze  operatie 
op  hun  schouders  dragen. 

Niemand  weet  hoelang  dit  alles 
zal  duren.  Niemand  weet  precies 
waar  de  strijd  zal  worden  gestreden. 
Niemand  weet  wat  er  allemaal  zal  ge- 
beuren voordat  het  geheel  achter  de 
rug  is.  We  zijn  aan  een  onderneming 
begonnen  waarvan  we  de  omvang  en 
de  aard  nu  niet  kunnen  overzien. 

Door  gebeurtenissen  zoals  deze 
beseffen  we  dat  het  leven  kwetsbaar 
is,  dat  de  vrede  kwetsbaar  is  en  dat 
de  beschaving  zelf  kwetsbaar  is.  Voor- 
al de  economie  is  kwetsbaar.  We  heb- 
ben steeds  opnieuw  advies  gekregen 
over  zelfredzaamheid,  schulden  en 


A  H  O  N  A 
84 


spaarzaamheid.  Zoveel  mensen  heb- 
ben hoge  schulden  voor  bezittingen 
die  niet  geheel  noodzakelijk  zijn.  Als 
jongeman  kreeg  ik  van  mijn  vader 
het  advies  om  een  bescheiden  huis  te 
bouwen,  geschikt  voor  de  behoeften 
van  mijn  gezin,  het  te  verfraaien  en 
aantrekkelijk,  veilig  en  aangenaam  te 
maken.  Hij  raadde  me  aan  om  de  hy- 
potheek zo  snel  mogelijk  af  te  betalen 
zodat  ik  ongeacht  de  omstandighe- 
den in  ieder  geval  een  dak  boven  het 
hoofd  van  mijn  vrouw  en  kinderen 
zou  hebben.  In  die  leer  ben  ik  opge- 
voed. Ik  vraag  u,  als  leden  van  de 
kerk,  om  zo  mogelijk  uw  schulden  af 
te  betalen  en  wat  geld  te  sparen  voor 
onvoorziene  omstandigheden. 

We  kunnen  ons  niet  op  alle  even- 
tualiteiten voorbereiden,  maar  wel 
op  vele.  Laten  we  er  door  de  huidige 
omstandigheden  aan  herinnerd  wor- 
den dat  we  dat  moeten  doen. 

Laten  we  een  voedselvoorraad 
voor  noodgevallen  aanleggen,  zoals 
ons  al  zestig  jaar  lang  is  aangeraden. 
Maar  laten  we  niet  in  paniek  raken 
of  overdrijven.  Laten  we  in  alle  op- 
zichten met  inzicht  te  werk  gaan.  En 
laten  we  vooral,  broeders  en  zusters, 
voorwaarts  gaan  met  geloof  in  de  le- 
vende God  en  zijn  geliefde  Zoon. 

De  beloften  aangaande  Amerika 
zijn  groot.  Er  is  ons  onmiskenbaar 
verteld:  'Dit  is  een  verkieslijk  land, 
en  welke  natie  het  ook  zal  bezitten, 
zal  vrij  zijn  van  slavernij  en  van  ge- 
vangenschap, en  van  alle  andere  na- 
tiën onder  de  hemel,  indien  zij 
slechts  de  God  van  het  land  wil  die- 
nen, die  Jezus  Christus  is'  (Ether 
2:12).  Dit  is  de  essentie  van  de  hele 
zaak  —  gehoorzaamheid  aan  de  ge- 
boden van  God. 

De  grondwet  die  wij  naleven  en 
die  niet  alleen  ons  tot  zegen  is  maar 
ook  een  voorbeeld  is  voor  veel  ande- 
re grondwetten,  is  de  door  God 
geïnspireerde  nationale  waarborg 
om  vrijheid,  gerechtigheid  en  gelijk- 
heid onder  de  wet  te  garanderen. 

Ik  weet  niet  wat  de  toekomst  ons 
zal  brengen.  Ik  wil  niet  negatief  klin- 
ken, maar  ik  wil  u  herinneren  aan  de 
waarschuwingen  in  de  Schriften  en 
de  leringen  van  de  profeten  die  ons 
voortdurend  worden  voorgehouden. 

Ik  kan  de  grote  les  van  Farao's 


droom  niet  vergeten  over  de  vette 
en  magere  koeien  en  de  dikke  en 
dunne  aren. 

Ik  kan  de  onverbiddelijke  waar- 
schuwingen van  de  Heer  in  Matteüs 
24  niet  uit  mijn  hoofd  zetten. 

Net  als  u  ken  ik  de  hedendaagse 
openbaringen  dat  de  tijd  zal  komen 
dat  de  aarde  gereinigd  zal  worden  en 
er  onbeschrijfelijk  leed  zal  zijn,  met 
geween,  rouw  en  geklaag.  (Zie  LV 
112:24.) 

Maar  ik  wil  geen  paniekzaaier 
zijn.  Ik  wil  geen  onheilsprofeet  zijn. 
Ik  ben  optimistisch.  Ik  geloof  niet 
dat  dit  de  tijd  is  dat  we  door  een  al- 
lesverterende  ramp  overmand  zullen 
worden.  Ik  bid  oprecht  dat  dit  niet 
het  geval  zal  zijn.  Er  moet  nog  zo- 
veel werk  voor  de  Heer  verricht 
worden.  Dat  moeten  wij  en  onze 
kinderen  na  ons  verrichten. 

Ik  kan  u  verzekeren  dat  wij  die  ver- 
antwoordelijk zijn  voor  het  bestuur 
van  de  kerk,  spaarzaam  en  voorzichtig 
zullen  zijn,  zoals  we  in  het  verleden 
geprobeerd  hebben.  De  tiende  van  de 
kerk  is  heilig.  Het  geld  wordt  besteed 
volgens  de  manier  die  de  Heer  heeft 
aangegeven.  Wij  zijn  een  zeer  grote  en 
ingewikkelde  organisatie  geworden. 
Wij  hebben  veel  uitgebreide  en  dure 
programma's.  Maar  ik  kan  u  verzeke- 
ren dat  wij  niet  meer  zullen  uitgeven 
dan  onze  inkomsten.  We  zullen  geen 
schulden  maken.  We  zullen  onze  acti- 
viteiten aan  de  beschikbare  middelen 
aanpassen. 


Wat  ben  ik  dankbaar  voor  de  wet 
van  tiende.  Het  is  de  financiële  wet 
van  de  Heer,  die  in  weinig  woorden 
in  afdeling  119  van  de  Leer  en  Ver- 
bonden staat  beschreven.  Die  wet  is 
ingegeven  door  zijn  wijsheid.  Iedere 
man  en  vrouw,  iedere  jongen  en 
meisje,  ieder  kind  in  deze  kerk  die 
een  eerlijke  tiende  betaalt,  groot  of 
klein,  wil  ik  bedanken  voor  het  ge- 
loof in  hun  hart.  Ik  wil  jullie  en  ie- 
dereen die  geen  tiende  betaalt,  maar 
dat  eigenlijk  wel  zouden  moeten 
doen,  eraan  herinneren  dat  de  Heer 
prachtige  zegeningen  heeft  beloofd. 
(Zie  Maleachi  3:10-12.)  Hij  heeft 
ook  beloofd:  'Want  hij,  die  tienden 
heeft  gegeven,  zal  niet  worden  ver- 
brand bij  zijn  komst'  (LV  64:23). 

Ik  wil  ook  mijn  dank  uitspreken 
voor  de  mensen  die  vastengaven  be- 
talen. Dit  kost  de  gever  niets  anders 
dan  twee  maaltijden  per  maand.  Het 
wordt  de  ruggengraat  van  ons  wel- 
zijnsprogramma,  ontworpen  om  de 
behoeftigen  te  helpen. 

Wij  weten  allemaal  dat  oorlog, 
twist,  haat  en  ernstig  leed  niet 
nieuw  zijn.  Het  huidige  conflict  is 
slechts  de  zoveelste  uitdrukking  van 
het  conflict  dat  tijdens  de  oorlog  in 
de  hemel  is  begonnen.  Ik  citeer  uit 
het  boek  Openbaring: 

'En  er  kwam  oorlog  in  de  hemel; 
Michaël  en  zijn  engelen  hadden  oor- 
log te  voeren  tegen  de  draak;  ook  de 
draak  en  zijn  engelen  voerden  oor- 
log, maar  hij  kon  geen  standhouden, 


JANUARI 
85 


2   0  0  2 


■5C 
'lm 


■mm 


en  hun  plaats  werd  in  de  hemel  niet 
meer  gevonden. 

'En  de  grote  draak  werd  (op  de 
aarde)  geworpen,  de  oude  slang,  die 
genaamd  wordt  duivel  en  de  satan, 
die  de  gehele  wereld  verleidt;  hij 
werd  op  de  aarde  geworpen  en  zijn 
engelen  met  hem. 

'En  ik  hoorde  een  luide  stem  in  de 
hemel  zeggen:  Nu  is  verschenen  het 
heil  en  de  kracht  en  het  koningschap 
van  onze  God  en  de  macht  van  zijn 
Gezalfde'  (Openbaring  12:7-10). 

Dat  moet  een  verschrikkelijk 
conflict  zijn  geweest.  De  krachten 
van  het  kwaad  tegen  de  krachten 
van  het  goede.  De  grote  misleider, 
de  zoon  van  de  morgen,  was  versla- 
gen en  verbannen,  en  hij  nam  een 
derde  deel  van  de  hemelse  heerscha- 
ren met  zich  mee. 

Het  boek  Mozes  en  het  boek 
Abraham  werpen  meer  licht  op  deze 
strijd.  Satan  wilde  de  keuzevrijheid 
van  de  mens  afnemen  en  zelf  alle  eer 
en  glorie  opstrijken.  Daartegenover 


stond  het  plan  van  onze  hemelse  Va- 
der, waarvan  de  Heiland  zei  dat  Hij 
het  wilde  vervullen.  Hij  kwam  op 
aarde  om  zijn  leven  te  geven  en  de 
verzoening  tot  stand  te  brengen  voor 
de  zonden  van  de  mensheid. 

Vanaf  de  tijd  van  Kaïn  tot  op  de 
dag  van  vandaag  is  de  tegenstander 
het  meesterbrein  achter  de  ver- 
schrikkelijke conflicten  die  zoveel 
leed  hebben  gebracht. 

Verraad  en  terrorisme  zijn  met 
hem  begonnen.  En  daar  zal  hij  mee 
doorgaan  totdat  de  Zoon  van  God  te- 
rugkeert om  met  vrede  en  rechtscha- 
penheid onder  de  zoons  en  dochters 
van  God  te  heersen  en  te  regeren. 

Door  de  eeuwen  heen  hebben  zo- 
veel mensen  geleefd  en  zijn  zoveel 
mensen  gestorven.  Misschien  dat 
sommige  mensen  tijdens  dit  conflict 
zullen  sneuvelen.  Voor  ons,  en  daar 
getuigen  wij  plechtig  van,  is  de  dood 
niet  het  einde.  Het  leven  gaat  ver- 
der, zo  zeker  als  er  leven  hier  op  aar- 
de is.  Dankzij  het  grote  plan,  dat  de 


oorzaak  van  de  oorlog  in  de  hemel 
was,  zal  de  mens  verder  leven. 

Job  vroeg:  'Als  een  mens  sterft, 
zou  hij  herleven?'  (Job  14:14.)  Toen 
zei  hij:  'Maar  ik  weet:  mijn  Losser 
leeft  en  ten  laatste  zal  Hij  op  het  stof 
optreden. 

'Nadat  mijn  huid  aldus  geschon- 
den is,  zal  ik  [van]  uit  mijn  vlees  God 
aanschouwen,  die  ik  zelf  mij  ten 
goede  aanschouwen  zal,  die  mijn  ei- 
gen ogen  zullen  zien  en  niet  een 
vreemde'  (Job  19:25-27). 

Broeders  en  zusters,  wij  moeten 
onze  plicht  doen,  wat  die  plicht  ook 
moge  zijn.  Er  zal  misschien  een  tijd 
geen  vrede  heersen.  Misschien  zullen 
er  een  aantal  vrijheden  beperkt  wor- 
den. Misschien  dat  we  er  overlast  van 
hebben.  Het  kan  zijn  dat  we  op  de  een 
of  andere  manier  moeten  lijden.  Maar 
God,  onze  eeuwige  Vader,  zal  over  dit 
land  waken  en  over  de  mensen  in  de 
wereld  die  naar  Hem  opkijken.  Hij 
heeft  gezegd:  'Welzalig  het  volk,  welks 
God  de  Here  is'  (Psalmen  33:12).  On- 
ze veiligheid  schuilt  in  bekering.  Onze 
kracht  komt  voort  uit  gehoorzaam- 
heid aan  de  geboden  van  God. 

Laten  we  een  gebed  in  ons  hart 
hebben.  Laten  we  om  rechtschapen- 
heid bidden.  Laten  we  voor  de 
machten  van  het  goede  bidden.  La- 
ten we  de  helpende  hand  uitsteken 
naar  goede  mensen,  ongeacht  hun 
godsdienst  en  ongeacht  waar  zij  wo- 
nen. Laten  we  pal  staan  tegen  het 
kwaad,  in  binnen-  en  buitenland. 
Laten  wij  de  zegeningen  van  de  he- 
mel waardig  zijn,  en  onze  levenswij- 
ze zo  nodig  aanpassen,  en  op  de 
Vader  van  ons  allen  vertrouwen.  Hij 
heeft  gezegd:  'Laat  af  en  weet,  dat  Ik 
God  ben'  (Psalmen  46: 1 1) . 

Is  dit  een  gevaarlijke  tijd?  Jazeker. 
Maar  we  hoeven  niet  bang  te  zijn.  We 
kunnen  thuis  en  in  ons  hart  gemoeds- 
rust hebben.  We  kunnen  allemaal  een 
goede  invloed  in  de  wereld  zijn. 

Moge  de  almachtige  God  ons  ze- 
genen en  ons  helpen  in  de  onzekere 
dagen  die  voor  ons  liggen.  Mogen  wij 
met  onfeilbaar  geloof  naar  Hem  op- 
kijken. Mogen  wij  op  zijn  geliefde 
Zoon  vertrouwen,  die  onze  grote  Ver- 
losser is,  in  leven  of  de  dood,  is  mijn 
gebed  in  zijn  heilige  naam,  ja,  de 
naam  van  Jezus  Christus.  Amen.  □ 


L  I  A  H   O  N  A 
86 


Zondagmiddagbijeenkomst 

7  oktober  2001 


De  teruggekeerde 
zendeling 


Ouderling  L.  Tom  Perry 

van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 


'Wij  hebben  een  koninklijk  leger  van  teruggekeerde  zendelingen 
nodig  die  weer  in  dienst  gaan. ' 


uitnodiging  om  tot  Hem  te  komen 
en  de  vruchten  van  het  evangelie  te 
proeven.  Het  was  uw  voorrecht  om 
in  veel  verschillende  culturen  te  ver- 
keren en  verschillende  talen  te  leren. 
Het  was  ook  een  tijd  om  uw  eigen 
getuigenis  van  de  zending  van  Jezus 
Christus  verder  te  ontwikkelen. 

Het  was  mij  altijd  een  eer  om  in 
de  loop  der  jaren  te  spreken  met  u, 
teruggekeerde  zendelingen  —  velen 
van  u  willen  terugkeren  en  de  men- 
sen bezoeken  die  u  mocht  dienen.  U 
vertelt  graag  over  uw  ervaringen  in 
het  zendingsveld.  In  uw  huwelijks- 
aankondigingen  en  cv's  neemt  u  een 
regel  op  waaruit  blijkt  dat  u  een  te- 
ruggekeerd zendeling  bent.  Hoewel 
u  geen  naamplaatje  meer  draagt, 
wilt  u  graag  aangeven  dat  u  de  Heer 
als  zendeling  gediend  hebt.  En  be- 
langrijker nog:  u  hebt  dierbare  her- 
inneringen omdat  u  de  vreugde  van 
dienstbetoon  in  het  evangelie  ont- 
dekt hebt. 

Uit  vele  gesprekken  met  u  heb  ik 
vernomen  dat  de  aanpassing  die  no- 
dig is  bij  het  verlaten  van  het  zen- 
dingsveld en  het  terugkeren  in  de 
wereld  die  u  had  achtergelaten, 
soms  moeilijk  is.  Misschien  vonden 
velen  van  u  het  moeilijk  om  de 
geest  van  het  zendingswerk  levend 
te  houden  zodra  u  geen  voltijdzen- 
deling van  De  Kerk  van  Jezus  Chris- 
tus van  de  Heiligen  der  Laatste 
Dagen  meer  was. 


Vanmiddag  wil  ik  tot  een  bij- 
zondere groep  mensen  spre- 
ken. De  afgelopen  vele  jaren 
zijn  honderdduizenden  van  u  terug- 
gekeerd van  een  voltijdzending.  Ie- 
der van  u  heeft  gehoor  gegeven  aan 
dezelfde  oproep  die  de  Heiland  zijn 
discipelen  gegeven  heeft: 

'Gaat  dan  henen,  maakt  al  de 
volken  tot  mijn  discipelen  en  doopt 
hen  in  de  naam  des  Vaders  en  des 
Zoons  en  des  Heiligen  Geestes  en 
leert  hen  onderhouden  al  wat  Ik  u 
bevolen  heb.  En  zie,  Ik  ben  met  u  al 
de  dagen  tot  aan  de  voleinding  der 
wereld'  (Matteüs  28:19-20). 

Het  was  uw  voorrecht  om  in  vele 
delen  van  de  wereld  de  boodschap 
van  de  Heiland  uit  te  dragen 


een 


Ik  wil  enkele  suggesties  doen. 

Een  van  de  sterkste  herinnerin- 
gen die  ik  heb  aan  de  tijd  dat  ik  zen- 
deling was,  is  hoe  dicht  ik  door 
geregeld  gebed  tot  de  Heer  kwam. 
Destijds  was  er  het  Mission  Home 
aan  State  Street  in  Salt  Lake  City. 
Het  was  een  groot  huis  dat  was  om- 
gebouwd tot  opleidingscentrum  voor 
zendelingen.  Het  had  grote  slaapka- 
mers met  wel  tien  bedden  per  kamer. 
We  arriveerden  op  zaterdagavond. 

De  week  voordat  ik  op  zending 
ging,  was  een  opwindende  tijd.  Er 
waren  veel  feesten  en  afscheidsfui- 
ven.  Ik  ben  bang  dat  ik  niet  erg 
goed  uitgerust  was,  en  ook  niet  erg 
goed  voorbereid  op  de  training  die 
ik  in  het  opleidingscentrum  zou  ont- 
vangen. Aan  het  eind  van  de  avond 
van  onze  eerste  dag  in  het  oplei- 
dingscentrum was  ik  erg  moe. 
Wachtend  op  de  andere  zendelingen 
die  zich  klaarmaakten  om  naar  bed 
te  gaan,  ging  ik  op  bed  liggen  en  viel 
prompt  in  slaap.  Maar  ik  werd  in 
mijn  slaap  gestoord  door  het  gevoel 
dat  ik  omsingeld  was.  Toen  ik  wak- 
ker werd,  hoorde  ik  dat  er  een  ge- 
bed werd  uitgesproken.  Ik  deed  mijn 
ogen  open  en  zag  tot  mijn  verbazing 
dat  alle  zendelingen  in  mijn  slaapka- 
mer rond  mijn  bed  knielden  en  de 
dag  besloten  met  een  gebed.  Ik  deed 
mijn  ogen  snel  weer  dicht  en  deed 
net  alsof  ik  sliep.  Ik  schaamde  me  te 
erg  om  uit  bed  te  komen  en  me  bij 
hen  te  voegen.  Hoewel  mijn  eerste 
ervaring  met  bidden  als  zendeling  er 
een  was  die  mij  in  verlegenheid 
bracht,  was  dit  het  begin  van  twee 
geweldige  jaren  waarin  ik  de  Heer 
geregeld  aanriep  om  leiding. 

Gedurende  mijn  zending  bad  ik 
aan  het  begin  van  elke  ochtend  met 
mijn  collega.  Dat  proces  herhaalde 
zich  elke  avond  voor  het  naar  bed 
gaan.  We  spraken  een  gebed  uit 
voordat  we  gingen  studeren,  voor- 
dat we  onze  kamer  verlieten  om 
langs  de  deuren  te  gaan  en  natuur- 
lijk waren  er  de  bijzondere  gebeden 
als  we  leiding  nodig  hadden  in  ons 
zendingswerk.  De  frequentie  van 
onze  verzoeken  aan  onze  hemelse 
Vader  gaf  ons  de  kracht  en  de  moed 
om  door  te  gaan  met  het  werk  waar- 
toe wij  geroepen  waren.  Er  kwamen 


JANUARI 
87 


2  0  0  2 


ook  antwoorden,  soms  op  een  verba- 
zend directe  en  positieve  wijze.  De 
leiding  van  de  Heilige  Geest  leek 
veel  sterker  te  worden  naarmate  we 
de  Heer  per  dag  vaker  om  leiding 
verzochten. 

Als  ik  terugkijk  op  mijn  leven  na 
mijn  zending,  dan  besef  ik  dat  er  pe- 
rioden waren  waarin  ik  in  staat  was 
om  net  zo  dicht  bij  de  Heer  te  blij- 
ven als  in  het  zendingsveld.  Maar  er 
waren  ook  perioden  waarin  de  we- 
reld naar  binnen  leek  te  sluipen  en 
ik  minder  consequent  en  getrouw 
was  in  mijn  gebeden. 

Zou  dit  niet  een  goede  tijd  zijn 
voor  wat  zelfevaluatie  om  vast  te 
stellen  of  we  nog  steeds  dezelfde  fijne 
band  met  onze  Vader  in  de  hemel 
hebben  die  we  in  het  zendingsveld 
hadden?  Als  de  wereld  ons  heeft  af- 
geleid van  de  gewoonte  van  het  ge- 
bed, dan  zijn  we  een  grote  geestelijke 
kracht  kwijtgeraakt.  Misschien  is  het 
tijd  om  onze  zendingsgeest  opnieuw 
te  laten  ontbranden  door  vaker,  con- 
sequenter en  vuriger  te  bidden. 

De  volgende  dierbare  herinnering 
die  ik  als  zendeling  heb,  is  die  van 
dagelijkse  schriftstudie.  De  discipline 
van  het  volgen  van  een  schema  voor 
schriftstudie  om  het  evangelie  te 
leren  kennen,  was  een  geweldige, 


f 


lonende  ervaring.  De  kennis  van  de 
leringen  in  de  Schriften  ontvouwde 
zich  op  een  heerlijke  manier  door  in- 
dividuele studie.  Ik  herinner  me  dat 
ik  me  als  zendeling  verwonderde 
over  de  compleetheid  van  het  plan 
dat  de  Heer  had  voor  zijn  kinderen 
hier  op  aarde,  en  hoe  Hij  in  alle  be- 
delingen des  tijds  de  profeten  had 
geïnspireerd  om  op  te  tekenen  wat 
Hij  had  gedaan.  Zijn  woorden  zijn  al- 
tijd positief  en  openhartig,  en  ze  ont- 
hullen welke  zegeningen  men  krijgt 
door  zijn  wet  en  zijn  levenswijze  te 
volgen. 

We  hadden  elke  dag  ook  een  uur 
of  langer  gezamenlijke  studie.  Als  je 
met  twee  paar  ogen  naar  de  leerstel- 
lingen van  het  koninkrijk  kijkt,  lijkt 
dat  je  begrip  ervan  te  vermenigvuldi- 
gen, We  lazen  samen,  en  bespraken 
dan  wat  we  ervan  geleerd  hadden. 

Ons  verstand  werd  helderder 
door  dagelijks  individuele  en  geza- 
menlijke studie  te  hebben.  Boven- 
dien kregen  we  er  een  betere  band 
door  als  collega's,  en  vergrootten  we 
er  ons  begrip  van  de  leerstellingen 
van  het  koninkrijk  mee. 

Als  wij  het  zendingsveld  verlaten, 
hebben  we  geen  collega  meer  om 
ons  te  helpen  met  de  discipline  van 
onze  studiegewoonten,  maar  dat  wil 
niet  zeggen  dat  we  er  maar  mee  op 
moeten  houden.  Zou  het  niet  fijn 
zijn  om  na  onze  terugkeer  thuis  da- 
gelijks samen  met  onze  huisgenoten 
schriftstudie  te  doen.  En  kunnen  we, 
als  we  het  ouderlijk  huis  verlaten 
hebben,  niet  onze  kamergenoten  en 
vrienden  uitnodigen  om  samen  met 
ons  te  studeren?  Als  we  er  een  ge- 
woonte van  zouden  maken  om  gere- 
geld een  studieklas  te  houden, 
zouden  de  leerstellingen  van  het  ko- 
ninkrijk ons  duidelijk  in  gedachten 
blijven  en  zouden  ze  een  duidelijk 
contrast  vormen  met  de  voortduren- 
de storingen  door  wereldse  zorgen. 
Vanzelfsprekend  hebben  we  na  ons 
huwelijk  een  eeuwige  partner  om  de 
evangelieleringen  mee  te  bestuderen 
en  te  bespreken.  De  Schriften  zijn  er 
altijd  om  ons  begrip  van  het  doel 
van  dit  leven  te  vergroten  en  van 
wat  wij  moeten  doen  om  het  leven 
bevredigender  en  lonender  te  ma- 
ken. Houd  alstublieft  de  gewoonte 


van  geregelde  individuele  en  geza- 
menlijke schriftstudie  aan. 

Herinnert  u  zich  de  vreugde  die 
we  voelden  toen  we  iemand  in  het 
evangelie  onderwezen  die  zijn  leven 
lang  deze  leringen  niet  had  gekend; 
de  opwinding  die  we  voelden  door 
in  de  wet  van  de  Heer  te  onderwij- 
zen, en  de  zegeningen  die  we  kregen 
door  Hem  te  volgen?  Kunt  u  ooit  de 
vreugde  vergeten  van  uw  eerste 
doop  in  het  zendingsveld? 

In  mijn  tijd  waren  de  kerken  nog 
niet  van  een  doopvont  voorzien. 
Mijn  eerste  doopdienst  werd  gehou- 
den bij  de  rivier  de  Scioto  in  de  staat 
Ohio.  Het  was  een  koele  herfstdag 
en  het  water  leek  nog  kouder  dan  de 
lucht.  Ik  herinner  me  de  schok  toen 
ik  de  koude  rivier  in  waadde  en  mijn 
onderzoeker  aanmoedigde  om  me  te 
volgen.  Maar  de  koude  van  de  lucht 
en  het  water  verdwenen  al  gauw 
toen  ik  de  verordening  van  de  doop 
bediende.  Ik  zal  nooit  het  stralende 
gezicht  vergeten  van  degene  die  uit 
de  wateren  der  doop  kwam. 

Maar  het  zijn  niet  alleen  voltijd- 
zendelingen die  de  kans  krijgen  in 
het  evangelie  te  onderwijzen  en  te 
dopen.  Ik  vraag  me  af  waarom  we 
het  vuur  van  het  zendingswerk  la- 
ten doven  als  we  terugkeren  naar 
onze  dagelijkse  activiteiten  in  de 
wereld? 

Er  is  nog  nooit  een  tijd  geweest  in 
de  geschiedenis  van  de  mensheid 
waarin  we  beter  in  staat  zijn  geweest 
om  de  kinderen  van  onze  Vader  in  de 
hemel  die  hier  op  aarde  wonen  in  het 
evangelie  te  onderwijzen.  En  ze  lijken 
het  nu  harder  nodig  te  hebben  dan 
ooit.  We  zien  dat  het  geloof  afneemt. 
We  zien  een  toename  in  liefde  voor 
wereldsheid  en  een  verval  van  zede- 
lijke waarden,  die  beide  verdriet  en 
wanhoop  veroorzaken.  Wij  hebben 
een  koninklijk  leger  van  teruggekeer- 
de zendelingen  nodig  die  weer  in 
dienst  gaan.  Hoewel  zij  niet  het 
naamplaatje  van  een  voltijdzendeling 
zouden  dragen,  zouden  ze  dezelfde 
vastbeslotenheid  en  vastberadenheid 
hebben  om  het  licht  van  het  evange- 
lie te  brengen  aan  een  wereld  die  met 
moeite  haar  weg  vindt. 

Ik  roep  u,  teruggekeerde  zende- 
lingen, op  om  u  hernieuwd  toe  te 


L  I  A  H  O  N  A 
88 


Conferentiegangers  genieten  van  het  uitzicht  op  het  balkon  en  plaza  van  het  Conferentiecentrum. 


wijden,  om  het  verlangen  en  de 
geest  van  het  zendingswerk  weer  op 
te  pakken.  Ik  roep  u  op  om  eruit  te 
zien  en  u  te  gedragen  als  een  dienst- 
knecht van  onze  Vader  in  de  hemel. 
Ik  bid  om  uw  hernieuwde  vastbeslo- 
tenheid om  het  evangelie  te  verkon- 
digen, zodat  u  actiever  betrokken 
mag  raken  bij  dit  grote  werk  waartoe 
de  Heer  ons  allen  geroepen  heeft.  Ik 
beloof  u  dat  er  grote  zegeningen 
voor  u  zijn  weggelegd  als  u  voort 
blijft  gaan  met  dezelfde  ijver  die  u 
als  voltijdzendeling  had. 

Ik  kreeg  een  aantal  jaren  geleden 
een  telefoontje  van  mijn  zoon  Lee. 
Hij  vertelde  me  dat  mijn  eerste  zen- 
dingscollega bij  hem  was,  en  dat  hij 
graag  een  paar  minuten  met  me  wil- 
de doorbrengen.  Het  was  een  bijzon- 
dere ervaring  om  samen  te  zijn  nadat 
we  elkaar  zoveel  jaren  niet  gezien 
hadden.  Als  zendelingen  hadden  we 
een  nieuw  werkgebied  geopend  in 
een  stad  in  Ohio.  Vanwege  die  op- 
dracht werd  ons  toegestaan  om  tien 


maanden  lang  samen  te  werken.  Hij 
was  mijn  trainer,  mijn  eerste  collega. 
Hij  kwam  uit  een  gezin  waar  hij  de 
waarde  van  hard  werken  had  ge- 
leerd. Het  was  moeilijk  voor  me  om 
hem  bij  te  houden,  maar  in  ons  werk 
groeiden  we  als  collega's  naar  elkaar 
toe. 

En  onze  samenwerking  kwam  na 
die  tien  maanden  nog  niet  tot  een 
einde.  De  Tweede  Wereldoorlog  was 
in  volle  gang  en  toen  ik  terugkeerde 
naar  huis  had  ik  maar  weinig  tijd  om 
me  aan  te  passen  voordat  ik  werd  op- 
geroepen voor  militaire  dienst.  Op 
mijn  eerste  zondag  in  het  opleidings- 
kamp voor  mariniers,  woonde  ik  een 
dienst  van  de  kerk  bij.  Ik  zag  de  ach- 
terkant van  een  hoofd  dat  mij  erg  be- 
kend voorkwam.  Het  was  mijn  eerste 
zendingscollega.  We  brachten  het 
grootste  deel  van  de  volgende  twee 
en  een  half  jaar  samen  door.  Hoewel 
de  omstandigheden  erg  anders  voor 
ons  waren  in  militaire  dienst,  probeer- 
den we  onze  zendelingengewoonten 


aan  te  houden.  We  baden  zo  vaak 
mogelijk  samen.  Als  de  omstandighe- 
den het  toelieten,  hadden  we  geza- 
menlijke schriftstudie.  Ik  herinner  me 
veel  gezamenlijke  studiebijeenkom- 
sten die  we  bij  het  licht  van  een  olie- 
lamp in  mijn  door  granaatscherven 
gehavende  tent  hielden.  Het  gebeur- 
de wel  eens  dat  onze  schriftlezing  on- 
derbroken werd  door  het  geluid  van 
een  luchtalarm.  We  deden  dan  gauw 
onze  lamp  uit,  knielden  samen  neer 
en  sloten  onze  schriftstudie  met  een 
gebed. 

We  waren  allebei  aangesteld  als 
groepsleider  en  we  hadden  nogmaals 
de  kans  om  samen  in  het  heerlijke 
evangelie  van  onze  Heer  en  Heiland 
te  onderwijzen.  We  hadden  meer 
succes  in  het  leger  dan  tijdens  onze 
voltijdzending.  Waarom?  Omdat  we 
ervaren  teruggekeerde  zendelingen 
waren. 

Mijn  bezoek  aan  mijn  eerste  zen- 
dingscollega was  de  laatste  kans  die 
ik  had  om  bij  hem  te  zijn.  Hij  leed 


JANUARI 
89 


2   0  0  2 


aan  een  ongeneeslijke  ziekte  en  over- 
leed enkele  maanden  later.  Het  was 
heerlijk  om  onze  zending  samen  nog 
eens  te  beleven  en  elkaar  te  vertellen 
over  ons  leven  na  onze  zending.  We 
vertelden  elkaar  over  ons  werk  als  lid 
van  bisschappen,  hoge  raden  en  ring- 
presidiums,  en  natuurlijk  schepten  we 
op  over  onze  kinderen  en  onze  klein- 
kinderen. Toen  we  van  ons  weerzien 
zaten  te  genieten,  moest  ik  denken 
aan  iets  wat  in  Alma  17  staat. 

'Nu  geschiedde  het,  toen  Alma 
van  het  land  Gideon  zuidwaarts  reis- 
de naar  het  land  Manti,  dat  hij  tot 
zijn  verwondering  de  zoons  van  Mo- 
siah  ontmoette,  die  naar  het  land 
Zarahemla  trokken. 

'Nu,  deze  zoons  van  Mosiah  wa- 
ren bij  Alma,  toen  de  engel  de  eerste 
maal  aan  hem  verscheen;  daarom 
was  Alma  zeer  verheugd  zijn  broede- 
ren te  zien;  en  wat  zijn  vreugde  nog 
vermeerderde  was,  dat  zij  nog  steeds 
zijn  broederen  in  de  Here  waren;  ja, 
zij  waren  sterk  geworden  in  de  ken- 
nis der  waarheid;  want  zij  waren 
mannen  van  gezond  verstand  en  zij 
hadden  de  Schriften  ijverig  onder- 
zocht, opdat  zij  het  woord  Gods 
mochten  weten. 

'Maar  dit  is  niet  alles;  zij  hadden 
veel  gebeden  en  gevast;  daarom  had- 
den zij  de  geest  der  profetie  en  de 
geest  der  openbaring,  en  wanneer  zij 
leerden,  leerden  zij  met  kracht  en 
gezag  van  God'  (Alma  17:1-3). 

Ik  zou  willen  dat  u  allen  zo'n 
weerzien  zou  kunnen  hebben  als  ik 
met  mijn  eerste  zendingscollega  had; 
dat  u  kon  terugkijken  op  een  tijd 
van  dienstbetoon  waarin  u  ijverig  uw 
tijd  en  uw  talenten  gaf  voor  de  op- 
bouw van  het  koninkrijk  van  onze 
Vader  in  de  hemel.  Als  u  dat  pro- 
beert, beloof  ik  u  dat  het  een  van  de 
fijnste  ervaringen  van  uw  leven  zal 
zijn.  U  bent  een  groot  leger  terugge- 
keerde zendelingen.  Ga  voort  met 
nieuwe  ijver  en  vastberadenheid, 
dan  zal  het  licht  van  het  evangelie 
door  uw  voorbeeld  schijnen  in  deze 
wereld  vol  zorgen.  Het  werk  waarbij 
wij  betrokken  zijn,  is  van  de  Heer. 
God  leeft.  Jezus  is  de  Christus.  Wij 
behoren  tot  zijn  kerk.  Dat  is  mijn  ge- 
tuigenis aan  u  in  de  naam  van  Jezus 
Christus.  Amen.  □ 


Het  zevende  gebod: 


een 


schild 


Ouderling  Neal  A.  Maxwell 

van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 


'Het  bewaren  van  het  zevende  gebod  is  een  onmisbaar  schild.' 
Wanneer  men  dit  schild  laat  zakken  of  verliest,  gaan  de  zo 
onontbeerlijke  hemelse  zegeningen  verloren. ' 


zijn  Jakobs  woorden  over  de  wrange 
gevolgen  van  onzedelijkheid  zowel 
onthullend  als  poëtisch:  'vele  harten 
[zijn]  gedood,  doorstoken  met  diepe 
wonden'  (Jakob  2:35).  Tegenwoordig 
bevinden  wij  ons  onder  zoveel  dolen- 
de gewonden,  en  de  lijst  met  slacht- 
offers blijft  groeien. 

Vandaar  dat  er  met  recht  nadruk 
kan  worden  gelegd  op  geruststellende 
evangeliebeginselen,  bijvoorbeeld  dat 
wie  zich  oprecht  bekeren,  hoewel 
hun  'zonden  als  scharlaken'  zijn,  'wit 
[zullen  worden]  als  sneeuw'  (Jesaja 
1:18).  Maar  de  rigide  vereisten  en  de 
rijke  beloningen  van  bekering  zijn 
niet  het  thema  van  deze  toespraak. 
Evenmin  zal  ik  de  loftrompet  steken 
over  de  vele  heldhaftige  jongeren  en 
volwassenen  die  kuis  en  trouw  zijn  — 
hoewel  bijvoorbeeld  een  steeds  klei- 
ner deel  van  de  Amerikaanse  samen- 
leving nog  gelooft  dat  seks  vóór  het 
huwelijk  verkeerd  is.  Bijval  derhalve 
voor  wie  geloof  tot  gehoorzaamheid  aan 
de  geboden  hebben,  en  evengoed  een 
hartverwarmende  groet  aan  wie,  na 
overtreding  van  geboden,  'geloof  tot 
bekering'  (Alma  34:15;  cursivering 
toegevoegd)  hebben  geoefend. 

Laat  er  geen  misverstand  over  be- 
staan, onkuisheid  en  ontrouw  hebben 
ernstige  gevolgen,  zoals  de  schokken- 
de, niet  af  te  schudden,  resultaten 
van  seks  vóór  het  huwelijk,  zoals  bui- 
tenechtelijke kinderen,  maar  ook 
ziekte  en  uiteengeslagen  gezinnen. 
Zoveel  huwelijken  hangen  aan  een 


Met  u,  broeders  en  zusters, 
heb  ik  andermaal  waarde- 
ring voor  de  profetische 
bediening  van  president  Hinckley.  Ik 
getuig  dat  hem  heel  lang  geleden 
een  voorsterfelijke  ordening  ten  deel 
is  gevallen,  en  we  zijn  daar  blij  om. 

Ik  voel  dezelfde  tegenzin  die  Jak- 
ob  kenbaar  maakte  toen  hij  schreef 
over  de  problemen  van  onkuisheid 
en  ontrouw,  de  overtreding  van  wat 
sommigen  het  zevende  gebod  noe- 
men. Bezorgd  omdat  zijn  toehoor- 
ders gevoelens  hadden  'die  uitermate 
teder  en  kuis  en  fijngevoelig'  waren, 
wilde  Jakob  niet  'de  wonden  (...) 
vergroten  van  hen,  die  reeds  gewond 
[waren]',  maar  hen  in  plaats  daarvan 
troost  brengen  en  hun  wonden  gene- 
zen. (Zie  Jakob  2:7,  9.)  Niettemin 


L  I  A  H   O   N  A 
90 


zijden  draadje  of  zijn  al  geknapt.  Deze 
stille  maar  diepe  crisis  coëxisteert  met 
de  ergerlijke  internationale  crises  van 
onze  tijd,  met  inbegrip  van  oorlog. 
Jezus  heeft  over  de  laatste  dagen  ge- 
sproken, waarin  'radeloze  angst  onder 
volken'  zou  zijn  en  hoe  alles  in  beroe- 
ring zou  zijn.  (Lucas  21:25;  zie  ook 
LV  88:91;  45:26.) 

Daarom  is  het  bewaren  van  het 
zevende  gebod  een  onmisbaar  schïldl 
Wanneer  men  dit  schild  laat  zakken 
of  verliest,  gaan  de  zo  onontbeerlijke 
hemelse  zegeningen  verloren.  Geen 
individu  of  volk  kan  lang  voorspoe- 
dig zijn  zonder  die  zegeningen. 

Het  is  vreemd  dat  men  zich  in 
een  tijd,  waarin  men  zich  lijkt  bezig 
te  houden  met  het  krijgen  van  waar 
men  recht  op  heeft,  zo  weinig  druk 
maakt  over  het  veiligstellen  van  he- 
melse zegeningen.  In  plaats  daarvan, 
heeft  een  afnemend  geloof  in  de  on- 
sterfelijkheid ertoe  geleid  dat  men  in 
toenemende  mate  de  onzedelijkheid 
aanhangt,  waardoor  velen  zijn  weg- 
geleid, doordat  hun  gezegd  is  'dat  bij 
de  dood  van  de  mens  alles  [eindigt]' 
(Alma  30:18).  Confronterend  was 
de  uitspraak  van  een  Japans  denker, 
nadat  hij  onze  genotzuchtige,  wes- 
terse samenleving  had  beschouwd: 

'Als  er  niets  na  de  dood  is,  is  er  ook 
niets  verkeerd  aan  om  zich  geheel 
over  te  geven  aan  pleziertjes  in  de 
korte  tijd  dat  iemand  nog  te  leven 
heeft.  Het  verlies  van  geloof  in  de 
"andere  wereld"  heeft  de  moderne 
Westerse  maatschappij  opgezadeld 
met  een  fataal,  moreel  probleem. 
(Takeshi  Umehara,  'The  Civilization 
of  the  Forest:  Ancient  Japan  Shows 
Postmodernism  the  Way',  At  Century's 
End,  onder  redactie  van  Nathan  E 
Gardels  [1995],  blz.  190.) 

Daarom  houdt  een  goed  burger- 
schap onder  meer  in  dat  men  het 
ondubbelzinnige  verschil  ziet  tussen 
het  begeren  van  iemands  naaste  en 
het  liefhebben  van  iemands  naaste! 
Matthew  Arnold  merkte  terecht  op 
dat  hoewel  'de  natuur  zich  niet  be- 
zighoudt met  kuisheid,  (...)  de  men- 
selijke natuur  (...)  zich  er  veel 
gelegen  aan  laat  liggen.'  (Philistinism 
in  England  and  America,  deel  10 
van  The  Complete  Prose  Works  of 
Matthew  Arnold,  onder  redactie  van 


Bij  de  lofzangen  kunnen  de  aanwezigen  even  staan  en  actief  deelnemen 
aan  de  conferentiebijeenkomsten. 


R.  H.  Super  [1974],  blz.  160.)  Daar- 
aan voeg  ik  toe:  de  goddelijke  na- 
tuur laat  zich  er  oneindig  meer  aan 
gelegen  liggen! 

De  invloedrijke  tendensen  van  de 
natuurlijke  mens  staan  onwelwillend 
tegenover  het  zevende  gebod,  en 
zijn  in  zichzelf  'vleselijk,  natuurlijk 
en  duivels'  en  zelfvernietigend.  (Mo- 
siah  16:3;  zie  ook  Mosiah  3:19;  Mo- 
zes  5:13.)  Als  deze  drie  woorden  te 
hard  klinken,  neem  dan  het  vreselij- 
ke doel  van  de  tegenstander  in  over- 
weging: 'Hij  tracht  alle  mensen  even 
ellendig  te  maken  als  hij  zelf  is.' 
(2  Nephi  2:27.)  Misère  houdt  echt 
van  gezelschap! 

Een  van  de  beste  manieren  waar- 
op we  ons  kunnen  ontdoen  van  'de 
natuurlijke  mens'  is  hem  uit  te  hon- 
geren (Mosiah  3:19).  Verzwakt  is  hij 
gemakkelijker  af  te  stoten.  Anders  zal 
hij  erop  staan  dat  zijn  kaartje  wordt 
geknipt  op  elk  station  waar  de  verlei- 
dingstrein  tot  stilstand  komt.  Helaas 
is  de  natuurlijke  mens  meestal  niet 
gevoelig  voor  correctieve  woorden, 
omdat  begeerten  het  woord  'verstik- 
ken'. (Zie  Marcus  4:19.) 

Het  is  betreurenswaardig  dat  de 


overtreding  van  het  zevende  gebod 
zoveel  makkelijker  wordt  gemaakt 
door  slimme  sofisten  die  sommigen 
wijsmaken  dat  wat  men  ook  doet 
'geen  misdaad'  is  (Alma  30:17).  Som- 
migen spitsen  dan  hun  oren,  omdat 
ze  in  feite  slechts  hunkeren  naar  een 
zweem  van  waarheid.  Daarom  laten 
ze  hun  oren  hangen  naar  lieden  die 
de  scherpgekante,  lastige  geboden 
proberen  af  te  stompen.  (2  Timoteüs 
4:3).  Niettemin  blijft  de  spreuk,  'Wie 
overspel  pleegt  (...),  is  verstandeloos' 
(Spreuken  6:32).  Weer  anderen  ne- 
geren de  geboden,  omdat  zij  door  an- 
dere zaken  in  beslag  worden 
genomen.  Dostojevski  legt  een  van 
zijn  karakters  in  de  mond:  'De  eeu- 
wen zullen  voorbijgaan,  en  het  mens- 
dom zal  verkondigen  bij  monde  van 
hun  sagen  dat  er  geen  misdaad  is,  en 
daarom  geen  zonde;  er  is  alleen  hon- 
ger.' (Fiodor  Michailovitsj  Dostojevs- 
ki, De  broeders  Karamasov ,  uit  de 
vertaling  van  Constance  Garnett 
[1952],  blz.  130-131.) 

De  tegenstander  heeft  ook  het 
recht  op  privacy  op  de  spits  gedre- 
ven, en  daarmee  de  individuele  ver- 
antwoordelijkheid  verder  op  de 


JANUARI 
91 


2   0  0  2 


helling  gezet!  Want  is  het  niet  zo  dat 
iemand  zich  op  de  computer  met 
een  paar  klikken  van  de  muis,  snel 
en  ongehinderd,  zonder  door  de  pas- 
poortcontrole te  hoeven  gaan,  op 
vijandelijk  terrein  kan  begeven, 
waarna  de  enige  overgebleven  be- 
lemmering de  controlepost  van  een 
afgestompt  geweten  is? 

Maar  God  heeft  geen  twee  stellen 
tien  geboden,  een  voor  binnen  en 
een  voor  buiten!  Noch  zijn  er  twee 
erkende  wegen  naar  bekering.  Een 
weekendje  doorbrengen  in  spijt  kan 
enige  'droefheid  van  de  verdoemden' 
teweegbrengen,  maar  niet  de  'grote 
verandering'  die  de  'droefheid  naar 
Gods  wil'  produceert.  (Mormon 
2:13;  Mosiah  5:2;  Alma  5:13-14;  zie 
ook  2  Korintiërs  7:10.) 

Ja,  het  staat  ons  stervelingen  vrij 
om  te  kiezen.  Ja,  er  is  een  oorlog  uit- 
gevochten in  de  hemel  om  onze  keu- 
zevrijheid veilig  te  stellen.  Maar  hier 
onder  de  hemelen  wordt  vaak  zon- 
der slag  of  stoot  afstand  gedaan  van 
die  grote  gave  van  keuzevrijheid! 

Er  zijn  zoveel  manieren  waarop 
wij  het  schild  van  het  zevende  ge- 
bod stevig  op  zijn  plaats  kunnen 
houden.  Zo  is  het  bijvoorbeeld  veel- 
zeggend dat  de  val  van  David,  ge- 
deeltelijk althans,  in  de  hand  werd 
gewerkt  door  plichtsverzuim:  'In  het 
daaropvolgende  jaar,  ten  tijde,  dat 
de  koningen  plegen  ten  strijde  te 
trekken,  (...)  [bleef  David]  in  Jeru- 
zalem' (2  Samuël  11:1).  Toen  kwam, 
zoals  u  weet,  de  begerige  blik  vanaf 
het  dak  en  al  het  verdriet  dat  daarop 
volgde.  Vandaar  dat  in  de  instructie 
'Staat  daarom  in  heilige  plaatsen' 
het  vermijden  van  vergenoegd  ver- 
pozen impliciet  is.  (LV  87:8;  zie  ook 
Matteüs  24:15.) 

Wie  een  leven  van  geluk  leiden 
(zie  2  Nephi  5:27),  ontwikkelen  ook 
een  beschermend,  geestelijk  leven. 
Dat  komt  tot  uiting  in  fatsoenlijke 
kleding,  taal,  humor  en  muziek, 
waarmee  ze  de  signalen  van  onwrik- 
baar discipelschap  afgeven.  (Zie 
Spreuken  23:7.) 

Tevens  moet  men  ervoor  waken, 
ter  vermijding  van  latere  moeilijkhe- 
den, dat  men  de  zonden  waarvan 
men  zich  niet  bekeerd  heeft,  mee- 
neemt naar  een  nieuw  huwelijk, 


waardoor  de  echtelieden  vanaf  het 
begin  al  een  'ongelijk  span'  vormen 
(2  Korintiërs  6:14).  Evenzo  kunnen 
man  en  vrouw  zich  welbewust  wape- 
nen tegen  verwijdering  door  niet  te 
verslappen  in  hun  wederzijdse  loyali- 
teit en  ervoor  te  waken  dat  zij  zich 
niet  laten  meesleuren  door  de  sterke 
stromingen  die  hen  naar  de  water- 
vallen zullen  wegvoeren.  Evenzeer 
moet  het  stagnerende  moeras  van 
zelfmedelijden  vermeden  worden. 
Daar  eenmaal  in  terechtgekomen  is 
het  geen  kunst  elk  restant  aan  ver- 
antwoordelijkheidszin weg  te  rede- 
neren, om  zo  de  inperkingen  die 


zowel  het  geweten  als  de  verbonden 
opleggen,  aan  de  kant  te  schuiven, 
met  als  doel  'voor  rechtvaardig 
[door  te  gaan]  voor  de  mensen, 
maar  (...)  wat  hoog  is  bij  mensen,  is 
een  gruwel  voor  God'  (Lucas  16:15). 
Het  doorzien  van  de  bedrieglijke 
spiraal  van  sensualiteit  is  nog  een 
onmisbare  preventieve  maatregel. 
Zo  hebben  sommigen  die  het  zeven- 
de gebod  bespotten  met  hun  onze- 
delijke leefstijl  bijvoorbeeld  veel 
weg  van  Kaïn,  die  verklaarde:  Tk 
ben  vrij'  (Mozes  5:33),  nadat  hij, 
door  Abel  te  doden,  het  zesde  ge- 
bod had  overtreden.  Een  dergelijke 


A  H  O   N  A 

92 


verkeerde  denkwijze  over  vrijheid 
roept  de  waarschuwende  woorden 
van  Petrus  voor  de  geest:  '(•••)  door 
wie  men  overmeesterd  is,  diens 
slaaf  is  men.'  (2  Petrus  2:19;  zie  ook 
2  Nephi  2:26-30.)  Zeker,  luidruch- 
tige zielen  zullen  zelfs  vrolijkheid 
te  midden  van  slavernij  en  zonde 
voorwenden,  maar  een  andere 
spreuk  is  hier  van  toepassing:  'Ook 
onder  het  lachen  kan  het  hart  pijn 
lijden  en  het  einde  der  vreugde  [is] 
kommer'  (Spreuken  14:13). 

In  een  tijdperk  waarin  men  te- 
rechtstaat op  waarheidsgetrouwe  re- 
clame, zijn  bepaalde  misleidende 
benamingen  een  belediging  van  het 
gezond  verstand:  XTC  moet  ellende 
heten;  een  houseparty  is  niet  meer 
dan  somber  gesol  uitgebraakt  door 
dolgedraaide  zinnelijkheid.  Sommige 
fuifnummers  hebben  bijvoorbeeld  de 
dwaze  notie  dat  een  beetje  obsceen 
gedans  geen  kwaad  kan.  Zij  zondigen 
'niet  onwetend'  (3  Nephi  6:18). 
Door  de  vijand  te  imiteren  en  te  on- 
derschatten, blameren  zij  uiteindelijk 
zichzelf  en  terzelfder  tijd  brengen  zij 
hun  vrienden  in  verwarring  en  stel- 
len hen  bovendien  teleur! 

Heeft  u  zich  ooit  afgevraagd  waar- 
om de  sensuele  scène  zo  vaak  gebruik 
maakt  van  flikkerende,  fluoresceren- 
de verlichting?  Of  waartoe  al  die  ge- 
kunstelde glitter  dient?  Of  waarom 
die  luide  maskerade  doorgaat  voor 
muziek?  Omdat  het  kwaad,  bevreesd 
voor  de  dageraad,  niet  bestand  is  te- 
gen de  kritische  blik  van  de  heldere 
waarheid,  noch  kan  het  tegen  de  stil- 
le bespiegelingen  van  een  gewetens- 
volle zelfanalyse! 

En  zo  worden  de  smaakknoppen 
van  de  ziel  gedood  door  al  die  de- 
sensitiserende  drumritmes  die  de  le- 
gitieme behoeftes  van  erbij  willen 
horen  en  liefde  illegaal  uitbuiten, 
doordat  zowel  roofdier  als  prooi, 
treurig  genoeg,  'gevoelloos'  zijn  ge- 
worden. (1  Nephi  17:45;  Efeziërs 
4:19;  Moroni  9:20.) 

Henry  Fairlie  heeft  geschreven  dat 
'men  bij  een  wellustig  persoon  meest- 
al een  afgrijselijk  zwart  gat  in  het 
centrum  van  zijn  leven  zal  vinden.' 
(Henry  Fairlie,  The  Seven  Deadly  Sins 
Today  [1978],  blz.  187.)  En  toch  pra- 
ten sommige  naïeve  jongeren  over 


'het  laten  vollopen  van  hun  heupfles' 
die  leeg  zal  blijken  te  zijn  met  uitzon- 
dering van  wat  overgebleven  zand  en 
kiezels  van  toxische  herinneringen. 
'Wellust',  zo  schreef  Fairlie  ook,  'is 
niet  geïnteresseerd  in  zijn  metgezel- 
len, maar  alleen  in  de  bevrediging 
van  zijn  eigen  begeerten.  (...)  Wel- 
lust sterft  bij  de  volgende  dageraad, 
en  als  hij  's  avonds  terugkeert  op 
zoek  naar  meer,  wist  hij  zichzelf  in 
zijn  verleden.'  (The  Seven  Deadly  Sins 
Today,  blz.  175.) 

In  welke  verschijning  hij  zich  ook 
voordoet,  wellust  is  geen  vervanging 
van  liefde;  hij  verstikt  in  feite,  broe- 
ders en  zusters,  de  ontwikkeling  van 
echte  liefde,  waardoor  de  liefde  van 
velen  verkilt.  (Zie  Matteüs  24:12.) 
Daarom  verbaast  het  ons  niet  dat 
ons  gezegd  is  'al  [onze]  lusten  te  be- 
teugelen, opdat  [wij]  van  liefde  ver- 
vuld [mogen]  zijn'  (Alma  38:12). 
Anders  nemen  binnensij pelende  lus- 
ten de  beschikbare  ruimte  in  de  ziel 
in,  en  een  dubbele  bezetting  is  niet 
mogelijk. 

Voorheen  had  men  in  de  maat- 
schappij vaak  de  beschikking  over 
nuttige,  hoewel  subtiele,  evenwich- 
tige en  inperkende  mechanismen  — 
zoals  gezin,  kerk  en  school  —  om 
buitensporig  gedrag  in  toom  te  hou- 
den. Maar  nu  zijn  sommige  van 
die  mechanismen  maar  al  te  vaak 
opgeheven,  defect  of  buiten  werking 
gesteld. 

Bovendien  worden  de  genoemde 
trends  verder  in  het  zadel  geholpen 
doordat  men  er  tegenwoordig  wel 
voor  past  om  iemand  om  welk  kwaad 
dan  ook  te  veroordelen  —  zolang  hij 
daarnaast  maar  iets  doet  dat  prijzens- 
waardig is.  Mussolini  liet  per  slot  van 
rekening  wel  de  treinen  op  tijd  rij- 
den. Overtreders  van  het  zevende  ge- 
bod kunnen  zeer  wel  een  nuttige 
bijdrage  leveren,  maar  ze  betalen  wel 
een  verborgen,  hoge  prijs.  (Zie  Alma 
28:13.)  Over  koning  Morianton  le- 
zen we:  'En  hij  handelde  rechtvaardig 
met  het  volk,  maar  niet  met  zichzelf, 
wegens  zijn  vele  hoererijen'  (Ether 
10:11.)  Hoewel  kennelijk  een  eerlijk 
koning,  die  zonder  aanzien  des  per- 
soons  regeerde,  respecteerde  hij  zich- 
zelf niet!  De  wonden  die  hij  zichzelf 
had  toegebracht,  werden  gemaskeerd 


door  ornamentele  rijkdom  en  praal- 
gebouwen.  (Zie  Ether  10:12.) 

Al  het  voorgaande  stemt  dusda- 
nig tot  ernst  dat  wat  nu  volgt  wel  ge- 
zegd moet  worden,  en  daarbij  aarzel 
ik  geen  moment.  Uit  de  openbarin- 
gen blijkt  duidelijk  dat  de  onbekeer- 
lijke zondaren,  evenredig  aan  hun 
eigen  zonden,  'moeten  (...)  lijden 
zoals  [Jezus] ,  omdat  zij  op  zekere  dag 
de  volle  gerechtigheid  van  God  zul- 
len ervaren.  (Zie  LV  19:16-18.)  Bo- 
vendien zullen  zij  die  op  welke 
manier  dan  ook  bij  voortduring  dit 
vaak  van  drugs  doordrenkte  drama 
van  onzedelijkheid  bevorderen  en 
intensiveren  —  hetzij  als  promotor, 
afgever  van  vergunningen,  beheer- 
der of  profiteur  —  dan  alle  ellende 
onder  ogen  zien  en  voelen  die  zij  ve- 
len hebben  aangedaan! 

Ten  slotte,  broeders  en  zusters,  op 
bepaalde  tijden  en  onder  bepaalde 
omstandigheden,  vergt  het  discipel- 
schap van  ons  dat  we  er  alleen  voor 
staan!  Onze  bereidwilligheid  dat  te 
doen,  hier  en  nu,  is  in  overeenstem- 
ming met  de  geknielde  Christus, 
daar  en  toen,  in  Getsemane.  In  de 
afronding  van  de  verzoening  'was 
[er  niemand]  met  [Hem].'  (LV 
133:50;  zie  ook  Matteüs  26:38-45.) 

De  getrouwen  die  bij  hun  stand- 
punt blijven,  zullen  niet  alleen  zijn 
—  althans,  niet  zó  alleen.  Daarom 
was  het  noodzakelijk  dat  de  engel 
die  naar  Getsemane  kwam  om 
Christus  te  sterken,  Hem  verliet. 
(Zie  Lucas  22:43.)  Als  we  het  schild 
des  geloofs  in  God  en  in  zijn  gebo- 
den omhoog  houden,  zullen  zijn  en- 
gelen 'rondom  [ons]  zijn  om  [ons]  te 
bemoedigen'  en  '  [ons]  bewaren'.  (LV 
84:88;  109:22.)  Van  deze  belofte  ge- 
tuig ik.  En  verder  getuig  ik,  in  ter- 
men van  het  weer  in  onze  ziel, 
broeders  en  zusters,  dat  wij  de  baro- 
meterstand aangeven.  Zo  bepalen 
wij  de  mate  van  ons  geluk  in  deze  en 
de  volgende  wereld.  Ook  getuig  ik 
dat  de  naleving  van  Gods  geboden, 
inclusief  het  zevende,  God  ertoe 
noodt  zijn  hand  op  die  van  ons  te 
leggen  bij  het  aangeven  van  de  baro- 
meterstand. Het  is  de  hand  van 
Hem  die  verlangt  ons  alles  te  geven 
wat  Hij  heeft.  (Zie  LV  84:38).  In  de 
naam  van  Jezus  Christus.  Amen.  □ 


JANUARI       2002 
93 


'Het  grote  en 
eerste  gebod' 


Ouderling  Robert  F.  Orton 

van  de  Zeventig 


Al  het  andere  wat  we  doen,  zal  gezien  het  doel  van  ons 
bestaan  van  weinig  eeuwig  belang  zijn  als  we  God  en  onze 
naaste  niet  liefhebben.' 


(...)  en  bid  voor  hen,  die  u  geweld 
aandoen  en  u  vervolgen.'  (3  Nephi 
12:44;  zie  ook  Matteüs  5:44.)  En  Hij 
was  het  die  pleitte  voor  de  soldaten 
die  Hem  kruisigden:  'Vader,  vergeef 
het  hun,  want  zij  weten  niet  wat  zij 
doen'  (Lucas  23:34). 

Ik  heb  vele  jaren  gedacht  dat  lief- 
de een  eigenschap  was.  Maar  het  is 
meer.  Het  is  een  gebod.  In  zijn  ge- 
sprek met  de  rechtsgeleerde,  een  fa- 
rizeeër, zei  Jezus:  'Gij  zult  de  Heer, 
uw  God,  liefhebben  met  geheel  uw 
hart  en  met  geheel  uw  ziel  en  met 
geheel  uw  verstand.  Dit  is  het  grote 
en  eerste  gebod.  Het  tweede,  daar- 
aan gelijk,  is:  Gij  zult  uw  naaste  lief- 
hebben als  uzelf.  Aan  deze  twee 
geboden  hangt  de  ganse  wet  en  de 
profeten.'  (Matteüs  22:36-40;  zie 
ook  Galaten  5:14.) 

President  Hinckley  heeft  gezegd: 
'Liefde  is  als  de  poolster.  Het  is  een 
constante  in  een  veranderende  we- 
reld. Het  is  het  wezen  van  het  evan- 
gelie. (...)  Zonder  liefde  (...)  blijft 
er  weinig  over  om  ons  het  evangelie 
aan  te  bevelen  als  een  manier  van 
leven.'  (Teachings  of  Gordon  B. 
Hinckley,  blz.  319,  317.)  De  apostel 
Johannes  heeft  gezegd:  'God  is  lief- 
de' (1  Johannes  4:8).  Daarom  hangt 
aan  Hem,  de  belichaming  van  liefde, 
de  ganse  wet  en  de  profeten. 

De  apostel  Paulus  heeft  gezegd 
dat  geloof,  het  eerste  evangeliebe- 
ginsel, werkt  door  liefde.  (Zie  Gala- 
ten 5:6).  Wat  een  waardevolle  leer! 


De  laatste  vier  weken  is  de 
aandacht  van  de  hele  wereld 
gevestigd  op  de  weloverwo- 
gen, opzettelijke  en  vernietigende 
terreuracties. 

Haat  is  de  tegenpool  van  liefde. 
Lucifer  is  daarvan  de  belangrijkste 
voorstander  en  beoefenaar,  en  is  dat 
al  sinds  zijn  benadering  van  het  heils- 
plan door  de  Vader  werd  verworpen. 
Hij  gaf  Judas  in  om  Jezus  aan  de  ho- 
gepriesters over  te  leveren  voor  dertig 
zilverstukken.  Hij  is  de  vijand  van  al- 
le rechtschapenheid  en  de  vader  van 
het  conflict,  die  rondgaat  'als  een 
brullende  leeuw,  zoekende  wie  hij  zal 
verslinden'  (1  Petrus  5:8). 

Anderzijds  was  het  Jezus,  door  Ju- 
das overgeleverd  aan  de  hogepries- 
ters, die  zei:  'Hebt  uw  vijanden  lief 


Liefde  is  de  stuwende  kracht  achter 
het  geloof.  Zoals  een  huis  in  de  win- 
ter verwarmd  wordt  door  een  haard- 
vuur, zo  krijgen  we  geloof  door  liefde 
voor  God  en  onze  naaste,  waardoor 
alles  mogelijk  is. 

De  meesten  van  ons  betuigen  hun 
liefde  voor  God.  Ik  heb  gemerkt  dat 
liefde  voor  onze  naaste  het  probleem 
is.  De  term  naaste  omvat  onze  familie, 
collega's,  mensen  die  we  in  de  kerk 
tegenkomen  en  zelfs  de  vijand,  hoe- 
wel we  niet  goedkeuren  wat  die  doet. 
Als  wij  al  die  mensen,  onze  broeders 
en  zusters,  niet  liefhebben,  kunnen 
we  dan  oprecht  zeggen  dat  we  God 
liefhebben?  De  apostel  Johannes 
heeft  gezegd:  'Wie  God  liefheeft, 
moet  ook  zijn  broeder  liefhebben',  en 
ook  heeft  hij  gezegd:  'Indien  iemand 
zegt:  Ik  heb  God  lief,  doch  zijn  broe- 
der haat,  dan  is  hij  een  leugenaar' 
(1  Johannes  4:20-21.)  Liefde  voor 
God  en  onze  naaste  zijn  dus  onaf- 
scheidelijk met  elkaar  verbonden. 

Onze  eeuwige  vooruitgang  is  af- 
hankelijk van  de  mate  waarin  we 
liefhebben.  Het  woordenboek  om- 
schrijft liefde  als  '(...)  onzelfzuchtige, 
loyale  en  oprechte  zorg  voor  het  wel- 
zijn van  elkaar;  genegenheid,  geba- 
seerd op  bewondering,  oprechtheid 
of  wederzijdse  interesses.'  (Longman 
Webster  English  College  Dictionary, 
overseas  edition.)  En  volgens  Moro- 
ni zijn  'de  reine  liefde  van  Christus' 
en  'naastenliefde'  hetzelfde  (Moroni 
7:47).  Het  beste  tonen  we  onze  lief- 
de voor  God  door  zijn  geboden  te 
onderhouden.  En  we  kunnen  onze 
liefde  voor  God  en  onze  naaste  to- 
nen door  menslievende  daden. 

Sta  me  toe  u  twee  voorbeelden  te 
geven.  In  de  bergen  van  Roemenië 
heeft  een  man  zich,  met  zijn  vrouw  en 
twee  kinderen,  in  de  kerk  laten  do- 
pen. Hij  werd  leider  van  zijn  gemeen- 
te; maar  door  financiële  zorgen  en 
spanningen  in  het  gezin  werd  hij  eni- 
ge tijd  inactief.  Toen  hij  weer  actief 
werd,  vertelde  hij  dat  er  iemand,  toen 
hij  bij  zijn  doop  uit  het  water  kwam, 
in  zijn  oor  had  gefluisterd:  'Ik  hou  van 
je'.  Dat  had  nog  nooit  iemand  tegen 
hem  gezegd.  Door  de  herinnering  aan 
die  uiting  van  liefde,  en  de  liefdevolle 
daden  en  uitingen  van  de  leden  van 
zijn  gemeente,  is  hij  teruggekomen. 


L  I  A  H   O   N  A 
94 


Een  aantal  jaren  geleden  raakte 
een  jongeman  betrokken  bij  we- 
reldse aangelegenheden.  Zijn  ou- 
ders hadden  enige  tijd  geen  invloed 
op  hem.  Twee  hogepriesters,  die  bu- 
ren en  leden  van  zijn  wijk  waren, 
maar  niet  specifiek  geroepen  om 
zich  met  hem  te  bemoeien,  sloegen 
met  nog  een  oom  en  anderen  hun 
armen  om  hem  heen  en  sloten 
vriendschap  met  hem.  Ze  begeleid- 
den hem  zodat  hij  weer  actief  werd, 
en  ze  moedigden  hem  aan  zich  op 
een  zending  voor  te  bereiden.  Ze 
zeiden  dat  ze  van  hem  hielden  en 
toonden  dat  door  hun  gedrag. 
Daardoor  veranderde  het  leven  van 
de  jongeman.  Er  is  een  overvloed 
aan  liefde  nodig  en  bereidwillige  sa- 
menwerking om  een  kind  groot  te 
brengen. 

'Niemand  kan  bij  dit  werk  be- 
hulpzaam zijn,  tenzij  hij  ootmoedig 
en  vol  liefde  is  (...)'  (LV  12:8). 
'Dient  elkander  door  de  liefde'  (Ga- 
laten 5:13).  Hulpvaardigheid  is  een 
natuurlijk  gevolg  van  liefde,  en  zo  is 
liefde  een  natuurlijk  gevolg  van 
hulpvaardigheid.  Mannen,  help  uw 
vrouw.  Vrouwen,  help  uw  man. 
Mannen  en  vrouwen,  help  uw  kin- 
deren. En  tot  allen  zeggen  we:  dien 
God  en  uw  naaste.  Als  we  dat  doen, 
zullen  we  gaan  houden  van  degene 
die  we  dienen,  en  zo  gehoorzamen 
we  het  eerste  en  belangrijke  gebod 
om  lief  te  hebben. 

Na  zijn  opstanding  in  Jeruzalem, 
verscheen  Jezus  aan  de  Nephieten  in 
Amerika.  Toen  Hij  hun  over  de 
doop  verteld  had,  waarschuwde  Hij 
voor  boosheid  en  twist:  'En  er  zal 
geen  woordenstrijd  onder  u  zijn. 
(...)  Want  voorwaar,  voorwaar  zeg 
Ik  u:  Hij,  die  de  geest  van  twisten 
heeft,  is  niet  van  Mij,  maar  is  van  de 
duivel,  die  de  vader  van  twisten  is, 
en  hij  hitst  het  hart  der  mensen  op 
om  in  toorn  met  elkander  te  twisten' 
(3Nephill:22,  29). 

Broeders  en  zusters,  als  wij  het 
gebod  om  lief  te  hebben,  gehoorza- 
men, zal  er  geen  woordenstrijd,  twist 
of  haat  tussen  of  onder  ons  zijn.  We 
spreken  dan  geen  kwaad  over  elkaar, 
maar  we  behandelen  elkaar  vriende- 
lijk en  met  respect,  in  het  besef  dat 
we  allemaal  kinderen  van  God  zijn. 


Er  zullen  geen  Nephieten.  Lamanie- 
ten  of  andere  '-ieten'  onder  ons  zijn, 
en  elke  man,  vrouw  en  elk  kind  zal 
correct  met  de  ander  omgaan. 

Vroeg  op  een  ochtend  in  Boeka- 
rest zag  ik,  toen  ik  in  het  Cismigiu- 
park  liep  te  joggen,  een  oude  boom 
die  zijn  best  deed  om  nieuwe  takken 
te  vormen  —  om  nieuw  leven  te  ge- 
ven. Het  symbool  van  leven  is  ge- 
ven. Wij  geven  zoveel  aan  ons  gezin, 
onze  vrienden  en  aan  onze  kerkge- 
meenschap, dat  we  soms,  net  als  die 
oude  boom,  vinden  dat  het  leven  te 
moeilijk  is  —  dat  steeds  maar  geven 
een  te  zware  last  is.  We  kunnen  den- 
ken dat  het  gemakkelijker  is  het  op 
te  geven  en  alleen  maar  te  doen  wat 
de  natuurlijke  mens  doet.  Maar  we 
moeten  en  zullen  niet  opgeven. 
Waarom  niet?  Omdat  we,  net  als 
Christus  en  die  oude  boom,  moeten 
blijven  geven.  Laten  wij,  terwijl  wij 
maar  weinig  geven,  denken  aan 


Hem  die  zijn  leven  heeft  gegeven 
opdat  wij  mochten  leven. 

Jezus  heeft  tegen  het  einde  van 
zijn  leven  op  aarde  opnieuw  onder- 
wezen in  de  leer  van  de  liefde  toen 
Hij  zijn  aanhangers  leerde  dat  zij, 
net  zoals  Hij  hen  had  liefgehad,  el- 
kaar moesten  liefhebben.  'Hieraan 
zullen  allen  weten  dat  gij  discipelen 
van  Mij  zijt,  indien  gij  liefde  hebt 
onder  elkander'  (Johannes  13:35). 

Tot  slot  wil  ik  zeggen  dat  al  het 
andere  wat  we  doen,  gezien  het  doel 
van  ons  bestaan  van  weinig  eeuwig 
belang  zal  zijn  als  we  God  en  onze 
naaste  niet  liefhebben. 

Ik  getuig  van  de  goddelijke  aard 
van  Christus  en  dat  het  zijn  zending 
is  de  onsterfelijkheid  en  het  eeuwige 
leven  tot  stand  te  brengen.  Ik  bid 
dat  wij  kunnen  liefhebben  zoals  Hij 
heeft  liefgehad,  en  blijven  liefheb- 
ben. In  de  naam  van  Jezus  Christus. 
Amen.  □ 


President  Hinckley  wuift  bij  het  verlaten  van  het  Conferentiecentrum  ten 
afscheid  met  zijn  wandelstok  naar  de  aanwezigen. 


JANUARI 
95 


2  0  0  2 


Onze  daden  bepalen 


ons 


karakter 


Ouderling  Wayne  S.  Peterson 

van  de  Zeventig 


'Bij  de  meeste  confrontaties  kunnen  wij,  door  onze  wijze  van 
reageren,  bepalen  wat  voor  ervaring  dat  voor  ons  zal  worden.' 


Gelukkig  schoot  me  voordat  ik  re- 
ageerde, een  beginsel  te  binnen  dat 
in  de  week  voorafgaand  tijdens  de  al- 
gemene conferentie  door  ouderling 
Marvin  J.  Ashton  was  besproken. 
(Conference  Report,  oktober  1970, 
blz.  36-38;  of  Improvement  Era,  de- 
cember 1970,  blz.  59-60.)  Hij  zei 
toen  hoe  belangrijk  het  was  om  posi- 
tief en  niet  negatief  op  gebeurtenis- 
sen te  reageren.  Dus  zwaaide  ik  naar 
het  jongetje.  Hij  stak  weer  zijn  tong 
uit.  Ik  glimlachte  en  wuifde  weer.  En 
deze  keer  zwaaide  hij  terug. 

Al  gauw  wuifden  zijn  jongere 
broertje  en  zusje  enthousiast  mee.  Ik 
beantwoordde  dat  met  allerlei  wuif- 
bewegingen  totdat  mijn  arm  moe 
werd.  Toen  leunde  ik  op  het  stuur 
en  bleef  zwaaien  op  elke  creatieve 
manier  die  ik  kon  bedenken,  in  de 
hoop  dat  hun  ouders  of  mijn  vrouw 
snel  terugkwamen. 

Eindelijk  kwamen  de  ouders,  en 
toen  ze  wegreden,  bleven  mijn  nieu- 
we vriendjes  zwaaien  zolang  ik  ze 
kon  zien. 

Dat  was  een  simpele  gebeurtenis, 
maar  het  toonde  aan  dat  we  bij  de 
meeste  confrontaties,  door  onze  wij- 
ze van  reageren,  kunnen  bepalen  wat 
voor  ervaring  dat  voor  ons  zal  wor- 
den. Ik  was  dankbaar  dat  ik  had  ge- 
kozen om  vriendelijk  te  reageren  op 
het  kinderlijke  gedrag  van  mijn  jon- 
ge vriend.  Daardoor  vermeed  ik  de 
negatieve  gevoelens  die  ik  gehad  zou 
hebben  als  ik  mijn  natuurlijke  in- 
stinct had  gevolgd. 

De  Heiland  leerde  de  Nephieten: 


Lang  geleden  was  ik  met  mijn 
gezin  op  vakantie  toen  er  iets 
gebeurde  dat  mij  een  belang- 
rijke les  leerde.  Op  een  zaterdag  be- 
sloten mijn  vrouw  en  ik  met  de 
kinderen  een  ritje  te  maken  en  wat 
boodschappen  te  doen.  Onder  het 
rijden  vielen  de  kinderen  in  slaap 
en  omdat  ik  ze  niet  wakker  wilde 
maken,  bood  ik  aan  in  de  auto  te 
blijven  terwijl  mijn  vrouw  naar  de 
winkel  ging. 

Terwijl  ik  zat  te  wachten,  keek  ik 
naar  de  auto  die  voor  me  stond.  Hij 
zat  vol  kinderen,  en  ze  keken  naar 
mij.  Mijn  blik  kruiste  die  van  een 
jongetje  van  zes  of  zeven.  Toen  we 
elkaar  aankeken,  stak  hij  onmiddel- 
lijk zijn  tong  uit. 

Mijn  eerste  reactie  was  om  mijn 
tong  naar  hem  uit  te  steken.  Ik 
dacht:  Waaraan  heb  ik  dit  verdiend? 


'Alles  dan,  wat  gij  wilt  dat  de  men- 
sen u  zullen  doen,  doet  gij  hun  des- 
gelijks' (3  Nephi  14:12). 

Stel  u  voor  welk  effect  het  op  de 
wereld  zou  hebben  als  iedereen  deze 
'gulden  regel'  toepaste.  Maar  dat  lijkt 
tegengesteld  aan  de  menselijke  na- 
tuur. Koning  Benjamin  heeft  gezegd: 
'De  natuurlijke  mens  is  een  vijand 
van  God'  en  zal  dat  blijven,  tenzij  hij 
'zich  aan  de  ingevingen  des  Heiligen 
Geestes  overgeeft,  en  de  natuurlijke 
mens  aflegt',  en  'onderworpen,  zacht- 
moedig, nederig,  geduldig  [en]  vol 
liefde'  wordt  (Mosiah  3:19). 

In  de  snelle,  hedendaagse  wereld 
lijken  de  mensen  meer  geneigd  tot 
agressiviteit.  Sommigen  voelen  zich 
snel  beledigd  en  reageren  boos  op 
echte  of  vermeende  beledigingen,  en 
allemaal  hebben  we  onverantwoord 
gedrag  in  het  verkeer  gezien  of  ervan 
gehoord,  of  kennen  we  andere  voor- 
beelden van  ruw,  ongevoelig  gedrag. 

Jammer  genoeg  sluipt  dit  ons  ge- 
zin binnen,  en  dat  veroorzaakt  thuis 
wrijving  en  spanning. 

Het  lijkt  normaal  om  in  een  situ- 
atie terug  te  doen  wat  we  krijgen. 
Maar  zo  hoeft  het  niet  te  zijn.  Met 
zijn  vreselijke  oorlogservaringen  in 
gedachten  schreef  Viktor  Frankl: 
'Wij,  die  in  concentratiekampen 
hebben  geleefd,  wij  zijn  de  gevange- 
nen niet  vergeten  die  door  de  barak- 
ken liepen  om  anderen  op  te  beuren 
en  te  troosten,  die  hun  laatste  korst 
brood  aan  een  medegevangene 
schonken.  Hun  aantal  was  mis- 
schien klein,  toch  hebben  deze  man- 
nen overtuigend  bewezen  dat  één 
ding  de  mens  niet  kan  worden  ont- 
nomen: de  allerlaatste  menselijke 
vrijheid  —  de  keuze  onder  alle  om- 
standigheden zijn  eigen  houding  te  be- 
palen, zijn  eigen  weg  te  kiezen.' 
(Mans  Search  for  Meaning  [1985], 
blz.  86;  cursivering  toegevoegd.) 

Dat  is  nobel  gedrag  van  hoog  al- 
looi, maar  Jezus  verwacht  het  wel 
van  ons.  'Hebt  uw  vijanden  lief', 
heeft  Hij  gezegd,  'en  bidt  voor  wie  u 
vervolgen'  (Matteüs  5:44). 

Een  van  mijn  lievelingslofzangen 
onderstreept  die  lering: 

Beheers  uw  gevoelens,  o  mijn 
broeder; 


L  I  A  H  O  N  A 
96 


leer  uw  natuurlüke  reacties  beheersen. 
Negeer  uw  emoties  niet, 
maar  laat  wijsheid  u  besturen. 
(Hymns,  nr.  336) 

De  besluiten  die  we  nemen  en 
ons  gedrag  vormen  uiteindelijk  ons 
karakter.  Charles  A.  Hall  heeft  dat 
proces  als  volgt  beschreven:  'We 
zaaien  gedachten,  we  oogsten  onze 
daden.  We  zaaien  daden,  we  oogsten 
onze  gewoonten.  We  zaaien  ge- 
woonten, we  oogsten  ons  karakter. 
We  zaaien^ ons  karakter,  we  oogsten 
onze  bestemming.'  (The  Home  Book 
of  Quotations,  onder  redactie  van 
Burton  Stevenson  [1934],  blz.  845.) 

Thuis  is  ons  gedrag  het  belang- 
rijkst. Daar  hebben  onze  daden  de 
belangrijkste  invloed,  ten  goede  of 
ten  kwade.  Soms  voelen  we  ons  zo 
'thuis'  dat  we  niet  meer  op  onze 
woorden  letten.  We  verliezen  een- 
voudige beleefdheid  uit  het  oog.  Als 
we  niet  oppassen,  vervallen  we  in  de 
gewoonte  elkaar  te  bekritiseren, 
boos  te  worden  of  ons  egocentrisch 
te  gedragen.  Omdat  zij  van  ons  hou- 
den, vergeven  onze  partner  en  onze 
kinderen  ons  misschien  snel,  maar 
vaak  dragen  ze  in  stilte  ongeziene 
kwetsuren  en  onuitgesproken  hart- 
zeer met  zich  mee. 

Er  zijn  teveel  gezinnen  waar  kin- 
deren bang  zijn  voor  hun  ouders  of 
waar  vrouwen  bang  zijn  voor  hun 
man.  Onze  leiders  hebben  ons  in 
herinnering  gebracht:  'De  vader 
[behoort]  zijn  gezin  met  liefde  en 
in  rechtschapenheid  te  presideren', 
en  ze  hebben  gewaarschuwd  'dat 
degenen  die  (...)  hun  partner  of 
kinderen  misbruiken  (...)  op  een 
dag  aan  God  rekenschap  moeten 
afleggen.'  ('Het  gezin:  een  procla- 
matie aan  de  wereld',  De  Ster, 
oktober  1998,  blz.  24.)  De  tegen- 
stander weet  dat,  als  hij  in  het  ge- 
zin een  sfeer  van  rivaliteit,  twist 
en  angst  kan  kweken,  de  Geest 
bedroefd  is  en  dat  de  banden  die 
het  gezin  bijeen  moeten  houden, 
verzwakken. 

De  herrezen  Heer  heeft  zelf  ge- 
zegd: 'Want  voorwaar,  voorwaar  zeg 
Ik  u:  Hij,  die  de  geest  van  twisten 
heeft,  is  niet  van  Mij,  maar  is  van  de 
duivel,  die  de  vader  van  twisten  is, 


pn     mi    hitct-    rn=*t    nart    rl^r    m^r^con 

om  in  toorn  met  elkander  te  twisten' 
(3Nephill:29). 

Als  we  boosheid  of  rivaliteit  in 
ons  gezin  voelen,  moeten  we  onmid- 
dellijk onderkennen  welke  macht 
ons  leven  beheerst  en  wat  Satan  pro- 
beert te  bereiken.  Salomo  heeft  ons 
deze  wijze  formule  nagelaten:  'Een 
zacht  antwoord  keert  de  grimmig- 
heid af,  maar  een  krenkend  woord 
wekt  de  toorn  op'  (Spreuken  15:1). 

Ons  gezin  behoort  liefst  een  toe- 
vluchtsoord te  zijn  waar  elk  lid  zich 
veilig  en  bemind  voelt,  en  bescher- 
ming vindt  tegen  de  harde  kritiek  en 
rivaliteit  die  we  in  de  wereld  zo  vaak 
zien. 

Christus  heeft  een  volmaakt  voor- 
beeld gegeven  hoe  we  in  elke  situatie 
onze  emoties  moeten  beheersen. 
Toen  Hij  voor  Kajafas  en  Pilatus 
stond,  werd  Hij  afgeranseld,  geslagen, 
bespuwd  en  bespot  door  zijn  beulen. 
(Zie  Matteüs  26;  Lucas  23.)  De  grote 
ironie  was  dat  zij  hun  Schepper  ver- 
nederden die  leed  uit  liefde  voor  hen. 

Bij  die  onrechtvaardige  mishande- 


llllgCil      LJiV^l     JV^i.U-0      JTVCllili.     ^11      VVV^lg^JLU-^ 

Hij  onvriendelijk  te  reageren.  Zelfs 
op  het  kruis,  onder  onuitsprekelijk 
lijden,  bad  hij:  'Vader,  vergeef  het 
hun,  want  zij  weten  niet  wat  zij  doen' 
(Lucas  23:34). 

Datzelfde  verwacht  Hij  van  ons. 
Tegen  degenen  die  Hem  wilden  vol- 
gen, zei  Hij:  'Hieraan  zullen  allen 
weten,  dat  gij  discipelen  van  Mij  zijt, 
indien  gij  liefde  hebt  onder  elkan- 
der' (Johannes  13:35). 

Mogen  wij  tonen  dat  we  zijn  dis- 
cipelen zijn  door  ons  gezin  op  vrien- 
delijke en  liefdevolle  manier  te 
sterken.  Mogen  we  niet  vergeten  dat 
'een  zacht  antwoord  de  grimmigheid 
afkeert'  en  ernaar  streven  om  door 
onze  banden  en  confrontaties  met 
anderen  een  karakter  te  vormen  dat 
de  goedkeuring  van  de  Heiland  kan 
wegdragen. 

Jezus  Christus  is  het  volmaakte 
voorbeeld.  Hij  is  onze  Heiland 
en  Verlosser.  Ik  getuig  van  Hem! 
Wij  ontvangen  leiding  van  een  le- 
vende profeet.  In  de  naam  van  Jezus 
Christus.  Amen.  □ 


Het  Mormoons  Tabernakelkoor  zingt  tijdens  een  conferentiebijeenkomst. 


JANUARI       2002 
97 


Mor  niet 


Ouderling  H.  Ross  Workman 

van  de  Zeventig 


'Gehoorzaamheid  is  essentieel  voor  de  verwezenlijking  van  de 
zegeningen  van  de  Heer 


treffelijk  land  had.  Hij  liet  zijn 
dienstknechten  twaalf  olijfbomen 
planten  en  gaf  ze  opdracht  een  toren 
te  bouwen  om  er  toezicht  op  te  hou- 
den. De  toren  had  tot  doel  de  wach- 
ters erop  plaats  te  laten  nemen  om  te 
waarschuwen  als  de  vijand  kwam.  Zo 
konden  ze  de  wijngaard  beschermen. 

De  dienstknechten  bouwden  geen 
toren.  De  vijand  kwam  en  vernielde 
de  olijfbomen.  De  ongehoorzaam- 
heid van  de  dienstknechten  leidde 
tot  een  ramp  in  de  wijngaard.  (LV 
101:43-62.) 

Waarom  hadden  de  dienstknech- 
ten de  toren  niet  gebouwd?  Het  zaad 
van  de  ramp  was  gezaaid  door  gemor. 

Volgens  de  gelijkenis  van  de 
Heer,  bestaat  morren  uit  drie  stap- 
pen. Elke  stap  leidt  tot  de  volgende 
stap  in  een  neergaande  lijn  naar  on- 
gehoorzaamheid. 

Ten  eerste:  de  dienstknechten  be- 
gonnen te  twijfelen.  Ze  vonden  dat 
ze  het  beter  konden  beoordelen  dan 
hun  meester.  'Waarvoor  heeft  onze 
heer  deze  toren  nodig,  aangezien  het 
nu  een  tijd  van  vrede  is?'  zeiden  ze. 
(LV  101:48.)  Eerst  twijfelden  ze  zelf 
en  plantten  die  twijfel  vervolgens  in 
de  gedachten  van  anderen.  De  twij- 
fel kwam  eerst. 

Ten  tweede:  ze  praatten  goed  dat 
ze  niet  deden  wat  hun  gezegd  was. 
Ze  zeiden:  'Kon  dit  geld  niet  aan  de 
geldwisselaars  worden  gegeven? 
Want  deze  dingen  zijn  niet  nodig.' 
(LV  101:49.)  Zo  bedachten  ze  een 
excuus  voor  hun  ongehoorzaamheid. 

De  derde  stap  volgt  vanzelf:  laks- 
heid in  het  opvolgen  van  de  gebo- 
den van  de  Meester.  In  de  gelijkenis 
staat:  '[Ze  werden]  zeer  nalatig  en 


Als  jonge  zendelingen  getuig- 
den mijn  collega  en  ik  dat 
God  in  deze  tijd  spreekt 
door  profeten.  Een  man  vroeg:  'En 
wat  heeft  jullie  profeet  deze  week 
gezegd?'  Ik  pijnigde  mijn  hersens 
welke  boodschap  van  de  profeet  er 
stond  in  de  laatste  Improvement  Era, 
destijds  het  belangrijke  tijdschrift 
van  de  kerk.  Ik  begreep  ineens  bij- 
zonder goed  hoe  belangrijk  het  is  dat 
we  de  leringen  van  de  levende  pro- 
feet kennen  en  gehoorzamen. 

Ik  hoop  u  er  vandaag  toe  te  bren- 
gen de  levende  profeten  te  volgen 
en  u  te  waarschuwen  voor  de  mislei- 
ding die  de  tegenstander  bedacht 
heeft  om  u  ervan  te  weerhouden 
hen  te  volgen.  In  de  Schriften  wordt 
die  misleiding  'morren'  genoemd. 

De  Heiland  heeft  ons  in  een  gelij- 
kenis gewaarschuwd  voor  het  verra- 
derlijke pad  van  ongehoorzaamheid 
door  'morren'.  Die  gelijkenis  gaat 
over  een  edelman  die  een  stuk  voor- 


gaven geen  gehoor  aan  de  geboden 
van  hun  heer.'  (LV  101:50.)  Zo  was 
de  tijd  rijp  voor  een  ramp. 

God  heeft  zijn  kinderen  gezegend 
met  profeten  die  hen  onderwijzen  in 
zijn  wegen  en  hen  voorbereiden  op 
het  eeuwige  leven.  Gods  wegen  zijn 
voor  de  mens  niet  gemakkelijk  te 
begrijpen.  'Want  mijn  gedachten 
zijn  niet  uw  gedachten  en  uw  wegen 
zijn  niet  mijn  wegen,  luidt  het 
woord  des  Heren'  (Jesaja  55:8).  Ge- 
hoorzaamheid is  essentieel  voor  de 
verwezenlijking  van  de  zegeningen 
van  de  Heer,  zelfs  als  we  het  doel 
van  het  gebod  niet  begrijpen. 

De  tegenstander  verleidt  ons  heel 
subtiel  tot  morren  om  zo  de  kracht 
te  vernietigen  die  voortkomt  uit  ge- 
hoorzaamheid. Dat  patroon  zien  we 
duidelijk  in  de  geschiedenis  van  de 
kinderen  van  Israël: 

De  Heer  beloofde  de  kinderen 
van  Israël  dat  Hij  een  engel  zou  stu- 
ren om  de  Kanaanieten  te  verdrij- 
ven zodat  Israël  het  land  van  melk 
en  honing  kon  beërven.  (Zie  Exodus 
33:1-3.)  Toen  Israël  de  grens  van 
Kanaan  bereikte,  stuurde  Mozes 
spionnen  het  land  in,  en  toen  die  te- 
rugkwamen, rapporteerden  ze  dat  de 
legers  van  Kanaan  sterk  waren,  en 
ze  opperden  dat  Kanaan  sterker  was 
dan  Israël.  Toen  begon  het  morren. 

Ze  twijfelden  aan  het  gebod  van 
Mozes,  hun  levende  profeet.  Ze 
brachten  hun  twijfel  over  op  ande- 
ren. Hoe  kon  Israël  de  reuzen  van 
Kanaan  verslaan  als  de  kinderen  van 
Israël  zich  met  sprinkhanen  konden 
vergelijken?  (Zie  Numeri  13:32-33.) 

Twijfel  draaide  uit  op  goedpraten 
en  excuses.  Ze  beweerden  dat  ze 
bang  waren  voor  hun  vrouwen  en 
kinderen.  'Zou  het  voor  ons  niet  be- 
ter zijn  naar  Egypte  terug  te  keren?' 
zeiden  ze.  (Zie  Numeri  14:2-3.) 

Het  morren  werd  ongehoorzaam- 
heid toen  Israël  een  hoofd  wilde 
aanstellen  dat  hen  naar  Egypte  terug 
zou  brengen.  (Zie  vers  4.) 

Ze  weigerden  gewoon  de  levende 
profeet  te  volgen.  Wegens  hun  ge- 
mor ontnam  de  Heer  de  kinderen 
van  Israël  de  beloofde  zegening  (dat 
Hij  de  Kanaanieten  zou  verslaan  en 
hun  het  beloofde  land  zou  geven). 
In  plaats  daarvan  stuurde  Hij  Israël 


L  I  A  H  O   N  A 
98 


»  .! 


Op  zaterdagavond  arriveren  priesterschapsdragers  voor  de  priesterschapsbijeenkomst  van  de  algemene 
conferentie. 


de  wildernis  in,  waar  ze  veertig  jaar 
zouden  ronddolen. 

Het  vertrouwde  patroon  van  mor- 
ren zien  we  ook  weer  in  het  gezin 
van  Lehi. 

Toen  de  profeet  Lehi  zijn  zoons 
naar  Jeruzalem  stuurde  om  de  kope- 
ren platen  te  bemachtigen,  onder- 
vonden ze  veel  tegenslag.  Eerst  werd 
Laman  uit  het  huis  van  Laban  gezet 
toen  hij  alleen  maar  om  de  platen 
vroeg.  Toen  de  zoons  van  Lehi  goud 
en  zilver  voor  de  platen  boden, 
stond  Laban  ze  naar  het  leven  en 
nam  ze  hun  bezit  af.  De  broers  ver- 
borgen zich  in  een  hol  in  de  rotsen 
om  de  situatie  te  bespreken. 

Laman  en  Lemuël  morden.  Zoals 
altijd  begon  dat  met  twijfel:  'Hoe  is 
het  mogelijk,  dat  de  Here  Laban 
aan  ons  zal  overgeven?'  zeiden  ze 
(lNephi3:31). 

Toen  kwamen  de  excuses:  'Zie, 
hij  is  een  machtig  man  en  hij  kan 
over  vijftig  gebieden;  hij  kan  er  zelfs 
vijftig  doden,  waarom  ons  dan  niet?' 
(1  Nephi  3:31.) 

En  ten  slotte  werden  ze  laks.  Vol 
boosheid,  wrevel  en  excuses  wachtten 


Laman  en  Lemuël  bij  de  muren  van 
Jeruzalem  terwijl  de  trouwe  Nephi  het 
werk  van  de  Heer  volbracht.  (Zie 
1  Nephi  4:  3-5.) 

De  Heer  heeft  zich  in  onze  tijd  te- 
gen die  houding  uitgesproken:  'Maar 
hij,  die  niets  doet,  voordat  het  hem 
wordt  geboden,  en  een  gebod  met  een 
twijfelend  hart  ontvangt  en  het  traag 
nakomt,  wordt  verdoemd'  (LV  58:29). 

We  hebben  onze  levende  profeten 
steun  verleend  door  het  opsteken 
van  onze  hand.  We  hebben  het  voor- 
recht dat  we  het  geopenbaarde 
woord  van  God  in  deze  tijd  horen 
van  onze  levende  profeten.  Wat  doen 
we  als  we  dat  horen?  Volgen  we  de 
aanwijzingen  van  onze  levende  profe- 
ten precies  op,  of  morren  we? 

Is  het  in  onze  eigen  tijd  gemakke- 
lijker om  een  levende  profeet  te  vol- 
gen dan  in  de  tijd  van  Mozes  of 
Nephi?  Zouden  degenen  die  tegen 
Mozes  en  Nephi  morden,  ook  in  deze 
tijd  niet  morren?  Diezelfde  vragen 
kunnen  we  omdraaien.  Degenen 
die  nu  morren,  zouden  ook  net  zo  ge- 
mord hebben  als  Laman  en  Lemuël 
of  de  kinderen  van  Israël  tegen  de 


profeet  van  hun  tijd,  met  dezelfde 
rampzalige  gevolgen. 

De  eenvoudigste  aanwijzingen 
kunnen  de  neiging  tot  morren  ont- 
hullen. Ik  woonde  eens  een  dienst 
bij  waarbij  de  presiderende  autoriteit 
de  aanwezigen  verzocht  om  vooraan 
plaats  te  nemen.  Enkelen  deden  dat. 
De  meesten  niet.  Waarom  niet? 

Ik  weet  zeker  dat  er  mensen  waren 
die  zich  afvroegen  waarom  ze  van 
hun  comfortabele  plaats  moesten  ko- 
men. 'Waarom  zou  ik?'  Die  vraag 
werd  ongetwijfeld  gevolgd  door  een 
excuus  of  een  redelijke  verklaring 
waarom  het  niet  uitmaakte  of  ze  nu 
wel  of  niet  een  andere  plaats  inna- 
men. Ik  denk  dat  er  enige  irritatie 
ontstond  over  zo'n  verzoek  van  de 
presiderende  autoriteit.  De  laatste 
stap  was,  duidelijk  voor  iedereen  die 
dit  gevolgd  heeft,  laksheid  in  het  vol- 
doen aan  het  verzoek.  Weinig  mensen 
stonden  op.  Was  dat  een  kleinigheid? 
Ja.  Maar  daaruit  sprak  wel  een  dieper 
liggend  gebrek  aan  bereidwilligheid 
om  te  gehoorzamen.  Het  weerspiegel- 
de een  geest  van  ongehoorzaamheid. 
Dat  is  geen  kleinigheid. 


JANUARI 
99 


2   0  0  2 


Kort  geleden  was  ik  in  een  kerk- 
dienst in  West-Afrika  toen  een 
priesterschapsleider  de  broeders 
vroeg  om  plaats  te  nemen  op  de  eer- 
ste drie  rijen  in  de  kapel.  Alle  man- 
nen stonden  onmiddellijk  op  en 
volgden  die  aanwijzing  op.  Een  klei- 
nigheid? Ja.  Maar  het  weerspiegelde 
de  bereidheid  om  te  gehoorzamen. 
Dat  is  geen  kleinigheid. 

Ik  vraag  u  om  na  te  denken  over 
het  gebod  van  levende  profeten 
waarmee  u  de  meeste  moeite  heeft. 
Betwijfelt  u  of  dat  gebod  op  u  van 
toepassing  is?  Heeft  u  gemakkelijke 
'excuses'  waarom  u  dat  gebod  nu  niet 
kunt  nakomen?  Raakt  u  gefrustreerd 
of  geïrriteerd  door  degenen  die  u  aan 
dat  gebod  herinneren?  Bent  u  laks  in 
het  onderhouden  ervan?  Pas  op  voor 
de  misleiding  van  de  tegenstander. 
Pas  op  voor  morren. 

Een  gelukkige  ouder  ervaart  bij- 
zondere vreugde  als  zijn  kind  bereid 
is  om  te  gehoorzamen.  Is  dat  ook 
met  God  niet  zo? 

Ik  kan  een  beetje  begrijpen  hoe  blij 
de  Heer  moet  zijn  als  zijn  dienst- 
knechten gehoorzamen  zonder  te 
morren.  Pas  nog  woonden  mijn 
vrouw  en  ik  een  bijeenkomst  bij  waar 
ons  verteld  zou  worden  wat  onze  taak 
was.  We  hadden  op  dat  moment  geen 
idee  wat  die  zou  zijn,  of  waar.  Ik  had 
zelf  gehoord  dat  we  in  West-Afrika  op 
zending  zouden  worden  geroepen.  Ik 
was  verrast  en  blij  met  de  opdracht, 
maar  ook  moest  ik  denken  aan  de 
mogelijke  reactie  van  degene  die  al 
39  mijn  partner  is.  Hoe  zou  zij  die 
taak  opvatten?  Ik  wist  dat  ze  zou  in- 
stemmen. In  al  onze  jaren  samen  had 
ze  nog  nooit  een  roeping  van  de  Heer 
geweigerd.  Maar  wat  zou  ze  voelen? 

Ik  zat  naast  haar,  en  ze  zag  aan 
mijn  ogen  dat  ik  het  wist.  Ze  zei: 
'Nou,  waar  gaan  we  heen?'  Ik  zei  al- 
leen: Afrika.'  Haar  ogen  straalden 
en  ze  zei  blij:  'Is  dat  niet  fantas- 
tisch!' Mijn  vreugde  was  volkomen. 

Zo  verheugd  moet  ook  onze  Va- 
der zijn  als  wij  met  een  bereidwillig 
hart  de  levende  profeten  volgen.  Ik 
getuig  dat  Jezus  de  Christus  leeft. 
Hij  spreekt  tot  profeten  in  onze  tijd. 
Ik  bid  dat  wij  onze  profeten  zonder 
morren  zullen  volgen.  In  de  naam 
van  Jezus  Christus.  Amen.  D 


De  kracht  van 
een  sterk  getuigenis 


Ouderling  Richard  G.  Scott 

van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 


lUw  veiligheid  en  uw  geluk  zijn  afhankelijk  van  de  kracht  van 
uw  getuigenis,  want  uw  gedrag  zal  er  in  tijden  van  beproeving 
of  onzekerheid  door  geleid  worden.' 


In  deze  onzekere  wereld  zijn  er  za- 
ken die  nooit  veranderen:  de  vol- 
maakte liefde  die  onze  hemelse 
Vader  voor  ons  heeft;  de  zekerheid 
dat  Hij  leeft  en  ons  altijd  hoort;  het 
bestaan  van  zuivere,  onveranderlijke 
waarheden;  het  feit  dat  er  een  plan 
van  geluk  is;  de  zekerheid  dat  succes 
verkregen  kan  worden  door  geloof  in 
Jezus  Christus,  door  gehoorzaamheid 
aan  zijn  leringen  en  door  de  verlos- 
sende kracht  van  zijn  verzoening;  de 
zekerheid  van  leven  na  de  dood;  de 
realiteit  dat  onze  staat  daar  afhanke- 
lijk is  van  onze  levenswijze  hier.  En  of 
iemand  deze  waarheden  al  dan  niet 
accepteert,  die  realiteit  verandert 
niet.  Ze  zijn  de  fundamentele  bouw- 
stenen van  een  levend  getuigenis. 
Een  sterk  getuigenis  is  de  onwrikbare 


fundering  van  een  veilig,  zinvol  leven 
waarin  vrede,  vertrouwen,  geluk  en 
liefde  kunnen  bloeien.  Het  is  veran- 
kerd in  de  overtuiging  dat  een  alwe- 
tend God  zijn  werk  bestuurt.  Hij  zal 
niet  falen.  Hij  zal  Zich  aan  zijn  belof- 
ten houden. 

Een  sterk  getuigenis  is  de  kracht 
van  een  succesvol  leven.  Het  is  ge- 
richt op  het  begrip  van  de  goddelijke 
eigenschappen  van  God  de  Vader, 
Jezus  Christus  en  de  Heilige  Geest. 
Het  is  gewaarborgd  door  een  gewillig 
vertrouwen  op  Hen.  Een  krachtig 
getuigenis  is  gebaseerd  op  de  zeker- 
heid dat  de  Heilige  Geest  ons  dage- 
lijks handelen  ten  goede  kan  leiden 
en  inspireren. 

Een  getuigenis  wordt  versterkt 
door  de  geestelijke  indrukken  die  de 
geldigheid  bevestigen  van  een  lering, 
een  rechtschapen  daad  of  een  waar- 
schuwing voor  dreigend  gevaar.  Die 
indrukken  gaan  vaak  gepaard  met 
krachtige  emoties,  waardoor  je  een 
brok  in  de  keel  krijgt  en  tranen  in  je 
ogen.  Maar  een  getuigenis  is  geen 
emotie.  Het  is  het  fundamenteelste 
en  belangrijkste  onderdeel  van  een 
karakter  dat  is  gevormd  door  talrijke 
goede  beslissingen.  Deze  beslissingen 
worden  genomen  met  geloof  en  ver- 
trouwen in  zaken  die  geloofd  en, 
aanvankelijk  althans,  niet  gezien 
worden.1  Door  een  sterk  getuigenis 
krijgen  we  gemoedsrust,  troost  en 
zekerheid.  De  overtuiging  wordt 
ontwikkeld  dat  als  de  leringen  van 


L  I  A  H  O  N  A 
100 


de  Heiland  consequent  gehoor- 
zaamd worden,  het  leven  prachtig 
en  de  toekomst  zeker  zal  zijn.  Dan 
zullen  we  het  vermogen  hebben  om 
de  moeilijkheden  op  ons  pad  te 
overwinnen.  Een  getuigenis  groeit 
als  wij  de  waarheid  begrijpen,  en 
wordt  verkregen  door  gebed  en 
schriftstudie.  Het  wordt  gevoed  als 
wij  die  waarheden  naleven,  met  ge- 
loof en  vertrouwen  dat  we  de  be- 
loofde zegeningen  zullen  ontvangen. 

Alle  profeten  zijn  door  de  eeuwen 
heen  gesterkt  door  een  krachtig  ge- 
tuigenis. In  moeilijke  tijden  hebben 
ze  door  hun  getuigenis  moed  en  vast- 
beradenheid ontwikkeld.  Een  krach- 
tig getuigenis  kan  hetzelfde  voor  u 
betekenen.  Als  u  uw  getuigenis  ver- 
sterkt, zult  u  de  kracht  krijgen  om  de 
juiste  beslissingen  te  nemen,  zodat  u 
bestand  zult  zijn  tegen  de  invloeden 
van  de  wereld  die  steeds  wreder  wor- 
den. Uw  veiligheid  en  uw  geluk  zijn 
afhankelijk  van  de  kracht  van  uw  ge- 
tuigenis, want  uw  gedrag  zal  er  in  tij- 
den van  beproeving  of  onzekerheid 
door  geleid  worden. 

Evalueer  uw  leven  eerlijk.  Hoe 
sterk  is  uw  getuigenis?  Is  het  werkelijk 
een  steun  en  kracht  in  uw  leven,  of  is 
het  slechts  de  hoop  dat  wat  u  geleerd 


hebt  waar  is?  Is  het  meer  dan  een 
vaag  geloof  dat  waardevolle  denk- 
beelden en  levenswijzen  redelijk  en 
logisch  zijn?  Zo'n  verstandelijke  aan- 
vaarding is  niet  nuttig  als  u  met  ern- 
stige moeilijkheden  te  maken  krijgt, 
en  die  zullen  zeker  op  uw  pad  komen. 
Bent  u  met  behulp  van  uw  getuigenis 
in  staat  om  goede  beslissingen  te  ne- 
men? Om  dat  te  kunnen  doen,  moe- 
ten de  fundamentele  waarheden  een 
belangrijk  onderdeel  van  uw  karakter 
vormen.  Ze  moeten  een  belangrijk 
onderdeel  van  uw  wezen  zijn,  meer 
gekoesterd  dan  het  leven  zelf.  Als  uit 
een  eerlijke  beoordeling  van  uw  ge- 
tuigenis blijkt  dat  het  niet  zo  sterk  is 
als  het  zou  moeten  zijn,  hoe  kunnen 
we  het  dan  versterken? 

Uw  getuigenis  zal  versterkt  wor- 
den als  u  uw  geloof  in  Jezus  Christus 
oefent,  in  zijn  leringen  en  in  zijn  on- 
beperkte macht  om  zijn  beloften  na 
te  komen.2  De  sleutelwoorden  zijn 
'geloof  oefenen'.  Waar  geloof  heeft 
veel  macht,  maar  er  zijn  beginselen 
die  gevolgd  moeten  worden  om  die 
macht  te  gebruiken.  Moroni  heeft  ge- 
zegd 'dat  geloof  datgene  is,  wat  men 
hoopt  en  niet  ziet;  betwist  het  echter 
niet,  omdat  gij  het  niet  ziet,  want  gij 
verkrijgt  geen  getuigenis  dan  na  de 


beproeving  van  uw  geloof.' *  Dat  be- 
tekent dat  u  de  waarheid  of  het  be- 
ginsel waarin  u  geloof  hebt,  moet 
toepassen.  Als  u  het  consequent  na- 
leeft, krijgt  u  door  de  macht  van  de 
Heilige  Geest  een  getuigenis  van  de 
waarheid  ervan.  Het  is  vaak  een  ge- 
voel van  gemoedsrust.  Het  kan  een 
innerlijk  gevoel  zijn.  Het  kan  het  be- 
wijs van  de  deur  naar  andere  waarhe- 
den zijn.  Als  u  geduldig  naar  een 
bevestiging  op  zoek  gaat,  zult  u  die 
ontvangen.  Erken  dat  de  Heer  u  het 
vermogen  zal  geven  om  de  waarheid 
van  zijn  leringen  te  begrijpen  en  door 
persoonlijke  ervaring  te  bewijzen.  Hij 
zal  met  zekerheid  bevestigen  dat  zijn 
wetten  de  beloofde  resultaten  zullen 
opleveren  als  ze  gewillig  en  conse- 
quent worden  onderhouden. 

Een  krachtig  getuigenis  komt 
voort  uit  stille  momenten  van  gebed 
en  overdenking,  als  u  de  indrukken 
herkent  die  erbij  horen.  Nederig  ge- 
bed, vol  vertrouwen,  verschaft  ver- 
lichting, bemoediging,  troost,  leiding 
en  gemoedsrust  die  de  ongehoorza- 
men  nooit  zullen  ervaren. 

Sommige  waarheden  over  het  ge- 
bed kunnen  een  hulpmiddel  voor  u 
zijn.  De  Heer  zal  uw  gebeden  in  tijd 
van  nood  verhoren.  Hij  zal  ze  altijd 


JANUARI 
101 


2   0  0  2 


beantwoorden.  Zijn  antwoord  zal 
over  het  algemeen  echter  niet  gege- 
ven worden  als  u  op  uw  knieën  zit  te 
bidden,  zelfs  niet  als  u  om  een  on- 
middellijk antwoord  vraagt.  Er  is 
een  patroon  dat  gevolgd  moet  wor- 
den. Er  wordt  van  u  verwacht  dat  u 
zelf  naar  een  antwoord  op  uw  gebe- 
den zoekt,  en  dan  om  de  bevestiging 
vraagt  of  dat  antwoord  juist  is.4  Ge- 
hoorzaam zijn  raad  dat  'gij  het  in  uw 
gedachten  moet  uitvorsen'.5  Vaak 
zult  u  een  oplossing  bedenken.  Dan 
vraagt  u  om  een  bevestiging  dat 
uw  antwoord  juist  is.  Die  hulp  kan 
door  gebed  of  schriftstudie  verkre- 
gen worden,  soms  door  de  hulp 
van  anderen6,  of  door  uw  eigen 
vaardigheden,  onder  leiding  van  de 
Geest. 


Soms  wil  de  Heer  dat  u  vol  ver- 
trouwen voorwaarts  gaat,  totdat  u 
een  antwoord  krijgt.  Zijn  antwoord 
komt  meestal  in  de  vorm  van  pak- 
ketjes hulp.  Als  elk  pakketje  vol  ge- 
loof aangegrepen  wordt,  zal  het  met 
andere  verbonden  worden  om  u  het 
volledige  antwoord  te  verschaffen. 
Dit  patroon  vereist  de  oefening  van 
ons  geloof.  Hoewel  het  soms  erg 
moeilijk  is,  zal  het  persoonlijke  groei 
tot  gevolg  hebben.  Soms  zal  de  Heer 
u  een  antwoord  geven  voordat  u  er- 
om vraagt.  Dat  gebeurt  als  u  zich 
bepaalde  gevaren  niet  bewust  bent, 
of  als  u  iets  verkeerds  doet  en  erop 
vertrouwt  dat  het  goed  is. 

Alma  heeft  gezegd  hoe  vasten 
en  gebed  ons  getuigenis  kunnen 
versterken: 


'Ik  getuig  u,  dat  ik  weet,  dat  deze 
dingen,  waarvan  ik  heb  gesproken, 
waar  zijn.  En  hoe  denkt  gij,  dat  ik 
dit  zo  met  zekerheid  weet? 

'(...)  Ziet,  ik  heb  vele  dagen  ge- 
vast en  gebeden,  opdat  ik  deze  din- 
gen zelf  mocht  weten.  Nu  weet  ik 
zelf,  dat  ze  waar  zijn;  want  de  Here 
God  heeft  ze  door  zijn  Heilige  Geest 
aan  mij  geopenbaard.'7 

President  Romney  heeft  de  ge- 
tuigenisversterkende  kracht  van 
de  Schriften  met  dit  voorbeeld 
aangegeven: 

'Ik  dring  er  bij  u  op  aan  om  ver- 
trouwd te  raken  met  [het  Boek  van 
Mormon],  Lees  het  voor  aan  uw 
kinderen;  ze  zijn  niet  te  jong  om  het 
te  begrijpen.  Ik  weet  nog  goed  dat  ik 
het  met  een  van  mijn  jongens  las 
toen  hij  nog  heel  jong  was.  (...)  Ik 
lag  onderop  het  stapelbed  en  hij  bo- 
venop. We  lazen  om  de  beurt  een 
stukje  uit  die  drie  laatste  indrukwek- 
kende hoofdstukken  van  2  Nephi.  Ik 
hoorde  hem  zijn  keel  schrapen  en 
dacht  dat  hij  verkouden  was.  (...) 
Toen  we  klaar  waren  zei  hij:  "Papa, 
huilt  u  wel  eens  als  u  in  het  Boek 
van  Mormon  leest?" 

'"Ja,  jongen,  (...)  soms  getuigt  de 
Geest  van  de  Heer  zo  doordringend 
tot  mijn  ziel  dat  het  'Boek  van  Mor- 
mon waar  is,  dat  ik  moet  huilen." 

'"Nou,"  zei  hij,  "Dat  overkwam 
mij  daar  straks.'"8 

Uw  getuigenis  zal  versterkt  wor- 
den als  u  de  wet  van  tiende  naleeft 
en  vastengaven  betaalt,  en  de  Heer 
zal  u  rijkelijk  zegenen.  Als  uw  getui- 
genis versterkt  wordt,  zal  Satan  har- 
der zijn  best  doen  om  u  te  verleiden. 
Weersta  zijn  pogingen.  Dan  zult  u 
sterker  worden,  en  zal  zijn  invloed  op 
u  afnemen.9  De  toenemende  invloed 
van  Satan  in  de  wereld  wordt  toege- 
staan om  een  omgeving  te  scheppen 
waarin  wij  ons  kunnen  bewijzen.  Sa- 
tan veroorzaakt  nu  problemen,  maar 
zijn  uiteindelijke  lot  is  bezegeld  door 
Jezus  Christus'  opstanding  en  verzoe- 
ning. De  duivel  zal  niet  overwinnen. 

Zelfs  nu  moet  hij  binnen  de  gren- 
zen blijven  die  de  Heer  heeft  vastge- 
steld. Hij  kan  geen  zegeningen 
afnemen  die  zijn  verdiend.  Hij  kan 
geen  karakter  veranderen  dat  door 
juiste  beslissingen  is  gevormd.  Hij 


L  I 


A  H  O  N  A 
102 


heeft  niet  de  macht  om  de  eeuwige 
banden  te  verbreken  die  in  de  heili- 
ge tempel  tussen  man,  vrouw  en 
kinderen  zijn  gesmeed.  Hij  kan  waar 
geloof  niet  vernietigen.  Hij  kan  ons 
getuigenis  niet  wegnemen.  Ja,  die 
dingen  kunnen  wij  kwijtraken  als  we 
aan  zijn  verleidingen  toegeven. 
Maar  hij  heeft  zelf  niet  de  macht  om 
ze  te  vernietigen. 

Deze  en  andere  waarheden  zijn 
zekerheden.  Maar  uw  overtuiging 
van  die  realiteit  moet  voortkomen 
uit  uw  eigen  begrip  van  de  waarheid, 
uit  uw  eigen  toepassing  van  goddelij- 
ke wetten  en  uit  uw  gewilligheid  om 
het  bevestigende  getuigenis  van  de 
Geest  te  ontvangen.  Uw  getuigenis 
kan  beginnen  met  de  erkenning  dat 
de  leringen  van  de  Heer  redelijk  lij- 
ken. Maar  het  moet  groeien  door  ge- 
hoorzaamheid aan  zijn  wetten.  Dan 
zult  u  uit  eigen  ervaring  weten  dat  ze 
waar  zijn  en  kunt  u  de  beloofde  zege- 
ningen in  ontvangst  nemen.  Die  be- 
vestiging krijgt  u  niet  in  één  keer. 
Een  sterk  getuigenis  ontvangen  we 
regel  op  regel  en  voorschrift  op  voor- 
schrift. Er  is  geloof,  tijd,  gehoorzaam- 
heid en  offerbereidheid  voor  nodig. 

Een  sterk  getuigenis  kan  niet  op 
een  zwakke  fundering  worden  ge- 
bouwd. Doe  daarom  niet  alsof  u  iets 
weet,  terwijl  u  het  niet  zeker  weet. 
Streef  naar  een  bevestiging  van  de 
Geest.  We  moeten  in  krachtig  gebed 
worstelen,  rechtschapen  leven  en 
om  een  bevestiging  van  de  Geest 
vragen.  De  pracht  van  de  leringen 
van  de  Heer  is  dat  ze  waar  zijn  en 
dat  we  daar  zelf  achter  kunnen  ko- 
men. Ontwikkel  uw  geestelijke  ont- 
vankelijkheid door  voortdurend 
open  te  staan  voor  de  leiding  die  we 
door  de  stille,  zachte  stem  van  de 
Geest  kunnen  ontvangen.  Vertel  on- 
ze Vader  in  de  hemel  over  uw  gevoe- 
lens, behoeften,  hoop  en  verlangens. 
Praat  vol  vertrouwen  met  Hem,  en 
weet  dat  Hij  zal  luisteren  en  ant- 
woorden. Ga  dan  geduldig  voort  en 
doe  wat  goed  is,  met  het  vertrouwen 
dat  voortkomt  uit  geloof  en  recht- 
schapenheid. Wacht  geduldig  op  het 
antwoord  dat  gegeven  zal  worden, 
op  de  manier  en  de  tijd  die  de  Heer 
het  meest  geschikt  vindt.10 

Waarom  was  Joseph  Smith  in  staat 


om  meer  tot  stand  te  brengen  dan 
zijn  vaardigheden  toelieten?  Door 
zijn  krachtige  getuigenis.  Dat  leidde 
tot  zijn  gehoorzaamheid,  zijn  geloof 
in  de  Meester,  en  zijn  onwrikbare  be- 
sluit Gods  wil  te  doen.  Ik  getuig  dat 
u,  naarmate  uw  getuigenis  in  kracht 
toeneemt,  en  zo  u  dat  nodig  heeft  en 
verdient,  meer  inspiratie  zult  ontvan- 
gen om  te  weten  wat  u  moet  doen, 
en  indien  noodzakelijk,  goddelijk 
kracht  om  dat  ook  te  doen.11  Joseph 
Smith  verfijnde  zijn  vermogen  om  de 
leiding  van  de  Heer  op  te  volgen 
door  gedisciplineerd  bezig  te  zijn.  Hij 
liet  zijn  eigen  verlangens,  gemak  of 
de  overredingen  van  mensen  niet 
prevaleren  boven  zijn  gehoorzaam- 
heid. Volg  zijn  voorbeeld  na. 

Om  op  sommige  momenten  en 
tijdens  overdenking  blijvende  ge- 
moedsrust en  veiligheid  te  ontvan- 
gen, moet  u  zeker  weten  dat  er  een 
God  in  de  hemel  is  die  van  u  houdt; 
dat  Hij  alles  bestuurt  en  u  zal  hel- 
pen. Die  overtuiging  is  de  kern  van 
een  sterk  getuigenis. 

Na  mijn  toespraak  zal  president 
Hinckley  de  slotwoorden  van  deze 
conferentie  spreken.  Vanochtend 
hebben  we  gehoord  hoe  hij  ons,  als 
profeet  van  de  Heer,  tot  ernst  stem- 
mende en  toch  geruststellende  raad 
heeft  gegeven  aangaande  de  moei- 
lijkheden die  in  het  verschiet  liggen. 
Hij  heeft  ons  gevraagd  nederig  tot 
God  te  bidden  om  leiding  en  kracht 
bij  de  strijd  tegen  het  kwaad.  Onze 
veiligheid  is  in  Hem  en  zijn  geliefde 


Zoon,  Jezus  Christus.  Ik  weet  dat  de 
Heiland  van  u  houdt.  Hij  zal  uw  in- 
spanningen om  uw  getuigenis  te  ver- 
sterken, bekrachtigen,  zodat  het  een 
volkomen  kracht  ten  goede  in  uw 
leven  wordt,  een  kracht  die  u  een 
steun  zal  zijn  in  tijden  van  nood,  en 
die  u  vrede  en  zekerheid  zal  schen- 
ken in  deze  onzekere  tijden. 

Als  een  van  zijn  apostelen,  be- 
voegd om  van  Hem  te  getuigen,  ge- 
tuig ik  plechtig  dat  ik  weet  dat  de 
Heiland  leeft,  dat  Hij  een  opgestaan, 
verheerlijkt  persoon  van  volmaakte 
liefde  is.  Hij  is  onze  hoop,  onze  Mid- 
delaar, onze  Verlosser.  In  de  naam 
van  Jezus  Christus.  Amen.  D 

NOTEN 

1.  Zie  Ether  12:6;  Hebreeën  11:1. 

2.  Zie  Alma  26:22;  LV  3:1-10; 
LV  82:10. 

3.  Ether  12:6;  accentuering  toegevoegd. 

4.  Zie  LV  6:23,  36;  LV  8:2-3,  10;  LV  9:9. 
5.LV9:8. 

6.  Zie  The  Teachings  of  Spencer  W. 
Kimball;  bezorgd  door  Edward  L.  Kimball; 
(1982),  blz.  252. 

7.  Alma  5:45-46. 

8.  Conference  Report,  april  1949,  blz.  41. 

9.  Zie  David  O.  McKay,  'Let  Virtue 
Garnish  Thy  Thoughts,'  Conference 
Report,  april  1969,  Improvement  Era, 
juni  1969,  blz.  28. 

10.  Zie  David  O.  McKay,  'The  Times 
Call  for  Courageous  Youth  and  True  Man- 
hood,'  Conference  Report,  april  1969, 
Improvement  Era,  juni  1969,  blz.  117. 

11.  Zie  LV  43:16. 


JANUARI 
103 


2   0  0  2 


Tot 


) 


wu  w 


eder 


> 


zien 


President  Gordon  B.  Hinckley 


'Onze  deugd  zal  ons  veiligheid  verschaffen.  Onze 
rechtschapenheid  zal  ons  kracht  verschaffen.  God  heeft  duidelijk 
gesteld  dat  Hij  ons  niet  zal  verlaten  als  wij  Hem  niet  verlaten.' 


Geliefde  broeders  en  zusters, 
ik  ben  blij  dat  zuster  Inis 
Hunter,  de  weduwe  van  pre- 
sident Howard  W.  Hunter,  gisteren 
en  vandaag  in  ons  midden  was.  We 
waarderen  dat  zeer. 

We  zijn  aan  het  eind  gekomen  van 
deze  geweldige  conferentie.  Het  koor 
zal  'God  zij  met  u  tot  w'u  wederzien' 
(lofzang  105).  Ik  ben  dankbaar  voor 
die  lofzang.  De  tekst  gaat  als  volgt: 

God  zij  niet  u  tot  w'u  wederzien; 

dat  zijn  vaderhand  u  leidde; 

bij  zijn  kudd'  u  veilig  weidde,  (...) 

als  de  levensstormen  woeden, 
moog'  zijn  arm u  dan  behoeden  (...). 

Blijf  op  zijne  liefde  bouwen 
door  op  Christus  te  vertrouwen, 
God  zij  niet  u  tot  w'u  wederzien. 

Ik  heb  die  woorden  in  het  Engels 
gezongen  terwijl  anderen  ze  in  veel 


verschillende  talen  zongen.  Ik  heb 
deze  prachtige,  eenvoudige  woorden 
bij  gedenkwaardige  gelegenheden 
over  de  hele  wereld  gezongen.  Ik  heb 
ze  met  tranen  in  mijn  ogen  tijdens 
afscheidsdiensten  voor  zendelingen 
gezongen.  Ik  heb  ze  met  soldaten  in 
gevechtstenue  in  Vietnam  gezongen. 
In  de  loop  der  jaren  heb  ik  deze  af- 
scheidswoorden op  duizend  plaatsen 
gezongen,  in  veel  verschillende  om- 
standigheden, met  zoveel  anderen 
die  elkaar  liefhebben. 

We  waren  vreemdelingen  toen 
we  elkaar  ontmoetten.  We  waren 
broeders  en  zusters  toen  we  afscheid 
namen. 

Die  eenvoudige  woorden  werden 
een  gebed  tot  de  troon  van  God,  ten 
behoeve  van  elkaar. 

En  in  die  geest  nemen  we  na  een 
heel  opmerkelijke  en  gedenkwaardi- 
ge conferentie  afscheid  van  elkaar. 

Ik  hoop  dat  ons  hart  geraakt  is 
door  de  woorden  die  de  broeders  en 
zusters  hebben  gesproken,  en  dat  we 
goede  voornemens  hebben.  Ik  hoop 
dat  iedere  getrouwde  man  tegen  zich- 
zelf zal  zeggen:  'Ik  zal  aardiger  en  mil- 
der voor  mijn  vrouw  en  kinderen  zijn. 
Ik  zal  mij  beheersen.'  Ik  hoop  dat  irri- 
tatie in  onze  gesprekken  door  vrien- 
delijkheid zal  worden  vervangen. 

Ik  hoop  dat  iedere  vrouw  haar 
man  als  dierbare  partner  zal  be- 
schouwen, de  ster  van  haar  leven, 
haar  steun,  haar  beschermer,  haar 
partner  met  wie  ze  hand  in  hand  alle 
lasten  draagt.  Ik  hoop  dat  zij  haar 
kinderen  als  zoons  en  dochters  van 
God  zal  beschouwen,  haar  belang- 
rijkste bijdrage  aan  de  wereld,  haar 
grootste  zorg  met  betrekking  tot  hun 


prestaties,  en  kostbaarder  dan  enige 
andere  hoop. 

Ik  hoop  dat  jongens  en  meisjes 
deze  conferentie  zullen  verlaten  met 
meer  waardering  voor  hun  ouders, 
met  meer  liefde  in  hun  hart  voor  de 
mensen  die  hen  op  deze  aarde  heb- 
ben gezet,  voor  hen  die  het  meest 
van  hen  houden  en  zich  het  meest 
zorgen  om  hen  maken. 

Ik  hoop  dat  het  geluid  bij  ons 
thuis  een  aantal  decibellen  zal  afne- 
men, dat  we  zachter  zullen  praten, 
met  meer  waardering  en  respect 
voor  elkaar. 

Ik  hoop  dat  alle  leden  van  de 
kerk  volledig  trouw  aan  de  kerk  zul- 
len blijven.  De  kerk  heeft  onze  loya- 
le steun  nodig,  en  u  hebt  de  loyale 
steun  van  de  kerk  nodig. 

Ik  hoop  dat  het  gebed  een  be- 
langrijkere rol  in  ons  leven  zal  spe- 
len. Niemand  kan  in  de  toekomst 
kijken.  We  kunnen  speculeren,  maar 
we  weten  het  niet  zeker.  We  kunnen 
door  ziekte  getroffen  worden.  We 
kunnen  met  tegenspoed  geconfron- 
teerd worden.  We  kunnen  door 
angst  bevangen  worden.  De  dood 
kan  haar  koude  en  plechtige  hand 
op  ons  of  een  dierbare  leggen. 

Moge  onverzettelijk  en  onveran- 
derlijk geloof,  ongeacht  de  toe- 
komst, als  een  poolster  boven  ons 
schijnen. 

Momenteel  staan  we  oog  in  oog 
met  bepaalde  problemen,  ernstig  en 
overweldigend,  die  ons  zorgen  baren. 
We  hebben  zeker  de  Heer  nodig. 

Toen  ik  naar  huis  ging  voor  de 
middagmaaltijd,  zette  ik  de  televi- 
sie aan  en  keek  even  naar  het 
nieuws,  toen  moest  ik  denken  aan 
de  woorden  uit  de  psalm:  'Waarom 
woelen  de  volken  en  zinnen  de 
natiën  op  ijdelheid?'  (Zie  Psalmen 
2:1.)  Ik  heb  alle  oorlogen  van  de 
205te  eeuw  meegemaakt.  Mijn  oud- 
ste broer  ligt  begraven  in  Frankrijk, 
gesneuveld  in  de  Eerste  Wereldoor- 
log. Ik  heb  de  Tweede  Wereldoor- 
log meegemaakt,  de  Koreaanse 
oorlog,  Vietnam,  de  Golfoorlog,  en 
minder  ernstige  conflicten.  We  zijn 
een  ruziezoekend  en  moeilijk  volk 
in  onze  onderlinge  conflicten.  We 
behoren  ons  tot  de  Heer  te  wenden 
en  op  Hem  te  vertrouwen.  Ik  moet 


L  I  A  H   O   N  A 
104 


denken  aan  de  indrukwekkende 
woorden  van  Kipling: 

In  verre  streken  smelten  onze  vloten; 
op  duinen  en  kapen  is  men  het  vuur 

aan  het  vergooien  — 
zie,  onze  praal  van  weleer  is  aldus 
één  met  Nineve  en  Tyrus! 
Rechter  aller  volken,  spaar  ons  nog 

even, 
Opdat  wij  niet  vergeten  —  opdat 

wij  niet  vergeten! 
(Naar  Rudyard  Kipling,  'Reces- 
sional',  in  Masterpieces  of  Religious 
Verse,  onder  redactie  van  James 
Dalton  Morrison  [1948],  blz.  512.) 

Onze  deugd  zal  ons  veiligheid 
verschaffen.  Onze  rechtschapenheid 
zal  ons  kracht  verschaffen.  God 
heeft  duidelijk  gesteld  dat  Hij  ons 
niet  zal  verlaten  als  wij  Hem  niet 
verlaten.  Hij,  die  waakt  over  Israël, 
sluimert  noch  slaapt.  (Zie  Psalmen 
121:4.) 

En  nu  wij  deze  conferentie  gaan 
afsluiten,  wil  ik,  hoewel  wij  nog  een 
slotgebed  zullen  hebben,  onder  deze 
omstandigheden  een  kort  gebed  uit- 
spreken: 

O  God,  onze  eeuwige  Vader,  gro- 
te Rechter  aller  volken,  U  die  het 
heelal  bestuurt,  U,  onze  Vader  en 
onze  God,  van  wie  wij  kinderen  zijn, 
wij  verlaten  ons  op  U  in  deze  donke- 
re en  ernstige  tijd.  Lieve  Vader,  ze- 
gen ons  met  geloof.  Zegen  ons  met 
liefde.  Zegen  ons  met  naastenliefde 
in  ons  hart.  Zegen  ons  met  de  geest 
van  volharding  om  het  afgrijselijke 
kwaad  in  deze  wereld  uit  te  roeien. 
Schenk  bescherming  en  leiding  aan 
wie  actief  betrokken  zijn  bij  de 
strijd.  Zegen  hen;  bewaar  hun  leven; 
behoed  hen  voor  het  kwaad  en  het 
gevaar.  Neig  uw  oor  naar  hun  dier- 
baren die  bidden  voor  hun  veilig- 
heid. Wij  bidden  voor  de  grote 
democratieën  van  deze  aarde,  waar- 
op U  hebt  toegezien  bij  de  stichting 
van  hun  regeringen,  waar  vrede  en 
vrijheid  en  democratische  processen 
gemeengoed  zijn. 

O  Vader,  zie  met  barmhartigheid 
om  naar  deze  natie  en  zijn  vrienden 
in  deze  tijd  van  nood.  Spaar  ons  en 
leer  ons  te  wandelen  met  geloof  in  U 
en  in  uw  geliefde  Zoon,  op  wiens 


barmhartigheid  wij  ons  verlaten  en  op 
wie  wij  vertrouwen  als  onze  Heiland 
en  onze  Heer.  Zegen  de  zaak  van  vre- 
de en  herstel  die  weer  snel  aan  ons, 
dat  bidden  wij  U  nederig.  Wilt  U  ons 
onze  arrogantie  vergeven,  wilt  U  aan 


onze  zonden  voorbijgaan,  wilt  U  ons 
genadig  zijn,  dat  ons  hart  zich  in  lief- 
de tot  U  zal  wenden.  Dat  bidden  wij 
nederig  in  de  naam  van  Hem  die  ons 
allen  liefheeft,  Jezus  Christus,  onze 
Verlosser  en  Heiland.  Amen.  D 


JANUARI 
105 


2   0  0  2 


Bijeenkomst  van  de  zustershulpvereniging 

29  september  2001 

Standvastig 
en  onwrikbaar 


Mary  Ellen  Smoot 

Algemeen  presidente  van  de  ZHV 


(We  kunnen  ons  geloof  niet  de  rug  toekeren  als  er  zich 
problemen  voordoen,  We  keren  ons  niet  af;  we  trekken  ons  niet 
terug;  we  raken  niet  ontmoedigd. ' 


in  de  wereld.  Ik  zal  nooit  meer  de- 
zelfde zijn. 

Ik  vraag  u  voor  mij  te  bidden  nu 
ik  een  aantal  dingen  zeg  die,  naar  ik 
hoop,  tot  uw  hart  zullen  doordrin- 
gen en  u  dichter  bij  onze  Heiland  en 
Verlosser  zullen  brengen. 

We  hebben  gekozen  om  standvas- 
tig en  onwrikbaar  te  zijn  in  ons  geloof 
vanwege  de  beloften  van  eeuwige 
heerlijkheid,  eeuwige  vooruitgang  en 
blijvende  gezinsbanden  in  het  cele- 
stiale  koninkrijk.  We  houden  van  on- 
ze gezinsleden  en  we  weten  dat  we  de 
grootste  vreugde  en  vrede  ontvangen 
als  we  zien  dat  zij,  wanneer  gecon- 
fronteerd met  de  beproevingen  van 
het  leven,  rechtschapen  keuzen  doen 
om  de  wereld  te  overwinnen. 

Af  en  toe  neem  ik  het  gezicht  van 
een  van  mijn  kinderen  of  kleinkinde- 
ren in  mijn  handen  als  ze  iets  doen 
wat  hen  onmiddellijk  of  op  den  duur 
schade  kan  toebrengen.  Ik  kijk  ze 
dan  diep  in  de  ogen  en  leg  ze  zorgvul- 
dig uit  dat  we  van  ze  houden  en  dat 
ze  ons  dierbaar  zijn.  Dan  beschrijf  ik 
welke  schade  er  kan  ontstaan  door  de 
daden  waarvoor  ze  hebben  gekozen. 

Ik  kan  me  voorstellen  dat  de  Hei- 
land ons  gezicht  in  zijn  handen 
neemt  en  ieder  van  ons  smeekt  om 
standvastig  en  onwrikbaar  en  ge- 
trouw te  blijven  aan  de  God,  die  ons 
gemaakt  heeft. 


Soms  komen  er  mensen  en  ge- 
beurtenissen in  ons  leven  die 
sporen  in  ons  hart  achterlaten, 
waardoor  we  nooit  meer  dezelfde 
zijn. 

Vanavond  bidden  we  als  presidi- 
um dat  de  woorden  die  vanavond 
gesproken  worden,  sporen  in  ons 
hart  zullen  achterlaten,  en  dat  we 
als  dochters  van  God  flink,  stand- 
vastig en  onwrikbaar  zullen  blijven. 

Op  mijn  reizen  over  de  wereld 
hebben  de  getrouwe  zusters  van  de 
zustershulpvereniging  sporen  in  mijn 
hart  achtergelaten.  Ik  heb  hun  toe- 
gewijde inspanningen  gezien  om  el- 
kaar te  dienen,  zowel  hier  als  elders 


Zusters,  ik  zou  uw  gezicht  in  mijn 
handen  willen  nemen,  u  diep  in  de 
ogen  willen  kijken  en  u  deelgenoot 
maken  van  een  duidelijk  beeld  van 
uw  belangrijke  rol  als  geliefde  dochter 
van  God,  wier  'leven  inhoud,  zin  en 
richting  heeft'.  Wij  zijn  vrouwen  die 
ons  'getuigenis  van  Jezus  Christus 
[versterken]  door  gebed  en  schriftstu- 
die', die  'streven  naar  geestelijke 
kracht  door  gehoor  te  geven  aan  de 
ingevingen  van  de  Heilige  Geest'.  Wij 
'wijden  ons  toe  aan  het  sterken  van 
huwelijk  en  gezin,  ervaren  het  moe- 
derschap als  een  edele  taak  en  vinden 
vreugde  in  het  vrouwzijn.'1  Wij  zijn 
vrouwen  van  de  zustershulpvereni- 
ging van  De  Kerk  van  Jezus  Christus 
van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen. 

Voordat  we  in  deze  sterfelijke  we- 
reld kwamen,  woonden  we  samen 
bij  onze  liefhebbende  hemelse  Vader. 
Ik  denk  dat  een  van  onze  lievelings- 
onderwerpen de  vraag  was  wat  er 
zou  gebeuren  als  we  door  de  sluier 
zouden  gaan  en  aan  dit  aardse  be- 
staan zouden  beginnen. 

Nu  zijn  we  hier.  Maar  hoewel  ons 
iets  verteld  is  van  de  moeilijkheden 
die  we  op  aarde  zouden  tegenko- 
men, betwijfel  ik  of  we  begrepen  of 
konden  weten  hoe  veeleisend  en 
zwaar,  hoe  vermoeiend  en  soms  zelfs 
verdrietig,  dit  sterfelijk  bestaan  zou 
zijn.  Ik  betwijfel  of  we  konden  weten 
hoe  veeleisend  en  moeilijk  dit  sterfe- 
lijk bestaan  zou  zijn.  Ongetwijfeld 
hebben  we  allemaal  wel  eens  het  ge- 
voel gehad  dat  wat  we  meemaakten 
gewoon  te  zwaar  was  om  te  verdra- 
gen. Toch  heeft  de  profeet  Joseph 
Smith  ons  geleerd:  'Toen  [wij]  lid 
werd  [en]  van  deze  kerk,  heb  [ben] 
[wij]  toegezegd  God  te  zullen  die- 
nen. Toen  [we]  dat  [deden],  ver- 
liepen we]  (...)  neutraal  gebied,  en 
daar  [kunnen  we]  nooit  meer  terug- 
keren. Als  [we]  de  Meester  die  [we] 
zou  [den]  dienen  in  de  steek  zouden 
laten,  dan  is  dat  op  aanstichting  van 
de  boze,  wat  inhoudt  dat  [we]  zijn 
bevelen  opvolg  [en]  en  zijn  dienaar 
zijn.'2 

Ik  kan  me  voorstellen  dat  onze 
Heiland  ons  gezicht  in  zijn  handen 
neemt,  ons  diep  in  de  ogen  kijkt  en 
ons  een  zusterschap,  de  zustershulp- 
vereniging, belooft  om  ons  te  helpen 


L  I  A  H  O  N  A 
106 


in  onze  beproevingen.  Deze  organi- 
satie voor  alle  vrouwen  van  de  kerk 
heeft  als  doel  ons  te  helpen  tot  de 
Heiland  te  komen  en  elkaar  bij  te 
staan  in  de  hulp  aan  de  zieken  en  de 
armen.  De  zusters  van  de  ZHV  zul- 
len de  nieuwe  leden  omarmen  en  ie- 
dereen het  gevoel  geven  nodig  te  zijn 
en  gekoesterd  te  worden,  ongeacht 
hun  status  op  dat  moment.  Ze  zullen 
hen  die  van  de  jonge  vrouwen  over- 
gaan naar  de  ZHV  welkom  heten  en 
hen  nauw  betrekken  bij  alle  activi- 
teiten. Maak  gebruik  van  hen.  We 
kunnen  ons  niet  veroorloven  hen 
kwijt  te  raken.  Iedereen  zal  opge- 
bouwd en  bemind  worden.  Iedereen 
zal  de  priesterschapsleiders  volgen 
die  ons  door  een  nauwe  doorgang 
leiden  naar  een  veilige  haven,  zuive- 
re waarheid  en  een  levensstijl  die  ge- 
past is  voor  dochters  van  God. 

President  Gordon  B.  Hinckley 
heeft  de  vrouwen  van  de  kerk  de 
volgende  raad  gegeven:  'Maak  uw 
grote  potentieel  waar.  Ik  vraag  niet 
of  u  meer  doet  dan  binnen  uw  mo- 
gelijkheden ligt.  Ik  hoop  dat  u  zich- 
zelf niet  plaagt  met  de  gedachte  aan 
mislukking.  Ik  hoop  dat  u  niet  pro- 
beert doelen  te  stellen  die  uw  ver- 
mogen te  boven  gaan.  Ik  hoop  dat  u 
gewoon  doet  wat  u  kunt,  zo  goed  als 


u  kunt.  Als  u  dat  doet,  zult  u  getuige 
zijn  van  wonderen.'3 

Als  ik  zusters  hoor  zeggen:  'Het  is 
gewoon  te  moeilijk  om  op  huisbezoek 
te  gaan',  of  'Ik  heb  gewoon  geen  tijd 
om  te  bidden  en  in  de  Schriften  te  le- 
zen!' 'Ik  heb  teveel  om  handen  in 
mijn  gezin  om  ook  de  bijeenkomst  ter 
verrijking  van  het  persoonlijk  en 
huiselijk  leven  bij  te  wonen',  dan  wil 
ik  zeggen  wat  president  Hinckley  ons 
heeft  aangeraden:  'Maak  uw  grote 
potentieel  waar.'  Misschien  moeten 
we  een  stapje  terug  doen  en  naden- 
ken of  wat  we  doen  wel  strookt  met 
de  zaken  die  voor  ons  het  belangrijkst 
zijn.  Als  we  het  belangrijkste  op  de 
eerste  plaats  stellen,  kunnen  we  elke 
dag  leven  zonder  spijt. 

We  gaan  niet  alleen  elke  week  naar 
de  ZHV  om  gevoed  en  gekoesterd  te 
worden  en  om  liefde  te  voelen,  maar 
ook  om  onze  diensten  aan  te  bieden. 
Soms  ligt  onze  belangrijkste  taak  bin- 
nen de  muren  van  ons  eigen  huis. 

Lucifer  doet  alles  wat  hij  kan  om 
ons  af  te  leiden  van  de  allerbelang- 
rijkste zaken.  Een  van  Satans  doel- 
treffendste middelen  is  ons  ervan  te 
overtuigen  dat  het  onmogelijk  is  om 
ons  op  geestelijke  zaken  te  blijven 
concentreren,  omdat  het  leven  zulke 
dwingende  eisen  stelt. 


Toen  een  rechtsgeleerde  de  Hei- 
land vroeg  welk  gebod  het  grootste 
was,  antwoordde  Jezus  zonder  aarze- 
len: 'Gij  zult  de  Here,  uw  God,  lief- 
hebben met  geheel  uw  hart  en  met 
geheel  uw  ziel  en  met  geheel  uw  ver- 
stand. (...)  Het  tweede,  daaraan  ge- 
lijk, is:  Gij  zult  uw  naaste  liefhebben 
als  uzelf.'4  Dat  zijn  de  belangrijkste 
geboden.  Daaraan  hangt  de  ganse 
wet  en  de  profeten.  Dat  zijn  de  din- 
gen die  het  er  het  meeste  toe  doen. 
Als  wij  proberen  die  geboden  na  te 
leven,  vloeien  de  andere  daar  van- 
zelf uit  voort. 

Hoe  is  onze  band  met  onze  he- 
melse Vader?  Hebben  we  Hem  met 
heel  ons  hart,  onze  ziel  en  ons  ver- 
stand lief?  Hoeveel  houden  we  van 
onze  gezinsleden,  onze  buren,  onze 
zusters  in  de  ZHV  en  onze  naasten? 
Mede  door  die  vragen  zien  wij  in 
wat  het  belangrijkste  is,  en  ze  dienen 
als  een  maatstaf  waaraan  wij  kunnen 
afmeten  hoe  ver  we  zijn. 

Houden  we  van  de  Heer  als  we 
naar  slechte  films  kijken,  pornografi- 
sche lectuur  lezen,  of  iets  anders  doen 
dat  ons  neerhaalt  of  dat  niet  gepast  is 
voor  een  dochter  van  God?  Tonen  we 
onze  liefde  voor  de  Heer  als  we  ons 
onfatsoenlijk  kleden?  Kort  geleden 
sprak  ik  een  grote  groep  jongeren  toe, 


JANUARI       2002 
107 


en  een  jongeman  gaf  me  na  de  bijeen- 
komst dit  briefje:  'Wilt  u  de  vrouwen 
van  de  kerk  alstublieft  vertellen  hoe- 
zeer ik  hun  fatsoen  waardeer?  Ik  weet 
dat  het  moeilijk  is  om  in  onze  wereld 
fatsoenlijke  kleren  te  vinden.  Maar 
vertel  hun  alstublieft  dat  het  waarde 
heeft  voor  mij  en  voor  de  goede  man- 
nen met  wie  ze  zullen  trouwen.' 

We  kunnen  ons  geloof  niet  de  rug 
toekeren  als  er  zich  problemen  voor- 
doen. We  keren  ons  niet  af;  we  trek- 
ken ons  niet  terug;  we  raken  niet 
ontmoedigd.  We  gaan  dapper  en 
duidelijk  voorwaarts  en  zijn  een 
voorbeeld  voor  iedereen  om  ons 
heen,  in  fatsoen,  ootmoed  en  geloof. 
Standvastig  en  onwrikbaar  zijn,  is 
een  persoonlijke  zoektocht  met  eeu- 
wige beloningen,  want  als  we  dat 
doen,  zal  'Christus,  de  Here  God,  de 
almachtige,  u  als  de  zijne  (...)  verze- 
gelen, en  [zult  gij]  ten  hemel  (...) 
worden  gevoerd,  opdat  gij  eeuwigdu- 
rende zaligheid  en  het  eeuwige  leven 
moogt  hebben.'5 

Een  aantal  jaren  geleden  heeft 
zuster  Belle  Spafford  in  haar  af- 
scheidsrede tot  de  zusters  van  de 
ZHV  gezegd:  'Ik  denk  dat  de  gemid- 
delde vrouw  in  deze  tijd  er  goed  aan 
zou  doen  om  haar  interesses  onder  de 
loep  te  nemen,  haar  activiteiten  te 
evalueren,  en  dan  stappen  te  onder- 
nemen om  haar  leven  te  vereenvou- 
digen, de  belangrijkste  zaken  op  de 
eerste  plaats  te  zetten,  met  nadruk  op 
de  zaken  die  het  meest  lonend  en 
blijvend  zijn,  en  zich  te  ontdoen  van 
de  minst  lonende  activiteiten.'6 

Soms  is  er  een  traumatische  ge- 
beurtenis nodig  om  ons  te  laten  in- 
zien wat  het  belangrijkste  is.  Een 
paar  weken  geleden  hebben  we  een 


van  die  dramatische  gebeurtenissen 
meegemaakt  die  ons  leven  voorgoed 
hebben  veranderd  en  waardoor  we 
beseften  dat  we  voorbereid  moeten 
zijn.  Het  verlangen  dat  het  vaakste 
werd  uitgesproken  door  hen  die 
rechtstreeks  getroffen  zijn  door  de 
recente  terroristische  aanslagen  aan 
de  oostkust  van  de  Verenigde  Staten, 
was  dat  ze  alleen  maar  al  hun  fami- 
lieleden weer  bij  elkaar  wilden  heb- 
ben. Ik  heb  begrip  voor  die  reactie. 

Eerder  dit  jaar  heb  ik  een  zware 
operatie  ondergaan  en  heb  ik  lang  in 
het  ziekenhuis  gelegen.  Toen  ik  na- 
dacht over  mijn  leven  en  welk  ver- 
slag ik  aan  de  Heer  zou  uitbrengen 
als  ik  naar  huis  geroepen  zou  wor- 
den, zag  ik  volkomen  helder  in  dat 
het  gezin  een  van  de  belangrijkste 
verantwoordelijkheden  is  die  we 
hebben.  Ik  wist  dat  ik  de  grootste 
vreugde  zou  hebben  als  mijn  kinde- 
ren, kleinkinderen  en  toekomstige 
achterkleinkinderen  flink,  standvas- 
tig en  onwrikbaar  in  het  geloof 
zouden  blijven.  Op  die  eenzame  mo- 
menten in  een  donkere  ziekenhuis- 
kamer, besefte  ik  dat  wat  wij  binnen 
de  muren  van  ons  eigen  huis  doen, 
veel  zwaarder  weegt  dan  wat  wij 
daarbuiten  doen. 

Zeker,  bij  tijd  en  wijle  worden  we 
bedolven  onder  zorgen,  pijn  en  ver- 
driet. Maar  we  moeten  ons  daar  niet 
aan  overgeven.  Eliza  R.  Snow,  de 
tweede  president  van  de  ZHV,  heeft 
geschreven: 

'Ik  zal  doorgaan.  (...)  Ik  zal  glimla- 
chen als  de  stormen  woeden  en  ik  zal 
onbevreesd  en  triomferend  de  onstui- 
mige oceaan  van  moeilijkheden  be- 
dwingen. (...)  En  het  getuigenis  van 
Jezus  zal  mij  als  een  lamp  leiden  door 


de  portalen  van  de  onsterfelijkheid, 
en  zal  mij  inzicht  geven  in  de  heerlijk- 
heden van  het  celestiale  koninkrijk.'7 

O,  kon  ik  maar  elke  zuster  in  de 
ogen  kijken  en  haar  laten  voelen 
hoeveel  enthousiasme  er  in  die  woor- 
den schuilt  en  haar  écht  laten  begrij- 
pen wie  zij  is  en  waartoe  zij  in  staat  is. 
O,  mogen  de  woorden  van  onze  ver- 
klaring diep  in  ons  wortelen:  'Wij  zijn 
geliefde  geestdochters  van  God.  (...) 
[Wij  zijn]  wereldwijd  verenigd  in  on- 
ze toewijding  aan  Jezus  Christus.  (...) 
Wij  zijn  vrouwen  met  geloof,  deugd, 
visie  en  naastenliefde.'8 

Ontmoediging,  zorgen,  pijn  en  ver- 
driet kunnen  ons  overvallen  en  ons 
op  de  proef  stellen.  Maar,  lieve  zusters 
in  het  evangelie,  omdat  het  te  laat  is 
om  terug  te  gaan,  kunnen  we  flink  en 
standvastig  zijn  en  sporen  achterlaten 
bij  degenen  wier  leven  we  raken.  We 
kunnen  glimlachen  als  de  stormen 
woeden  en  triomferend  de  onstuimige 
oceaan  van  moeilijkheden  bedwin- 
gen. We  kunnen  door  het  getuigenis 
van  Jezus  Christus  een  lamp  ontste- 
ken die  ons  door  de  portalen  van  de 
onsterfelijkheid  zal  leiden. 

Dat  wij  glorieus  de  finish  zullen 
halen,  dat  we  onze  energie  zullen 
richten  op  de  zaken  die  het  belang- 
rijkst zijn,  en  dat  we  elkaar  uiteinde- 
lijk zullen  ontmoeten  aan  de  andere 
zijde  van  de  sluier  en  elkaar  zullen 
omhelzen  met  de  jubelende  zekerheid 
dat  we  standvastig  en  onwrikbaar  zijn 
gebleven,  is  mijn  hoop  en  mijn  gebed 
voor  u,  lieve  zusters,  in  de  naam  van 
Jezus  Christus.  Amen.  D 

NOTEN 

1.  Verklaring  van  de  zustershulpvereni- 
ging,  in  Mary  Ellen  Smoot,  'Verheugt  u,  gij 
dochter  van  Sion',  Liakona,  januari  2000, 
blz.  112. 

2.  'Recollections  of  the  Prophet  Joseph 
Smith',  Juvenüe  Instructor,  15  augustus 
1892,  blz.  492. 

3.  Motherhood:  A  Heritage  ofFaith  (1995) , 
blz.  9. 

4.  Matteüs  22:37,  39. 

5.  Mosiah5:15. 

6.  A  Womaris  Reach  (1974),  blz.  23. 

7.  'The  Lord  is  My  Trust,'  Poems, 
Religious,  Historica!  and  Political,  deel  1 
(1856),  blz.  148-149. 

8.  Liakona,  January  2000,  blz.  112. 


A  H  O  N  A 
108 


Sta  pal 


Virginia  U.  Jensen 

Eerste  raadgeefster  in  het  algemene  ZHV-presidium 


'Laten  we  nooit  vergeten  dat  we  voor  en  met  ons  gezin  een 
fundament  bouwen  op  de  rots  van  onze  Verlosser. ' 


Mijn  jongste  dochter  is  met 
haar  man  jarenlang  op  zoek 
geweest  naar  de  beste  me- 
dische adviezen  en  de  nieuwste  we- 
tenschappelijke hulp  om  een  baby  te 
krijgen.  Ze  hebben  gevast,  gebeden, 
erop  gehoopt  en  ernaar  verlangd. 

Uiteindelijk  is  bereikt  waarnaar 
ze  zo  lang  hebben  verlangd,  en  is  ze 
in  verwachting  van  hun  eerste 
kind.  De  dokter  heeft  kort  geleden 
grondig  onderzocht  of  de  zwanger- 
schap goed  verliep.  Mijn  dochter 
maakte  zich  daar  erg  zorgen  over. 
Toen  de  afgesproken  dag  naderde, 
bleek  dat  haar  man  haar  niet  kon 
vergezellen,  en  ze  vroeg  of  ik  mee- 
ging. Ze  zei:  'Mam,  als  er  na  alles 
wat  we  hebben  doorgemaakt  iets 
niet  goed  is,  moet  ik  echt  iemand 
bij  me  hebben.' 

Ik  was  opgetogen  dat  ik  van  te- 
voren een  glimp  mocht  opvangen 
van  iemand  die  ik  tot  in  de  eeuwig- 
heid zal  liefhebben  en  koesteren.  Ik 


wilde  haar  geruststellen  dat  alles  in 
orde  was;  maar  in  mijn  hart  was  ik 
ook  bezorgd. 

Toen  de  dokter  de  echo  bekeken 
had,  besprak  hij  zijn  bevindingen 
met  ons.  Zijn  eerste  woorden  wa- 
ren: 'Ik  zou  willen  dat  elke  baby  er 
zo  volmaakt  uitzag!'  Ik  kon  me  nau- 
welijks inhouden.  Toen  we  naar 
onze  auto  liepen,  kon  ik  mijn  ge- 
voelens niet  meer  de  baas,  en  ik  be- 
gon te  huilen.  Er  kwamen  zoveel 
gevoelens  bij  me  los.  Ik  huilde  en 
wenste  dat  elke  zwangere  moeder 
diezelfde  woorden  kon  horen.  Ik 
huilde  om  elke  vrouw  die  een  baby 
wil  maar  niet  kan  krijgen.  Mijn  tra- 
nen stroomden  voor  alle  vrouwen 
die  kinderen  willen  maar  geen  man 
hebben  gevonden.  En  ten  slotte 
vergoot  ik  tranen  van  dankbaarheid 
met  een  intens  verlangen  dat  onze 
familie  deze  baby  een  goed  thuis 
zou  bieden. 

De  Engelse  dichter  Wordsworth 
heeft  een  aantal  van  mijn  gevoelens 
omtrent  dit  kleinkind  en  het  gezin 
onder  woorden  gebracht  door  ons  in 
herinnering  te  brengen: 

'Geboren  worden  is  slechts  vergeten 

en  slapen.  (...) 
In  wolken  van  heerlijkheid 
Komen  wij  van  God  —  ons  thuis. ' 
(William  Wordsworth,  'Ode:  Inti- 
mations  of  Immortality  from  Recol- 
lections  of  Early  Childhood') 

Ons  thuis  hier  op  aarde  is  heilig 
door  zijn  verbondenheid  met  onze 
hemelse  Vader  en  ons  hemels  thuis. 
Door  mijn  ervaring  met  mijn  doch- 
ter werd  ik  me  er  opnieuw  scherp 


van  bewust  dat  gezin  en  familie  pri- 
oriteit hebben  en  van  essentieel  be- 
lang zijn.  Het  bracht  me  ook  in 
herinnering  dat  wij  als  vrouwen  met 
de  natuurlijke  neiging  om  lief  te 
hebben,  te  koesteren  en  te  onder- 
wijzen, geroepen  zijn  om  ieder  lid 
van  ons  gezin  te  beschermen  en  tot 
zegen  te  zijn.  Omdat  Hij  baby's  naar 
deze  aarde  stuurt,  is  het  belangrijk 
voor  de  Heer  dat  wij,  ongeacht  onze 
omstandigheden,  pal  en  onwrikbaar 
staan,  en  gezinnen  blijven  vormen 
als  een  bolwerk  tegen  de  aanstor- 
mende golven  van  het  kwaad.  Het 
is  onze  taak  om  het  gezin  en  de  fa- 
milie te  beschermen,  waar  ter  we- 
reld we  ons  ook  mogen  bevinden. 

'Ik  geloof  met  heel  mijn  hart  dat 
het  gezin  de  beste  plaats  is  om  ons 
voor  te  bereiden  op  (...)  het  eeuwi- 
ge leven',  heeft  president  David  O. 
McKay  gezegd.  ('Blueprint  for  Fami- 
ly Living',  Improvement  Era,  april 
1963,  blz.  252.)  Maar  hoe  voeden 
we  rechtschapen  kinderen  op  in  een 
wereld  die  steeds  meer  op  Sodom  en 
Gomorra  lijkt? 

President  Howard  W.  Hunter 
heeft  het  historische  verhaal  ver- 
teld waarmee  ik  die  vraag  kan 
beantwoorden. 

De  laatste  en  beslissende  strijd 
van  de  Napoleontische  oorlogen  is 
geleverd  op  18  juni  1815  in  het 
dorp  Waterloo,  in  de  buurt  van 
Brussel.  Wat  we  kennen  als  'De  slag 
bij  Waterloo'  wordt  beschouwd  als 
een  belangrijk  keerpunt  in  de  he- 
dendaagse geschiedenis  en  heeft  de 
politieke  grenzen  en  het  machts- 
evenwicht in  Europa  drastisch  ver- 
anderd. Op  een  kritiek  moment  in 
die  grote  strijd  tussen  de  strijd- 
krachten van  de  Franse  keizer  Na- 
poleon en  de  geallieerden  onder 
commando  van  de  Britse  generaal 
Arthur  Wellesley  [beter  bekend  als 
de  graaf  van  Wellingtonl ,  stormde 
een  bezorgde  officier  het  kantoor 
van  de  graaf  binnen  met  de  bood- 
schap dat  ze,  als  de  troepen  niet  on- 
middellijk werden  teruggetrokken, 
zich  moesten  overgeven  aan  het 
grotere,  Franse  leger. 

De  graaf  gebood:  'Sta  pal!' 

'Maar  we  zullen  allemaal  omko- 
men', antwoordde  de  officier. 


JANUARI      2002 
109 


'Sta  pal!'  was  weer  het  antwoord 
van  de  graaf. 

(Zie  Howard  W.  Hunter,  That  We 
Might  Havejoy,  blz.  148.) 

'Sta  pal!'  luidde  het  bevel  van  de 
graaf;  de  overwinning  was  het  ge- 
volg. Aan  die  twee  woorden  —  sta 
pal  —  ontleen  ik  moed  en  raad.  In 
deze  tijd,  zusters,  zijn  we  betrokken 
bij  een  moeilijke  strijd  om  de  geest, 
het  hart  en  zelfs  de  ziel  van  onze 
kinderen,  kleinkinderen  en  andere 
familieleden.  In  dat  gevecht  hebben 
we  veel  krachtiger  wapens  en  wa- 
penrustingen dan  de  troepen  van  de 
graaf  van  Wellington.  Want  ons 
staat  de  kracht  ter  beschikking  die 
voortvloeit  uit  geloof  in  de  Heer 
Jezus  Christus  en  de  kracht  van  de 
evangelieverordeningen.  Om  te 
overwinnen,  moeten  we  ons  wape- 
nen met  geloof  in  de  Heer,  Jezus 
Christus,  en  moeten  we  pal  staan  in 
onze  overtuiging. 

In  het  Boek  van  Mormon  lezen 
we  over  de  Lamanieten  'die  tot  het 
ware  geloof  waren  bekeerd;  en  zij 
wilden  er  niet  van  afwijken,  want  zij 
waren  vastberaden,  standvastig 
en  onwrikbaar,  gewillig  om  met  alle 


ijver  de  geboden  des  Heren  te  on- 
derhouden.' (3  Nephi  6:14.) 

Uw  krachtige  en  onwankelbare 
geloof  en  kennis  van  het  evangelie 
van  Jezus  Christus  en  zijn  plan  voor 
u  en  uw  gezin  zal  een  grote  bescher- 
ming vormen  tegen  strijdige  stand- 
punten en  kwade  invloeden.  Uw 
gehoorzaamheid  en  getrouwheid  aan 
eeuwige  verbonden  en  geboden 
kunnen  gemoedsrust  en,  ja,  zelfs  ge- 
luk brengen  te  midden  van  de  chaos 
van  deze  wereld.  Gewapend  met  ge- 
loof kunt  u  pal  staan  en  een  thuis 
bieden  dat  de  kinderen  van  onze  he- 
melse Vader  waardig  is. 

Toen  ik  eens  op  reis  was  in  een 
gebied  dat  leed  onder  geweld  en 
maatschappelijke  onrust,  merkte 
een  opmerkzame  priesterschapsdra- 
ger mijn  bezorgdheid  en  hij  sprak 
mij  troost  in. 

Toen  hij  nog  jong  was,  ontleende 
zijn  moeder,  die  plotseling  berooid  al- 
leen kwam  te  staan,  kracht  aan  de 
volgende  woorden  die  ze  las  in  een 
oud  boek:  'Ik  zei  tegen  de  man  bij  de 
poort  van  het  jaar:  "Geef  me  licht 
opdat  ik  het  onbekende  veilig  tege- 
moet kan  treden",  en  hij  antwoordde: 


"Ga  naar  buiten,  de  duisternis  in,  en 
leg  uw  hand  in  Gods  hand.  Dat  is  be- 
ter voor  u  dan  licht,  en  veiliger  dan 
een  bekende  weg."'  (Minnie  Louise 
Haskins,  Oxford  Dictionary  of  Quota- 
tions,  4de  editie,  onder  redactie  van 
Angela  Partington  [1996],  blz.  328.) 

De  moeder  van  mijn  vriend  heeft 
haar  leven  opnieuw  opgebouwd  en 
een  stevig  fundament  gelegd  door 
die  aansporing  op  te  volgen.  Ook  ik 
vond  steun  toen  ik  me  zorgen  maak- 
te, door  het  onbekende  tegemoet  te 
treden,  gewapend  met  de  kennis  dat 
het  gezelschap  van  de  Heer  beter 
was  dan  welke  andere,  aardse  be- 
scherming ook. 

Om  pal  te  staan,  moeten  we  in  de 
kern  van  onze  ziel  weten  dat  de  Heer 
ons  altijd  tot  steun  zal  zijn  als  wij  ste- 
vig zijn  verankerd  in  de  'rots  van  onze 
Verlosser'.  Dat  wordt  duidelijk  gezegd 
in  het  vijfde  hoofdstuk  van  Helaman. 
'En  nu,  (...)  bedenkt,  bedenkt,  dat  gij 
op  de  rots  van  onze  Verlosser,  de 
Christus,  de  Zoon  van  God,  uw  fun- 
dament moet  bouwen,  opdat,  wan- 
neer de  duivel  zijn  krachtige  winden 
zendt,  ja,  zijn  pijlen  in  de  wervelwind, 
ja,  wanneer  al  zijn  hagel  en  zijn 


Op  zaterdag  29  september  2001  vullen  zusters  het  Conferentiecentrum  voor  de  algemene  ZHV-bijeenkomsf. 


L  I 


A  H  O  N  A 
110 


krachtige  storm  u  zullen  striemen,  dit 
geen  macht  over  u  zal  hebben,  om  u 
mede  te  sleuren  (...)  en  dit  wegens  de 
rots,  waarop  gij  zijt  gebouwd,  die  een 
vast  fundament  is;  indien  de  mensen 
op  dat  fundament  bouwen,  kunnen  zij 
niet  vallen'  (Heiaman5:12). 

Zusters,  de  beloften  van  de  Heer 
zijn  betrouwbaar.  Hij  heeft  zijn  leven 
gegeven  voor  ons  heil. 

Om  zelf  vastberaden  pal  te  staan 
en  anderen  daarbij  te  helpen,  moet 
de  boodschap  van  het  herstelde 
evangelie  stevig  in  ons  hart  geplant 
zijn,  en  moeten  we  het  onze  kinde- 
ren thuis  leren.  Geef  uw  kinderen  en 
andere  dierbare  huisgenoten  de 
geestelijke  wapenrusting  die  ze  elke 
dag  nodig  hebben  als  ze  u  en  de  vei- 
lige bescherming  van  uw  huis  verla- 
ten. Leer  uw  dierbaren  hoe  ze  door 
vasten  en  bidden  de  machten  van 
de  hemel  moeten  gebruiken.  Leer  ze 
dat  het  heiligen  van  de  sabbat  ze 
voor  de  wereld  zal  beschermen.  Leer 
ze  gehoorzamen.  Leer  ze  dat  ze  moe- 
ten streven  naar  Gods  goedkeuring, 
niet  naar  die  van  mensen.  Leer  ze 
dat  ze  alleen  door  de  Heiland  lief  te 
hebben  en  te  volgen,  en  door  ver- 
bonden te  sluiten  en  zich  eraan  te 
houden,  terug  kunnen  keren  naar 
ons  hemelse  thuis.  De  waarheden 
van  het  evangelie  en  kennis  van  het 
heilsplan  zijn  wapens  die  uw  gezins- 
leden kunnen  gebruiken  om  Satans 
leger  van  het  kwaad  te  overwinnen. 

In  onze  rol  als  vrouw,  moeder, 
grootmoeder,  zus  en  tante,  moeten 
we  het  voorbeeld  geven  en  pal  staan. 
Omdat  we  van  ze  houden,  willen  we 
onze  familieleden  een  krachtig, 
rechtschapen  voorbeeld  geven  dat  ze 
kunnen  navolgen.  In  alles  wat  we 
zeggen  en  doen,  hoe  we  ons  kleden, 
hoe  we  onze  tijd  besteden,  in  alle 
keuzen  die  we  doen,  tonen  we  wat 
we  geloven,  en  dat  wordt  een  voor- 
beeld voor  ze  dat  ze  kunnen  volgen. 

Lucy  Mack  Smith,  de  moeder  van 
de  profeet  Joseph  Smith,  heeft  in  haar 
levensverhaal  geschreven  dat  haar 
man  en  zij  zich  in  het  voorjaar  van 
1803  druk  maakten  om  godsdienst.  Ze 
schrijft  over  haar  eigen  zoeken  naar 
de  waarheid:  'Ik  trok  me  terug  in  een 
stuk  bos  niet  ver  van  mijn  huis,  waar 
ik  aan  de  Heer  vroeg  of  we  het  ware 


evangelie  mochten  ontvangen.'  (His- 
tory  of  Joseph  Smith,  onder  redactie 
van  Preston  Nibley  [1958],  blz.  43.) 
Klinkt  dat  ons  bekend  in  de  oren? 

Zeventien  jaar  later,  in  het  voor- 
jaar van  1820,  kwam  de  profeet 
Joseph  Smith  die  op  zoek  was  naar 
de  waarheid,  'tot  het  besluit  om  het 
aan  God  te  vragen.  (...)  [Ik]  begaf 
mij  dus  het  bos  in  om  een  poging  te 
doen.'  (Geschiedenis  van  Joseph 
Smith  1:13-14.) 

Is  het  toeval  dat  de  moeder  en  de 
zoon  een  groepje  bomen  kozen  als 
de  plek  waar  ze  God  vroegen  de 
waarheid  aan  hen  bekend  te  maken? 
Door  het  gebed  van  Joseph  werd  de 
hele  wereld  gezegend  door  de  her- 
stelling van  het  evangelie  van  Jezus 
Christus.  Het  rechtschapen  voor- 
beeld van  een  vrouw  die  pal  staat  in 
geloof  is  talloze  anderen  tot  zegen. 

Hoewel  ik  het  fijn  vind  om  echtge- 
note en  moeder  te  zijn,  geef  ik  toe  dat 
het  niet  altijd  gemakkelijk  is.  Ik  heb 
begrip  voor  de  gevoelens  die  een 
meisje  op  de  basisschool  onder  woor- 
den bracht  toen  een  vriendin  van  mij, 
haar  leerkracht,  de  klas  een  brief  aan 
God  liet  schrijven.  Sharon  schreef: 
'Lieve  God,  ik  denk  dat  het  voor  U 
heel  moeilijk  is  om  van  iedereen  op 
de  wereld  te  houden.  We  zijn  thuis 
maar  met  zijn  vijven,  maar  ik  kan  het 


gewoon  niet.'  Evenzo  ben  ik  er  zeker 
van  dat  mijn  familieleden  zouden  zeg- 
gen dat  het  niet  altijd  makkelijk  is  om 
van  mij  te  houden.  Maar  ik  ben  het 
met  ouderling  Loren  C.  Dunn  eens, 
die  heeft  gezegd:  'Er  bestaat  niets  dier- 
baardere of  duurzamers  dan  het  gezin.' 
('Our  Precious  Families',  Ensign,  no- 
vember 1974,  blz.  9.)  Hoewel  het  ge- 
zinsleven soms  moeilijk  kan  zijn,  is  het 
werk  in  ons  gezin  van  het  grootste  be- 
lang. Als  u  ontmoedigd  bent  en  het  in 
uw  gezin  niet  loopt  zoals  u  wilt,  sta 
dan  pal  in  geloof  en  zeg,  net  als  een 
ander  schoolmeisje  in  haar  brief  aan 
God:  'Lieve  God,  ik  doe  mijn  best.' 
Laat  de  moeilijkheden  die  inherent 
zijn  aan  het  gezinsleven  u  niet  over- 
matig ontmoedigen  of  de  liefde  beïn- 
vloeden die  in  het  gezin  kan  heersen. 

Laten  we  ons  wapenen  met  geloof 
en  pal  staan  in  onze  overtuiging.  La- 
ten we  nooit  vergeten  dat  we  voor  en 
met  ons  gezin  een  fundament  bou- 
wen op  de  rots  van  onze  Verlosser. 
Laten  we  onze  hand  in  Gods  hand 
leggen.  Met  de  hulp  van  de  Heer 
kunnen  we  bouwen  aan  een  gezin  dat 
een  rechtschapen  vesting  is. 

Moge  de  Heer  u  zegenen  in  uw 
inspanningen  om  pal  te  staan  in  de 
verdediging  van  het  gezin  en  de  fa- 
milie, dat  is  mijn  gebed  in  de  naam 
van  Jezus  Christus.  Amen.  D 


JANUARI      2002 
111 


Zijn  wij  niet 
allemaal  moeder? 


Sheri  L.  Dew 

Tweede  raadgeefster  in  het  algemeen  ZHV-presidium 


'Het  moederschap  omvat  meer  dan  kinderen  krijgen.  Het  is  de 
kern  van  wie  we  zijn  als  vrouw.' 


Gelukkig  bereikten  we  eindelijk 
het  kerkgebouw.  Maar  door  die  ener- 
verende gebeurtenis  begreep  ik  beter 
hoe  moeders  zich  moeten  voelen  als 
ze  hun  eigen  veiligheid  in  de  waag- 
schaal stellen  om  een  kind  te  be- 
schermen. Mijn  zussen  hadden  me 
hun  dochters  toevertrouwd.  Ik  houd 
van  ze,  en  ik  zou  alles  hebben  ge- 
daan om  ze  in  veiligheid  te  brengen. 
Zo  heeft  onze  Vader  ons,  vrouwen, 
zijn  kinderen  toevertrouwd,  en  Hij 
heeft  ons  gevraagd  ze  lief  te  hebben 
en  ze  door  de  gevaren  van  het  sterfe- 
lijk leven  heen  veilig  terug  te  leiden. 

Liefhebben  en  leiden.  Deze  woor- 
den zijn  een  samenvatting  van  het 
allesomvattende  werk  van  de  Vader 
en  de  Zoon,  maar  ze  zijn  tevens  de 
essentie  van  ons  werk,  want  het  is 
ons  werk  om  de  Heer  met  zijn  werk 
te  helpen.  Hoe  kunnen  wij,  als  vrou- 
wen Gods  in  de  laatste  dagen  de 
Heer  het  beste  in  zijn  werk  bijstaan? 

Profeten  hebben  deze  vraag  her- 
haaldelijk beantwoord,  zoals  ook  ze- 
stig jaar  geleden  het  Eerste  Presidium, 
toen  zij  het  moederschap  'de  hoogste, 
heiligste  dienst'  noemden  die  men 
'het  mensdom  kan  bewijzen'.1 

Hebt  u  zich  ooit  afgevraagd  waar- 
om profeten  de  leer  van  het  moeder- 
schap —  en  het  is  leer  —  steeds  weer 
hebben  verkondigd?  Ik  wel.  Ik  heb 
lang  en  diep  nagedacht  over  het  werk 
van  vrouwen  Gods.  En  ik  heb  gewor- 
steld met  wat  de  leer  van  het  moeder- 
schap voor  ieder  van  ons  betekent. 
Door  die  kwestie  voelde  ik  me  ge- 
drongen te  bidden,  de  Schriften  te 


Afgelopen  zomer  heb  ik  met 
vier  nichtjes  in  de  tienerleef- 
tijd een  enerverende  zondag- 
avond meegemaakt  toen  we  van  een 
hotel  in  een  stad  die  we  bezochten 
naar  een  nabijgelegen  kerkgebouw 
liepen  waar  ik  zou  spreken.  Ik  had  die 
wandeling  al  vele  malen  gemaakt, 
maar  deze  keer  werden  we  plotseling 
omringd  door  een  grote  groep  dron- 
ken mensen  die  naar  een  optocht  wa- 
ren geweest.  Het  was  geen  goede  plek 
voor  vier  jonge  meisjes,  of  voor  hun 
tante,  zou  ik  eraan  toe  willen  voegen. 
Maar  omdat  de  straten  waren  afgeslo- 
ten voor  verkeer,  moesten  we  wel  blij- 
ven lopen.  Boven  het  lawaai  uit  riep 
ik  naar  de  meisjes:  'Blijf  dicht  bij 
me'.  Toen  we  door  de  dichtopeenge- 
pakte  mensen  manoeuvreerden,  was 
de  veiligheid  van  mijn  nichtjes  mijn 
enige  zorg. 


bestuderen  en  de  tempel  te  bezoeken 
—  waar  ons  steeds  een  verheffende 
leer  wordt  bijgebracht  over  onze  ui- 
terst belangrijke  rol  als  vrouw.  Het  is 
een  leer  waarover  we  duidelijk  moe- 
ten zijn  als  we  standvastig  en  onwrik- 
baar2 willen  blijven  met  betrekking 
tot  kwesties  waarmee  vrouwen  steeds 
te  maken  krijgen.  Want  Satan  heeft 
het  moederschap  de  oorlog  verklaard. 
Hij  weet  dat  degenen  die  hun  kind 
wiegen  zijn  hele  aardse  imperium  om- 
ver kunnen  werpen.  En  hij  weet  dat 
Gods  koninkrijk  zonder  rechtschapen 
moeders  die  de  volgende  generatie 
liefhebben  en  leiden,  zal  falen. 

Als  we  de  grootsheid  van  het  moe- 
derschap begrijpen,  wordt  duidelijk 
waarom  profeten  de  uiterst  heilige  rol 
van  de  vrouw  in  bescherming  hebben 
genomen.  Terwijl  wij  geneigd  zijn  om 
het  moederschap  alleen  in  verband  te 
brengen  met  kinderen  krijgen,  heeft 
het  woord  moeder  in  de  taal  van  de 
Heer  verschillende  betekenissen.  Van 
alle  woorden  die  ze  voor  haar  functie 
en  haar  wezen  hadden  kunnen  kie- 
zen, gaven  onze  Vader  en  Adam  aan 
Eva  de  naam  moeder  van  alle  leven- 
den3 —  en  nog  wel  voordat  ze  ooit  een 
kind  had  gebaard.  Net  als  bij  Eva  is 
ons  moederschap  al  voor  onze  ge- 
boorte begonnen.  Zoals  mannen  die 
het  waardig  waren  in  het  voorsterfe- 
lijk  leven  tot  priesterschapsdrager 
voor  het  sterfelijk  leven  geordend 
zijn4,  zijn  rechtschapen  vrouwen 
voorsterfelijk  begiftigd  met  het  voor- 
recht van  het  moederschap.5  Het 
moederschap  omvat  meer  dan  kinde- 
ren krijgen,  hoewel  het  dat  zeker  is. 
Het  is  de  kern  van  wie  we  zijn  als 
vrouw.  Het  is  een  beschrijving  van 
onze  identiteit,  onze  goddelijke  status 
en  aard,  en  de  unieke  eigenschappen 
die  onze  Vader  ons  gegeven  heeft. 

President  Gordon  B.  Hinckley 
heeft  gezegd:  'God  heeft  in  vrouwen 
iets  goddelijks  geplant.'6  Dat  'iets'  is 
de  gave  en  de  gaven  van  het  moe- 
derschap. Ouderling  Matthew  Cow- 
ley  heeft  gezegd:  'Mannen  hebben 
[in  het  sterfelijk  leven]  iets  gekregen 
om  hen  tot  heilanden  van  de  mens 
te  maken,  maar  moeders,  vrouwen, 
niet.  [Zij]  worden  geboren  met  een 
erfrecht,  een  ingewortelde  bevoegd- 
heid om  mensenzielen  te  redden 


A  H   O   N  A 
112 


(...)  en  zijn  de  hernieuwende  kracht 
in  het  leven  van  Gods  kinderen.'7 

Moederschap  is  niet  wat  er  over- 
bleef toen  onze  Vader  zijn  zoons  ze- 
gende met  de  ordening  tot  het 
priesterschap.  Het  was  de  ver- 
heffendste begiftiging  die  Hij  zijn 
dochters  kon  geven,  een  heilige  taak 
waardoor  wij  volwaardige  partners 
zijn  in  het  werk  van  God.  Zoals  pre- 
sident J.  Reuben  Clark  jr.  heeft  ge- 
zegd, is  het  moederschap  'net  zo'n 
goddelijke  roeping  en  net  zo  belang- 
rijk als  het  priesterschap.'8 

Het  onderwerp  moederschap  ligt 
niettemin  heel  gevoelig,  want  het 
herinnert  ons  aan  onze  grootste 
vreugden  en  smarten.  Dat  is  vanaf 
het  begin  zo  geweest.  Eva  was  'ver- 
heugd' na  de  val,  omdat  ze  besefte 
dat  ze  anders  'nooit  zaad  [zou]  heb- 
ben gehad.'9  En  toch,  stelt  u  zich 
haar  smart  over  Kaïn  en  Abel  eens 
voor.  Sommige  moeders  voelen  pijn 
vanwege  de  kinderen  die  zij  gebaard 
hebben;  anderen  voelen  pijn  omdat 
zij  hier  geen  kinderen  hebben  gekre- 
gen. Daarover  is  ouderling  John  A. 
Widtsoe  duidelijk  geweest:  'Vrou- 
wen die  buiten  hun  schuld  de  gave 
van  het  moederschap  niet  rechtst- 
reeks kunnen  uitoefenen,  kunnen 
dat  plaatsvervangend  doen.'10 

Om  redenen  die  de  Heer  bekend 
zijn,  moeten  sommige  vrouwen 
wachten  voordat  ze  kinderen  kun- 
nen krijgen.  Dat  uitstel  is  voor  geen 
enkele  rechtschapen  vrouw  gemak- 
kelijk. Maar  het  tijdschema  van  de 
Heer  neemt  ons  natuurlijke  verlan- 
gen niet  weg.  Sommigen  onder  ons 
moeten  dus  gewoon  een  andere  ma- 
nier zoeken  om  die  moederlijke  be- 
hoefte te  bevredigen.  En  overal  om 
ons  heen  zijn  er  mensen  die  behoef- 
te hebben  aan  liefde  en  leiding. 

Eva  heeft  het  voorbeeld  gegeven. 
Ze  heeft  niet  alleen  kinderen  gekre- 
gen, maar  heeft  gezorgd  voor  de  hele 
mensheid  toen  ze  het  moedigste  be- 
sluit nam  dat  een  vrouw  ooit  heeft 
genomen  en  met  Adam  samen  onze 
vooruitgang  mogelijk  maakte.  Ze 
heeft  als  vrouw  een  voorbeeld  gege- 
ven dat  mannen  kunnen  respecteren 
en  dat  vrouwen  kunnen  volgen, 
waarmee  ze  een  voorbeeld  was  van 
de  kenmerken  waarmee  wij  als 


vrouw  zijn  begiftigd:  heldhaftig  ge- 
loof, fijngevoeligheid  voor  de  Geest, 
afschuw  van  het  kwaad  en  volkomen 
onzelfzuchtigheid.  Net  als  de  Hei- 
land, 'die,  om  de  vreugde,  welke  vóór 
Hem  lag,  het  kruis  op  Zich  genomen 
heeft'11,  heeft  Eva,  om  de  vreugde 
dat  ze  de  mensheid  kon  helpen,  de 
val  verdragen.  Ze  had  ons  voldoende 
lief  om  ons  mede  te  leiden. 

Als  dochters  van  onze  hemelse 
Vader  en  als  dochters  van  Eva  zijn 
wij  allen  moeder  en  zijn  we  dat  ook 
altijd  geweest.  En  allemaal  hebben 
we  de  taak  om  lief  te  hebben  en  de 
opgroeiende  generatie  te  leiden.  Hoe 
zullen  onze  jonge  vrouwen  leren  om 
te  leven  als  vrouwen  Gods  als  zij  niet 
weten  hoe  vrouwen  Gods  eruitzien, 
met  andere  woorden  wat  we  dragen, 
bekijken  en  lezen;  hoe  we  onze  tijd 
en  onze  geest  vullen;  hoe  we  ver- 
leiding en  onzekerheid  tegemoet 
treden;  waarin  we  echte  vreugde  vin- 
den, en  waarom  fatsoen  en  vrouwe- 
lijkheid kenmerken  zijn  van  een 
rechtschapen  vrouw?  Hoe  zullen  on- 
ze jongemannen  leren  om  vrouwen 
Gods  te  respecteren  als  wij  ze  niet  la- 
ten zien  wat  die  deugden  waard  zijn? 

Ieder  van  ons  heeft  de  uiterst  be- 
langrijke taak  om  een  voorbeeld  van 
rechtschapenheid  te  zijn,  omdat  onze 
jeugd  dat  misschien  nergens  anders 
ziet.  Elke  zuster  in  de  ZHV,  wat  de  be- 
langrijkste vrouwengemeenschap  aan 


deze  kant  van  de  sluier  is,  heeft  de 
taak  om  onze  jonge  vrouwen  te  hel- 
pen met  een  prettige  overgang  naar 
de  ZHV.  Dat  betekent  dat  onze 
vriendschap  met  hen  lang  vóór  hun 
achttiende  verjaardag  moet  beginnen. 
Ieder  van  ons  kan  voor  iemand  zor- 
gen —  beginnend,  natuurlijk,  met  de 
kinderen  in  onze  eigen  familie,  maar 
ook  ver  daarbuiten.  Ieder  van  ons  kan 
door  woord  en  daad  laten  zien  dat  het 
werk  van  de  vrouwen  in  het  konink- 
rijk van  de  Heer  schitterend  en  heilig 
is.  Ik  herhaal:  Wij  zijn  allemaal  moeder 
in  Israël,  en  het  is  onze  roeping  de  op- 
groeiende generatie  lief  te  hebben  en 
te  leiden  door  de  gevaarlijke  straten 
van  het  sterfelijk  leven. 

Weinigen  onder  ons  zullen  ons  po- 
tentieel waarmaken  zonder  de  koes- 
tering van  zowel  de  moeder  die  ons 
heeft  gebaard  als  de  moeders  die  ons 
verzorgen.  Kort  geleden  was  ik  opge- 
togen toen  ik  voor  het  eerst  in  jaren 
een  van  mijn  jeugdleidsters  weer  zag. 
Als  tiener  zonder  enig  zelfvertrouwen 
ging  ik  altijd  naast  deze  vrouw  staan, 
omdat  ze  dan  haar  arm  om  me  heen 
sloeg  en  zei:  'Jij  bent  gewoon  een  fij- 
ne meid!'  Ze  hield  van  me  en  daarom 
liet  ik  haar  leiding  aan  mij  geven. 
Hoeveel  jongemannen  en  jongevrou- 
wen  verlangen  wanhopig  naar  uw 
liefde  en  leiding?  Beseffen  we  ten  vol- 
le dat  onze  invloed  als  moeder  in  Is- 
raël onvervangbaar  en  eeuwig  is? 


JANUARI 
113 


2  0  0  2 


Toen  ik  opgroeide,  was  het  niet 
ongewoon  dat  mijn  moeder  me  mid- 
den in  de  nacht  wakker  maakte  en 
zei:  'Sheri,  pak  je  kussen  en  ga  naar 
beneden.'  Ik  wist  wat  dat  betekende. 
Het  betekende  dat  er  een  orkaan 
kwam  en  dan  was  ik  meteen  bang. 
Maar  dan  zei  moeder:  'Sheri,  alles 
komt  goed'.  Haar  woorden  kalmeer- 
den mij  altijd.  Nu,  tientallen  jaren 
later,  als  het  leven  overweldigend  of 
beangstigend  lijkt,  bel  ik  mijn  moe- 
der om  haar  te  horen  zeggen:  'Alles 
komt  goed.' 

De  recente,  afschuwelijke  gebeur- 
tenissen in  de  Verenigde  Staten  heb- 
ben nog  eens  beklemtoond  dat  we  in 
een  onzekere  wereld  leven.  Er  is  nog 
nooit  grotere  behoefte  geweest  aan 
rechtschapen  moeders  —  moeders  die 
hun  kinderen  tot  zegen  zijn  met  een 
gevoel  van  veiligheid,  en  vertrouwen 
in  de  toekomst,  moeders  die  hun  kin- 
deren leren  waar  ze  gemoedsrust  en 
waarheid  vinden,  en  dat  de  macht 
van  Jezus  Christus  altijd  groter  is  dan 
de  macht  van  de  tegenstander.  Elke 
keer  als  we  bouwen  aan  het  geloof 
van  een  jonge  man  of  jonge  vrouw,  of 
hun  voortreffelijke  eigenschappen 
aanmoedigen,  elke  keer  als  we  iemand 
liefhebben  of  ook  maar  een  klein  stap- 
je leiden  op  het  pad  —  zijn  we  trouw 
aan  onze  begiftiging  als  moeder  en 
aan  de  opbouw  van  Gods  koninkrijk. 
Geen  enkele  vrouw  die  het  evangelie 
begrijpt,  zal  ooit  denken  dat  ander 
werk  belangrijker  is,  of  zal  ooit  zeggen: 
'Ik  ben  slechts  moeder',  want  moeders 
genezen  de  ziel  van  de  mens. 

Kijk  om  u  heen.  Wie  heeft  u  en 
uw  invloed  nodig?  Als  wij  echt  iets 
goeds  tot  stand  willen  brengen,  dan 
zal  dat  gebeuren  als  we  zorgen  voor 
degenen  die  we  het  leven  hebben  ge- 
schonken en  degenen  voor  wie  we 
willen  zorgen.  Als  we  naast  onze 
jeugd  blijven  staan  —  als  we  van  ze 
houden  —  zullen  zij  in  de  meeste  ge- 
vallen dicht  bij  ons  blijven,  wat  in- 
houdt dat  zij  onze  leiding  accepteren. 

Als  moeder  in  Israël  zijn  wij  het 
geheime  wapen  van  de  Heer.  Onze 
invloed  komt  voort  uit  een  goddelij- 
ke begiftiging  die  er  vanaf  het  begin 
geweest  is.  Ik  vraag  me  af  of  we  in 
de  voorsterfelijke  wereld,  toen  onze 
Vader  onze  functie  beschreef,  niet 


stomverbaasd  waren  dat  Hij  ons  wil- 
de zegenen  met  een  heilige  taak  die 
in  zijn  plan  zo  centraal  stond,  en  dat 
Hij  ons  wilde  begiftigen  met  gaven 
die  zo  belangrijk  waren  voor  het  lief- 
hebben en  leiden  van  zijn  kinderen. 
Ik  vraag  me  af  of  we  niet  juichten 
van  vreugde12,  ten  dele  vanwege  de 
edele  status  die  Hij  ons  schonk  in 
zijn  koninkrijk.  De  wereld  zal  u  dat 
niet  vertellen,  maar  de  Geest  wel. 

We  mogen  de  Heer  gewoon  niet 
teleurstellen.  En  als  de  dag  aanbreekt 
dat  wij  de  enige  vrouwen  op  aarde 
zijn  die  het  moederschap  iets  edels 
en  goddelijks  vinden,  zo  zij  het. 
Want  het  woord  moeder  is  de  defini- 
tie van  een  rechtschapen  vrouw  die 
vervolmaakt  is  in  de  hoogste  graad 
van  het  celestiale  koninkrijk,  een 
vrouw  die  in  aanmerking  komt  voor 
een  eeuwig  nageslacht,  voor  eeuwige 
wijsheid,  vreugde  en  invloed. 

Ik  weet  dat  deze  leringen  over  on- 
ze goddelijke  rol  absoluut  waar  zijn, 
en  dat  ze,  als  ze  begrepen  worden,  al- 
le vrouwen  gemoedsrust  en  een  doel 
schenken.  Lieve  zusters,  van  wie  ik 
meer  houd  dan  ik  onder  woorden 
kan  brengen,  geeft  u  gehoor  aan  de 
uitdaging  om  in  deze  hachelijke  tij- 
den moeder  te  zijn,  hoewel  dat  uw 
volharding,  moed  en  geloof  tot  het 


uiterste  op  de  proef  zal  stellen?  Zult  u 
standvastig  en  onwrikbaar  zijn  als 
moeder  in  Israël  en  als  vrouw  Gods? 
Onze  Vader  en  zijn  eniggeboren 
Zoon  hebben  ons  een  heilig  rent- 
meesterschap gegeven  en  een  heilige 
kroon  in  hun  koninkrijk.  Mogen  wij 
ons  daarin  verheugen.  En  mogen  we 
hun  vertrouwen  waardig  zijn.  In  de 
naam  van  Jezus  Christus.  Amen.  O 

NOTEN 

1.  'The  Message  of  the  First  Presidency 
to  the  Church',  ïmprovement  Era,  novem- 
ber 1942,  blz.  761. 

2.  Mosiah5:15. 

3.  Mozes  4:26. 

4.  Zie  Alma  13:2-4,  7-8. 

5.  Zie  Spencer  W.  Kimball,  The  Role 
of  Righteous  Women',  Ensign,  november 
1979,  blz.  102. 

6.  Teachings  ofGordon  B,  Hinckley 
(1997),  blz.  387. 

7.  Matthew  Cowley  Speaks,  1954,  blz.  109. 

8.  'Our  Wives  and  Our  Mothers  in  the 
Eternal  Plan',  Relief  Society  Magazine, 
december  1946,  blz.  801. 

9.  Mozes  5:11. 

10.  Priesthood  and  Church  Government, 
bezorgd  door  John  A.  Widtsoe  (1939), 
blz.  85. 

11.  Hebreeën  12:2. 

12.  Zie  Job  38:7. 


L  I  A  H  O  N  A 
114 


'Wees  een  voorbeeld' 


President  Thomas  S.  Monson 

Eerste  raadgever  in  het  Eerste  Presidium 


(Vul  uw  verstand  met  waarheid;  vul  uw  hart  met  liefde; 
vul  uw  leven  met  dienstbetoon. ' 


de  gelovigen  in  woord,  in  wandel,  in 
liefde,  in  geloof  en  in  reinheid.'2 

Ik  wil  u,  zusters  die  hier  in  het 
Conferentiecentrum  bijeen  bent  en 
in  het  publiek  over  de  hele  wereld, 
een  drieledige  formule  geven  die 
een  onfeilbare  gids  is,  waarmee  u 
deze  aansporing  van  de  apostel  Pau- 
lus  kunt  nakomen: 

1.  Vul  uw  verstand  met  waar- 
heid; 

2.  Vul  uw  hart  met  liefde; 

3.  Vul  uw  leven  met  dienstbe- 
toon. 

Ten  eerste,  vul  uw  verstand  met 
waarheid;  we  vinden  geen  waarheid 
als  we  ons  met  dwaling  bezighouden. 
Waarheid  wordt  gevonden  door  het 
geopenbaarde  woord  van  God  te  on- 
derzoeken, te  bestuderen  en  na  te  le- 
ven. Wij  nemen  dwaling  aan  als  we 
omgaan  met  dwaling.  Wij  leren  waar- 
heid als  we  omgaan  met  waarheid. 

De  Heiland  van  de  wereld  heeft 
gezegd:  'Put  woorden  van  wijsheid 
uit  de  beste  boeken,  zoekt  weten- 
schap, ja,  door  studie  alsmede  door 
geloof.'3  En  daar  heeft  Hij  aan  toe- 
gevoegd: 'Onderzoekt  de  Schriften, 
want  gij  meent  daarin  eeuwig  leven 
te  hebben,  en  deze  zijn  het,  welke 
van  Mij  getuigen.'4 

Hij  nodigt  ieder  van  ons  uit: 
'Leer  van  Mij,  en  luister  naar  mijn 
woorden;  wandel  in  de  ootmoed 
van  mijn  Geest,  en  in  Mij  zult  gij 
vrede  hebben.'5 

Een  zuster  uit  de  pionierstijd  die 
een  goed  voorbeeld  was  van  het  uit- 
voeren van  de  opdracht  die  we  van- 
avond gehoord  hebben,  die  haar 
verstand,  hart  en  ziel  met  waarheid 
vulde,  was  Catherine  Curtis  Spencer. 


We  zijn  vanavond  geïnspi- 
reerd door  de  bezielende 
boodschappen  van  het  al- 
gemeen ZHV-presidium  van  de  kerk. 
Hun  smeekbede  aan  ons  om  stand- 
vastig en  onwrikbaar  te  staan,  is  wijze 
raad  waarmee  we  de  beroering  van 
onze  tijd  tegemoet  kunnen  treden  en 
waarlijk  bolwerken  van  bestendig- 
heid zijn  in  een  zee  vol  verandering. 

Laten  we  eens  kijken  naar  woor- 
den van  wijsheid  die  de  apostel 
Paulus  aan  zijn  dierbare  Timoteüs 
geschreven  heeft: 

'Maar  de  Geest  zegt  nadrukkelijk, 
dat  in  latere  tijden  sommigen  zullen 
afvallen  van  het  geloof,  doordat  zij 
dwaalgeesten  en  leringen  van  boze 
geesten  volgen,  door  de  huichelarij 
van  leugensprekers,  die  in  hun  eigen 
geweten  gebrandmerkt  zijn.'1 

Vervolgens  komt  Paulus'  aanspo- 
ring en  oproep  aan  Timoteüs,  die 
evenzeer  van  toepassing  is  op  ieder 
van  ons:  'Wees  een  voorbeeld  voor 


Haar  man,  Orson  Spencer,  was  een 
attente,  goed  opgeleide  man.  Zij  was 
opgevoed  in  Boston  en  was  ontwik- 
keld en  beschaafd.  Ze  had  zes  kinde- 
ren. Haar  zwakke  gezondheid  leed 
onder  de  ontberingen  na  het  vertrek 
uit  Nauvoo.  Ouderling  Spencer 
schreef  haar  ouders  en  vroeg  of  zij  bij 
hen  mocht  wonen  tot  hij  een  wo- 
ning voor  haar  had  geregeld  in  het 
westen.  Hun  antwoord  luidde:  'Als 
ze  haar  waardeloze  geloof  afzweert, 
mag  ze  terugkomen  —  eerder  niet.' 

Zuster  Spencer  weigerde  haar  ge- 
loof af  te  zweren.  Toen  de  brief  van 
haar  ouders  haar  was  voorgelezen, 
vroeg  ze  haar  man  zijn  bijbel  te  pak- 
ken en  haar  dit  uit  het  boek  Ruth 
voor  te  lezen:  'Dring  er  bij  mij  niet 
op  aan,  dat  ik  u  in  de  steek  zou  la- 
ten, door  van  u  terug  te  keren;  want 
waar  gij  zult  heengaan,  zal  ik  heen- 
gaan, en  waar  gij  zult  vernachten, 
zal  ik  vernachten;  uw  volk  is  mijn 
volk,  en  uw  God  is  mijn  God.'6 

Buiten  woedde  de  storm,  de  huif 
van  de  kar  lekte  en  vriendinnen  hiel- 
den melkpannen  boven  het  hoofd 
van  zuster  Spencer  om  haar  droog  te 
houden.  Onder  die  omstandigheden, 
en  zonder  enige  klacht  te  uiten,  sloot 
ze  voor  de  laatste  keer  haar  ogen. 

Ook  al  zal  er  niet  noodzakelijker- 
wijs van  ons  gevraagd  worden  om 
ons  leven  te  geven,  laten  we  wel  be- 
denken dat  Hij  onze  stille  gebeden 
hoort.  Hij  die  alle  daden  ziet  die  wij 
in  stilte  verrichten,  zal  ons  openlijk 
belonen  als  dat  nodig  is. 

Wij  leven  in  roerige  tijden.  Vaak  is 
de  toekomst  onbekend;  daarom  is  het 
goed  als  wij  ons  voorbereiden  op  onze- 
kerheden. Statistieken  wijzen  uit  dat  u 
ooit,  vanwege  de  ziekte  of  het  overlij- 
den van  uw  man,  of  uit  economische 
noodzaak,  de  rol  van  kostwinner  op  u 
zult  moeten  nemen.  Ik  spoor  u  aan  om 
een  opleiding  te  volgen  en  vaardighe- 
den te  leren  waar  vraag  naar  is,  zodat 
u  in  een  dergelijk  noodgeval  in  staat 
bent  om  de  kost  te  verdienen. 

Uw  talenten  zullen  toenemen  als 
u  studeert  en  leert.  U  zult  uw  kinde- 
ren beter  kunnen  helpen  met  hun 
huiswerk,  en  u  zult  gemoedsrust  heb- 
ben door  de  wetenschap  dat  u  zich 
hebt  voorbereid  op  de  noodgevallen 
die  u  in  het  leven  kunt  tegenkomen. 


JANUARI 
115 


2  0  0  2 


Conferentiegangers  stromen  in  en  uit  het  Conferentiecentrum  en  steken  de  straat  over  naar  Temple  Square 


Om  het  tweede  deel  van  onze 
formule  —  namelijk,  vul  uw  hart  met 
liefde  —  te  illustreren,  wend  ik  mij 
tot  een  prachtig  verhaal  in  het  boek 
Handelingen  over  een  discipel  uit 
Joppe,  die  Tabita  heette,  ook  wel 
Dorkas  genoemd.  Zij  wordt  beschre- 
ven als  een  vrouw  vol  goede  werken 
en  aalmoezen. 

'En  het  geschiedde  in  die  dagen, 
dat  zij  ziek  werd  en  stierf;  en  na  haar 
gewassen  te  hebben,  legde  men  haar 
in  een  bovenzaal. 

'En  daar  [...]  de  discipelen  hoor- 
den, dat  Petrus  daar  was,  [zonden 
zij]  twee  mannen  tot  hem  met  het 
verzoek:  Kom  zonder  dralen  met 
ons. 

'En  Petrus  stond  op  en  ging  met 
hen  mede.  Toen  hij  daar  aangeko- 
men was,  bracht  men  hem  naar  de 
bovenzaal  en  al  de  weduwen  kwa- 
men bij  hem  staan,  en  lieten  hem 
onder  tranen  al  de  lijfrokken  en 


mantels  zien,  die  [Tabita],  toen  zij 
nog  bij  hen  was,  gemaakt  had. 

'Maar  Petrus  zond  hen  allen  naar 
buiten  en  knielde  neder  en  bad.  En 
hij  wendde  zich  tot  het  lichaam  en 
zeide:  Tabita,  sta  op!  En  zij  opende 
haar  ogen  en  zag  Petrus  en  ging 
overeind  zitten,  en  hij  gaf  haar  de 
hand  en  richtte  haar  op;  toen  riep 
hij  de  heiligen  en  de  weduwen  en 
stelde  haar  levend  voor  hen. 

'En  het  werd  bekend  door  geheel 
Joppe  en  velen  kwamen  tot  geloof  in 
de  Here.'7 

Wat  mij  betreft  is  de  schriftuurlijke 
beschrijving  van  Tabita,  waarin  zij  een 
vrouw  wordt  genoemd  'overvloedig  in 
goede  werken  en  aalmoezen',  een  de- 
finitie van  enkele  fundamentele  taken 
van  de  ZHV;  namelijk  hulp  aan  de  lij- 
denden, zorg  voor  de  armen,  en  alles 
wat  daarbij  hoort.  Vrouwen  van  de 
ZHY  u  bent  waarlijk  reddende  enge- 
len. Dat  komt  op  grote  schaal  naar 


voren  door  humanitaire  hulp  aan  hen 
die  lijden  vanwege  kou,  honger  of  an- 
dere beproevingen,  waar  zij  ook  zijn. 
Uw  werk  is  ook  duidelijk  te  zien  in 
onze  wijken,  ringen  en  zendingsgebie- 
den.  Elke  bisschop  in  de  kerk  kan  van 
die  waarheid  getuigen. 

Ik  herinner  me  dat  ik  als  jonge  dia- 
ken een  deel  van  de  wijk  afging  op  de 
ochtend  van  de  vastenzondag,  dat  ik 
elk  gezin  de  kleine  envelop  gaf, 
wachtte  tot  er  een  bijdrage  in  gedaan 
was,  en  vervolgens  terugging  naar  de 
bisschop.  Op  een  keer  begroette  een 
bejaard  lid,  broeder  Wright,  die  alleen 
woonde,  me  bij  de  deur  en  frommelde 
met  zijn  oude  handen  aan  het  touwtje 
waarmee  de  envelop  was  dichtgebon- 
den,  en  deed  er  een  klein  geldbedrag 
in.  Zijn  ogen  glommen  toen  hij  zijn 
bijdrage  gaf.  Hij  vroeg  me  te  gaan  zit- 
ten en  vertelde  me  over  een  voorval, 
vele  jaren  geleden,  dat  hij  geen  voed- 
sel meer  in  de  kast  had.  In  zijn  honger 


L  i 


A   H   O   N   A 

116 


had  hij  zijn  hemelse  Vader  om  voed- 
sel gebeden.  Niet  lang  daarna  keek  hij 
uit  het  raam  van  zijn  zitkamer  en  zag 
iemand  naar  de  deur  komen  die  een 
rode  kar  trok.  Het  was  zuster  Balm- 
forth,  de  ZHV-presidente,  die  de  kar 
driekwart  kilometer  over  het  spoor 
naar  zijn  huis  getrokken  had.  De  kar 
puilde  uit  met  voedsel  dat  de  ZHV- 
zusters  van  de  wijk  verzameld  hadden 
en  waarmee  zuster  Balmforth  de  lege 
planken  in  broeder  Wrights  keuken 
vulde.  Hij  beschreef  haar  als  'een  en- 
gel die  door  de  hemel  gezonden  was'. 

Zusters,  u  bent  de  belichaming 
van  liefde.  U  bent  het  zonnetje  in 
huis,  u  leidt  uw  kinderen  in  liefde; 
en  terwijl  uw  man  het  hoofd  van  het 
gezin  is,  bent  u  beslist  het  hart  van 
het  gezin.  Samen,  door  wederzijds 
respect  en  gedeelde  taken,  bent  u 
een  onoverwinnelijk  team. 

Ik  vind  het  opmerkelijk  dat  als 
kinderen  zorg  en  liefdevolle  aan- 
dacht nodig  hebben,  ze  zich  wenden 
tot  u  —  hun  moeder.  Zelfs  de  afge- 
dwaalde zoon  of  nalatige  dochter  die 
de  noodzaak  inziet  om  terug  te  ke- 
ren naar  de  omarming  van  het  gezin, 
komt  vrijwel  altijd  bij  de  moeder,  die 
haar  kind  nooit  heeft  opgegeven. 

De  liefde  van  zijn  moeder  brengt 
het  beste  in  een  kind  naar  voren.  U 
wordt  het  voorbeeld  dat  uw  kinde- 
ren kunnen  volgen. 

Het  eerste  woord  dat  een  kind 
leert  en  zegt,  is  over  het  algemeen 
het  lieve  'mama'.  Ik  vind  het  opmer- 
kelijk dat  zowel  op  het  slagveld  als  in 
tijden  van  vrede  het  laatste  woord 
dat  een  zoon  voor  zijn  dood  spreekt, 
meestal  'moeder'  is.  Zusters,  wat  hebt 
u  een  edele  rol.  Ik  getuig  dat  uw  hart 
vol  liefde  is. 

Van  het  derde  onderdeel  van  on- 
ze formule  —  namelijk,  vul  uw  leven 
met  dienstbetoon  —  wil  ik  twee  af- 
zonderlijke voorbeelden  noemen. 
Het  ene  van  een  lerares  en  de  vér- 
strekkende invloed  die  zij  heeft 
gehad  op  het  leven  van  haar  leerlin- 
gen, en  het  andere  van  een  zende- 
lingechtpaar door  wier  dienstbetoon 
het  licht  van  het  evangelie  gebracht 
is  aan  hen  die  in  geestelijke  duister- 
nis hadden  geleefd. 

Vele  jaren  geleden  was  er  een 
jonge  vrouw,  Baur  Dee  Sheffield,  die 


lesgaf  aan  de  jongevrouwen.  Ze  had 
zelf  geen  kinderen,  hoewel  haar  man 
en  zij  er  erg  naar  verlangden.  Zij  uit- 
te haar  liefde  door  haar  toewijding 
aan  haar  fijne  jongevrouwen,  die  zij 
elke  week  lesgaf  in  eeuwige  waarhe- 
den en  levenslessen.  Toen  kwam  er 
een  ziekte,  gevolgd  door  de  dood.  Ze 
was  nog  maar  27. 

Elk  jaar  ondernamen  haar  jonge- 
vrouwen een  pelgrimsreis  van  gebed 
naar  het  graf  van  hun  lerares,  waar 
ze  telkens  bloemen  neerlegden  en 
een  kaartje  met  de  tekst  'Voor  Baur 
Dee,  van  je  meisjes.'  Aanvankelijk 
gingen  er  tien  meisjes,  toen  vijf,  toen 
twee,  en  uiteindelijk  was  er  nog 
maar  één,  die  nog  steeds  op  Memo- 
rial  Day  naar  het  graf  gaat  en  er  een 
boeket  neerlegt  en  een  kaartje,  zoals 
altijd  met  de  tekst  'Voor  Baur  Dee, 
van  je  meisjes.' 

Eens,  bijna  25  jaar  na  de  dood 
van  Baur  Dee,  besefte  het  enige  van 
'haar  meisjes'  die  het  graf  nog  be- 
zocht, dat  ze  afwezig  zou  zijn  op  Me- 
morial  Day,  en  ze  besloot  het  graf 
van  haar  lerares  enkele  dagen  eerder 
te  bezoeken.  Dus  plukte  ze  bloemen, 
wikkelde  er  een  lint  om,  deed  er  een 
kaartje  bij,  en  deed  net  haar  jas  aan 
toen  de  deurbel  ging.  Ze  deed  open 
en  werd  begroet  door  een  van  haar 
huisbezoeksters,  Colleen  Fuller,  die 
zei  dat  het  haar  niet  gelukt  was  een 
afspraak  te  maken  met  haar  huisbe- 
zoekcollega, waardoor  ze  besloten 
had  om  maar  alleen  en  onaangekon- 
digd op  pad  te  gaan,  in  een  poging 
om  haar  huisbezoek  nog  voor  het 
eind  van  de  maand  af  te  maken. 
Toen  Colleen  werd  uitgenodigd  om 
binnen  te  komen,  zag  ze  de  jas  en  de 
bloemen  en  verontschuldigde  zich 
omdat  ze  blijkbaar  stoorde. 

'O,  geen  probleem',  was  het  ant- 
woord. 'Ik  ben  net  op  weg  naar  de 
begraafplaats  om  bloemen  te  leggen 
op  het  graf  van  de  vrouw  die  mij  les 
heeft  gegeven  in  de  jongevrouwen, 
want  ze  had  grote  invloed  op  mij  en 
de  andere  meisjes  die  ze  lesgaf.  Aan- 
vankelijk gingen  we  elk  jaar  met  zijn 
tienen  naar  het  graf  om  haar  onze 
liefde  en  dank  te  betuigen,  maar  nu 
vertegenwoordig  ik  de  groep.' 

Colleen  vroeg:  'Was  de  naam  van 
je  lerares  misschien  Baur  Dee?' 


'Ja',  was  het  antwoord.  'Hoe  weet 
je  dat?' 

Met  ontroering  in  haar  stem  zei 
Colleen:  'Baur  Dee  was  mijn  tante 
—  de  zuster  van  mijn  moeder.  Sinds 
haar  dood  heeft  mijn  familie  elke 
Memorial  Day  op  haar  graf  een  boe- 
ket  bloemen  gevonden,  en  een 
kaartje,  ondertekend  door  de  meis- 
jes van  Baur  Dee.  Ze  hebben  altijd 
willen  weten  wie  die  meisjes  waren, 
om  ze  te  bedanken  voor  hun  nage- 
dachtenis aan  Baur  Dee.  Nu  kan  ik 
het  ze  vertellen.' 

De  Amerikaanse  schrijver  Thorn- 
ton  Wilder  heeft  gezegd:  'Het  groot- 
ste eerbetoon  aan  de  doden  is  geen 
rouw,  maar  dankbaarheid.' 

Het  tweede  voorbeeld  van  een  le- 
ven dat  gevuld  is  met  dienstbetoon, 
waarmee  ik  zal  besluiten,  is  de  zen- 
dingsbelevenis van  Juliusz  en  Doro- 
thy  Fussek,  die  een  oproep  hadden 
ontvangen  om  een  zending  van  an- 
derhalf jaar  te  vervullen  in  Polen. 
Broeder  Fussek  was  in  Polen  gebo- 
ren. Hij  sprak  de  taal.  Hij  hield  van 
het  volk.  Zuster  Fussek  was  Engels 
en  wist  weinig  af  van  Polen  en  niets 
van  het  Poolse  volk. 

Maar  met  vertrouwen  in  de  Heer 
gingen  zij  op  pad  om  hun  taak  te 
vervullen.  De  woonomstandigheden 


JANUARI 
117 


2  0  0   2 


waren  primitief,  het  werk  was  een- 
zaam en  hun  taak  was  gigantisch.  Er 
was  toen  nog  geen  volledige  zen- 
dingsorganisatie  in  Polen.  De  op- 
dracht die  het  echtpaar  Fussek  had 
gekregen,  was  om  de  weg  voor  te  be- 
reiden zodat  er  een  permanente  zen- 
dingsorganisatie kon  komen,  dat  er 
andere  zendelingen  geroepen  kon- 
den worden,  mensen  onderricht 
konden  ontvangen,  gemeenten  ge- 
sticht konden  worden,  en  er  kerken 
gebouwd  konden  worden. 

Wanhoopten  broeder  en  zuster 
Fussek  wegens  de  enorme  omvang 
van  hun  taak?  Geen  moment.  Zij 
wisten  dat  hun  roeping  van  God 
kwam,  zij  baden  om  zijn  goddelijke 
hulp,  en  zij  wijdden  zich  met  heel 
hun  hart  aan  hun  werk.  Ze  bleven 
geen  anderhalf,  maar  vijf  jaar  in 


Polen.  Alle  doelen  werden  bereikt. 
Dat  gebeurde  tijdens  een  bijeen- 
komst waarbij  de  ouderlingen 
Russell  M.  Nelson,  Hans  B.  Ringger 
en  ik,  vergezeld  van  ouderling 
Fussek,  spraken  met  minister  Adam 
Wopatka  van  de  Poolse  regering,  en 
wij  hoorden  hem  zeggen:  'Uw  kerk  is 
hier  welkom.  U  mag  kerken  bouwen, 
u  mag  zendelingen  sturen.  U  bent 
welkom  in  Polen.  Deze  man,'  en  hij 
wees  op  Juliusz  Fussek,  'heeft  uw 
kerk  goed  gediend  met  zijn  vrouw.  U 
kunt  dankbaar  zijn  voor  hun  voor- 
beeld en  hun  werk.' 

Laten  wij,  net  als  de  Fusseks,  doen 
wat  we  moeten  doen  in  het  werk  van 
de  Heer.  Dan  kunnen  we,  samen  met 
Juliusz  en  Dorothy  Fussek,  de  psalm 
'Mijn  hulp  is  van  de  Here'  zingen.8 

Mijn  geliefde  zusters,  u  bent  echt 


'een  voorbeeld  voor  de  gelovigen'. 
Moge  onze  hemelse  Vader  ieder  van 
u  zegenen,  of  u  nu  gehuwd  bent  of 
er  alleen  voor  staat,  thuis,  in  uw  ge- 
zin, in  uw  leven  —  opdat  u  de  heer- 
lijke begroeting  van  de  Heiland  van 
de  wereld  mag  verdienen:  'Wèl  ge- 
daan, gij  goede  en  getrouwe  slaaf.9 
Ik  bid  dat,  met  deze  zegen,  in  de 
naam  van  Jezus  Christus.  Amen.  D 

NOTEN 

1.  1  Timoteüs  4:1-2. 

2.  1  Timoteüs  4:12. 

3.  LV  88:118. 

4.  Johannes  5:39. 

5.  LV  19:23. 

6.  RuthlTÓ. 

7.  Handelingen  9:36-42. 

8.  Psalmen  121:2. 

9.  Matteüs  25:21. 


Conferentiegangers  wandelen  door  de  poorten  die  naar  Temple  Square  leiden. 


L  I  A  H  O   N  A 

118 


Zij  hebben  ook 
tot  ons  gesproken 


Verslag  van  de  171ste  oktoberconferentie  van 
6-7  oktober  2001  voor  de  kinderen  van  de  kerk 


President  Gordon  B.  Hincldey:  Is  dit 
een  gevaarlijke  tijd?  Jazeker.  Maar  we 
hoeven  niet  bang  te  zijn.  We  kunnen 
thuis  en  in  ons  hart  gemoedsrust 
hebben.  We  kunnen  allemaal  een 
goede  invloed  in  de  wereld  zijn. 

President  Thomas  S.  Monson,  eerste 
raadgever  in  het  Eerste  Presidium:  mo- 
gen wij  van  deze  dag  af  aan  ons  hart 
met  liefde  vullen.  Mogen  wij  de 
tweede  mijl  gaan  om  allen  in  ons  le- 
ven toe  te  laten  die  eenzaam  of  ter- 
neergeslagen zijn,  of  die  op  de  een  of 
andere  manier  lijden. 

President  James  E.  Faust,  tweede 
raadgever  in  het  Eerste  Presidium:  De 
overweldigende  boodschap  van  de 
verzoening  is  de  volmaakte  liefde  die 
de  Heiland  heeft  voor  ieder  van  ons. 
Het  is  een  liefde  vol  erbarmen,  ge- 
duld, genade,  billijkheid,  lankmoe- 
digheid, en  vooral  vergeving. 

President  Boyd  K.  Packer,  waarne- 
mend president  van  het  Quorum  der 
Twaalf  Apostelen:  Ik  houd  van  dit 
Boek  van  Mormon:  een  getuige  van 


Jezus  Christus.  Bestudeer  het,  dan 
kunt  u  zowel  het  Oude  Testament  als 
het  Nieuwe  Testament  in  de  Bijbel 
begrijpen.  Ik  weet  dat  het  waar  is. 

Ouderling  Dallin  H.  Oaks  van  het 
Quorum  der  Twaalf  Apostelen:  De 
Heer  heeft  al  zijn  kinderen  lief.  Hij  wil 
dat  zij  allen  de  volheid  ontvangen  van 
zijn  waarheid,  en  de  overvloed  aan 
zijn  zegeningen.  Hij  weet  het  als  zij  er 
klaar  voor  zijn,  en  Hij  wil  dat  wij  luis- 
teren naar  zijn  aanwijzingen  om  ande- 
ren te  vertellen  over  het  evangelie. 

Ouderling  Joseph  B.  Wirthlin  van 
het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen: 
Het  enige  waar  u  zich  om  moet  be- 
kommeren is  dat  u  ernaar  streeft  zo 
goed  mogelijk  te  zijn.  En  hoe  doet  u 
dat?  Houdt  het  oog  gericht  op  de 
doelen  die  er  in  dit  leven  het  meest 
toe  doen  en  beweegt  u  stap  voor 
stap  in  de  richting  van  die  doelen. 

Ouderling  Richard  G.  Scott  van  het 
Quorum  der  Twaalf  Apostelen:  Om  op 
sommige  momenten  en  tijdens  over- 
denking blijvende  gemoedsrust  en 


veiligheid  te  ontvangen,  moet  u  zeker 
weten  dat  er  een  God  in  de  hemel  is 
die  van  u  houdt;  dat  Hij  alles  bestuurt 
en  u  zal  helpen.  Die  overtuiging  is  de 
kern  van  een  sterk  getuigenis. 

Ouderling  Jeffrey  R.  Holland  van  het 
Quorum  der  Twaalf  Apostelen:  Wij 
zouden  [tiende  en  gaven]  moeten  be- 
talen als  persoonlijke  manier  om  onze 
liefde  voor  een  milddadige  en  barm- 
hartige Vader  in  de  hemel  te  laten 
zien.  Door  zijn  genade  heeft  God  de 
hongerigen  brood  gegeven  en  de  ar- 
men kleding.  Op  verschillende  tijden 
horen  wij  daar  allemaal  bij. 

Ouderling  Henry  B.  Eyring  van  het 
Quorum  der  Twaalf  Apostelen:  Als 
u  de  Schriften  overpeinst  en  gaat 
doen  wat  u  [bij  uw  doop]  beloofd 
heeft,  kan  ik  u  beloven  dat  u  meer 
liefde  voor  God  gaat  voelen  en  meer 
van  zijn  liefde  voor  u. 

Ouderling  H.  Ross  Workman  van 
de  Zeventig:  God  heeft  zijn  kinderen 
gezegend  met  profeten  die  hen  on- 
derwijzen in  zijn  wegen  en  hen  voor- 
bereiden op  het  eeuwige  leven.  (...) 
Gehoorzaamheid  is  essentieel  voor 
de  verwezenlijking  van  de  zegenin- 
gen van  de  Heer,  zelfs  als  we  het 
doel  van  het  gebod  niet  begrijpen. 

Bisschop  H.  David  Burton,  Preside- 
rende bisschop:  Onder  onze  jongeren 
wordt  vulgaire  en  ruwe  taal  gemak- 
kelijk gebruikt  om  hun  gevoelens  tot 
uitdrukking  te  brengen.  Jonge  vrien- 
den, nu  is  het  tijd  om  pal  te  staan  en 
deze  woorden  uit  je  vocabulaire  te 
verwijderen.  (...)  Vraag  om  kracht 
van  je  hemelse  Vader.  D 


JANUARI 
119 


2   0   0  2 


Leringen  voor  onze  tijd  2002 


Leringen  voor  onze  tijd  vormt  het  les- 
materiaal op  de  vierde  zondag  van 
de  maand  voor  zowel  de  Melchizedekse 
priesterschap  als  de  ZHV  Hiervoor  kiest 
het  Eerste  Presidium  ieder  jaar  tien  on- 
derwerpen met  bronnenmateriaal  uit. 
Hier  volgen  de  onderwerpen  met  bron- 
nenmateriaal voor  het  jaar  2002.  Het 
ring-  of  districtspresidium  kiest  nog 
twee  onderwerpen. 

De  leerkracht  kiest  een  of  hoog- 
stens twee  bronnen  uit  die  het  beste 
passen  bij  de  behoeften  van  de  leden 
van  de  groep  of  het  quorum.  De 
leid(st)ers  en  leerkrachten  wordt  aan- 
geraden discussies  op  gang  te  brengen, 
niet  een  preek  of  een  presentatie  te 
geven.  Ze  moeten  manieren  bedenken 
om  de  leden  van  de  groep  of  het  quo- 
rum te  stimuleren  de  beginselen  die  in 
de  discussie  behandeld  worden,  in 
hun  leven  toe  te  passen.  Wenken  voor 
de  voorbereiding  en  het  leiden  van  de 
discussies  in  het  quorum  of  de  groep 
staan  in  Onderwijzen  —  geen  grotere 
roeping  en  Leidraad  onderwijs. 

1.  Jezus  van  Nazaret,  Heiland 
en  Koning 

Matt.  1:18-21;  Hand.  4:8-12; 
3  Ne.  11:7-17. 

'Bijzondere  getuigen  van  Christus', 
Liahona,  april  2001,  blz.  2  (facultatief 
hierbij  de  video  Bijzondere  getuigen  van 
Christus,  53584120). 

Russell  M.  Nelson,  'Jezus  de  Chris- 
tus: onze  Meester,  en  meer',  Liahona, 
april  2000,  blz.  4. 

'Jezus  Christus,  ons  vast  funda- 
ment', les  1  in  De  vrouw  in  de  kerk  B. 

2.  Zich  werkelijk  bekeren,  als  gezin 
en  als  individu 

Luc.  18:18-30;  Mos.  4:6-7;  5:2; 
Alma  5:14-35. 

Gordon  B.  Hinckley,  'Het  wonder 
van  geloof',  Liahona,  juli  2001,  blz.  82. 

L.  Tom  Perry,  'Discipelschap', 
Liahona,  januari  2001,  blz.  72. 

Dallin  H.  Oaks,  'Opdracht  tot  wor- 
ding', Liahona,  januari  2001,  blz.  40. 

'Naastenliefde',  hoofdstuk  30  in 
Evangeliebeginselen. 

3.  Ons  doopverbond  trouw  blijven 

Matt.  3:13-17;  2  Ne.  31:5-20; 
Mos.  18:7-10. 

James  E.  Faust,  'Wederom 
geboren',  Liahona,  juli  2001,  blz.  68. 


Robert  D.  Hales,  'Het  doopver- 
bond: in  het  koninkrijk  en  van  het  ko- 
ninkrijk zijn',  Liahona,  januari  2001, 
blz.  6. 

'De  doop:  een  blijvend  verbond', 
les  29  in  Priesterschapsplichten  en 
zegeningen  A. 

4.  Vreugde  en  vrede  als  gevolg  van 
de  verzoening 

Jes.  1:16-20;  2  Ne.  9:18-21; 
Alma  34:14-16;  38:8-9;  LV  18:10-13. 

Boyd  K.  Packer,  '  "De  hand  van  de 
Meester" ',  Liahona,  juli  2001,  blz.  25. 

Richard  G.  Scott,  'Het  pad  naar 


vrede  en  vreugde',  Liahona, 
januari  2001,  blz.  31. 

'Bekering',  hoofdstuk  19  in 
Evangeliebeginselen. 

5.  Een  getuigenis  van  de  waarheid 
van  evangeliebeginselen  verkrijgen 

Joh.  7:17;  Alma  5:44-46; 
32:27-28;  Ether  12:6;  Mro.  10:4-5; 
LV  6:20-23. 

James  E.  Faust,  'Een  groeiend 
getuigenis',  Liahona,  januari  2001, 
blz.  69. 

Joseph  B.  Wirthlin,  'Zuiver  getuige- 
nis', Liahona,  januari  2001,  blz.  27. 

'Een  getuigenis  van  het  evangelie 
van  Jezus  Christus',  les  26  in  Priester- 
schapsplichten  en  zegeningen  A. 


L  I  A  H   O  N 
120 


6.  Onze  kinderen  een  nalatenschap 
van  geloof  geven 

Spr.  22:6;  Matt.  5:13-16;  Titus 
2:1-8;  1  Ne.  1;1;LV  68:25-28. 

Gordon  B.  Hinckley,  'Advies  en  een 
gebed  van  een  profeet  voor  de  jonge- 
ren', Liakona,  april  2001,  blz.  30. 

David.  B.  Haight,  'Wees  een  sterke 
schakel',  Liahona,  januari  2001, 
blz.  23. 

'Het  gezin  kan  eeuwig  zijn',  hoofd- 
stuk 36  in  Evangeliebeginselen. 

7.  Het  gezin  tegen  het  kwade 
beschermen 

Jes.  52:11;  Joh.  15:1-4;  Jakob 
3:10-12;  LV  121:45. 

Thomas  S.  Monson,  'Pornografie 
—  een  dodelijke  bacillendrager', 
Liahona,  november  2001,  blz.  2. 

Neal  A.  Maxwell,  'Het  geruk  en 
getrek  van  de  wereld',  Liahona, 
januari  2001,  blz.  43. 

'Zedelijke  reinheid',  les  34  in 
Priesterschapsplichten  en  zegeningen  A. 

8.  Deelnemen  aan  zendingswerk, 
als  gezin  en  als  individu 

Mare.  16:15;  LV  18:15-16;  34:4-6; 
60:1-2;  123:12;  88:81. 

M.  Russell  Ballard,  'De  leden  zijn 
de  sleutel',  Liahona,  sep.  2000,  blz.  12. 

Jeffrey  R.  Holland,  '  "Gij  zijt  mijn 
getuigen"',  Liahona,  juli  2001,  blz.  15. 

'Zendingswerk',  hoofdstuk  33  in 
Evangeliebeginselen. 

9.  De  verloren  schapen  van  de  Heer 
zoeken  en  voeden 

Luc.  10:25-37;  Ef.  2:19;  Alma 
31:34-35;  LV  18:15-16. 

Thomas  S.  Monson,  'Uw  eeuwige 
vaart',  Liahona,  juli  2000,  blz.  56. 

Henry  B.  Eyring,  '  "Waakt  met 
Mij" ',  Liahona,  juli  2001,  blz.  44. 

'Begeleiden:  een  taak  van 
de  priesterschap',  les  10  in  Priester- 
schapsplichten  en  zegeningen  B. 

10.  De  zegeningen  van  de  tempel 

Ps.  23:3-5;  LV  109:12-23; 
110:6-10. 

Boyd  K.  Packer,  'De  heilige  tempel', 
De  Ster,  juni  1992,  blz.  14. 

Russell  M.  Nelson,  'Uw  voorberei- 
ding op  de  tempelzegens',  Liahona, 
juli  2001,  blz.  37. 

'Onze  tempel-  en  familiehistorische 
taken',  les  8  in  Priesterschapsplichten  en 
zegeningen  B.  D 


Bijeenkomsten  ter  verrijking  van  het 
persoonlijk  en  huiselijk  leven* 

Ter  voorbereiding  van  de  bijeenkomsten  ter  verrijking  van  het  persoonlijk  en 
huiselijk  leven  stelt  u  zorgvuldig  vast  wat  de  behoeften  van  de  zusters  zijn. 
Indien  van  toepassing  zorgt  u  ervoor  dat  als  onderdeel  van  die  bijeenkomst  les- 
sen gevolgd  kunnen  worden  waarin  de  zusters  vaardigheid  leren  op  het  gebied 
van  opvoeding  en  de  onderlinge  verstandhouding  in  het  gezin.  Leidraad  voor  het 
gezin  (31180  120)  en  Huwelijk  en  gezin:  leerkrachtenboek  (35865  120)  kunnen 
daarbij  als  bronmateriaal  dienen.  Zij  zijn  verkrijgbaar  bij  het  distributiecentrum. 


Presentaties 


Thema-ideeën  voor  memiklassen** 


Geestelijke  ontwikkeling 

(LV  88:63) 


Huishoudelijke  vaardigheden 

(Spreuken  31:27) 


Huwelijk  en  gezin 

(Maleachi  4:6;  Mosiah  4:15) 


Harmonieuze  relaties 

(Matteüs  5:38^14;  25:40) 


Zelfredzaamheid 

(LV  88:119) 


Hulpvaardigheid 

(Spreuken  31:20;  Mosiah  4:26) 


Fysieke  en  emotionele  gezondheid 

(Mosiah  4:27;  LV  10:4) 


Algemene  ontwikkeling  en  opleiding 

(LV88:118;  130:18-19) 


Alfabetisering 

(Daniël  1:17;  Mozes  6:5-6) 


Culturele  activiteiten 

(LV  25:12) 


Dienstdoen  in  de  tempel 
Bidden  en  schriftstudie 
Inachtneming  van  de  sabbat  (LV  59) 


'.■'.. 


Voedsel  telen,  bereiden  en  bewaren 
Ordelijkheid  en  netheid  thuis 
De  waarde  van  werken 


'Het  gezin:  een  proclamatie  aan  de 
wereld'  (De  Ster,  oktober  1998,  24) 
Gezinsavond,  gezinsgebed  en 
schriftstudie 
Vaardigheid  in  opvoeden 


Communicatie  en  het  oplossen  van 
conflictsituaties 
Bekering  en  vergiffenis 
Doeltreffend  leiderschap 


Voorraadvorming  en  noodsituaties 
Opleiding  en  middelenbeheer 
Gezondheid  en  hygiëne 


Familie  en  naasten  dienen 
Dienen  in  de  kerk 
Dienstbetoonproject  in  de 
gemeenschap 


Conditietraining  en  goede  voeding 
Stressmanagement  en  ontspanning 
Dankbaarheid  voelen  en  de  zegenin- 
gen van  de  Heer  zien 


Patriarchale  zegens 

Talenten  en  creativiteit  ontplooien 

Altijd  leren 


Evangeliekennis 

Geschiedenis  en  getuigenissen  op 

schrift 

Onderwijs  aan  kleine  kinderen  en 

kinderlectuur 


Het  belang  van  muziek  in  het  gezin 
Literatuur  en  de  schone  kunsten 
Begrip  voor  andere  culturen 


*De  'Richtlijnen  voor  de  bijeenkomst  ter  verrijking  van  het  persoonlijk  en  huiselijk  leven'  was  een  bijla 
ge  bij  een  brief  van  het  Eerste  Presidium,  gedateerd  20  september  1999. 

**  Bronmateriaal  voor  de  thema's  van  de  lessen  vindt  men  ook  in:  deel  A  en  B  van  De  vrouw  in  de  kerk 
(31113  120  en  31114  120)  en  het  lesboek  Evangeliebeginsekn  (31110  120). 


JANUARI      2002 
121 


Hulpbronnen  voor 
Aaronische  pries- 
terschap, lesboek  3 

Gebruiken  in  2002,  lessen  1-25 

De  volgende  hulpbronnen  kunnen 
als  aanvulling  op  de  lessen  1-25 
in  Aaronische  priesterschap,  lesboek  3 
gebruikt  worden.  Ze  dienen  niet  ter 
vervanging  van  die  lessen.  Gelieve  de 
lessen  te  geven  in  de  volgorde  waarin 
ze  in  het  boek  staan.  (K=De  Kinder- 
ster/De Kindervriend.)  NB:  het  lesboek 
bevat  geen  speciale  les  voor  Pasen.  Als  u 
eenpaasles  wilt  geven  (31  maart),  kunt 
u  conferentietoespraken  gebruiken,  als- 
mede artikelen  en  lofzangen  die  over  de 
verzoening  en  de  opstanding  en  het  leven 
en  de  zending  van  de  Heiland  gaan. 

Les  1 :  De  Godheid 

Gordon  B.  Hinckley,  'De  Vader,  de 
Zoon  en  de  Heilige  Geest',  De  Ster, 
mrt  1998,  blz.  2. 

James  E.  Faust,  'Dat  zij  U  kennen, 
de  enige  waarachtige  God,  en  Jezus 
Christus',  De  Ster,  feb  1999,  blz.  2. 


S.  Michael  Wilcox,  'Geen  andere 
goden  voor  mijn  aangezicht',  De  Ster, 
feb  1998,  blz.  26. 

Les  2:  Het  plan  van  zaligheid 

Joseph.  B.  Wirthlin,  'De  tijd  om 
ons  voor  te  bereiden',  De  Ster,  jul 
1998,  blz.  15. 

Henry  B.  Eyring,  'Het  gezin',  De 
Ster,  okt  1998,  blz.  12. 

John  B.  Dickson,  'De  weergaloze 
gaven',  De  Ster,  okt  1999,  blz.  18. 

'Ik  ben  een  kind  van  God',  lofzang 
195. 

Les  3:  Zonen  van  de  levende  God 

Boyd  K.  Packer,  'Gij  [rijt]  Gods 
tempel',  Liahona,  jan  2001,  blz.  85. 

Russell  M.  Nelson,  'Wij  zijn  kinde- 
ren van  God',  Liahona,  jan  1999, 
blz.  101. 

'Ik  weet  dat  mijn  Verlosser  leeft', 
lofzang  92. 

Les  4:  Ik  heb  de  mogelijkheid  en  de 
vrijheid  om  te  kiezen 

Joseph  B.  Wirthlin,  'Jij  moet  kie- 
zen', De  Ster,  nov  1998,  blz.  46. 

Richard  G.  Scott,  'Het  goede 
doen',  Liahona,  mrt  2001,  blz.  10. 

'Kies  toch  goed',  lofzang  162. 


Les  5:  'Hoe  zijt  gij  uit  de  hemel 
gevallen,  o  Lucifer!' 

James  E.  Faust,  'De  innerlijke  vij- 
and', Liahona,  jan  2001,  blz.  54. 

Richard  C.  Edgley,  'Satans  zak  vol 
snippen',  Liahona,  jan  2001,  blz.  52. 

Dennis  Largey,  'Afzien  van  heden- 
daagse afgoden',  De  Ster,  mrt  1998, 
blz.  16. 

Les  6:  De  val  van  Adam 

Russell  M.  Nelson,  'De  verzoe- 
ning', De  Ster,  jan  1997,  blz.  32. 

Dallin  H.  Oaks,  'Het  grote  plan 
van  gelukzaligheid',  De  Ster,  jan  1994, 
blz.  67. 

'Het  aards  conflict',  Liahona,  sep 
2001,  blz.  30. 

Les  7:  De  verzoening  overwint  dood 
en  hel 

Gordon  B.  Hinckley,  'Het  wonder- 
lijke en  ware  verhaal  van  Kerstmis', 
Liahona,  dec  2000,  blz.  2. 

D.  Todd  Christofferson,  'De  verlos- 
sing van  de  doden  en  het  getuigenis 
van  Jezus',  Liahona,  nov  2001,  blz.  10. 

Richard  D.  Draper,  'Christus'  rol 
van  Verlosser',  Liahona,  dec  2000, 
blz.  10. 


LIAHONA 
122 


Les  8:  De  opstanding  en  het  oordeel 

Gordon  B.  Hinckley, '  "Hij  is  hier 
niet,  maar  Hij  is  opgewekt" ',  Liahona, 
jul  1999,  blz.  82. 

Dallin  H.  Oaks,  'Opstanding', 
Liahona,  jul  2000,  blz.  16. 

'Om  de  wereld  te  overwinnen', 
Liahona,  sep  2000,  blz.  26. 

Les  9:  Gerechtigheid  en  genade 

Richard  G.  Scott,  'Het  pad  naar 
vrede  en  vreugde',  Liahona,  jan  2001, 
blz.  31. 

Jeffrey  R.  Holland,  'Kom  en  zie', 
De  Ster,  aug  1998,  blz.  44. 

Les  10:  Een  grote  verandering 

James  E.  Faust,  'Worden  wederge- 
boren', De  Ster,  jun  1998,  blz.  2. 

Dallin  H.  Oaks,  'Opdracht  tot 
wording',  Liahona  jan  2001,  blz.  40. 

Robert  L.  Millet,  'De  natuurlijke 
mens  afleggen',  Liahona,  aug  2000, 
blz.  6. 

'U  wil  ik  volgen,  Heer',  lofzang 
153. 

Les  1 1 :  Geloof  dat  het  eeuwige 
leven  mogelijk  maakt 

James  E.  Faust,  'Het  schild  des 
geloofs',  Liahona,  jul  2000,  blz.  20. 

Jeffrey  R.  Holland,  'Als  duiven  op 
ons  raamkozijn',  Liahona,  jul  2000, 
blz.  90. 

Taylor  Hartley,  'De  beproeving  van 
mijn  geloof',  De  Ster,  okt  1999, 
blz.  40. 

'Trouw  aan  't  geloof',  lofzang  170. 

Les  12:  Bekering 

Boyd  K.  Packer,  'Gereinigd', 
De  Ster,  mei  1997,  blz.  8. 

Henry  B.  Eyring,  'Stel  niet  uit', 
Liahona,  jan  2000,  blz.  38. 

'Gemoedsrust  vinden',  Liahona,  jun 
2000,  blz.  32. 

'O,  komt  tot  Jezus',  lofzang  85. 

Les  13:  Vergeving  ontvangen  zoals 
ook  wij  vergeven 

Gordon  B.  Hinckley,  'Het  is  van  u 
vereist  alle  mensen  te  vergeven',  De 
Ster,  nov  1991,  blz.  2. 

Henry  B.  Eyring,  'Opdat  wij  één 
mogen  zijn',  De  Ster,  jul  1998,  blz.  74. 

Yessika  Delfin  Salinas, '  "Bid  voor 
uw  vijanden'",  Liahona,  sep  2000, 
blz.  8. 

Aurora  Rojas  de  Alvarez,  'Door 
vergevensgezindheid  zijn  we  één  ge- 
worden', De  Ster,  okt  1999,  blz.  44. 

Roderick  J.  Linton,  'Een  hart  vol 
vergeving',  De  Ster,  jun  1998,  blz.  28. 


Les  14:  Het  avondmaal 

Robert  D.  Hales,  'Tot  gedachtenis 
van  Jezus',  De  Ster,  jan  1998,  blz.  25. 

'Het  offer  van  de  Heiland  waarde- 
ren', Liahona,  jun  2001,  blz.  26. 

'Hoe  kan  ik  weten  of  ik  van  het 
avondmaal  mag  nemen?',  De  Ster,  apr 

1999,  blz.  22. 

Les  15:  Tot  het  einde  toe  volharden 

Neal  A.  Maxwell,  'Lijden  goed  ver- 
dragen', De  Ster,  apr  1999,  blz.  10. 

Robert  D.  Hales,  'Zie,  wij  prijzen 
hen  zalig  die  volhard  hebben',  De  Ster, 
jul  1998,  blz.  83. 

Les  16:  Jezus  Christus,  het  Leven  en 
het  Licht  van  de  wereld 

Russell  M.  Nelson,  'Jezus  de  Chris- 
tus: onze  Meester,  en  meer',  Liahona, 
apr  2000,  blz.  4. 

Sharon  G.  Larsen,  'Jullie  licht  in  de 
wildernis',  De  Ster,  jul  1999,  blz.  106. 

'De  Heer  is  mijn  Licht',  lofzang  57. 

Les  17:  De  Heilige  Geest 

Boyd  K.  Packer,  'Tongen  als  van 
vuur  die  zich  verdeelden',  Liahona,  jul 

2000,  blz.  7. 

Sheri  L.  Dew,  'We  zijn  niet  alleen', 
Liahona,  jan  1999,  blz.  112. 

'Neem  de  Heil'ge  Geest  tot  gids', 
lofzang  203. 

Les  18:  Gebed 

Henry  B.  Eyring,  '"In  mijn  hart  ge- 
grift'", Liahona,  jan  2001,  blz.  99. 

Julieta  Arevyan  de  Alvarez,  'Dank- 
baarheid op  een  regenachtige  dag', 
Liahona,  mei  2000,  blz.  26. 

'Dacht  gij  aan  't  gebed?',  lofzang 
96. 

Les  19:  Vasten 

Thomas  S.  Monson,  'Bouwen  aan 
uw  eeuwig  thuis',  De  Ster,  okt  1999, 
blz.  2. 

B.  Wirthlin,  'De  wet  van  vasten', 
Liahona,  jul  2001,  blz.  88. 

Brigada  Acosta  de  Pérez,  'Geze- 
gend door  het  vasten',  De  Ster,  okt 
1999,  blz.  46. 

Diane  K.  Cahoon,  'Het  wonder 
van  zuster  Stratton',  De  Ster,  mei 
1999,  K6. 

Les  20:  Tiende  betalen  —  een 
geestelijke  test 

James  E.  Faust,  'De  vensters  van 
de  hemel  openen',  De  Ster,  jan  1999, 
blz.  67. 


Theodorus  G.  Baalman,  'De  belof- 
te van  de  Heer  toetsen',  De  Ster,  dec 
1998,  blz.  26. 

'Daar  gij  mij  veel  gegeven  hebt', 
lofzang  151. 

Les  2 1 :  De  taken  van  het  quorum 

M.  Russell  Ballard,  'Houden  we 
het  bij?',  De  Ster,  jan  1999,  blz.  6. 

D.  Todd  Christofferson,  'Het  pries- 
terschapsquorum', De  Ster,  jan  1999, 
blz.  47. 

'Gij  ouderlingen  Israëls',  lofzang 

201.  ' 

Les  22:  De  plichten  van  een  priester 

Thomas  S.  Monson,  'De  priester- 
schap —  machtig  leger  van  de  Heer', 
De  Ster,  jul  1999,  blz.  56. 

Dallin  H.  Oaks,  'De  Aaronische 
priesterschap  en  het  avondmaal',  De 
Ster,  jan  1999,  blz.  43. 

Les  23:  De  voorbereiding  op  het 
Melchizedeks  priesterschap 

Thomas  S.  Monson,  'Vandaag 
bepaalt  morgen',  De  Ster,  jan  1999, 
blz.  55. 

Joseph  B.  Wirthlin,  'In  het  priester- 
schap groeien',  Liahona,  jan  2000, 
blz.  45. 

Jeffrey  R.  Holland, '"Heiligt  u"', 
Liahona,  jan  2001,  blz.  46. 

Les  24:  Volg  de  profeet 

Gordon  B.  Hinckley,  'Advies  en 
een  gebed  van  een  profeet  voor  de 
jongeren',  Liahona,  apr  2001,  blz.  30. 

Clyde  J.  Williams,  'De  profeet 
volgen:  een  visie  uit  het  Boek  van 
Mormon',  Liahona,  jun,  2000,  blz.  18. 

'Komt,  hoort  naar  eens  profeten 
stem',  lofzang  2 1 . 

Les  25:  Elke  jongeman  behoort  een 
zending  te  vervullen 

Thomas  S.  Monson,  'Wie  God 
eert,  eert  God  ook',  De  Ster,  jan  1996, 
blz.  42. 

Lance  B.  Wickman,  'Jouw  toe- 
komst', Liahona,  nov  2000,  blz.  22. 

'Uitgekozen  Hem  altijd  te  dienen', 
De  Ster,  aug  1999,  blz.  26. 

Janet  Peterson,  'Nog  steeds  op  de 
fiets',  De  Ster,  apr  1999,  blz.  26. 

'Komt,  alle  zonen  Gods',  lofzang 

202.  D 


JANUARI       2002 
123 


Hulpbronnen  voor 
Jongevrouv/en, 
lesboek  3 

Gebruiken  in  2002,  lessen  1-25 

De  volgende  hulpbronnen  kunnen 
als  aanvulling  op  de  lessen  1—25 
gebruikt  worden.  Ze  dienen  niet  ter 
vervanging  van  die  lessen.  Gelieve  de 
lessen  te  geven  in  de  volgorde  waarin 
ze  in  het  boek  staan.  NB:  het  lesboek 
bevat  geen  speciale  les  voor  Pasen.  Als  u 
een  speciale  paasles  wilt  geven  (31 
maart) ,  kunt  u  conferentietoespraken  ge- 
bruiken, alsmede  artikelen  en  lofzangen 
die  over  de  verzoening  en  de  opstanding 
en  het  leven  en  de  zending  van  de  Hei- 
land gaan 

Les  1 :  Volg  de  profeet 

Gordon  B.  Gordon  B.  Hinckley, 
'De  Vader,  de  Zoon  en  de  Heilige 
Geest',  De  Ster,  mrt  1998,  blz.  2. 

James  E.  Faust,  'Dat  zij  U  kennen, 
de  enige  waarachtige  God,  en  Jezus 
Christus',  De  Ster,  feb  1999,  blz.  2. 


S.  Michael  Wilcox,  'Geen  andere 
goden  voor  mijn  aangezicht',  De  Ster, 
feb  1998,  blz.  26. 

Les  2:  De  Heiland  leren  kennen 

Russell  M.  Nelson,  'Jezus  de  Chris- 
tus: onze  Meester,  en  meer',  Liahona, 
apr  2000,  blz.  4. 

Jeffrey  R.  Holland,  'Kom  en  zie',  De 
Ster,  aug  1998,  blz.  44. 

Sheri  L.  Dew,  'Onze  enige  kans', 
De  Ster,  jul  1999,  blz.  77. 

'O,  komt  tot  Jezus',  lofzang  85. 

Les  3:  Het  evangelie  in  je  dagelijks 
leven 

Jeffrey  R.  Holland,  '"Geeft  dan  uw 
vrijmoedigheid  niet  prijs'",  Liahona, 
jun  2000,  blz.  34. 

Laury  Livsey,  'Welkom  op  Rizal 
High',  De  Ster,  mei  1998,  blz.  10. 

Linda  Van  Orden,  'De  Heer  op  de 
eerste  plaats  zetten',  De  Ster,  nov 

1998,  blz.  42. 

Les  4:  De  voorbereiding  op  je  rol  als 
eeuwige  partner 

Gordon  B.  Hinckley,  'Wandelen  in 
het  licht  van  de  Heer',  De  Ster,  jan 

1999,  blz.  115. 


Richard  G.  Scott,  'Het  grote  plan 
van  gelukzaligheid',  De  Ster,  jan  1996, 
blz.  67. 

'Het  celestiale  huwelijk',  De  Ster, 
okt  1998,  blz.  25. 

Les  5:  Thuis  een  geestelijke  sfeer 
scheppen 

M.  Russell  Ballard,  'Als  een  onuit- 
blusbare  vlam',  De  Ster,  jul  1999, 
blz.  101. 

'Hoe  kan  ik  mijn  thuis  gelukkiger 
en  geestelijker  maken?',  De  Ster,  aug 
1998,  blz.  26. 

'Als  een  hemel  op  aarde',  lofzang 
195. 

Les  6:  De  onderwijstaak  van  de 
vrouw 

Gordon  B.  Hinckley,  'Uw  grootste 
opgave:  moeder',  Liahona,  jan  2001, 
blz.  113. 

Boyd  K.  Packer,  'Leer  de  kinderen', 
Liahona,  mei  2000,  blz.  14. 

Ronald  L.  Knighton,  'De  beste 
leerkrachten  van  onze  kinderen  wor- 
den', Liahona,  jun  2001,  blz.  36. 

'Help  mij  bij  het  onderwijzen', 
lofzang  181. 


LIAHONA 
724 


Les  7:  Ons  doel  in  dit  leven 

Thomas  S.  Monson,  'Je  celestiale 
reis',  De  Ster,  jul  1999,  bk  114. 

Russell  M.  Nelson,  'Wij  zijn 
kinderen  van  God',  Liahona,  jan  1999, 
blz.  101. 

'Ik  ga  daar  waarheen  Gij  mij  zendt', 
lofzang  179. 

Les  8:  Eeuwige  gezinnen 

Henry  B.  Eyring,  'Het  gezin',  De 
Ster,  okt  1998,  blz.  12. 

Alfonso  Castro  Vazquez,  '"Ik  wil 
een  eeuwig  gezin'",  Liahona,  aug  2000, 
blz.  26. 

'Ons  gezin  kan  eeuwig  zijn',  lofzang 
204- 

Les  9:  De  eenheid  in  het  gezin 
bevorderen 

Thomas  S.  Monson,  'Bouwen  aan 
uw  eeuwig  thuis',  De  Ster,  okt  1999, 
blz.  2. 

Henry  B.  Eyring,  'Opdat  wij  één 
mogen  zijn',  De  Ster,  jul  1998,  blz.  74. 

Robert  E.  Wells,  'Eenheid  in  het  sa- 
mengestelde gezin',  De  Ster,  jun  1999, 
blz.  28. 

Tammy  Munro,  'Samen  lezen  met 
Ben',  Liahona,  mei  2000,  blz.  10. 

'Als  er  liefde  heerst',  lofzang  192. 

Les  10:  Meewerken  aan  gezellige 
gezinsactiviteiten 

Eerste  Presidium,  'Brief  van  het 
Eerste  Presidium',  De  Ster,  dec  1999, 
blz.  1. 

Paul  ].  Rands,  'De  gezinsavond 
hoeft  niet  volmaakt  te  zijn',  De  Ster, 
aug  1999,  blz.  44. 

D.  Ray  Thomas,  'Acht  tips  voor 
een  sterker  gezin',  De  Ster,  dec  1999, 
blz.  30. 

Les  11:  Familiebanden 

Robert  D.  Hales,  'Het  gezin  ster- 
ken: onze  heilige  taak',  De  Ster,  jul 
1999,  blz.  37. 

Dennis  B.  Neuenschwander,  'Brug- 
gen en  eeuwige  kostbaarheden',  De 
Ster,  jul  1999,  blz.  98. 

Les  12:  De  zegeningen  van  het 
priesterschap 

Boyd  K.  Packer,  'Wat  iedere  ouder- 
ling —  en  ook  iedere  zuster  —  moet 
weten',  De  Ster,  nov  1994,  blz.  14. 

Ray  H.  Wood, '  "Gemaakt  zoals  de 
Zoon  van  God'",  De  Ster,  jul  1999, 
blz.  48. 

Kerstin  en  Birgitta  Strandberg, 
'"Leonard  is  verdronken"',  De  Ster, 
nov  1999,  blz.  10. 


Fuco  Rey,  'Het  priesterschap  in  mijn 
handen',  De  Ster,  sep  1998,  blz.  32. 

Les  13:  De  priesterschap  kan  het 
gezin  tot  zegen  zijn 

Russell  M.  Nelson,  'Herders,  lam- 
meren en  huisonderwijzers',  De  Ster, 
apr  1999,  blz.  42. 

D.  Lee  Tobler,  'Het  priesterschap 
thuis',  De  Ster,  jul  1999,  blz.  51. 

Les  14:  Een  prachtige  erfenis 

Jeffrey  R.  Holland,  'Als  duiven  op 
ons  raamkozijn',  Liahona,  jul  2000, 
blz.  90. 

Stephen  B.  Oveson,  'Ons  erfgoed', 
Liahona,  jan  2000,  blz.  34. 

'Een  engel  van  de  Heer',  lofzang  11. 

Les  15:  De  zegeningen  van  het  huis 
van  Israël 

James  E.  Faust,  '"Doorgrond  mij,  O 
God,  en  ken  mijn  hart' ",  De  Ster,  jul 
1998,  blz.  19. 

Russell  M.  Nelson,  'De  kinderen 
van  het  verbond',  De  Ster,  jul  1995, 
blz.  29. 

Marvin  K.  Gardner,  '"Eén  uit  een 
stad  en  twee  uit  een  geslacht":  het  be- 
gin van  de  kerk  in  Tsjernigov  (Oekraï- 
ne)', De  Ster,  apr  1999,  blz.  36. 

Les  16:  De  begiftiging 

Boyd  K.  Packer,  'De  heilige 
tempel',  De  Ster,  jun  1992,  blz.  14. 

Julia  Hardel,  'De  tempelreis', 
De  Ster,  feb  1997,  blz.  8. 

Kuteka  Kamulete,  'Vanuit  Zaïre 
naar  het  huis  van  de  Heer',  De  Ster, 
aug  1997,  blz.  8. 

Les  17:  Voorbereiding  op  de  tempel 

James  E.  Faust,  'De  eeuwigheid  ligt 
voor  ons',  De  Ster,  jul  1997,  blz.  18. 

Barbara  Jean  Jones,  'Tieners  in  de 
steigers',  Liahona,  nov  2000,  blz.  8. 

Tamara  Leatham  Bailey,  'Een 
tempelbezoeker',  De  Ster,  mei  1999, 
blz.  46. 

'Uw  gewijde  huis',  lofzang  166. 

Les  18:  Het  tempelhuwelijk 

Richard  G.  Scott,  'De  zegeningen 
van  de  tempel  ontvangen',  Liahona, 
jul  1999,  blz.  29. 

'Een  bestendige  liefde  voeden', 
Liahona,  mei  2000,  blz.  25. 

'Het  celestiale  huwelijk',  De  Ster, 
okt  1998,  blz.  25. 

Les  19:  Ons  erfgoed 

David  B.  Haight,  'Wees  een  sterke 
schakel',  Liahona,  jan  2001,  blz.  23. 


Richard  G.  Scott, '  "Hindernissen 
voor  geluk  verwijderen" ',  De  Ster, 
jul  1998,  blz.  95. 

Donald  L.  Hallstrom,  'Cultiveer 
goede  tradities',  Liahona,  jan  2001, 
blz.  34. 

Les  20:  De  taken  van  een  zendeling 

L.  Tom  Perry,  'Neem  de  uitdaging 
aan',  De  Ster,  sep  1999,  blz,  44. 

Roger  Terry,  'Nog  één',  Liahona, 
mrt  2000,  blz.  46. 

Laury  Livsey,  'Ik  zal  heengaan  en 
doen',  De  Ster,  feb  1998,  blz.  8. 

Les  21:  Anderen  over  het  evangelie 
vertellen 

M.  Russell  Ballard,  'De  leden  zijn 
de  sleutel',  Liahona,  sep  2000,  blz.  12. 

Mary  Ellen  Smoot,  'Wij  zijn  midde- 
len in  Gods  hand',  Liahona,  jan  2001, 
blz.  104- 

Shane  Wise  en  Chris tie  Giles,  'Kijk 
om  je  heen',  Liahona,  mrt  2000,  blz.  8. 

Les  22:  Een  eeuwige  perspectief 

Jeffrey  R.  Holland,  '  "Hogepriester 
van  goede  dingen  die  zullen  komen"', 
Liahona,  jan  2000,  blz.  42. 

Jay  E.  Jensen,  'Houd  het  eeuwig 
perspectief  voor  ogen',  Liahona,  jul 

2000,  blz.  32. 

'Komt,  heil'gen,  komt',  lofzang  15. 

Les  23:  Tegenslag  te  boven  komen 

Neal  A.  Maxwell,  'Het  geruk  en 
getrek  van  de  wereld',  Liahona,  jan 

2001,  blz.  43. 

L.  Aldin  Porter,  '"Doch  wij  sloegen 
geen  acht  op  hen",  De  Ster,  apr  1999, 
blz.  30. 

Les  24:  Onze  keuzevrijheid 

Joseph  B.  Wirthlin,  'Jij  moet 
kiezen',  De  Ster,  nov  1998,  blz.  46. 

Richard  G.  Scott,  'Het  goede 
doen',  Liahona,  mrt  2001,  blz.  10. 

Sharon  G.  Larsen,  'Keuzevrijheid: 
een  zegen  en  een  last',  Liahona,  jan 
2000,  blz.  12. 

'Kies  toch  goed',  lofzang  162. 

Les  25:  Gehoorzaamheid 

James  E.  Faust,  'Gehoorzaamheid: 
het  pad  naar  de  vrijheid',  Liahona, 
jul  1999,  blz.  53. 

Robert  D.  Hales,  'Het  doopver- 
bond:  in  het  koninkrijk  en  van  het 
koninkrijk  zijn',  Liahona,  jan  2001, 
blz.  6. 

Denalee  Chapman,  'De  drie  vra- 
gen', Liahona,  nov  2000,  blz.  46.  □ 


JANUARI       2002 
125 


Algemene  presidiums  van  de  hulporganisaties 

ZONDAGSSCHOOL 


KERKNIEUWS 


Ouderling  John  H.  Groberg 
Eerste  raadgever      . 


Ouderling  Cecil  0.  Samuelson  jr. 
■    President  - 

JONGEMANNEN 


Ouderling  Richard  J.  Maynes 
Tweede  raadgever 


Ouderling  Glenn  L  Pace 

Eerste  i 


Ouderling  F.  Meivin  Hammond 
President 


Ouderling  Spencer  J.  Condie 
Tweede  raadgever 


ZUSTERSHULPVERENIGING 


Zuster  Virginia  U.  Jensen 
Eerste  raadgeefster 


Zuster  Mary  Ellen  W.  Smoot 
President 

JONGEVROUWEN 


Zuster  Sheril.  Dew 
Tweede  raadgeefster 


Zuster  Carol  B,  Thomas 
Eerste  raadgeefster 


Zuster  Margaret  0.  Nadauld 
President 

JEUGDWERK 


Zuster  Shgron  G.  Larsen 

Tweede  raadgeefster 


Zuster  SydneyS.  Reynolds 
Eerste  raadgeefster 


Zuster  Coleen  K.  Menfove 
President 


Zuster  Gayle  M.  Clegg 
Tweede  raadgeefster 


President  James  E.  Faust  draagt 
de  namen  van  kerkfunctionarissen 
ter  steunverlening  voor  tijdens  de 
zaterdagmiddagbijeenkomst  van 
de  conferentie. 

Mutaties 
zeventigen, 
jongemannen, 
zondagsschool 

Mutaties  in  het  Presidium  der 
Zeventig  die  eerder,  in  juni 
2001,  waren  aangekondigd,  werden 
tijdens  de  zaterdagmiddagbijeen- 
komst van  de  conferentie  door  de 
kerkleden  gesteund.  Verder  werden 
er  negen  leden  van  de  Zeventig  ont- 
heven, 24  gebiedszeventigen  onthe- 
ven, drie  nieuwe  gebiedszeventigen 
geroepen,  en  werden  de  algemene 
presidiums  van  de  zondagsschool  en 
de  jongemannen  gereorganiseerd. 

De  ouderlingen  Charles  Didier  en 
Cecil  O.  Samuelson  jr.  werden  ge- 
steund als  nieuwe  lid  van  het  Presi- 
dium der  Zeventig.  Zij  vervangen 
de  ouderlingen  L.  Aldin  Porter  en 
Marlin  K.  Jensen.  Ouderling  Porter 
werd  ontheven,  waarop  hem  het 
emeritaat  werd  verleend,  en  ouder- 
ling Jensen  was  in  augustus  2001  al 
geroepen  als  lid  van  het  presidium 
van  het  gebied  Europa-Midden. 

Ouderling  Samuelson  werd  ge- 
steund als  de  nieuwe  algemeen 
zondagsschoolpresident,   met  de 


L  I  A  H   O 
126 


N  A 


ouderlingen  John  H.  Groberg  en 
Richard  J.  Maynes  als  raadgevers. 
Ouderling  Jensen  werd  ontheven  als 
algemeen  zondagsschoolpresident, 
met  zijn  raadgevers,  de  ouderlingen 
Neil  L.  Andersen  en  John  H.  Groberg. 
Ouderling  E  Meivin  Hammond 
van  de  Zeventig  werd  gesteund  als  de 
nieuwe  algemeen  jongemannenpresi- 
dent,  met  de  ouderlingen  Glenn  L. 
Pace  en  Spencer  J.  Condie  als  raadge- 
vers. Ouderling  Robert  K.  Dellen- 
bach,  die  werkzaam  was  als  algemeen 
jongemannenpresident,  was  in  augus- 
tus al  geroepen  als  lid  van  het  presidi- 
um van  het  gebied  Oceanië.  Tijdens 


de  conferentie  werd  hij  ontheven, 
alsmede  zijn  raadgevers,  de  ouderlin- 
gen Hammond  en  John  M.  Madsen. 

Samen  met  ouderling  Porter  wer- 
den de  ouderlingen  John  K.  Carmack, 
Vaughn  J.  Featherstone,  L.  Lionel 
Kendrick  en  Rex  D.  Pinegar  onthe- 
ven als  lid  van  het  Eerste  Quorum 
der  Zeventig,  en  hun  werd  het  eme- 
ritaat verleend. 

Ook  werden  vier  leden  van  het 
Tweede  Quorum  der  Zeventig  ont- 
heven als  algemeen  autoriteit: 
de  ouderlingen  Richard  E.  Cook, 
Wayne  M.  Hancock,  Richard  B. 
Wirthlin  en  Ray  H.  Wood.  D 


Op  14  september  2001  spreekt  president  Gordon  B.  Hinckley  tijdens  de 
herdenkingsdienst  in  de  Tabernakel. 

Kerk  geeft  troost  en  humanitaire  hulp 
na  terroristische  aanslagen 


De  kerkleiders  brachten  na  de 
terroristische  aanslagen  van  11 
september  2001  in  New  York,  Wash- 
ington, D.C.  en  Pennsylvania  bood- 
schappen van  vrede  en  troost.  Voor 
zover  bekend  zijn  er  vijf  heiligen  der 
laatste  dagen  omgekomen  bij  de 
aanslagen. 

Carolyn  Meyer-Beug  (48),  lid  van 
de  wijk  Santa  Monica  2  in  de  ring 
Los  Angeles- Santa  Monica  (Califor- 
nië),  en  haar  moeder,  Mary  Alice 
Wahlstrom  (75),  lid  van  de  wijk 
Kaysville  17  in  de  ring  Kaysville-Oost 


(Utah) ,  bevonden  zich  aan  boord  van 
het  eerste  vliegtuig  dat  zich  in  het 
World  Trade  Center  in  New  York 
boorde.  De  twee  vrouwen  hadden  de 
tweelingdochters  van  zuster  Beug 
naar  de  universiteit  gebracht  en  wa- 
ren op  weg  naar  huis. 

Ivhan  Luis  Carpio  Bautista  (24), 
lid  van  de  gemeente  Richmond  Hill 
3  in  het  district  Richmond  Hill  (New 
York) ,  werkte  in  een  restaurant  op  de 
107e  verdieping  van  toren  één  van 
het  World  Trade  Center  toen  de  aan- 
slagen werden  gepleegd.  Hij  was  van 


plan  geweest  1 1  september  vrij  te  ne- 
men vanwege  zijn  verjaardag,  maar 
stemde  erin  toe  om  in  te  vallen  voor 
een  collega. 

Brady  Howell  (26),  lid  van  de 
wijk  Crystal  City  in  de  ring  Mount 
Vernon  (Virginia),  en  Rhonda  Ras- 
mussen (44),  lid  van  de  wijk  Lake 
Ridge  2  in  de  ring  Mount  Vernon 
(Virginia),  kwamen  om  bij  de  aan- 
slag op  het  Pentagon  in  Washington, 
D.C.  Broeder  Howell  was  als  burger- 
werknemer werkzaam  voor  de  Ame- 
rikaanse marine.  Zuster  Rasmussen 
was  werkzaam  als  begrotingsanaliste 
voor  het  Amerikaanse  leger.  Haar 
man,  met  wie  zij  26  jaar  getrouwd 
was,  werkte  ook  in  het  gebouw,  maar 
die  bleef  ongedeerd. 

Kort  nadat  zij  van  de  aanslagen  ge- 
hoord hadden,  gaven  de  leden  van 
het  Eerste  Presidium  een  verklaring 
uit  waarin  zij  'groot  medeleven'  be- 
tuigden aan  van  wie  'dierbaren, 
vrienden  en  kennissen  zijn  omgeko- 
men of  gewond  zijn  geraakt  bij  de  zin- 
loze gewelddaden  van  vandaag.  Wij 
bidden  voor  de  onschuldige  slacht- 
offers van  deze  kwaadaardige  aansla- 
gen. Wij  vragen  onze  hemelse  Vader 
om  president  [George  W]  Bush  [van 
de  Verenigde  Staten]  en  zijn  advi- 
seurs te  leiden  in  hun  reactie  op  deze 
verschrikkelijke  gebeurtenissen. 

'Wij  voegen  onze  gebeden  bij  die 
van  anderen  dat  de  gemoedsrust  en 
liefde  van  de  Heiland  ons  allen  zal 
leiden  in  deze  moeilijke  tijd.' 

Op  de  avond  van  11  september 
sprak  president  Gordon  B.  Hinckley 
tijdens  een  eerder  gepland  concert 
van  het  Mormoons  Tabernakelkoor, 
dat  was  veranderd  in  een  herden- 
kingsdienst. 'Hoe  duister  deze  tijd 
ook  is,'  zei  de  president  van  de  kerk, 
'door  de  zware  bewolking  van  angst 
en  woede  heen  schijnt  de  heilige, 
heerlijke  beeltenis  van  de  Zoon  van 
God.  In  deze  omstandigheden  zien 
wij  op  naar  Hem.' 

President  Hinckley  bracht  ver- 
scheidene boodschappen  van  geloof 
en  troost,  zowel  toen  hij  te  gast  was 
bij  het  programma  Larry  King  Live, 
als  tijdens  een  herdenkingsdienst  die 
op  14  september  in  de  Tabernakel 
werd  gehouden,  een  dag  die  door 
president  Bush  als  nationale  dag  van 


JANUARI 
127 


2  0  0  2 


gebed  en  herdenking  was  uitgeroe- 
pen. 'We  kunnen  de  doden  niet  te- 
rughalen', zei  president  Hinckley, 
maar  we  kunnen  wel  'onze  hemelse 
Vader  aanroepen  om  hen  die  veel 
geleden  hebben  troost  en  verlichting 
te  brengen.'  Hij  sprak  ook  de  hoop 
uit  dat  onze  hemelse  Vader  de  dag 
naderbij  zou  brengen  waarop  de 
mensen  hun  zwaarden  zouden  om- 
smeden tot  ploegscharen  en  'de  oor- 
log niet  meer  leren'  (zie  Jesaja  2:4). 
Aan  de  herdenkingsdienst  namen 
ook  leden  van  het  Eerste  Presidium 
en  het  Quorum  der  Twaalf  Aposte- 
len deel,  alsmede  andere  algemene 
autoriteiten  en  het  Tabernakelkoor. 
De  dienst  werd  uitgezonden  naar 
kerken  in  de  Verenigde  Staten. 

Op  20  september  kwam  president 
Hinckley  op  uitnodiging  van  de  pre- 
sident van  de  Verenigde  Staten  met 
26  andere  godsdienstige  leiders  met 
president  Bush  bijeen  in  het  Witte 
Huis.  'Ik  heb  me  nog  nooit  zo  sterk 
gevoeld',  zei  president  Bush,  'en  die 
kracht  komt  van  God.'  Hij  vroeg  of 
de  mensen  wilden  bidden  om  de  vei- 
ligheid van  het  volk,  en  om  hem  te 
zegenen  met  wijsheid,  kracht  en  een 
helder  verstand. 

Toen  president  Bush  om  een  reac- 
tie van  de  aanwezigen  vroeg,  zei  pre- 
sident Hinckley:  'Ik  wil  u  alleen 
maar  zeggen,  meneer  de  president, 
dat  wij  achter  u  staan.  Wij  bidden 
voor  u.  Wij  houden  van  dit  "volk 
onder  God".' 

Op  verzoek  van  het  Eerste  Presi- 
dium hielden  alle  units  van  de  kerk 
in  de  Verenigde  Staten  op  zondag 
16  september  een  herdenkings- 
avondmaalsdienst. Over  de  hele  we- 
reld reikten  kerkleden  hen  die 
dierbaren  hadden  verloren  in  liefde 
en  dienstbetoon  de  hand.  Veel  leden 
boden  onderdak  aan  mensen  die  in 
New  York  en  op  luchthavens  ge- 
strand waren. 

Schenkingen  van  de  kerk  aan  het 
Amerikaanse  Rode  Kruis  werden 
grotendeels  gebruikt  voor  het  zoeken 
naar  slachtoffers  en  voor  reddings- 
werk, alsmede  voor  noodrantsoenen 
en  onderdak,  en  andere  benodigdhe- 
den. De  afdeling  Salt  Lake  City  van 
het  Rode  Kruis  gebruikte  een  deel 
van  het  geld  om  gestrande  reizigers 


in  Salt  Lake  City  van  voedsel  en  on- 
derdak te  voorzien.  Er  werd  ook 
hulp  verleend  aan  de  familie  van 
slachtoffers  in  New  York. 

Op  9  oktober  gaf  het  Eerste  Presi- 
dium toestemming  voor  de  dis- 
tributie van  dekens,  hygiënesets, 
medische  hulpgoederen  en  sets  voor 
pasgeboren  baby's  onder  Afghaanse 
vluchtelingen.  D 

Evangelieverbreiding 
via  nieuwe  website 

De  kerk  heeft  een  nieuw  hulp- 
middel om  het  evangelie  te  ver- 
breiden. Op  een  officiële  website 
van  de  kerk,  www.mormon.org,  kan 
men  in  volkomen  anonimiteit  meer 
te  weten  komen  over  het  evangelie. 

De  site  werd  op  5  oktober  2001 
tijdens  de  algemene  conferentie 
door  ouderling  Dallin  H.  Oaks  van 
het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 
aangekondigd.  'Dit  nieuwe  initiatief 
heeft  een  potentieel  dat  net  zo  be- 
langrijk is  als  het  uitgeven  van  ge- 
drukte brochures  in  de  negentiende 
eeuw  en  ons  gebruik  van  radio,  tv 
en  film  in  de  twintigste  eeuw',  zei 
ouderling  Oaks  tijdens  de  conferen- 
tie. '(...)  Leden  van  de  kerk  zal  het 
helpen  met  het  beantwoorden  van 
vragen  van  vrienden,  zowel  rechtst- 
reeks als  door  verwijzing  naar  de 
site.' 

Binnen  drie  dagen  na  de  aankon- 
diging van  mormon.org  werden  er 
93.433  bezoeken  van  de  site  geregis- 
treerd, waarvan  er 
151  resulteerden  in 
een  aanvraag  van  een 
boek-van-mormon  en 
36  in  een  aanvraag 
van  een  bezoek  door 
zendelingen.  De  be- 
zoekers waren  afkom- 
stig uit  Afrika;  Azië; 
Australië;  de  Stille 
Zuidzee;  het  Cari- 
bisch  gebied;  Europa; 
het  Midden-Oosten; 
en  Noord-,  Zuid-  en 
Midden- Amerika . 

Op  mormon.org 
vindt  men  een  combi- 
natie van  geluids-, 


beeld-  en  tekstelementen  waarmee 
de  fundamentele  beginselen  van  de 
kerk  in  eenvoudige,  makkelijk  te  be- 
grijpen termen  worden  uitgelegd.  De 
inhoud  is  verdeeld  over  vier  hoofd- 
categorieën: de  kerk,  het  gezin,  de 
aard  van  God,  en  het  doel  van  het 
leven. 

Links  in  elke  categorie  leiden 
naar  fundamentele  informatie  over 
het  onderwerp;  nadere  links  leiden 
naar  aanverwante  onderwerpen,  au- 
dio-  of  videoclips  van  kerkvideo's  of 
toespraken  door  leden  van  het  Eer- 
ste Presidium  of  het  Quorum  der 
Twaalf  Apostelen.  Wie  meer  wil  we- 
ten, kan  een  gesprek  met  zendelin- 
gen aanvragen,  of  kerklectuur  of 
-video's  bestellen,  of  kan  met  een 
zoekmachine  kijken  welke  wijk  of 
gemeente  het  dichtst  bij  hen  is  (mo- 
menteel alleen  voor  de  Verenigde 
Staten  en  Canada). 

Andere  informatie  op  mormon.org 
omvat  onder  meer  antwoorden  op 
veel  gestelde  vragen  inzake  sociale 
kwesties,  theologie  en  kerkbeleid,  in- 
formatie over  ouderschap,  gezinsrela- 
ties en  communicatie;  alsmede  een 
zoekmachine  en  een  verklarende 
woordenlijst  voor  een  beter  begrip 
van  evangelietermen. 

Kerkleden  kunnen  de  site  gebrui- 
ken om  vrienden  de  webpagina's  te 
sturen,  of  gratis  digitale  wenskaarten 
met  evangelieverwante  thema's. 

Mormon.org  is  momenteel  alleen 
in  het  Engels,  maar  de  kerkleiders 
zeggen  dat  de  site  uiteindelijk  in  veel 
talen  beschikbaar  zal  zijn.  □ 


■  ■■  :•  i  .*'■■■••  • 
JESUSCHR13T 


..,-■'     /  w&s, 


We 


come 


ThiiSHia 

«mpai*  ira*rtetsilfc>.kSKfatmCH 

ö»a*  Bw  ttwtfi  tf  Sant  OsriK  ü  Lat&&y  Siids. 

.     Wiw 

ityrotoyiwjrfoBtetöoiiftwa.   ";.-. 

e  Chtirci 

itaSoi  1o  süpSaiï  owteSaft  «bent 

^xvSp4?S0fGpdt    andtbs 

lj€.    We  also  «woungs  ymi  to  vviw 

quently  askêd  questions  - 

Op  de  homepage  van  www.mormon.org  worden 
bezoekers  verscheidene  opties  geboden  om  ant- 
woorden te  vinden  op  vragen  over  de  kerk. 


A  H  O  N  A 
128 


Robert  T.  Barrett,  De  doop  van  Christus 

'Toen  kwam  Jezus  uit  Galilea  naar  de  Jordaan  tot  Johannes,  om  Zich  door  hem  te  laten  dopen.  Maar  deze 

trachtte  Hem  daarvan  terug  te  houden  en  zeide:  Ik  heb  nodig  door  U  gedoopt  te  worden  en  komt  Gij  tot  mij? 

Jezus  echter  antwoordde  en  zeide  tot  hem:  Laat  Mij  thans  geworden,  want  aldus  betaamt  het  ons  alle 

gerechtigheid  te  vervullen.  Toen  liet  hij  Hem  geworden'  (Matteüs  3:13-15). 


'Onze  deugd  zal  ons 

veiligheid  verschaffen. 

Onze  rechtschapenheid  zal 

ons  kracht  verschaffen. 

God  heeft  duidelijk  gesteld 

dat  Hij  ons  niet  zal 

verlaten  als  wij  Hem 

niet  verlaten.' 


—  President  Gordon  B.  Hinckley, 
Zondagmiddag, 
7  oktober  2001 


i  ir 


HOP 


^         *. 


KW* 

MfSf 


zoo 

:c\j 
:<m 
:cm 
=o 


VERSLAG  VAN  DE  171STE 

ALGEMENE  OKTOBERCONFERENTIE 

6-7  OKTOBER  2001